26 419 Toerisme en recreatie

Nr. 56 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 17 april 2013

De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu hebben op 13 maart 2013 overleg gevoerd met minister Kamp van Economische Zaken over:

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, d.d. 22 maart 2013 over de uitvoering van de motie-Dibi/Jacobi (32 123-XIV, nr. 109) inzake een onderzoek naar de hindernissen die wandelaars ondervinden bij het wandelen langs watergangen en over recreatie (26 419, nr. 52);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, d.d. 27 september 2012 over de Voortgangsrapportage gastvrijheidseconomie (26 419, nr. 53);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 28 februari 2013, met informatie over de uitvoering van de moties over streekprodukten (31 532, nr. 97).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Paulus Jansen

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: Hamer

Griffier: Van de Wiel

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Hamer, Ziengs, Öztürk, Van Meenen, Gesthuizen, Agnes Mulder en Ouwehand,

en minister Kamp van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 10 uur

De voorzitter: Ik open dit overleg over de gastvrijheidseconomie. Hoe kan het mooier? Misschien moet ik daarom ook maar beginnen met het verwelkomen van de mensen op de publieke tribune. Ik verwelkom natuurlijk ook de minister en de woordvoerders. We zijn bijeen met een beperkt aantal partijen, zodat ik de spreektijd kan vastleggen op vijf minuten per fractie, met twee interrupties in de eerste termijn.

De heer Ziengs (VVD): Voorzitter. Nederland kent vele bedrijven in de gastvrijheidssector. Dat zijn vaak pareltjes van de economie. Zo is bijvoorbeeld de Efteling inmiddels een glimmende parel met meer dan 23.000 werknemers, 1.150 fte's en 4 miljoen bezoekers per jaar. De gastvrijheidssector is een banenmotor. Met meer dan 400.000 banen is hij goed voor 4,5% van het arbeidsvolume in Nederland. Het is ook een sector die heel veel werk biedt aan de onderkant van de arbeidsmarkt, en daarnaast bijdraagt aan de instandhouding van voorzieningen in krimpgebieden. De afgelopen tweeënhalf jaar heb ik veel bedrijven in deze sector bezocht. Ik ben heel veel parels en pareltjes tegengekomen.

De minister heeft aangegeven dat hij zich wil richten op drie pijlers. Dat is allereerst het verbeteren van het ondernemersklimaat voor de sector, ten tweede het aantrekken van meer internationale bezoekers en bestedingen, en ten derde de verduurzaming van de sector. Ik ga in op een aantal punten ten aanzien van het ondernemersklimaat en de regeldruk. Allereerst het ondernemingsdossier. In de voortgangsrapportage staat de ambitie van het kabinet vermeld dat de invoering van het dossier in 2016 een kritische massa van ongeveer 80.000 bedrijven zal hebben bereikt. Het is dan een onomkeerbaar proces geworden. Wat is de stand van zaken? Hoe verloopt de uitvoering van de implementatiestrategie zoals vastgesteld door het Beraad Ondernemingsdossier, bedrijfsleven en overheidsinstanties? Dan ga ik in op de regelluwe zone. Hoe ver is de minister met het instellen van een regelluwe zone? Beperkt hij zich in eerste instantie tot pilots in twee krimpgebieden? Heeft hij er al zicht op welke aanpassingen er in wet- en regelgeving nodig zijn om deze zones in te voeren? Zijn er mogelijkheden om meer zones in te stellen? Hoe voorkomt de minister dat er een ongelijk speelveld wordt gecreëerd met naburige gebieden?

Dan kom ik te spreken over de verplichtingen in verband met legionella. Recreatieondernemers hebben een sterke verantwoordelijkheid voor het waarborgen van de waterkwaliteit. Ik lees een kort lijstje voor van deze verplichtingen: risicoanalyses laten maken door gecertificeerde bedrijven, een beheersplan laten opstellen, regelmatig leidingen doorspoelen, een logboek bijhouden, het water minimaal twee keer meten op aanwezigheid van legionella. Een kwalitatief goede watervoorziening is uitermate belangrijk en in het belang van zowel de recreant als de ondernemer. Nieuwe installaties worden tegenwoordig conform de regelgeving opgeleverd en bestaande installaties zijn aangepast aan de geldende kwaliteitseisen. Ik wil daarom graag van de minister weten of hij mogelijkheden ziet om de regeldruk voor gastvrijheidsondernemers op dit punt te verlichten, bijvoorbeeld met behulp van het ondernemingsdossier en/of door afschaffing van het verplichte logboek. Voor ondernemers die de zaken op orde hebben, zou dat eventueel kunnen komen te vervallen. Wellicht dat Actal hier nader naar zou kunnen kijken?

Dan het risicogestuurd toezicht. De grote recreatieconcerns in Nederland krijgen nu vaak veel controles op hun verschillende vestigingen, terwijl die eigenlijk allemaal hetzelfde kwaliteitsmanagementsysteem gebruiken. Die systemen garanderen vaak een hogere kwaliteit en veiligheid van producten en diensten dan wettelijk vereist is. Ziet de minister mogelijkheden om dergelijke bedrijven meer op concernniveau te controleren? Als een centraal kwaliteitsmanagementsysteem goed werkt, kan er dan niet volstaan worden met minder controles op verschillende vestigingen? Is de minister bereid om dit punt op te pakken en afspraken te maken met landelijke toezichthouders? Dit kan forse winst opleveren, doordat de overheid de controlecapaciteit kan inzetten op bedrijven met een hoger risicoprofiel. Wellicht dat ook hier Actal een bijdrage aan kan leveren, om zo de regeldruk verder te verminderen.

De toeristenbelasting heb ik wel vaker aan de orde gesteld. De afgelopen jaren steeg de toeristenbelasting landelijk gezien gemiddeld met meer dan 8%, maar er zijn uitschieters bekend van gemeenten die hun toeristenbelasting met 100% hebben verhoogd. De VVD snapt dat lokale overheden tot op zekere hoogte belastingen moeten heffen. We zien echter in de huidige praktijk dat veel gemeenten onevenredige verhogingen van de toeristenbelasting doorvoeren, om zo de gaten in de begroting op te vullen. De toerist als melkkoe voor de gemeente waarin hij of zij te gast is. Gelukkig zijn er ook heel goede voorbeelden van gemeenten die het wel goed doen. Ik wil graag weten of de minister bereid is om het probleem van onevenredige verhogingen van de toeristenbelasting te bespreken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Is de minister bereid om best practices onder de aandacht te brengen van de VNG?

Dan ga ik nog in op het aantrekken van meer internationale bezoekers. De Europese Commissie heeft de handschoen opgepakt en wil het visumbeleid in de EU verbeteren om het voor internationale toeristen makkelijker te maken, een vakantie te boeken in een prachtig land als het onze. De veiligheid van de Schengengrenzen moet daarbij uiteraard gegarandeerd blijven. Zijn er nu al mogelijkheden voor de minister om beperkende regelgeving aan te pakken, vooruitlopend op de plannen van de Europese Commissie? En is hierover goede afstemming met het eerstverantwoordelijke ministerie van Buitenlandse Zaken?

Mijn laatste puntje is het ministerie van Economische Zaken als aanspreekpunt. Ik wil de minister ten aanzien van de relatie tussen overheid en de sector vragen om een goede regie te voeren en om het overleg met stakeholders uit de verschillende domeinen te bevorderen. Ziet de minister ook een belangrijke rol voor zijn ministerie als eerste aanspreekpunt voor de sector in zaken die ook op andere ministeries spelen, zoals op het gebied van de ruimtelijke ordening? Hoe gaat hij deze rol concreet invullen? Is hij bereid om eraan mee te werken, al deze parels en pareltjes aaneen te snoeren tot een parelketting? Er wordt altijd gezegd dat die precies bij de VVD past. Ik benoem het even, want ik vind het een heel mooie beeldspraak.

Tot zover. Ik wil in tweede termijn straks nog even een paar andere puntjes maken, maar ik denk dat ik hiermee precies binnen de tijd blijf.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dit was inderdaad een betoog dat goed past bij de VVD. Benadrukken welke belangrijke rol ondernemers spelen in ons land en in dit geval dus de gastvrijheidsondernemers. Daar kan ik mij helemaal in vinden. Ik vraag mij soms wel een beetje af hoe het dan bij de VVD zit als de belangen van de ene ondernemer de belangen van de andere ondernemer schaden. Ik stond bijvoorbeeld op een camping...

De voorzitter: U moet echt korte interrupties maken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):... waar vlakbij een mestvergister wordt gebouwd en er zijn natuurgebieden waar ondernemers proberen om mensen een kopje koffie te laten drinken, waar je niet kunt wandelen zonder de megastallen te ruiken.

De voorzitter: Mevrouw Ouwehand, ik was tegen u aan het praten. Ik wil een punt van orde maken. Er zijn inmiddels een aantal woordvoerders bij gekomen. Ik wil wel vasthouden aan de afgesproken twee interrupties, maar dan moet u echt allemaal heel kort zijn. Deze interruptie was erg lang.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Deze was erg lang. Om u ter wille te zijn, zal ik mij beperken tot één interruptie in deze ronde. En die is dus voor de VVD.

Mijn vraag is: kan de VVD duiden hoe zij dat zelf ziet? Hier een pleidooi houden voor het ondersteunen van de gastvrijheidsondernemers is mooi, maar het pleidooi dat ik vanuit de landbouw hoor en ook weleens van de landbouwwoordvoerder van de VVD, is daar soms strijdig mee. Hoe verdeelt de VVD die waarden?

De heer Ziengs (VVD): De agrarische sector en de toeristische sector kunnen heel goed hand in hand gaan. Daar zie je ook heel goede voorbeelden van. U noemde net een camping die een biogasvergister heeft staan. Ik ken een camping die bijvoorbeeld houtsnippers verwerkt van de takken die in de buurt worden versnipperd. Die worden gebruikt om het hele park warm te maken. Ik ken bijvoorbeeld ook het project Klaterwater van de Efteling. U kent het vast ook. Daarin wordt al sinds tien jaar het vuile water opgevangen, schoongemaakt en vervolgens uitgesproeid over de golfbanen. U ziet dus allerlei combinaties die wel degelijk met elkaar samenwerken.

Mevrouw Ouwehand (PvdA): Ik begrijp hieruit dat de VVD wegkijkt voor de problemen die recreatieondernemers soms wel degelijk hebben, omdat de belangen van agrarische ondernemers voorrang krijgen van de VVD. Is dat een juiste conclusie?

De heer Ziengs (VVD): Dat is de conclusie die u trekt. Ik trek een andere. Ik gaf aan dat er juist heel veel goede voorbeelden zijn waarin ondernemers in de agrarische en in de toeristische sector hand in hand werken. Natuurlijk zullen er in branches weleens botsingen ontstaan tussen de ene ondernemer en de andere ondernemer. Dat maakt u overal mee en dat zal hier ook weleens gebeuren, maar door de band genomen zien we dat er steeds meer samenwerking ontstaat.

