26 419 Toerisme en recreatie

Nr. 96 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2022

Met deze brief geef ik invulling aan het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat om een aanvullende hoofdlijnenbrief over toerisme met daarin in ieder geval een update over Perspectief 2030 en de uitwerking van de HollandCity strategie en de historische zeilvaart (bruine vloot). In deze brief geef ik aan hoe ik samen met alle betrokkenen verder wil werken aan het gastvrijheidsbeleid. Ik ga achtereenvolgens in op de context, beleidsdoelen en rollen in het gastvrijheidsdossier en de samenwerking in de sector met name gericht op de uitvoering van de sectorvisie, Perspectief 2030.1 Vervolgens informeer ik u over de actuele ontwikkeling t.a.v. een drietal specifieke sectoren:

  • De reissector en de geplande evaluatie van de Pakketreizenrichtlijn;

  • De historische zeilvaart (Bruine Vloot);

  • De kermissector, mede naar aanleiding van de motie van de leden Amhaouch en Van Haga waarin het kabinet wordt opgeroepen te verkennen wat nodig is om de kermistraditie en -cultuur te behouden.2

Tot slot maak ik van de gelegenheid gebruik om u te infomeren over de uitvoering van een tweetal moties over de bekendheid van regionale attracties, namelijk de motie Amhaouch/Von Martels3 en de motie Von Martels/Schonis4.

Context

De gastvrijheidssector is een belangrijke sector van de Nederlandse economie. Tussen 2015 en 2020 groeide het belang van deze sector gestaag en namen de toeristische en recreatieve bestedingen met bijna een kwart toe. Pre-corona (in 2019) was de omzet van de sector 90,8 miljard (4,4% BNP) met 811.000 banen in Nederland. De omzet van de sector groeide in de periode 2015–2019 met 23,5% en de werkgelegenheid met 13%.

Daarnaast levert de gastvrijheidssector ook een belangrijke sociaal maatschappelijke bijdrage aan onze samenleving. De sector draagt bij aan het welzijn van Nederlanders en onze buitenlandse gasten, biedt ontspanning en een invulling van de vrije tijd. Ook levert de sector een bijdrage aan het in stand houden en versterken van het voorzieningenniveau van dorpen en steden in Nederland.

Aan het einde van het vorige decennium liep de groei van het aantal bezoekers tegen grenzen aan en werd de keerzijde van deze groei zichtbaar. Met de komst van meer bezoekers nam ook de druk op de leefomgeving op bepaalde plekken toe. Deze negatieve gevolgen hebben geleid tot een verschuiving in het gastvrijheidsbeleid, waarbij de focus niet langer ligt op enkel groei van de sector, maar op een meer duurzame sector, met meer spreiding over het land, waarbij lasten en lusten beter in balans zijn.

De COVID-19 pandemie heeft de hele sector hard getroffen. De overheid heeft ondernemers ondersteund met steunpakketten, maar bovenal hebben ondernemers en werknemers in de sector de afgelopen twee jaar een ongekende veerkracht getoond. Op het moment dat we afscheid konden nemen van de beperkende maatregelen ontstond voor delen van de sector opnieuw onzekerheid door de oorlog in de Oekraïne.

Het is moeilijk te voorspellen hoe de toeristische markt er komende tijd precies uit zal zien en hoe de bezoeker zich zal gedragen. Covid-19 is nog steeds onder ons. Ook de gestelde klimaatdoelen hebben effect op de gastvrijheidssector en vakantie- en reisgedrag: ook deze sector zal moeten veranderen. Door de Oekraïne oorlog kan de reisbereidheid naar Europa vanuit andere continenten afnemen. Kortom: veel onzekerheden. Wat wel duidelijk is, is dat de behoefte aan ontspanning, reizen, zakelijke bijeenkomsten en vakantie ook in de toekomst groot zal blijven, wellicht in een andere vorm, minder ver weg en/of minder frequent. Ondernemers zullen dus flexibel moeten blijven en permanent moeten nadenken over mogelijke aanpassingen van hun bedrijfs-en verdienmodel.