De voorzitter: Dan gaan wij door naar de heer Öztürk. Het is vast overbodig, maar ik zeg het toch: niet alleen de interrupties moeten kort zijn, maar ook de beantwoording. Ik neem immers aan u allen ook met de minister van gedachte wilt wisselen.

De heer Öztürk (PvdA): Voorzitter. De heer Ziengs begon en eindigde met parels. Ik zeg dan: al die parels zitten in de zaal. Het doet mij goed om hier zo'n grote opkomst te zien. Het is een sector die 400.000 mensen kansen en werk geeft. De Partij van de Arbeid vindt werk heel belangrijk. Daarom vindt zij dus ook de gastvrijheidseconomie heel belangrijk. Ik zal in mijn verhaal een drietal punten naar voren proberen te brengen. Wij vinden de bijdrage van de gastvrijheidseconomie van een dusdanig groot belang voor het ondernemersklimaat in Nederland dat de minister de gastvrijheidseconomie als een ondersteunende topsector zou moeten meenemen in de topsectorendiscussie. Immers, als bedrijven naar Nederland willen komen, kijken ze niet alleen naar economische zaken, maar ook naar het vestigingsklimaat. Ze kijken ook of de medewerkers die hierheen worden gehaald, hier ook willen blijven. Daarmee is mijn eerste concrete vraag al aan de minister gesteld.

Daarnaast vinden wij de krimpregio’s belangrijk. Daar geeft deze sector ook heel veel aandacht aan. De sector creëert er ook heel veel werkgelegenheid. Ook laaggeschoolde mensen kunnen een kans krijgen om tot bloei te komen. Daarnaast zijn de startende ondernemers in de recreatiesector heel belangrijk. Ik heb vandaag als nieuw Kamerlid mijn eerste petitie ontvangen, van de RECRON Junior Club. Het ging over bedrijfsovernames. Daar heb ik al een motie over ingediend, die door de Kamer ondersteund is. Het doet mij goed dat ook de sector het belangrijk vindt dat familiebedrijven of bedrijven die willen stoppen, bij elkaar worden gebracht met jonge ondernemers. De minister kijkt naar aanleiding van onze motie echter ook, welke belemmeringen er zijn en hoe we die kunnen wegnemen.

Ik heb begrepen dat wij hierover anderhalf jaar geleden bij elkaar waren. De voormalige staatssecretaris heeft ook een brief geschreven. Naar onze mening staat daar echter niet echt een visie in. Nu is de uitdaging voor de nieuwe minister die de portefeuille Economische Zaken en gastvrijheidseconomie heeft, recreatie en toerisme, om een nieuwe visie naar voren te brengen, waar de vandaag hier aanwezige sector zich ook in kan vinden. 50.000 banen zijn ons beloofd tot 2020 en ik denk dat de sector de ambitie heeft om dat ook waar te maken. Daar heeft de sector echter wel ondersteuning bij nodig. Hoe gaat de minister de sector helpen om die 50.000 banen in 2020 waar te maken? We zitten in een economische crisis en toch durft de sector deze grote uitdaging aan.

Dan kom ik op het punt van de innovatie. Is de minister bereid om innovatieprojecten en middelen voor de innovatieprojecten te oormerken, zodat in deze sector ook mensen aanspraak kunnen maken op die innovatiemiddelen? Is hij bereid om innovatieve projecten te ondersteunen? Een van de projecten waar ik aandacht voor wil vragen, is de duurzame Trekkershut Trek-in. Dat is door subsidies mogelijk gemaakt, een prachtig innovatief project. Ik merk echter dat Trek-in door de procedures die wij intern hebben op het gebied van milieu en dergelijke nog steeds niet op de markt gebracht kan worden. De minister wil procedures en allerlei andere zaken versnellen. Dan is dit een innovatief project in deze sector, een voorbeeldproject. Hoe gaat de minister dat realiseren? Hoe kan hij de mensen achter die project tegemoet komen, zodat er ook in deze sector heel snel innovatieve projecten doorgang kunnen vinden? Dan krijgen ook jonge ondernemers het gevoel dat er een minister is die achter hen staat.

Ik heb begrepen dat er in debatten in de vorige kabinetsperiode drie punten centraal werden gesteld. Een was watersport als unieke en kansrijke bedrijfstak. Een ander was de roep om coördinatie tussen de diverse departementen. Ik hoor uit de sector dat er nog steeds niet goed samengewerkt wordt door de diverse departementen. Uit de sector is gevraagd naar een verbindingsofficier. Hoe zit het daarmee? Is de minister bereid om die zelf aan te wijzen?

Tot slot heb ik nog een paar losse punten die ik naar voren wil brengen. Ik begrijp dat de eigenaren van stacaravans, van niet verplaatsbare zomerhuurhuizen die op huurgrond staan, niet de middelen krijgen die zij zouden willen. Hoe denkt de minister daar een oplossing voor te vinden? Over streekproducten hebben wij vandaag een brief gekregen. Ik heb begrepen dat licht alcoholische streekwijnen niet verkocht mogen worden. Wij zouden het op prijs stellen als dat wel kon. Het aantal kilometers wandelpaden is niet conform de motie-Dibi/Jacobi. Ik vraag de minister wat hij gaat doen om de motie over wandelpaden wel uit te voeren. Anders overwegen wij om daarover nog een motie in te dienen.

De heer Van Meenen (D66): Voorzitter. Ik vervang mijn collega Kees Verhoeven, die elders in dit gebouw het woord voert over het woonakkoord namens D66. Hij vroeg mij vanwege het belang van het toerisme, of specifieker het belang van de toeristische sector van Nederland, om hem te vervangen.

De gastvrijheidseconomie is van groot belang voor de Nederlandse economie, met bijna 40 miljard omzet en ruim 400.000 banen. Extra bijzonder is dat deze sector in de crisis overeind is gebleven. Het vet is misschien van de botten af, maar de sector groeit nog steeds. Graag benadruk ik ook dat gastvrijheid een belangrijke component is in het vestigingsklimaat. De aantrekkelijkheid van Nederland voor internationale bedrijven en kenniswerkers wordt bepaald door de aantrekkelijkheid van onze steden, onze cultuur en onze natuur.

Wereldwijd is toerisme nog steeds een groeiende sector. Ook daar zouden we als Nederland optimaal onze kansen moeten benutten. Daarom wil ik de minister vragen hoe Nederland optimaal kan profiteren van het wereldwijd groeiende toerisme en welke rol hij voor de overheid ziet weggelegd om dit te faciliteren. Kan hij dan ook de rol meenemen van gastvrijheid voor de aantrekkelijkheid van Nederland voor internationale bedrijven en kenniswerkers?

Met een breed ondersteunde motie heeft de Kamer in november 2011 gepleit voor een ombudsman voor ondernemers. Ondernemers worden nog te vaak van het kastje naar de muur gestuurd en lopen vast in de bureaucratische lagen tussen alle overheden. Het gaat hen lang niet altijd om de regels zelf, maar ook om hoe ambtenaren met die regels omgaan. In het bijzonder geldt dit voor de gastvrijheidssector. Recreatieondernemers zijn soms tien jaar bezig met het uitbreiden van hun onderneming, van de aankoop van een nieuw stuk land tot aan de daadwerkelijke exploitatie ervan. Daarvan wordt menigeen moedeloos. Tien jaar! Dat is ruim vier kabinetten. Daarom stemde de Kamer toen ook voor een ombudsman. Ik heb het idee dat de voortgang daarvan enigszins in het slop is geraakt. Daarom wil ik pleiten voor een pilot in de recreatiesector. Daar is het idee immers ook geboren. In zo'n pilot zouden ondernemers na interventie van een ombudsman door het bureaucratische moeras kunnen worden geleid, bijvoorbeeld door een ervaren bestuurder. Kan de minister dit toezeggen, zodat wij nog voor de zomer de eerste resultaten daarvan kunnen zien?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Om maar even algemeen te beginnen: toerisme is een belangrijke sector met rond de 400.000 banen, en uit de brief van de minister blijkt dat er zeker op een aantal punten leuke dingen gebeuren. Ik zie echter nog geen langetermijnvisie. Waar wil deze minister staan met deze belangrijke sector in 2020/2025? Welke rol speelt zijn ministerie daarin? In 2011 bijvoorbeeld is een stijging van het buitenlands toerisme gemeten van 4% ten opzichte van 2010. Dat klinkt heel erg positief, en toch vind ik het interessanter om te weten welk type toerist er naar Nederland komt. Zijn de bestedingen per toerist bijvoorbeeld gestegen? Een stijging van het aantal bezoekers betekent immers niet direct dat ook de inkomsten die we daarmee generen, toenemen. Als we meer aankomsten met Easy Jet hebben, komt er over het algemeen een doelgroep binnen die minder besteedt dan een doelgroep die met een niet-lowbudgetmaatschappij vliegt. Hoe zit het met de kwaliteit van het toerisme? Is het een vorm die wij gemakkelijk kunnen hebben? Is het bijvoorbeeld een vorm die weinig belastend is? Of is er sprake van veel vervuiling en is er veel minder oog voor duurzaamheid? Hoe zit dat toerisme precies in elkaar? Wat zijn de ambities van de minister op dit terrein?

Ik heb in het afgelopen jaar weer een aantal werkbezoeken gedaan in de recreatieve sector. Dat is altijd heel erg leuk. Wat ben ik toch blij dat ik woordvoerder ben op dit terrein, want je mag uitproberen hoe het is om te vertoeven op bepaalde recreatiegelegenheden. Dat is erg leuk. In de gesprekken met de ondernemers in kwestie is me duidelijk geworden dat bij uitstek deze sector gevoelig is voor te hoge regeldruk. Het is ontzettend veelomvattend. Ondernemers moeten echt creatieve duizendpoten zijn en hebben bovengemiddeld veel last van de punten waarop in Nederland de regeldruk te hoog is. Ik noem een voorbeeld, namelijk dat van een ondernemer met een camping en allerlei huisjes. Daar was ook een meer bij. Ondanks het feit dat de kwaliteit van het water daar al tientallen jaren prima op orde is, moest hij toch nog iedere dag zelf gaan meten om te bezien of de zuurgraad nog wel op orde was. Hij vroeg zich oprecht af waar dat voor nodig is. Hij was wel heel erg blij met het ondernemingsdossier, maar dit punt bleef voor hem liggen.

Dezelfde dag zijn we ook nog op bezoek geweest bij een ondernemer met een kanoboerderij. Heel erg leuk. Ik heb nog heel leuke foto's op mijn telefoon staan. Hij had ook wat varkentjes en een van die varkentjes heette Emiel. Het andere heette Henk. Ook daar was het heel erg leuk. Maar om nog een voorbeeld te geven van de overheid die de ondernemer zo min mogelijk in de weg moet zitten: er waren daar allerlei wijzigingen van bestemmingsplannen en de ondernemer was daar zelf heel erg enthousiast over. Hij zei echter wel dat hij er zelf hard aan moest trekken om de vaart erin te laten houden en om zijn belangen en zijn ideeën – hij zit daar al heel lang en weet precies hoe dat meertje werkt dat daar doorheen meandert – ook bij de ambtenaren goed tussen de oren te krijgen. Ik weet wel dat dit het gemeenteniveau betreft en dat deze minister daar niet veel aan kan doen, maar soms maak ik mij er weleens zorgen over of men zich met name op het lokale niveau wel voldoende realiseert wat de belangen zijn, zeker in deze tijd, van een bloeiende industrie. Toerisme is daar een belangrijke poot van.

Ik wil nog een belangrijk punt maken. Er is een brief gekomen waarin wordt ingegaan op de Unie van Waterschappen, die zich wil inzetten voor het medegebruik van oeverpaden als wandelpad. Daarmee kunnen in veel gevallen ontbrekende schakels in wandelroutes worden opgevuld of aantrekkelijke delen worden vervangen door mooiere routes. Uit onderzoek van Wandelnet blijkt dat de kruising van een waterloop met een drukke weg of spoorlijn vaak de mogelijkheid biedt om de kruising van het wandelpad met de infra goedkoop te laten meeliften. Onderschrijft de minister dit idee en zo ja, is hij bereid om met zijn collega's van het ministerie van Infrastructuur en Milieu te bevorderen dat deze potentie beter wordt benut? De staatssecretaris stelt in haar brief van 22 maart dat het kabinet de zorg voor wandelroutes als regionale aangelegenheid beschouwt. Dat vind ik wat kort door de bocht. Dat geldt ook voor fietsroutes. De rijksoverheid zou ervoor moeten zorgen dat de basiscondities voor het beheren en ontwikkelen van met name de landelijke fiets- en wandelroutes verzekerd zijn en dat er een uniform kwaliteitsbeeld is. Deelt de minister dit uitgangspunt?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Het belang van de sector is al door meerdere collega's naar voren gebracht. Dan is het ook wel bekend. Het is een mooie sector met mooie bedrijven, waar we trots op mogen zijn. Een aantal weken geleden was ik samen met collega Ziengs bij een aantal ondernemers in Noord-Nederland op bezoek, op uitnodiging van RECON. Toen hebben we ook gesproken over de vraag wat de knelpunten zijn. Een van de punten die daar naar voren kwam, was breedbandinternet en toegang tot de digitale snelweg als je op de camping zit en het is wat minder mooi weer. Gelukkig heeft de minister onlangs in het algemeen overleg over de digitale markt een toezegging gedaan op dit vlak. Hij wil samen met de provincies gaan kijken hoe die ontsluiting sterk verbeterd kan worden, want daar zitten heel veel mensen op te wachten. We zijn er ook hartstikke blij mee dat dit niet alleen geldt voor de provincies die heel veel centjes op de bank hebben, maar zeker ook voor de mooie provincie waar ikzelf vandaan kom, Drenthe. De overheid van die provincie heeft wat minder te besteden, maar de provincie heeft er net zo veel belang bij om de toerist naar Nederland te krijgen en toegang te verschaffen tot het internet.

Over inkomend toerisme gesproken: er zijn ook internationaal grote kansen om meer toeristen naar Nederland te halen, onder andere uit China. We horen van verschillende kanten dat het toch lastig is om hierheen te komen. Dat is dan wel een gemiste kans. We horen president Obama iedereen naar de VS halen, met woorden in de trant van: kom en geef je dollars hier bij ons uit. Ik wil eigenlijk dat die dollars, of welke munteenheid het dan ook moge zijn, hier in euro's worden uitgegeven, bij ons bedrijfsleven. Daar pleiten we dan ook voor als CDA. Tegelijkertijd zijn wij ons ervan bewust dat er ook een keerzijde is. Als je visa uitgeeft, wil je niet dat mensen hier per ongeluk blijven hangen in de illegaliteit en dat ze in massagesalons terechtkomen. Dat is een moeilijk evenwicht, dat begrijpt de CDA-fractie, maar we willen de minister toch vragen om te bezien welke mogelijkheden hij ziet om het inkomend toerisme te vergroten. Daarmee kunnen we de koek vergroten en daar hebben we allemaal wat aan.

Dan het toerisme in krimpregio's. In 2013 zou de eerste regelluwe zone in een krimpgebied worden gerealiseerd, met als doel dat er snellere procedures zouden komen voor de uitbreiding van campings. Die procedures zouden worden verkort tot pakweg twee tot drie jaar. Wij horen graag hoe het daarmee staat. De toezegging aan een collega van D66 is al gedaan, maar wij zijn benieuwd hoe het eruit ziet met de uitvoering ervan.

We willen ook graag een update krijgen van de uitvoering van het ondernemingsdossier. Wij merken dat bedrijven er grote behoefte aan hebben dat ook hun regionale overheden worden aangehaakt op het ondernemingsdossier. Kan de minister schetsen wanneer dat gaat gebeuren? Niet iedere ondernemer kent alle ins en outs van het ondernemingsdossier, maar ze zijn nieuwsgierig. Hoe kunnen we zo snel mogelijk ook de decentrale overheden laten aanhaken, zodat we zo snel mogelijk de regeldruk kunnen verminderen?

Dan maak ik een koppeling met de topsectoren. Ik weet dat er is geprobeerd om grote congressen naar Nederland te halen, om ook het inkomend toerisme verder te stimuleren. Hoe kan dat ook op andere vlakken meer vorm krijgen? Wat zijn de gedachten van de minister daarover?

We weten ook dat er green deals zijn gesloten. Ook daarover krijgen wij graag een update.

Dan heb ik nog een paar punten, te beginnen met de openstelling van landgoederen. Het is niet voor iedere toerist even duidelijk dat je daar zomaar mag rondlopen en dat je daar ook echt gastvrij ontvangen wordt. Wij zijn benieuwd hoe de minister dat verder gaat stimuleren.

Dan hebben we uit het veld gehoord dat er zorgen zijn over de coördinatie ingeval van branden in natuurgebieden. Helaas hebben we daar de afgelopen jaren steeds meer van gezien. Wij maken ons daar ernstige zorgen over. Het is natuur waarin wij allemaal met elkaar recreëren en die willen we graag behouden. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er zo min mogelijk branden zijn en als ze er al zijn, dat er dan zo snel mogelijk actie wordt ondernomen? Dat is echt iets waar wij zorgen over hebben en waar we de minister graag over willen horen.

Mijn laatste punt is iets waar de CDA-fractie nog niet helemaal uit is of we het goed vinden of niet, maar heeft de minister erover nagedacht om de meivakantie standaard twee weken te laten zijn? Wat ziet hij als de voors en tegens daarvan?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Interessante vraag over de meivakantie, die had ik nog niet bedacht. We horen het antwoord straks van de minister.

Alle andere sprekers gehoord hebbende, denk ik dat de Kamer zich terdege bewust is van het belang van de recreatieondernemers en dat we met elkaar zoeken naar een goed ondernemersklimaat voor de recreatieve industrie. Daar ben ik helemaal voor. Ik kan mij bij veel van de reeds gestelde vragen en opmerkingen aansluiten. Ik wil van deze minister ook graag horen hoe hij vanuit zijn verantwoordelijkheid om de recreatieve industrie en haar belangen te bewaken, kijkt naar verschillende ontwikkelingen die ons land niet aantrekkelijker maken. Dat geldt voor toeristen uit het buitenland, maar ook voor mensen die overwegen om hier in Nederland vakantie te vieren, maar dan toch maar liever naar Duitsland gaan, omdat je daar tenminste nog schone lucht inademt als je in de natuur wandelt, mits je het goede gebied te pakken hebt. Hoe wordt dat gewogen?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Is mevrouw Ouwehand zich ervan bewust dat de lucht in Drenthe bijzonder schoon is?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ja, behalve als je langs een lelieveld fietst, want daar komen gewoon giftige dampen vanaf en dat stinkt ook enorm. In Limburg moet je weer wegblijven bij de megastallen. Het probleem schetst zich vanzelf.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Naar mijn weten is de luchtkwaliteit in Drenthe echt uitstekend, daar kunt u rustig naartoe.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan moeten we dat vooral ook zo houden. We zouden aan Drenthe een voorbeeld moeten nemen en kritisch kijken naar wat bijvoorbeeld de ontwikkelingen zijn in Brabant, Limburg en Overijssel, provincies die volgebouwd dreigen te worden met megastallen. Het wordt steeds lastiger – dat weet ik uit eigen ervaring – om plekjes te vinden waar je in de natuur kunt wandelen, hardlopen, fietsen of wat je dan ook maar prettig vindt, zonder iets te ruiken van de vee-industrie. Dat is voor de ondernemers die in die gebieden zitten en die mensen naar hun camping of op hun terras en kopje koffie willen laten drinken, heel vervelend. Ik wil heel graag weten hoe dat gewogen wordt. Ik had het zojuist in een interruptiedebatje met de VVD al over bijvoorbeeld een mestvergister die vlakbij een camping komt te staan. Dat maakt de camping niet aantrekkelijker. Hetzelfde geldt voor de bouw van megastallen. We hebben dreigende schaliegasboringen die het landschap niet mooier maken. Mijn vraag is: hebben al die brede ontwikkelingen die je ziet en die het landschap er niet mooier op maken of die in uitzonderlijke situaties zelfs kunnen leiden tot een negatief reisadvies voor ons land – dat hebben we gezien bij de Q-koorts – een plaats in het beleid dat dit kabinet voert voor de recreatie-industrie?

De heer Ziengs (VVD): Mevrouw Ouwehand noemt diverse zaken op die misschien belemmerend werken voor de toeristische sector, maar heeft zij in haar lijstje ook windmolens staan die een gebied ontsieren, omdat de fietser die er onderdoor moet fietsen, toch last heeft van het geluid?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Zeker. Misschien is de VVD in de veronderstelling dat wij overal maar windmolens zouden willen neerzetten, maar dat is niet het geval. We hebben bijvoorbeeld tegen de windmolens bij Urk gestemd, omdat die in strijd zijn met de natuurwaarden daar. Misschien komt deze vraag voort uit een verkeerde veronderstelling, maar ook windmolens horen in die afweging. Mijn vraag aan de minister is: welke plaats hebben dit soort ontwikkelingen, die het landschap niet mooier maken, die zelfs risico's voor de volksgezondheid met zich meebrengen en die nadelig kunnen zijn voor de aantrekkelijkheid van Nederland als geheel en voor toeristen, en dus ook de recreatieondernemers? Hoe worden die afwegingen gemaakt? Ik kan nog een aantal andere voorbeelden noemen. De lelieteelt in Drenthe kwam net al op. Wij zien bijvoorbeeld dat daar het cultuurlandschap verdwijnt, omdat de essen worden afgevlakt met de vervuilde grond die gebruikt is om te spoelen. Over dat soort ontwikkelingen maakt de Partij voor de Dieren zich zorgen en ik hoor graag van de minister hoe het kabinet dat weegt en of we daar misschien scherper op kunnen sturen om ons land mooi en aantrekkelijk te houden voor toeristen.

De voorzitter: Dank u wel. De minister heeft aangegeven direct te willen antwoorden. Ik geef dus het woord aan de minister.