Tegen deze achtergrond heeft het kabinet het belang van de sector in het coalitieakkoord bevestigd en onderkend door aan te geven dat toerisme een volwaardige plek in het economisch beleid krijgt, waarbij ingezet wordt op spreiding. De overheid heeft hier de afgelopen jaren tijdens de coronaperiode al zichtbaar invulling aan willen geven middels de financiële steun en de intensieve samenwerking met de sector. Ook is de Taskforce Gastvrijheidssector in het leven geroepen, waarin voor het eerst ondernemers, overheid en kennisinstellingen samenwerking zoeken op de thema’s die relevant zijn voor de sector op de middellange termijn.

Samen met deze partners wil ik de gastvrijheidseconomie duurzaam verder ontwikkelen, op een manier waarbij zoveel mogelijk regio’s kunnen profiteren van de maatschappelijke en economische kansen en waarbij de draagkracht van regio’s en gebieden niet wordt overschreden.

Beleidsdoel en rolverdeling

De afgelopen jaren is de focus van het gastvrijheidsbeleid veranderd. Met de groei van het aantal bezoekers kwam de nadruk van het beleid meer te liggen op kwaliteit in plaats van kwantiteit. Met de sectorvisie Perspectief 2030 is in 2019 de focus verschoven van het aantrekken van meer bezoekers en promotie van bekende bestemmingen naar ontwikkeling en beheer van regionale bestemmingen. Deze visie is nog steeds actueel, ook al is deze opgesteld voor de coronacrisis.

Het doel van het gastvrijheidsbeleid is een duurzame toeristische ontwikkeling. Het begrip «duurzaam» wordt hier in de brede betekenis gebruikt. Het gaat om de economische, maatschappelijke en ecologische ontwikkeling van toerisme, bijvoorbeeld een gezond verdienmodel voor ondernemers, de effecten op het erfgoed en de toeristisch-recreatieve druk op bestemmingen in relatie tot de draagkracht van de leefomgeving.

Digitalisering, de klimaat- en duurzaamheidsopgave en de uitdagingen op gebied van human capital zijn ook voor de toerisme sector belangrijke ontwikkelingen. Deze zijn geadresseerd in de sectorvisie Perspectief 2030. De urgentie van deze transities is alleen maar duidelijker geworden.

Sinds het kabinet Rutte I (2010–2012) is de verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk economisch beleid bij de regio komen te liggen en daarmee zijn provincies en gemeenten een belangrijke speler in de ontwikkeling van deze sector geworden. Dit past ook goed bij het schaalniveau van recreatieve en toeristische activiteiten. Iedere regio heeft een eigen identiteit en toeristische kracht, en eigen uitdagingen en ontwikkelopgaven. De bedoeling is om deze tot zijn recht te laten komen binnen het gezamenlijk kader van Perspectief 2030.

In dit krachtenveld voel ik mij als Minister van EZK verantwoordelijk voor het stimuleren en faciliteren van de samenwerking in de sector om de gastvrijheidseconomie duurzaam verder te ontwikkelen. Hierbij zet ik in op het spreiden van bezoekers door middel van het promoten van minder bekende plekken in ons land, het ondersteunen van provincies en regio’s bij bestemmingsontwikkeling en -management en het vergroten van de kennisbasis van de sector. Daarnaast wil ik in het verlengde van het generieke EZK-beleid duurzaam ondernemerschap bevorderen, waarbij ook voor deze sector de transities op het gebied van duurzaamheid en digitalisering belangrijk zijn.

Hieronder licht ik toe hoe ik met alle partners en in het bijzonder met het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) aan deze beleidsdoelen wil werken. Ook ga ik in op de specifieke beleidsinstrumenten die we daarvoor kunnen inzetten, zoals de subsidie aan NBTC, de samenwerking in de Taskforce Gastvrijheidssector en de samenwerking in internationaal verband. Ik ga het komend jaar onderzoeken of de instrumenten en de manier waarop we die inzetten doelmatig en doeltreffend zijn of dat daar nog verbetering in mogelijk is.

Samenwerking in de sector en uitvoering van Perspectief 2030

Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen

Bij de uitvoering van het toerismebeleid is een belangrijke rol weggelegd voor het NBTC. De destinatiemanagement-organisatie van Nederland werkt met alle spelers in de sector samen en wordt voor een groot deel gesubsidieerd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Voor de periode 2020–2023 ligt de focus van NBTC op vier kernactiviteiten:

  • Kennis en data: Het generen van relevante en actuele data en inzichten, waaronder de Landelijke Data Alliantie;

  • Beleid- en merkontwikkeling: Het creëren van een krachtig profiel van de bestemming Nederland, waaronder de doorontwikkeling van Perspectief 2030;

  • Bestemmingsmanagement: Het faciliteren van regio’s en steden om zich optimaal te ontwikkelen: waaronder het (door) ontwikkelen van de Holland City verhaallijnen en het faciliteren van de Landelijke Actieagenda Perspectief 2030;

  • Marketingcommunicatie: Het aantrekken van waardevolle bezoekers: waaronder campagnes gericht op het aantrekken van zakelijke bezoekers en het spreiden van bezoekers.

Tijdens COVID-19 gingen veel Nederlanders op vakantie in eigen land. Om dit te blijven stimuleren is ook in 2022 de binnenlandse markt onderdeel van het werkterrein van het NBTC. Zo wordt er nieuw vrijetijdsonderzoek uitgevoerd en worden vakanties van Nederlanders in eigen land gestimuleerd. Voor de buitenlandse markten geldt dat afgelopen jaren en begin 2022 reizen sterk beperkt was. De consumentenmarketing is als eerste weer opgepakt in onze belangrijkste markten (de bezoekers uit onze buurlanden) en uitgebreid zodra de COVID-19 situatie in markten waarop NBTC zich focust het toelaat.

Perspectief 2030

Perspectief 2030 is de lange termijn visie die gaat over de duurzame ontwikkeling van Nederland als toeristische bestemming. Voor de concretisering en implementatie van deze visie is met de sector een Actieagenda opgesteld5. Hierbinnen is specifiek aandacht voor bestemmingsmanagement (verdere ontwikkeling van toeristisch-recreatief aanbod op basis van analyse, samenwerking en een gezamenlijke visie). Daarnaast werkt NBTC aan de regionale doorvertaling van de visie als ondersteuning voor de beleidsontwikkeling door regionale en lokale overheden.

Het gedachtengoed van Perspectief 2030 heeft ook effect op welke type bezoekers de communicatie en marketing van NBTC zich richt. NBTC richt zich op doelgroepen die economisch, sociaal-cultureel en ecologisch passen binnen de draagkracht en de identiteit van een gebied.

Om ervoor te zorgen dat Nederland ook in 2030 een aantrekkelijke bestemming is, is het belangrijk dat de lusten en lasten in balans zijn, toeristen gespreid worden in ruimte en tijd en de sector zich richt op duurzaamheid. Bij zakelijk bezoek ligt de nadruk op meetings en congressen die kennisclusters kunnen versterken en bijdragen aan het innovatiebeleid.

Binnen Perspectief 2030 is duurzaamheid één van de vijf thema’s. Om ervoor te zorgen dat de gastvrijheidssector bijdraagt aan de klimaatdoelstellingen heeft NBTC ervoor gekozen om verduurzaming van de sector hoge prioriteit te geven binnen haar activiteiten.

Belangrijk is dat de sectorvisie Perspectief 2030 breed is onderschreven. De gastvrijheidssector is divers met veel verschillende branches en raakt aan de beleidsterreinen van meerdere departementen en andere overheden. Het gedeelde ontwikkelingsperspectief geeft alle partijen richting zodat beleid goed op elkaar afgestemd kan worden.

HollandCity strategie: van Promotie en marketing naar bestemmingsmanagement

Sinds 2016 is het spreiden van toeristen een belangrijke doelstelling binnen het toeristisch beleid. Om dit te bereiken heeft NBTC met de HollandCity strategie hier destijds een eerste invulling aan gegeven.