Minister Kamp: Voorzitter. De woordvoerders hebben al aangegeven wat het belang is van deze sector voor Nederland. Het belang is dat mensen uit Nederland een prettige manier hebben om een deel van hun tijd door te brengen. Het belang is dat mensen uit andere delen van de wereld ook naar Nederland kunnen komen om dat te beleven. Het belang is dat het leefklimaat – Nederland hoort bij de drie landen in de wereld met het allerbeste leefklimaat – door deze sector positief wordt beïnvloed. Het belang is ook dat bedrijven vanuit het buitenland die overwegen naar Nederland te gaan, daarbij gestimuleerd worden, mede door de kwaliteit van onze gastvrijheidssector. De woordvoerders hebben ook met cijfers aangegeven hoe het zit. De heer Ziengs noemde al de 4,5% van het totale aantal banen. Ook anderen hebben al aangegeven dat het gaat om 400.000 banen. Misschien is het goed om ook nog even te vermelden dat het op dit moment gaat om een omzet van 37 miljard euro. Dat is een substantieel onderdeel van onze totale economie.

Vorig jaar kwamen er 11,7 miljoen, bijna 12 miljoen toeristen naar ons land. Dit jaar worden er wat meer verwacht, misschien dat het er dit jaar wel 12,3 miljoen worden. Dat is nog weer een half miljoen meer, terwijl 2012 al een recordjaar was. Ook wat dat betreft gaat het goed. De landen waar de groei vooral vandaan moet komt, zijn landen als Japan, China en India. Ook daar zitten we met onze groei hier in Nederland goed. Japan en China hebben vorig jaar allebei een stijging laten zien van 23%. India heeft een stijging laten zien van 16%. Dat ziet er allemaal gezond uit.

De woordvoerders wezen erop dat er mogelijk een probleem is met de visa. Genoemd is China. De woordvoerder die dat met name naar voren bracht, mevrouw Mulder, gaf eveneens aan dat er natuurlijk ook een andere kant van de medaille is. Zij realiseert zich heel goed dat soepelheid bij het afgeven van visa kan leiden tot een situatie waarin mensen hier naartoe komen en hier blijven, die hier niet mogen zijn, maar die je het land ook niet meer uit krijgt. Dat is bijvoorbeeld met China het geval. China weigert om mensen terug te nemen. Als mensen uit zichzelf naar China teruggaan, is dat geen probleem, maar als mensen geen zin hebben om terug te gaan en wij zeggen: je moet toch weg, dan neemt China ze niet terug. Dan zitten wij dus met een probleem. Het omgaan met visa is voor een land als Nederland dus nog steeds van belang. We moeten daar op een zorgvuldige manier mee omgaan. Dat geldt niet alleen voor Nederland, maar voor alle landen in Europa.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik ben ook woordvoerder immigratie en asiel. Dit is natuurlijk wel een heel heikel punt. Is de minister hierover in dialoog, wellicht samen met zijn collega van Veiligheid en Justitie? Probeert hij te zeggen: wij verstrekken heel graag visa aan mensen die ons land willen bezoeken, maar daar hoort tegenover te staan dat iemand die op een dergelijk visum hier is aangekomen en vervolgens misbruik wenst te maken van dat visum, ook weer teruggenomen wordt?

Minister Kamp: Ik heb in een vorig leven het genoegen gehad om die portefeuille in de Kamer acht jaar lang te doen. Er is heel veel overleg met China en wij wringen ons echt in alle bochten om aan de Chinezen duidelijk te maken dat wij openstaan voor mensen, voor ondernemers, voor kennismigranten vanuit China, voor mensen die als toerist hier naartoe willen komen, maar dat we ook graag willen dat mensen die hier illegaal zijn en dus terug moeten, ook terug worden genomen door China. Dat gaat heel moeizaam met China. In de praktijk zijn we daar door de jaren heen niet in geslaagd. Voortdurend doen we daar ons best voor, maar het is nog steeds problematisch. Vorige week hebben we daar in de ministerraad weer over gesproken. Het probleem dat ik in 1994 ook al op mijn bord kreeg toen ik Kamerlid was, bestaat anno 2013 nog steeds. Het is een heel taaie problematiek.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik herinner mij nog de maatregel die genomen is tegenover Ghana. Dat land werd 10 miljoen gekort op zijn ontwikkelingssamenwerkingsbudget. Als die problematiek bij China al zo lang speelt – het is geen suggestie, hoor, ik bedoel het als vraag – gaat het dan weleens door het hoofd van deze minister of van het kabinet om dan maar wat restrictiever visa toe te kennen aan Chinezen? Of is dat net een brug te ver?

Minister Kamp: Al die dingen spelen door onze hoofden. Wat ook door ons hoofd speelt, is dat er grote investeringen zijn door China en Chinese bedrijven in Nederland, dat daar heel veel werkgelegenheid aan vastzit. Wat ook meespeelt is dat er heel veel export van Nederland naar China gaat en andersom. Er is een heel scala van belangen en wij denken dat het uiteindelijk goed is dat China zo veel mogelijk in de wereldgemeenschap wordt meegenomen. Het is goed dat China profiteert, maar ook ziet dat daar af en toe iets tegenover moet staan en dat het land daarop aangesproken wordt. Wij proberen nog steeds om er met China op constructieve wijze uit te komen. Juist op het punt van terugname van mensen die gedwongen uitgezet worden, zijn we daar nog in onvoldoende mate in geslaagd. Alle mogelijkheden die we zien om daar vooruitgang in te boeken, proberen we te benutten en we zijn dankbaar voor suggesties die ons aangereikt worden.

De heer Öztürk (PvdA): Het gaat over China en Ghana. Ik heb laatst met de sector gesproken die congressen organiseert. Die sector zegt last te hebben van andere landen; ze zeggen dat de eisen in Nederland te hoog zijn en dat andere landen in Europa net iets lagere eisen hebben, waardoor ze grote congressen wel kunnen binnenhalen. Kan de minister toelichten welke landen dat zijn en hoe wij daaraan kunnen werken? We horen ook dat ze geen visum krijgen voor ondernemers uit de landen die willen toetreden. Kunnen aan mensen uit die landen wat gemakkelijker visa worden toegekend?

Minister Kamp: Ik heb net al gezegd dat er in één jaar tijd 23% meer toeristen uit China naar Nederland zijn gekomen. Het is dus bepaald niet zo dat we slecht in de markt liggen bij de Chinezen. We zijn ook nagegaan hoe het zit in de andere landen in Europa. Hier bij ons wordt dan gezegd: jullie zijn strenger dan de andere landen, maar ik ben ervan overtuigd dat, als de heer Öztürk collega's belt in Duitsland of in Engeland, daar precies hetzelfde tegen hem wordt gezegd als hier. Het is daar ook: in andere landen gaat het veel beter dan hier. We hebben geprobeerd om dat zo goed mogelijk te vergelijken. Hoe gaat het in andere landen van Europa vergeleken met Nederland? Wij hebben geen aanwijzingen gevonden dat het in andere landen gemakkelijker gaat dan in Nederland. Al die landen – Engeland, Duitsland, Frankrijk, Nederland – zitten met dezelfde problemen. Gewone toeristen wil je niets in de weg leggen, integendeel, maar tegen mensen die hier naartoe komen om in strijd met de regels te blijven, wil je optreden. Ik heb niet het idee dat er grote verschillen zijn in Europa. Ik zal straks nog toelichten hoe wij ons in dat verband opstellen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik heb van verschillende partijen begrepen dat er, als je in China een visum wilt hebben voor Nederland, maar een paar locaties zijn waar je zo'n visum kunt krijgen, een stuk of zeven geloof ik. Denkt de minister er met zijn mensen en met Buitenlandse Zaken ook over na of er meer visa digitaal verstrekt zouden kunnen worden? Is dat een gangbaar pad? Zou je daarmee de 23% stijging in het aantal toeristen die je hier wel wilt hebben, misschien nog verder kunnen verhogen?

De voorzitter: Voordat de minister antwoordt, wil ik even iets zeggen. De minister is net begonnen met de beantwoording. We hebben twee uur gepland voor dit overleg. Ik heb in de procedurevergadering zeer nadrukkelijk gevraagd of dat genoeg tijd was, maar ik zie nu al dat we, als het zo doorgaat, niet aan een tweede termijn zullen toekomen. Ik vraag de minister om deze vraag te beantwoorden, en om daarna eerst vaart te maken met de beantwoording, want anders blijft alles liggen.

Minister Kamp: Wij zijn zeker beschikbaar om de mogelijkheden te verkennen die er zijn om toeristen uit China ter wille te zijn. We zijn ook bereid die mogelijkheden te benutten als ze verantwoord zijn. Daar hoort ook een betere digitale afwerking bij. Het is in China vaak zo dat je met organisatoren te maken hebt en als die organisatoren betrouwbaar blijken, dan kun je verder gaan. Die organisatoren willen echter ook weer verkopen en zij kunnen niet instaan voor iedere klant die zij hebben. Dus moet je in de praktijk toch altijd kijken hoe zich dat ontwikkelt. Toch proberen wij daarin stappen vooruit te zetten. Behalve de digitalisering, waar mevrouw Mulder naar vroeg, kunnen we in China ook nog aparte visa-centra openen, aanvullend op wat er al is. Wij hebben daar onze vertegenwoordigingen. Het kabinet heeft overigens moeten besluiten om het aantal vertegenwoordigingen in de wereld terug te brengen, om budgettaire redenen. Wij proberen in landen als China ook hier en daar extra visa-centra te openen, waar dat ondersteunend kan zijn. Verder bezien we of externe dienstverleners ingeschakeld kunnen worden in steden waar dat interessant is. Zij kunnen er dan op een bepaalde manier voor zorgen dat er een goede verbinding is tussen ons en de toeristen. Wij zijn dus op dat punt zo soepel als op verantwoorde wijze mogelijk is. Uit de cijfers blijkt dat de groei er flink in zit en we gaan zeker proberen om die vast te houden. Ik heb al aangegeven wat in het afgelopen jaar de groei was. In het lopende jaar wordt toch weer een groei van 3% verwacht. Ik noemde net 12,3 miljoen, maar we hopen dat dit jaar ongeveer 12,1 miljoen voor elkaar zal komen.

De heer Ziengs heeft gevraagd hoe het gaat met het ondernemingsdossier. Wij denken dat dit met name voor de sector van de gastvrijheidseconomie een zeer kansrijk dossier is. De heer Ziengs weet als geen ander waar het over gaat. We hebben de mogelijkheid gecreëerd voor ondernemers om een keer met hun informatie naar de overheid te komen. Die wordt dan digitaal opgeslagen en toegankelijk gemaakt voor alle overheidsinstanties, en als een overheidsinstantie iets wil weten van zo'n ondernemer, kan men naar het ondernemingsdossier gaan en hoeft men niet opnieuw de ondernemer lastig te vallen. Wat je ook kunt doen, is aan het digitale ondernemingsdossier allerlei apps koppelen, waarmee je ondernemers kunt helpen. De ondernemer krijgt dan bijvoorbeeld medegedeeld: vanaf het voorjaar is dit en dat de wetgeving waar u rekening mee moet houden in uw bedrijf als u wilt uitbreiden; als u zit met dit of dat, kunt u hier of daar terecht. Zo zijn we een heleboel services aan het bedenken en aan het ontwikkelen die gekoppeld kunnen worden aan het ondernemingsdossier. Ondernemers zijn echt heel enthousiast over de mogelijkheden. Wij hebben het ondernemingsdossier in drie sectoren op gang gebracht. Een van die drie is de horeca, een groot onderdeel van de gastvrijheidssector. Wij gaan daarmee door.