Deze HollandCity strategie richt zich op spreiding van bezoek op basis van thematische samenwerkingen door middel van de zogenaamde verhaallijnen door Nederland en het organiseren van themajaren. Aanvankelijk was deze samenwerking gericht op het aantrekken van bezoek door middel van marketingactiviteiten. De afgelopen jaren is er een verschuiving naar het versterken van het aanbod. Inmiddels neemt na vijf jaar de investeringsbereidheid om bij te dragen aan deze verhaallijnen af bij provincies en steden waardoor een aantal van de landelijke samenwerkingsverbanden is beëindigd. Aangezien meerjarige samenwerking rondom aansprekend thema’s nog steeds een relevant instrument is voor de spreiding van bezoek wil NBTC met provincies, steden en regio’s kijken naar de mogelijkheden voor nieuwe samenwerkingen rondom thema’s en bestaande verhaallijnen.

Kennisbasis en data

Het versterken van de kennisbasis van de sector is onderdeel van de opdracht bij de subsidie die EZK aan NBTC geeft. Om hier invulling aan te geven faciliteert NBTC de Landelijke Data Alliantie waarin wordt samengewerkt aan statistische onderzoeken en het ontwikkelen van methoden voor onderzoek.

Door de sterke focus op promotie in de afgelopen decennia heeft de nadruk vooral gelegen op de statistische informatie over de vraag naar toerisme, dat wil zeggen aantallen bezoekers, hun kenmerken, gedragingen en bestedingen. Met het nieuwe perspectief op toerisme ontstaat er ook een nieuwe behoefte aan informatie, bijvoorbeeld over aanbod en de te verwachten bezoekersstromen. Gemeenten en provincies hebben behoefte aan lokale en regionale data. Om ervoor te zorgen dat initiatieven voor data-onderzoeken elkaar aanvullen en versterken, wil ik met alle partners binnen de Landelijke Data Alliantie een gezamenlijk kader, een «landelijke datastrategie» vormgeven.

Taskforce Gastvrijheidssector

De in 2020 opgerichte Taskforce Gastvrijheidssector is een «triple helix» samenwerkingsverband: bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid. Voor het eerst in deze sector werken de branches, destinatiemanagement-organisaties, NBTC, overheden en kennisinstellingen in een duurzaam netwerk samen aan de ontwikkeling van de sector en concretisering van Perspectief 2030. Hierbij gaat speciale aandacht uit naar verduurzaming, human capital en bestemmingsmanagement. EZK ondersteunt de Taskforce in haar werkzaamheden.

Als bijlage 1 bij deze brief treft u de publieksversie aan van de actieagenda van Perspectief 20306. Hierin worden per pijler van Perspectief 2030 de acties benoemd en wordt aangegeven welke partijen samenwerken.

Belangrijke voorwaarde voor een succesvolle samenwerking is dat organisaties werken vanuit een gezamenlijk belang en dus over de eigen domeinen heen kijken ten behoeve van een toekomstbestendig gastvrijheidssector. De brancheorganisaties hebben recent aangegeven dat zij aanvullende concrete voorstellen willen doen voor een inhoudelijke versterking van de agenda gericht op het thema ondernemerschap. Dit is een welkome aanvulling.

Onderzoek regelingen gastvrijheidsdomein

In mijn hoofdlijnenbrief7 heb ik mijn plannen voor het versterken van duurzaam ondernemerschap toegelicht. De gastvrijheidssector is bij uitstek een MKB-sector en de programma’s en instrumenten op het gebied van digitalisering, duurzaamheid, financiering en regeldruk voor het MKB zijn ook op de ondernemers van deze sector gericht.