We hebben in het afgelopen jaar 1.250 ondernemingen aangesloten. We zullen het dit jaar verder uitrollen naar andere sectoren. In het jaar 2016 willen we 80.000 mkb-ondernemingen op het ondernemingsdossier aangesloten hebben. Dat proces is onomkeerbaar. Wij zijn heel blij met de positieve rol die de horeca daarin speelt. We hebben inmiddels ook 41 gemeenten aangesloten en drie provincies, twee rijksinspecties en de helft van de G32- gemeenten zit erop. Iedereen voelt wel: hier gaan wij verder mee. Ik heb vorige week nog met de G32 gesproken en die zijn ook echt enthousiast om te bezien hoe ze meer service aan ondernemers daarop kunnen aansluiten. Dat is een ontwikkeling die goed gaat en waar we ook zeker het tempo in zullen houden.

De heer Ziengs vroeg naar de regelluwe zone. In zijn vraagstelling gaf hij al aan wat het probleem is. Hij zei: je moet opschieten met die regelluwe zone, en je moet voorkomen dat er een ongelijk speelveld komt, maar je kunt natuurlijk niet beide doen. Als je van twee gemeenten in Drenthe een regelluwe zone gaat maken, waar snel dit en makkelijk dat kan, dan kun je niet beweren dat er geen enkel verschil bestaat met de gemeenten ernaast, die nog wel aan de huidige, door de wetgever vastgestelde regelgeving zijn gebonden. Wij kijken of je met zo'n regelluwe zone de kwaliteit kunt handhaven en of je op een verantwoorde manier meer ruimte en vrijheid kunt bieden aan mensen die initiatieven nemen. Het kenmerk van een pilot is dat je wat verder gaat dan voor de rest. Dan ontstaat een zekere discrepantie tussen wat er in de regelluwe zone gebeurt en wat daarbuiten gebeurt. Wij willen doorgaan met het idee van de regelluwe zones. Ik geloof daar in. Ik wil het eerste halfjaar de eerste regelluwe zone vastgesteld hebben. Het dichtstbij is een initiatief in Zeeland en we gaan proberen om dat er zo snel mogelijk doorheen te krijgen. Vervolgens kunnen we aan de hand van de ervaringen bezien of we het via verdere pilots kunnen uitbreiden of dat we misschien al snel conclusies kunnen trekken, in de trant van: dit kunnen we over een groter deel van het land uitrollen, misschien per provincie en misschien over het hele land onder bepaalde voorwaarden. Het initiatief van die regelluwe zones houdt onze aandacht en we gaan proberen dat tot een succes te maken.

De heer Ziengs heeft voorts gesproken over de legionella. Hij zei dat dit langzamerhand allemaal wel een beetje minder kan, tot het moment dat het ergens weer helemaal misgaat en dat er mensen heel ziek worden of zelfs overlijden, en dat er een echte terugslag komt in een sector als gevolg van het wederom uit de hand lopen van de legionella. Dat wil hij niet, dat willen wij niet, en de kunst is om te bezien hoe je op een verantwoorde manier terug kunt gaan. Wanneer is de situatie zodanig en zijn de verbeteringen zodanig dat je met wat minder toezicht, minder regels – ik noem als voorbeeld het verplichte logboek – kunt volstaan? De heer Ziengs vraagt erom, Actal daar eens haar licht over te laten schijnen. Ik zal bezien wat de stand van zaken is, of we daar een stap verder in kunnen gaan en of Actal daar een opvatting over gevraagd kan worden.

De heer Ziengs (VVD): Ik wees met name op de techniek. Die is dusdanig aangepast dat de machines tegenwoordig veel verder zijn dan in de tijd dat die regelgeving is ontstaan. Met de nieuwe techniek kunnen dat soort dingen veel makkelijker voorkomen worden. Ik wil die koppeling graag zien. Vandaar dat ik daar mijn vraag ook op gericht had.

Minister Kamp: Dat lijkt mij een heel nuttige suggestie. Die zullen we dus ook betrekken bij wat ik net gezegd heb. Regels zijn op een gegeven moment ingesteld, de situatie verandert en dan moet je kijken of de regels nog zodanig zijn dat je ze op die manier nodig hebt. Ik ben zeker bereid om dat te doen.

De heer Ziengs stelde ook voor om de inspecteurs wat terug te trekken uit slimme bedrijven, met name concerns die de zaak heel goed voor elkaar en goed georganiseerd hebben, zodat de inspecteurs zich meer kunnen richten op de risicobedrijven. Dat is staande praktijk. Dat moeten we ook doen. Dat wordt momenteel bij alle inspecties van het Rijk gedaan. Slimmer inspecteren. Kijken waar de risico's zijn. Kijken waar je afspraken kunt maken en vervolgens terugtrekken als dat verantwoord mogelijk is en intensiveren waar dat noodzakelijk is.

Voorts sprak de heer Ziengs over toeristenbelasting. Die toeristenbelasting is een van de mogelijkheden die de Gemeentewet, die vastgesteld is door de wetgever, biedt aan gemeenten om inkomsten te verkrijgen. Gemeenten zijn er zelf verantwoordelijk voor of ze daar gebruik van maken en zo ja, in welke mate ze dat doen. De heer Ziengs zei: daar zitten verschillen tussen. Ik begrijp uit de woorden die hij koos dat hij wel de verantwoordelijkheid respecteert van de gemeenteraden in de diverse gemeenten. Zij moeten hun dagelijks bestuur, het college van B en W daarop controleren, maar hij wees op de mogelijkheid om in een gesprek met de VNG aandacht te vragen voor de onevenredige verhogingen die erin zitten. We kunnen bij de VNG ook best practices aandragen en stimuleren dat die uitgedragen worden bij de leden, zodat de gemeenten daar hun voordeel mee kunnen doen. Dat lijken me nuttige suggesties en ik ben bereid, die uit te voeren.

Over de visa heb ik al gesproken.

De heer Ziengs vroeg ook of ik vanuit het ministerie van EZ het aanspreekpunt zou willen zijn voor de ondernemers. Hij wees met name op vragen van de ruimtelijke ordening. Het is heel mooi dat ondernemers zeggen: we hebben te maken met gemeenten, provincies, met het ministerie van Infrastructuur en Milieu, we hebben met Financiën te maken, met de Belastingdienst, laat het ministerie van Economische Zaken dat allemaal voor ons coördineren. Laat ze daar een verbindingsofficier voor ons aanstellen, dan kunnen wij met onze verhalen daar terecht. Zo werkt het natuurlijk niet helemaal in Nederland. Gemeenten hebben hun eigen verantwoordelijkheid. De Belastingdienst heeft zijn verantwoordelijkheid. Ieder ministerie heeft zijn verantwoordelijkheid en ik denk dat de diverse verantwoordelijkheden gedragen moeten worden waar ze neergelegd zijn. Iets anders is dat ik mij als minister van Economische Zaken verantwoordelijk voel als er dingen misgaan of als ondernemers merken dat iets loopt op een manier die echt veel beter kan, terwijl zij vinden dat dit veel te weinig aandacht krijgt bij een overheid of bij een onderdeel van de rijksoverheid. In zo'n geval wil ik wel het aanspreekpunt zijn. Ik ben dat zelf als minister. Mensen uit de gastvrijheidssector weten waar zij bij ons op het ministerie terecht kunnen. We hebben iedere twee maanden overleg met vertegenwoordigers van de sectoren en ik ben daar zeker voor beschikbaar. Niet om verantwoordelijkheden over te nemen van anderen, maar wel om bij te springen en om wat extra aandacht te geven als dat noodzakelijk is.

De heer Öztürk vindt dat de gastvrijheidseconomie als een soort ondersteunende topsector moet gaan functioneren. We hebben negen topsectoren vastgesteld en daar zijn we nu twee jaar mee aan de gang. We hebben recentelijk besloten om dat beleid te gaan doorzetten. Het budget voor het topsectorenbeleid staat zoals alles bij de rijksoverheid onder druk en wij proberen toch zo goed mogelijk voort te zetten wat we al in gang hebben gezet. Het topsectorenbeleid is niet in de eerste plaats een kwestie van geld en van subsidie. Wat wij aan ondersteuning voor het bedrijfsleven beschikbaar hebben, komt vooral beschikbaar in de vorm van generieke ondersteuning. Als je als bedrijf innoveert, dan krijg je een fiscale tegemoetkoming voor de loonkosten die je steekt in die innovatie. Als je als bedrijf innoveert en je maakt andere kosten dan loonkosten, is daar ook weer een fiscale tegemoetkoming voor. Als je als vennootschapsbelastingplichtig bedrijf innoveert en als gevolg van die innovatie extra verdient, dan geldt daarvoor een lager tarief. In plaats van 25% geldt daar een tarief van 5% voor. Dat zijn algemene regels die wij hebben en waar bedrijven in Nederland mee ondersteund worden. De mogelijkheden om bedrijven te helpen bij hun financiering, zijn er ook weer voor alle bedrijven. Die worden niet toegespitst op de topsectoren. Wat ze in de topsectoren vooral doen, is ervoor zorgen dat er goed samengewerkt wordt tussen ondernemers, overheid en onderzoekers. Dat wordt vooral vaak regionaal georganiseerd. Dat gebeurt op een goede manier in Rotterdam, in Amsterdam, in Delft, in Eindhoven, in Twente. In die regio's werken gemeenten en provincie, bedrijven en onderzoeksinstellingen samen om ervoor te zorgen dat wat er bedacht wordt door de onderzoekers, zo snel mogelijk toegepast kan worden in het bedrijfsleven, zodat ondernemers geld kunnen verdienen en de klanten van ondernemers daarvan kunnen profiteren.

Die opzet zou ook heel goed toegepast kunnen worden op de gastvrijheidseconomie. Men zou kunnen kijken welke kennisinstellingen beschikken over kennis waar wij belang bij kunnen hebben. Hoe kunnen wij als ondernemers informatie aan hen geven, hoe kunnen wij vragen bij hen neerleggen, hun faciliteiten bieden, onze mensen koppelen aan hun mensen zodat we van de resultaten van hun onderzoekswerk kunnen meeprofiteren? Hoe kunnen we overheden daar ook zo goed mogelijk bij betrekken en hoe kunnen we dat regionaal organiseren? Ik denk dat daaraan in de gastvrijheidssector zeker het nodige kan worden gedaan. Ik ben graag bereid, van mijn kant die sector daarin te ondersteunen om te kijken hoe de voordelen die te realiseren zijn, kunnen worden gerealiseerd.

De heer Öztürk vroeg, net als de heer Van Meenen, naar mijn visie op de gastvrijheidssector. Ik heb een aantal dingen die de woordvoerders noemden, beaamd. We zijn het wat dat betreft eens: deze grote sector is belangrijk voor de werkgelegenheid en voor mensen die meer met de handen werken en minder hoogopgeleid zijn, maar die op het punt van gastvrijheid veel te bieden hebben. Ik ben het met de woordvoerders eens dat het de kwaliteit van het leven in Nederland vergroot en dat we op deze manier omzet kunnen genereren en bedrijven kunnen aanzetten om naar ons land te komen.

Mijn beleid is gericht op drie punten. Om te beginnen wil ik het ondernemersklimaat verbeteren. Daar zijn mogelijkheden voor op het punt van innovatie en van regeldrukvermindering. We hebben als kabinet op dat punt grote ambities: inmiddels is 11% regeldrukvermindering gerealiseerd voor meer dan 1 miljard euro. We zijn van plan, nog in deze kabinetsperiode 2,5 miljard euro verdere vermindering van de regeldruk voor het bedrijfsleven te realiseren. Verder willen wij onze mogelijkheden maximaal benutten om samenwerking in de sector tussen bedrijven en andere stakeholders te bevorderen. Wij willen werken aan het aantrekken van meer internationale bezoekers. Er werd gevraagd of ik van die bezoekers aan Nederland weet wat ze uitgeven en wat de ontwikkeling op dat punt is. Ik heb die informatie zo niet paraat, maar ik zal kijken of ze beschikbaar is en of ze interessant is. Zo ja, dan laat ik de Kamer die informatie toekomen. We gaan zeker door met het aantrekken van internationale bezoekers, op de net door mij geschetste manier. Deze sector, waar heel veel geld wordt verdiend door veel goede ondernemers, moet de zaken vooral zelf goed organiseren. Dat doet de sector ook, via branches of via steden. Soms wordt het georganiseerd vanuit Schiphol, de VVV's, de ANWB en/of het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen. Het is goed om dat aan elkaar te knopen. De mogelijkheden die er zijn om meer internationale bezoekers van ons mooie land te laten profiteren en hier meer congressen te organiseren, wil ik verder uitbreiden. Ten slotte de verduurzaming van de gastvrijheidseconomie. Ik ben op dat punt zeer gemotiveerd. Ik ben er vast van overtuigd dat we het moeten hebben van een goed onderhouden mooi landschap, waar op een goede manier met de natuur wordt omgegaan, waar de ruimtelijke ordening voor elkaar is en waar de toeristen van het landschap kunnen genieten zonder deze te belasten. Toeristen komen niet naar een desolate omgeving, wel naar het mooie Nederland. Het verduurzamen van de gastvrijheidseconomie is ook een belangrijk onderdeel van mijn beleid. Ik denk dat er nog veel geïnnoveerd kan worden. De innovatiekracht bij de ondernemers is groot. De mogelijkheden van regelluwe zones en topsectoren heb ik genoemd. Op deze manier wil ik het beleid in deze kabinetsperiode verder uitbouwen.

De heer Öztürk sprak over de Trek-in hutten. Ik geloof dat er inderdaad een ondernemer is die een bepaald soort hut heeft gemaakt. Dat is zeer te waarderen. Maar dat is natuurlijk wel zijn eigen initiatief: het is zijn hut en het is zijn verantwoordelijkheid om die hut op de markt te zetten. Die verantwoordelijkheid ga ik echt niet van hem overnemen. Die trekkershut wordt gemaakt van sloopobjecten. Dat kan ertoe leiden dat die ondernemer gebruik kan maken van fiscale mogelijkheden. Of dat wel of niet kan, hangt ervan af of hij op de milieulijst staat: de MIA/VAMIL-regeling. Dat is een lijst die niet tussentijds bijgesteld kan worden; dat wordt eens per jaar gedaan. Het zijn de ministeries van I en M en van Financiën die daarvoor verantwoordelijk zijn. Het is prachtig dat er initiatieven zijn, maar we kunnen niet op grond van één zo'n initiatief een hele regeling gaan veranderen. Die regeling moet er zijn voor iedereen. Ze moet worden geactualiseerd, wat eens per jaar moet gebeuren. Ik denk dat dat redelijk is.

De heer Öztürk sprak kort over zomerhuisjes, streekprodukten en wandelpaden. De streekproducten krijgen terechte aandacht. In de twintigste eeuw is er vooral schaalvergroting in de agrarische sector geweest. Maar het laatste decennium realiseren we ons dat er geld te verdienen is in producten die bijna verdwenen zijn. Je ziet dat dat echt in opkomst is. In 2007 werd alleen voor de streekproducten al een omzet gerealiseerd van 90 miljoen euro, maar vorig jaar was dat al gestegen tot 150 miljoen euro. Dat zijn dus echte groeisectoren. Ik denk dat het heel nuttig is om dat proces te ondersteunen. Je merkt bij de agrarische ondernemers, maar ook bij bedrijven op de grens van agrarische en toeristische activiteiten dat ze daar veel lol in hebben en voortdurend met nieuwe ontwikkelingen bezig zijn. Ik vind het zelf altijd heerlijk om in Twente en de Achterhoek rond te fietsen. Je ziet dan soms bij toegangswegen naar boerderijen kastjes staan met honing en jam, met blikjes waar je het geld in kunt doen. Zolang dat nog kan, is dat mooi. In de Betuwe heb je een groot landgoed waarvan de producten over het hele land worden afgezet. Er is een streekproductenloket in ontwikkeling, dat mensen met initiatieven ondersteunt en mensen die belangstelling hebben voor de producten informatie geeft. Wij gaan ervoor zorgen dat dat zo snel mogelijk tot stand komt.

De heer Van Meenen vroeg zich af, hoe Nederland optimaal kan profiteren van de groei van het toerisme in de wereld en wat de overheid daarbij kan betekenen. Ik denk dat hij het met mij eens is dat de overheid hierbij niet alleen ondernemers moet helpen. Als de overheid de zaken in een land goed voor elkaar heeft, als wij een luchthaven hebben die de op een na grootste luchthaven van Europa is qua rechtstreekse verbindingen met andere landen in de wereld – 312 luchthavens worden rechtstreeks vanuit Schiphol aangevlogen – dan is dat heel erg belangrijk. Als wij onze infrastructuur op orde hebben, als wij zorgen dat alle overheidsvoorzieningen goed voor elkaar zijn, als wij zorgen dat de monumenten beschermd zijn en in stand worden gehouden, dat onze steden leefbaar zijn, dan betekenen wij heel veel voor de gastvrijheidssector, omdat die daar weer op kan voortbouwen.

De heer Van Meenen stelde een vraag over de ombudsfunctie voor ondernemers. Daar is een motie over aangenomen, die wij natuurlijk serieus nemen. Wij hebben vastgesteld dat de ombudsman in een aantal gevallen een nuttige functie kan vervullen en vervult. Wij hebben bovendien vastgesteld dat het in een aantal gevallen te lang duurt. Er is wel een restrictie: het is niet zo dat iedereen die klaagt ook gelijk heeft. De een klaagt vaak over de ander, en ze kunnen natuurlijk niet allebei gelijk hebben. Iemand die klaagt, zegt dat er niet naar hem of haar wordt geluisterd. Maar dan wordt eigenlijk bedoeld: ik krijg mijn zin niet en daarom zeg ik dat er niet naar mij geluisterd wordt. Het moet dus wel een beetje genuanceerd worden. Maar als je de gevallen beziet die zich voordoen, dan merk je dat het in een aantal gevallen te lang duurt, terwijl er wel een reëel probleem is waar de overheid bij betrokken is. We hebben zeven cases verzameld, die we zeer binnenkort met alle betrokkenen zullen gaan doornemen om te zien of we op dat punt mogelijk het beleid moeten aanscherpen. Ik ben van plan de Kamer nog voor de zomer inzicht te geven in de stand van zaken.

Mevrouw Gesthuizen sprak tot mijn grote genoegen over vermindering van de regeldruk. Ze gaf een voorbeeld van een ondernemer die iedere dag het water moet gaan controleren. Ik denk dat dit net de voorbeelden zijn waar we op uit zijn. Daar moeten we natuurlijk iets aan gaan doen. Je moet mensen geen onnutte dingen laten doen, je moet ondernemers die dingen laten doen die belangrijk zijn voor de gezondheid en de veiligheid. Wat de regeldruk betreft: eraf halen wat eraf kan, en in stand houden en goed controleren wat nageleefd moet worden. We hebben over het hele land een elftal regeldrukambassadeurs aangewezen, in iedere provincie één. Opmerkingen en klachten worden naar mijn ministerie doorgespeeld, waarna wij ermee aan de slag gaan. Ik ben daar zeer in geïnteresseerd, zodat ik mij aanbevolen houd voor alle voorbeelden die Kamerleden nog weten.

Mevrouw Gesthuizen vroeg zich af of gemeenten zich de belangen van ondernemers wel realiseren, als het gaat om regeldruk en om alles wat daaromheen zit. Op basis van bijna levenslange ervaring met kleine gemeenten in plattelandsgebieden denk ik dat dit zeker het geval is. Daar zit het bestuur dicht op de ondernemers, die ook heel goed de raadsleden, de wethouders en de burgemeester weten te vinden. Waar dat goed gaat, is dat prima, en waar dat niet goed gaat, kan dat bij ons terechtkomen, waarna wij ernaar kijken om te zien wat daar voor verbeteringen kunnen worden gerealiseerd.

Op het gebied van wandelpaden is er heel veel moois in Nederland. Maar de rijksoverheid, die voor een enorme bezuinigingsopgave zit, kan niet de verantwoordelijkheid voor wandelpaden naar zich toe trekken. Dat zal regionaal, ondersteund door gemeenten en provincies, vanuit het veld zelf moeten worden gedaan. Er zijn mogelijkheden. Je kunt over alle schouwpaden van de waterschappen lopen, en je mag over alle opengestelde landgoederen wandelen. Er is al heel veel gerealiseerd. De verantwoordelijkheid voor verdere ontwikkeling leg ik in de eerste plaats bij de andere overheden.

Mevrouw Mulder sprak over breedbandinternet als een mooie mogelijkheid om toeristen naar Nederland te lokken. Als dát het criterium was, dan werden we hier overstelpt met toeristen uit de hele wereld, want er is geen land met zo'n geweldige breedbandinternetdekking als Nederland: 95% van de Nederlanders. Er zijn zelfs meerdere concurrerende netten. Verder zijn de bedrijven druk bezig om 4G-netwerken uit te rollen. Ook daar kan tot 50 Mb per seconde breedbandinternet overheen. Er zijn drie landelijk dekkende mobiele netten waar je breedbandinternet kunt krijgen, en we zitten al geweldig goed met de vaste netten. De mogelijke verbeteringen hebben mevrouw Mulder en ik al eens gewisseld. Ik zou haar beledigen als ik dat ging herhalen.