In het verlengde van het generieke beleid heeft EZK met de Taskforce Gastvrijheid in het najaar van 2021 de opdracht gegeven voor een onderzoek naar subsidieregelingen voor ondernemers in het gastvrijheidsdomein die verduurzaming, innovatie en digitalisering stimuleren. Aanleiding voor dit onderzoek is de motie van het lid Von Martels8 waarin werd gevraagd samen met de Taskforce te onderzoeken hoe ondernemers beter gebruik kunnen maken van regelingen. Het onderzoek geeft een overzicht van regelingen die worden aangeboden vanuit Europese regelingen, vanuit de rijksoverheid (RVO) en op regionaal, provinciaal en gemeenteniveau. Verder wordt een beeld gegeven van het daadwerkelijke gebruik van de regelingen en wordt er ingegaan op de aansluiting van de regelingen op de vragen en behoeften van ondernemers. Als bijlage 2 bij deze brief treft u dit onderzoek aan9. De onderzoekers doen een aantal aanbevelingen die zich richten tot het Rijk, regio’s en de sector zelf. Daarom heb ik de Taskforce gevraagd om zich te verdiepen in de bevindingen en aanbevelingen en om met concrete acties voor de invulling van de aanbevelingen te komen.

Internationale samenwerking

Ook internationaal staat toerisme hoog op de agenda. Covid-19 heeft dit versterkt en heeft het belang maar ook de kwetsbaarheid van deze sector in internationale context zichtbaar gemaakt. In dat kader heeft de Europese Raad de afgelopen tijd gesproken over zowel crisismaatregelen op de korte termijn, als over het langetermijnperspectief van toerisme in Europa.

Afgelopen februari heeft de Europese Commissie in het kader van de «industriestrategie» voor het toeristisch ecosysteem het eerste transitiepad gepresenteerd.10 Het transitiepad bevat een aantal concrete acties en voorstellen die bijdragen aan een veerkrachtiger, duurzamer en innovatiever toeristisch-ecosysteem. Het is tot stand gekomen door middel van een uitgebreid consultatieproces waar ook verschillende stakeholders uit Nederland actief aan hebben bijgedragen.

De integrale agenda op EU-niveau sluit goed aan op de Nederlandse aanpak en prioriteiten. Ik zie het transitiepad daarom als een inspiratiebron voor Nederland en wil graag met alle stakeholders kijken hoe we acties hieruit kunnen toepassen in de Nederlandse context. Perspectief 2030 en de Taskforce Gastvrijheidssector bieden hier goede mogelijkheden voor.

Daarnaast is Nederland actief betrokken bij de gesprekken over toerisme binnen de G20. Vorig jaar heeft Nederland tijdens het Italiaans voorzitterschap de G20 Rome-richtlijnen voor een veerkrachtig, inclusief en duurzaam herstel onderschreven.11 Het Indonesisch voorzitterschap heeft Nederland dit jaar uitgenodigd voor de Ministeriële Conferentie op 26 september en zet tijdens de bijeenkomst «mensgericht herstel» centraal. Indonesië wil hiermee het belang van lokale gemeenschappen en MKB-bedrijven voor het herstel van de toeristische sector benadrukken. Nederland ondersteunt dit belang en zal ook het expliciet het belang van duurzame toerisme-ontwikkeling benadrukken.

Specifieke sectoren

Aanbieders van pakketreizen

De grote daling in het aantal boekingen en reizen in de afgelopen twee jaar heeft uiteraard gevolgen gehad voor de financiële positie van reisorganisaties en voor de reisgarantiefondsen. De financiële impact was vooral groot bij de aanbieders van pakketreizen, aangezien zij verplicht waren om reizigers terug te betalen, terwijl zij zelf ook al inkoopkosten hadden gemaakt. Om de sector te ondersteunen heeft EZK naast het generieke steunpakket twee specifieke maatregelen getroffen, te weten:

  • 1. De leningsfaciliteiten voor de reisgarantiefondsen

    In 2020 heeft het Kabinet leningsfaciliteiten opgericht waardoor de reisgarantiefondsen indien nodig bij de Staat geld konden lenen, ten behoeve van de compensatie van consumenten bij faillissementen van leden.12 Deze leningsfaciliteiten liepen op 31 december jl. af. Het grootste fonds, Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR), heeft aangegeven op de korte termijn geen behoefte meer te hebben aan de leningsfaciliteit. SGR staat er financieel goed voor, al blijft de reissector kampen met onzekerheden. De kleinere fondsen, GGTO en VZR Garant, hebben samen € 2,5 miljoen opgenomen uit de leningsfaciliteiten en daarmee voor de voorzienbare periode ook voldoende middelen in kas om eventuele faillissementen te dekken.