Mevrouw Mulder sprak over regelluwe zones, het ondernemingsdossier en de green deals. Van de green deals hebben we er vele gesloten, ook in deze sector. Een green deal houdt in dat de overheid de ene keer met geld aankomt, maar de andere keer adviseert om dingen die al worden gedaan anders of extra te gaan doen. Er zijn allerlei mogelijkheden voor overheid en ondernemers om creatief samen te werken. Wij krijgen vaak voorstellen voor green deals, waarin wij erg geïnteresseerd zijn. Daar gaan we graag op in. In het hele land hebben we er nu zo'n 160 lopen, en we zijn bezig om de green deals die heel goed lopen, breder toe te passen. Verder kan het aantal green deals nog steeds worden uitgebreid. Ik koers aan op een aantal van 200. Als in deze sector nog nadere gedachten zijn, ben ik daarvoor zeker beschikbaar.

Wat de openstelling van landgoederen betreft, denk ik dat we de zaak best goed geregeld hebben. Als je als landgoed profiteert van fiscale voordelen, dan moet daar wat tegenover staan, namelijk openstelling. Dat wordt altijd keurig aangegeven. Als daar naar het oordeel van mevrouw Mulder nog tekortkomingen zijn, dan moet zij dat naar voren brengen.

Voor coördinatie in geval van branden in natuurgebieden ben ik als minister van EZ niet de eerstaangewezene. Mevrouw Mulder zegt dat op dit punt in de sector nog een probleem wordt ervaren. Ik zal nakijken hoe dat precies zit, en dat op de goede plek neerleggen met de vraag of dat kan worden opgepakt.

Wat de meivakantie betreft: vakanties worden alle van tevoren geregeld per drie jaar. Vanuit de sector wordt gesteld dat je eigenlijk in juli wat eerder zou moeten beginnen, en in mei wat meer zou moeten doen. Er moet gekeken worden hoe dat uitpakt voor het onderwijs om te zien of dat kan worden ingepast. Ook naar andere effecten moet worden gekeken. Er zijn dus verschillende partijen bij betrokken. Uiteindelijk ligt de besluitvorming daarover bij OCW. De suggesties die nu komen vanuit de gastvrijheidssector zal ik doorspelen naar OCW zodat, als de zaak weer als geheel bekeken wordt, deze wensen kunnen worden meegenomen.

Mevrouw Ouwehand zette alles waar ze een hekel aan heeft naast elkaar. Maar er is ook een flink aantal zaken waar ze aardigheid in heeft; die dingen delen wij vaak. Zij geeft aan dat er veel spanning zit in het buitengebied. Dat is absoluut waar. Je hebt niet alleen de ondernemers in deze sector, je hebt ook allerlei andere activiteiten van andere ondernemers die daar haaks op staan, ondernemers die er belang bij hebben dat de industrieterreinen worden uitgebreid en dat er mestvergisting is. Dat is het wezenskenmerk van ruimtelijke ordening, iets waar we in Nederland goed in zijn. We hebben dat heel goed op orde. Maar in zo'n dichtbevolkt land, met zo'n hoge welvaart en strijdige belangen, is dat iedere keer een worsteling die we op verschillende niveaus hebben georganiseerd: lokaal, provinciaal en landelijk. Alles wat we daar hebben georganiseerd qua afweging van belangen is een voorbeeld voor de hele wereld. We zorgen er nu voor dat alle verschillende regelingen in een omgevingswet worden verzameld, zodat daar integrale afweging kan plaatsvinden. Daar los ik het probleem niet mee op. Het zal altijd zo zijn dat in een buitengebied de een graag mestvergisting wil, en een ander een camping. Het is de taak van de overheid om te zorgen dat daar de goede beslissingen worden genomen.

De heer Ziengs (VVD): Voorzitter. Ik heb in eerste termijn gesproken over het aantrekken van meer internationale bezoekers en de beperkingen in het kader van visa. De minister heeft daar een redelijk uitgebreid antwoord op gegeven. Maar ik vroeg ook of hij bereid is, nu al beperkende regelgeving aan te pakken. Er ligt namelijk een fiche vanuit Europa, waarnaar ik heb verwezen. Daar wil ik een wat scherper antwoord op.

Ik heb hier de cijfers van het CBS over 2012. Zijn die cijfers optimaal? Ik begrijp namelijk dat de branche aangeeft dat er veel meer waarde omgaat. Ik krijg bijvoorbeeld signalen vanuit de golfsport dat er heel veel mogelijkheden zijn om golftoeristen, die een hoog bestedingsniveau hebben, hierheen te lokken. Moet er geen totaalbeeld worden verkregen, waardoor wellicht nog meer waarde wordt toegekend aan de branche?

Ik krijg geluiden van strandpaviljoens die graag meer continuïteit vanuit gemeentes willen hebben, en wat meer kwaliteit. Ondernemers moeten soms in het kader van waterveiligheid ineens hun bedrijf gaan verplaatsen. Allemaal heel logisch, maar dan moeten ze wel de hele procedure opnieuw ingaan voor het verkrijgen van vergunningen. Kent de minister deze problematiek?

De heer Öztürk (PvdA): Voorzitter. De minister erkent het belang van de sector voor onze samenleving. Hij kan dat nog zichtbaarder maken door te streven naar een degelijke kennisinfrastructuur en degelijke cijfers. Er moet de nodige informatie beschikbaar zijn voor de sector. Daarmee kun je het belang van de sector toets- en zichtbaar maken. Verder denk ik aan definities.

Ik heb aangegeven dat gelden geoormerkt moeten worden ter bevordering van innovatie, zodat innovatieve mensen kansen krijgen en kunnen pakken. Ik heb trek-in als voorbeeld genoemd. De overheid geeft geld aan een innovatief project en vervolgens zegt ze: wacht maar een jaartje, want wij wijzigen de lijst maar eens per jaar. Dat is voor de innovatieve organisaties moeilijk te begrijpen. Ik denk dat de minister op zijn departement genoeg innovatieve ambtenaren heeft om te streven naar een oplossing. Ik vraag om meer ondersteuning van de minister.

Wij zeggen niet dat de gastvrijheidssector een tiende topsector moet zijn, maar de sector moet er wel bij worden betrokken. Er moet een koppeling bestaan tussen de topsectoren, waarmee je kunt laten zien dat innovatie internationaal is geworden. Om hoogopgeleide, innovatieve mensen hierheen te halen, heb je de gastvrijheidssector hard nodig.

Over visa's heeft de minister gezegd dat er is getoetst met andere landen. Ik hoor uit de congreswereld andere geluiden. Kan de minister hier nog schriftelijk op ingaan?

Hoe kijkt de minister naar de niet-verplaatsbare zomerhuizen en de wandelpaden?

De heer Van Meenen (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn heldere beantwoording. Ik wil ingaan op de ombudsfunctie, zoals hij het noemt. De motie sprak overigens van een ombudsman. De minister heeft gesproken over zeven cases die onderwerp van studie zijn en mogelijk kunnen leiden tot aanpassing van de regelgeving; voor de zomervakantie kan daarin inzicht worden verstrekt. Kan de minister iets specifieker worden over de uitvoering van de motie, waarin immers expliciet wordt gevraagd om de instelling van een ombudsman? Kan de minister ingaan op mijn vraag of deze sector hierin een pilot kan zijn?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. De minister constateerde nogmaals dat er groei is in de toerismesector. Het verbaast mij een beetje dat hij verderop zei: ik weet niet zo heel goed om welk type toerist het gaat. Het lijkt me wel essentieel dat dat bekend is. Van de toenmalige staatssecretaris Heemskerk weet ik dat hij heel erg specifiek beleid voerde, omdat hij een bepaald type toeristen Nederland binnen wilde halen. Dat waren met name congrestoeristen. Ik kan me voorstellen dat dat ergens bij EZ bekend is. Weet de minister misschien wel hoe die groei is bewerkstelligd? Heeft dat ermee te maken dat we bepaalde evenementen hebben georganiseerd?

Kunnen mensen ook zelf de regeldrukambassadeurs benaderen?

Weet de minister dat de huidige financiering van het beheer van fiets- en wandelpaden nodeloos versnipperd is, waardoor er per provincie aparte afspraken gemaakt moeten worden, met als gevolg: onnodig veel overhead, geen uniform kwaliteitsbeeld en een provincie, Flevoland, die heeft gezegd niet meer mee te doen?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. De minister wil de groei van het aantal toeristen uit China gelijk houden. Het CDA ziet liever dat die groei verder doorzet. Een groter deel van de koek van de internationale toeristen voor Nederland. Verder heeft de minister gezegd dat we voorbeelden kunnen aanleveren van knellende regeldruk. Daar zullen we iedereen toe oproepen. Veel hangt af van de pilot in Zeeland. Gaan we de procedures daadwerkelijk zo terugbrengen dat we geen tien jaar, maar maximaal twee of drie jaar onderweg zijn? Daar hangt heel veel van af.

We denken dat er veel kansen zijn in de krimpregio's. Hoe kijkt de minister daarnaar? Mooi dat er ruimte is voor meer green deals, en dat de minister samen met OCW gaat kijken wat de mogelijkheden van vakantiespreiding zijn. Voor het inkomend toerisme kan het werelderfgoed Waddenzee een heel mooi initiatief zijn. De kennisinstellingen hebben daarbij geholpen. Bij een verdere stimulering van het inkomend toerisme zouden die kennisinstellingen nog een mooie rol kunnen spelen.

Wij vragen ons af, in hoeverre door meer regie de wandelpaden wat meer toegankelijk kunnen worden. Het hoeft niet per se met kosten te maken hebben.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Er komen inderdaad in dit debat onderwerpen voorbij waar deze minister niet eerstverantwoordelijk voor is, zoals het openstellen van wandelpaden als je daar subsidie voor hebt gekregen. Maar ik vind het toch wel goed om dat hier even te vragen. Kan de minister de erkenning uitspreken dat een goed natuurbeschermingsbeleid, en dus een goede, gezonde natuur, belangrijk is voor de toeristische sector? De minister zei dat ik alle dingen heb opgenoemd waaraan ik een hekel heb. Dat is niet helemaal waar, want ik heb er nog wel meer. Toevallig zijn dit inderdaad wel dingen die voor dat spanningsveld zorgen waarover de minister sprak. Hij heeft helemaal gelijk als hij zegt dat er in het buitengebied conflicterende belangen zijn, zodat daar een afweging moet plaatsvinden, maar ik heb de indruk dat de belangenafweging niet altijd, of zelfs heel vaak niet in het voordeel van een goede gezonde recreatieve sector uitpakt. Is de minister het met mij eens dat daar een landelijke verantwoordelijkheid ligt, omdat het ook gaat om het totaalplaatje van de aantrekkelijkheid van Nederland? Los van die ene mestvergister die die ene camping in de problemen brengt, gaat het erom wat we vanuit het Rijk kunnen doen om ervoor te zorgen dat Nederland als geheel gezond en aantrekkelijk is. Is de minister bereid om te kijken of die belangenafweging inderdaad altijd goed uitpakt, of dat misschien sprake is van een scheve verhouding?