  • 2. De voucherkredietfaciliteit

    Samen met SGR is in het voorjaar van 2021 een kredietfaciliteit opgezet, zodat reisondernemers krediet konden krijgen om reissommen van pakketreizen aan de consument terug te betalen.13 Ondernemers konden tot het einde van 2021 een lening aangaan. EZK heeft hiervoor € 400 miljoen in leningen beschikbaar gesteld, waarvan € 189 miljoen is opgenomen door reisondernemers. Ondernemers hebben 6 jaar de tijd om deze leningen terug te betalen.

Toekomst van de Pakketreizenrichtlijn

De Europese Commissie zal in het vierde kwartaal van 2022 met een voorstel komen voor een herziening van de Pakketreizenrichtlijn (2015/2302). Belangrijkste aanleiding daarvoor is dat tijdens de coronapandemie is gebleken dat het huidige kader niet is toegesneden op een crisissituatie zoals COVID-19, met name waar het de 14 dagen restitutietermijn betreft.

Vanaf half maart 2020 hebben reisorganisaties op grote schaal pakketreizen geannuleerd vanwege de ingestelde reisbeperkingen. Reisorganisaties dreigden acuut in de problemen te komen door de wettelijke eis om bij annulering van een pakketreis of gekoppeld reisarrangement binnen 14 dagen de consument de reissom terug te betalen. Om die reden hebben verschillende reisgarantiefondsen voucherregelingen ontwikkeld, waardoor vouchers beschermd waren tegen faillissementen. Na uiterlijk 12 maanden moesten de vouchers worden uitbetaald aan de consument. Consumenten hebben daardoor tijdens de pandemie lang moeten wachten op de teruggave van hun reissom.

Partijen uit de reisbranche hebben aangegeven dat zij graag een eerlijker verdeling zien in de verdeling van de lasten over de keten bij crises. Reisorganisatoren hadden tijdens de pandemie te maken met de terugbetalingsverplichting aan consumenten bij annuleringen, maar waren tegelijkertijd afhankelijk van terugbetalingen door leveranciers (luchtvaartmaatschappijen en hotels).

De Europese Commissie heeft in augustus 2021 in een routekaart reeds enkele denkrichtingen neergelegd voor een herziening van de Pakketreizenrichtlijn. Het zou daarbij o.a. kunnen gaan om regels waaraan (vrijwillige) vouchers moeten voldoen of om andere regels over terugbetalingen in tijden van crisis. Ook denkt de Commissie aan een speciaal nationaal of EU-fonds waaruit terugbetalingen kunnen worden betaald zonder dat de reisaanbieder failliet hoeft te zijn (vergelijk de voucherkredietfaciliteit). Het maximeren van aanbetalingen door consumenten is een andere optie om mogelijke problemen tijdens toekomstige crises te verkleinen. Ook afspraken over betalingen tussen partijen in de keten (bijv. van luchtvaartmaatschappij naar pakketreisaanbieder) zouden onderdeel kunnen zijn van een herziening.

Het kabinet is het met de Europese Commissie eens dat de huidige regelgeving rondom pakketreizen niet is toegesneden op crises zoals COVID-19. Tijdens de crisis bleef het wettelijke recht op terugbetaling binnen veertien dagen onaangetast, maar in de praktijk was de druk op consumenten om vouchers te accepteren groot. Het verduidelijken van de status van vouchers bij buitengewone omstandigheden kan in de toekomst meer duidelijkheid scheppen. Daarnaast heeft digitalisering steeds meer invloed op hoe consumenten een reis boeken. Consumenten doen dit steeds vaker online en er zijn meer mogelijkheden om zelf een (pakket)reis samen te stellen. In het kader hiervan is het onder meer van belang om de status van tussenpersonen te verduidelijken. Zowel vanuit de reissector als vanuit consumentenorganisaties is aandacht gevraagd voor de onduidelijkheid die in de praktijk bestaat rondom de gekoppelde reisarrangementen. Tot slot is het van belang dat een herziening van de Pakketreizenrichtlijn de juiste balans zoekt tussen consumentenrechten en het belang van de toerisme-industrie. Naar aanleiding van de motie van de leden Moorlag en Aartsen14 is het onderzoek naar manieren om de financieringsstructuur van de reissector minder kwetsbaar te maken inmiddels gestart. Dit onderzoek zal door het kabinet mede worden gebruikt in de standpuntbepaling bij de herziening van de Pakketreizenrichtlijn.

Historische zeilvaart (Bruine vloot)

Vanwege het belang dat het kabinet hecht aan de continuïteit van de sector van de historische zeilvaart (de zogenaamde bruine vloot) is in augustus 2020 aanvullende steun toegezegd vanwege de coronapandemie. Als invulling van die steun is de «Tijdelijke subsidieregeling continuïteit bruine vloot» ontwikkeld. Deze regeling was bedoeld om eigenaren van traditionele zeilschepen (50 jaar en ouder), aanvullend op het generieke steun- en herstelpakket, te ondersteunen in het onderhoud en herstel van deze schepen en het levend houden van een belangrijk deel van onze geschiedenis als onderdeel van onze cultuur. Alle aanvragen van de subsidieregeling zijn inmiddels afgehandeld en € 7,2 miljoen is toegekend aan 224 ondernemers.

Met deze aanvullende steun naast het generieke steunpakket zijn deze ondernemers tijdens de coronacrisis ruim gecompenseerd en hadden ze de mogelijkheid om hun vaste lasten zoals bijvoorbeeld liggelden en groot onderhoud te betalen. Nu ondernemers van de bruine vloot weer de mogelijkheid hebben om passagiers te vervoeren kan de blik weer op de toekomst worden gericht.

In opdracht van de gemeente Harlingen in samenwerking met vier Zuiderzeegemeenten heeft BMC een onderzoek gedaan naar de financieringsmogelijkheden voor een investeringsagenda voor de sector. Uit het rapport van BMC komt een aantal zorgen naar voren ten aanzien van het toekomstperspectief van de sector. Ik zal samen met mijn collega’s van OCW en I&W in gesprek gaan met de sector, NBTC en de betrokken provincies en gemeentes over de bevindingen en adviezen beschreven in het rapport van BMC.15

Kermissen

In de motie Amhaouch/Van Haga wordt de regering verzocht om «met de kermissector en (kermis)gemeenten in gesprek te gaan en te verkennen wat nodig is om de kermistraditie en -cultuur te behouden voor de toekomst, en de Kamer hierover in Q1 2022 te informeren».16

Dit gesprek heeft op 13 april plaatsgevonden. Aanwezig waren vertegenwoordigers van de Ministeries van EZK, OCW en BZK, de VNG en een drietal gemeenten en de brancheverenigingen NKB en Bovak. De aanwezigen hebben gesproken over de toekomstvisie, het businessmodel en knelpunten die de sector ervaart zijn. Naar aanleiding van dit gesprek worden vervolgstappen vastgesteld en wordt nog een tweede gesprek gepland.

Moties over regionale attracties

Tot slot wil ik uw Kamer informeren over de uitvoering van twee moties.

De motie Amhaouch/Von Martels17 vraagt om bij de spreidingstrategie van NBTC de kansen, behoeften en knelpunten van samenwerking tussen internationale en regionale toeristische trekpleisters te betrekken, zodat toeristische iconen voor een breder publiek toegankelijk kunnen worden. Deze motie krijgt als volgt uitvoering. Het principe om bekend aanbod te koppelen aan minder bekend aanbod wordt op meerdere niveaus toegepast door NBTC en Direct Marketing Organisatie’s (DMO’s) van steden en regio’s:

  • Op websites (o.a. Holland.com) en sociale mediakanalen (o.a. VisitNL);

  • Bij het stimuleren van reisaanbieders (tour operators) om onbekend aanbod in het reisprogramma op te nemen;

  • Tijdens persreizen en bezoeken van influencers;

  • Tijdens perspresentaties in het buitenland;

  • Door middel van verhaallijnen.

De motie Von Martels/Schonis18 vraagt om te onderzoeken wat nodig is om de (naams)bekendheid van middelgrote en kleinere musea en andere culturele instellingen in Nederland te vergroten bij de buitenlandse toeristen, met name die uit de ons omringende landen en in de grensregio’s en waar kansen liggen op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking tussen musea/instellingen en andere dagattracties.

Ook deze motie krijgt uitvoering. NBTC ondersteunt regio’s bij het toegankelijk en bekend maken van aanbod waaronder cultureel erfgoed door:

  • Het gebruik van eigen kanalen om de zichtbaarheid te vergroten.

  • In 2022 legt NBTC de focus op regionaal cultureel erfgoed door het beter bekend maken van o.a. Unesco werelderfgoedlocaties en het thema «Dutch Masters» (o.a. Van Gogh in Drenthe).

  • Daarnaast wordt de samenwerking tussen grote en kleine musea gestimuleerd door een Art Alliance op te zetten waar grote en kleine musea in deelnemen t.b.v. kennisuitwisseling en stimulering van internationaal cultuurbezoek.

Aandachtspunten voor beide moties zijn:

  • Een klein of middelgroot museum is meestal geen doorslaggevende reden voor (internationaal) bezoek aan een regio. Het gaat om het totale aanbod dat samen met andere partijen onder de aandacht wordt gebracht.

  • Bij kleine en minder grote cultuurinstellingen is minder (financiële) capaciteit en kennis beschikbaar gericht op internationaal bezoek en marketingcommunicatie.

  • Er is een noodzaak tot meerjarige samenwerking én financiering, eenmalige activiteiten hebben zeer beperkt effect.

Slot

De gastvrijheidssector heeft een centrale plek in onze samenleving. We maken allemaal gebruik van haar diensten, vinden er plezier en ontspanning en velen verdienen er ook hun inkomen. Bedrijven kunnen en willen weer ondernemen. Dat neemt niet weg dat ondernemers uit een zware periode komen en er nog ondernemers zijn die last hebben van de gevolgen van de coronacrisis. Zoals ook in het Coalitieakkoord is aangegeven zal het kabinet deze ondernemers blijven helpen en zich inspannen om met oplossingen te komen daar waar financieel gezonde ondernemingen door corona niet vooruitkomen door schulden.

Er zijn veel partijen en partners wiens inzet van belang is voor een duurzame en evenwichtige ontwikkeling van de sector. Ik kijk uit naar de samenwerking en wil met alle partners recht doen aan de erkenning die het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) aan de sector geeft. Ik zal me inzetten voor een florerende gastvrijheidssector.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Kamerstuk 26 419, nr. 75.

X Noot
2

Kamerstuk 35 420, nr. 445.

X Noot
3

Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 45.

X Noot
4

Kamerstuk 26 419, nr. 86.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
7

Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 87.

X Noot
8

Kamerstuk 35 420, nr. 155.

X Noot
9

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
10

Transition pathway for tourism – Publications Office of the EU (Europa.eu).

X Noot
11

Kamerstuk 32 429, nr. 20.

X Noot
12

Kamerstuk 35 420, nrs. 72 en 304.

X Noot
13

Kamerstuk 35 420, nr. 252.

X Noot
14

Kamerstuk 35 420, nr. 159.

X Noot
15

Middels deze passage zijn de vragen beantwoord van de leden Palland en Van Dijk (beiden CDA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de toekomst van de zeilende beroepsvaart ingezonden op 21 maart 2022 (2022Z05324).

X Noot
16

Kamerstuk 35 420, nr. 445.

X Noot
17

Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 45.

X Noot
18

Kamerstuk 26 419, nr. 86.

Naar boven