Minister Kamp: Voorzitter. De heer Ziengs wil dat ik nu al meteen beperkende regels wat visa betreft ga aan pakken. Ik weet niet waarop hij doelt. Wij hebben een visabeleid, met betrokkenheid van Buitenlandse Zaken en Justitie. Dat wordt samengevoegd, zodat we de zaak kunnen vereenvoudigen. Daar zijn we druk mee bezig; daartoe is recent besloten in de ministerraad. Verder heb ik gezegd dat ik zeer bereid ben om te kijken waar ik in de belangrijke toeristenherkomstlanden dingen kan doen, om ervoor te zorgen dat de procedure ter verkrijging van een visum voor iemand die daarvan op gepaste wijze gebruik wil maken, zo soepel mogelijk wordt.

De heren Ziengs en Öztürk willen graag meer informatie hebben. Maar ze moeten erop rekenen dat er de komende tijd alleen maar minder cijfers komen. De cijfers die we hebben, komen van het CBS. Er wordt bij bedrijven veel gemopperd over het eerst aanleveren van cijfers. Cijfers moeten eerst aangeleverd worden, waarna ze bewerkt worden en weer teruggegeven worden. Men ziet het moeten leveren van cijfers als een last, als een onderdeel van de regeldruk, waar men van af wil. Bovendien hebben we inmiddels al vijftien jaar bezuinigingen op het CBS achter de rug. In de tijd dat ik hier in Den Haag werkte, had men daar 2300 mensen; inmiddels zijn het er 1500. Er is een bezuinigingsoperatie gaande van 30%, waarbij door het huidige kabinet er 10% bovenop wordt gelegd, zodat er in totaal 40% wordt bezuinigd op het CBS. Alle gesprekken die ik op dit moment met het CBS heb, gaan niet over meer, maar over minder cijfers. Ik wil bepaald niet de gedachte laten leven dat hiervoor binnenkort meer informatie beschikbaar komt.

De heer Ziengs (VVD): Ik heb me wellicht niet goed uitgedrukt. We hebben altijd een heel duidelijk standpunt ingenomen over het CBS. Ik probeerde erop te wijzen dat er ook andere cijfers in de markt beschikbaar zijn, bijvoorbeeld als het gaat om de golfsport. Dat is een onderzoeksinstituut Squash Marketing Surveys Inc., dat cijfers aanlevert. Veeg die cijfers, die gewoon beschikbaar zijn, eens bij elkaar om te zien wat we daarmee kunnen doen, om het belang van de sector te benadrukken.

Minister Kamp: Ik denk dat zo'n sector dat zelf moet doen. Als je een omzet van 37 miljard hebt en er zijn 400.000 mensen in dienst, met cijfers hier en daar, en het is voor jou belangrijk, zorg er als brancheorganisatie dan voor dat je die cijfers bij elkaar veegt. Dat hoeft de overheid niet allemaal te gaan doen. Ik begrijp niet goed waarom er meer cijfers moeten komen om de sector nog belangrijker te maken. We hebben het begrip «gastvrijheidseconomie» al heel breed gedefinieerd. Wat er niet bijzit, zijn funshoppen en recreatie van minder dan twee uur. Als je dat ook allemaal gastvrijheidseconomie gaat noemen, kun je die 37 miljard nog wat opkrikken. Maar wat schieten we daarmee op? Dat lijkt me allemaal niet zo zinvol. De sector is al belangrijk, en dat weten we met elkaar.

Ik wil het beleid ten aanzien van strandpaviloens graag aan de gemeenten. Volgens de heer Ziengs is daar een heel vreemde procedure gevolgd. Ik denk dat de gemeenteraad daar wel wat mee zal gaan doen, want het is een gemeentelijke procedure. In een gemeente heb je een gemeenteraad. Strandhouders weten de gemeenteraadsleden heel goed te vinden. Ik geloof niet dat het zinvol is dat we ons als rijksoverheid daarmee gaan bemoeien. Je gaat erover en dan bemoei je je ermee, en als een ander erover gaat, dan moet een ander het doen.

De heer Ziengs (VVD): Het ging in feite om waterveiligheid, wat toch rijksbeleid is. Daar moeten ingrepen worden gedaan, wat zich terugvertaalt in...

Minister Kamp: Als blijkt dat er door niet goed samenwerkende overheden een verbetering noodzakelijk is, dan zijn wij daartoe zeer bereid. Dat kan bij ons gemeld worden.

Hetzelfde moet ik zeggen over de regioambassadeurs. Iedereen kan zich tot hen wenden. Ik neem graag aan dat ze bij de organisaties bekend zijn. Dat kunnen we aan hen overlaten.

De heer Öztürk zei dat er geld geoormerkt moet worden voor innovatie. Ik weet niet hoe hij dat ziet. Wij hebben een heleboel faciliteiten voor innovatie waarvan ondernemers gebruik kunnen maken. Als ze investeren in innovatie krijgen ze een fiscale tegemoetkoming. Daar hoef ik niets meer voor te oormerken, want dat is allemaal al geregeld. Verder is er voor topsectorenbeleid geld beschikbaar, verdeeld over de huidige negen topsectoren. Daar worden geen extra bedragen voor beschikbaar gesteld, maar er wordt alleen maar geld afgehaald. Ik kan dus niets oormerken. Wel kan ik zeggen dat het vooral zit in samenwerking. Dat punt kan door de sector opgepakt worden.

De heer Öztürk zei over het voorbeeld dat hij noemde dat het hem niet om dat voorbeeld gaat, maar om het geheel. Het is nogal wat dat wij voor het gebruiken van sloopmaterialen een aparte fiscale tegemoetkoming hebben. Daar gaan we al heel ver mee. Met het eens per jaar aanpassen van die lijst is de grens wel zo’n beetje bereikt. Ik ben niet bereid dat te doen wat de heer Öztürk vraagt over de Trek-in hutten. We moeten de zaken niet te veel verfijnen, want dan maken we zaken onbeheersbaar en onbetaalbaar. Het zou mooi zijn als we de huidige fiscale faciliteiten in stand kunnen houden; aanpassing een keer per jaar lijkt me prima. De verantwoordelijkheid om van een product een succes te maken ligt toch echt bij de ondernemer, en niet bij de overheid.

De heer Öztürk (PvdA): Als je 50.000 banen wilt realiseren, moet je innovatief zijn. Als de sector met innovatieve ideeën komt, moet de overheid haar op de een of andere manier tegemoet komen. Je kunt bijvoorbeeld drie ton beschikbaar stellen, je kunt het op een andere manier doen, maar er moet iets zijn. We kunnen niet alles terugschuiven naar de sector.

Minister Kamp: «Er moet iets zijn.» Dan word ik verleid om te gaan herhalen wat ik net heb gezegd. Je kunt tegemoetkomingen in de loonkosten krijgen, en voor andere kosten krijg je een fiscale tegemoetkoming. Je gebruikt sloophout en krijgt daarvoor een fiscale tegemoetkoming. We doen heel veel om innovatie te ondersteunen. Drie ton om jonge mensen te helpen? We praten over een sector met een omzet van 37 miljard euro, waarvoor door de overheid al heel veel wordt gedaan. We moeten ons niet in de put praten wat dit betreft. Nederland heeft het goed voor elkaar, er zit een flinke groei in, en de overheid heeft haar zaken goed voor elkaar. We zijn bereid om activiteiten in de sector te ondersteunen.

Over de zomerhuizen: je hebt parken waar mensen een caravan, een verplaatsbaar chalet of een vast zomerhuis hebben staan. Op die parken vindt innovatie plaats, wat inhoudt dat wat er nu staat weg moet, omdat er wat anders voor in de plaats komt. De mensen die weg moeten, vinden dat niet leuk. Betrokkenen moeten een redelijke termijn voor vertrek krijgen. Wat de zomerhuizen betreft: daar kan niet mee volstaan worden, want er moeten vergoedingen worden gegeven. Alleen het feit dat een park wordt geherstructureerd is niet voldoende reden om een overeenkomst op te mogen zeggen. Er zal overleg moeten komen en er zal een passende vergoeding moeten worden gegeven. Dat zal in de voorwaarden voor de branche worden opgenomen. Ik zal de ontwikkelingen op dit punt volgen. Het probleem dat de heer Öztürk heeft aangeduid is reëel, evenals de gekozen oplossing. Maar het moet in de praktijk wel gaan werken.

Ik ben terughoudend om de wandelpaden als rijksoverheid naar ons toe te gaan trekken. We schrijven immers allemaal in onze verkiezingsprogramma's dat we toe willen naar een kleinere overheid. Er is net een natuurakkoord afgesloten waarin staat dat de rijksoverheid dat niet meer gaat doen. Dat kan heel goed regionaal en provinciaal worden georganiseerd. Ik denk dat het heel goed is deze zaak bij de andere overheden te laten. Ik ga die verantwoordelijkheid niet meer naar me toe trekken.

De heer Öztürk (PvdA): Er is een motie aangenomen door de Kamer, waarin de minister wordt gevraagd de lagere overheden te motiveren om de doelstellingen te halen. Anders dien ik een nieuwe motie in, waarin de termijn wordt verlengd tot 2016.

Minister Kamp: U mag iedere motie indienen die u wilt, dat vind ik allemaal heel interessant. Deze motie ging over het gebruiken van de schouwpaden van de waterschappen. Die mogelijkheid is er, blijkt uit onderzoek. De schouwpaden zijn bijna alle toegankelijk. Er kan nog het nodige worden gedaan aan inpassing in netwerken. Dat moet dus regionaal worden georganiseerd. De waterschappen zijn bereid om mee te werken, en dat kan in de regio's worden opgepakt. Sommige netwerken kunnen nog wat worden verbeterd. Prima dat de Kamer daarvoor aandacht heeft gevraagd, de boodschap is begrepen, laten we ze nu de gelegenheid geven de zaak verder uit te werken. Ik geloof niet dat het nodig is om dat met verdere moties te ondersteunen. Maar ik laat dat graag aan de Kamer over.

De heer Van Meenen sprak opnieuw over de ombudsman. Ik weet niet of we daar echt een ombudsman moeten hebben, want er zijn al de nodige ombudsmannen in Nederland. De Nationale Ombudsman speelt hierbij een goede rol. Hij kan binnen het huidige mandaat ondernemers met klachten bijstaan. In een aantal gevallen blijven dingen te lang liggen; die gevallen gaan we met betrokkenen doornemen om te kijken of het beter kan en, zo ja, hoe. Ik wil de Kamer daar voor de zomer over informeren. De heer Van Meenen kan dat dan beoordelen. Als het niet naar zijn zin is, dan ben ik graag bereid dat met hem te bespreken.

Er zijn vragen gesteld over de groei van het aantal toeristen naar Nederland. Ik vind het prachtig dat er vorig jaar 23% meer toeristen uit China zijn gekomen en als er dit jaar 50% meer komen en volgend jaar 75%, dan vind ik dat allemaal prachtig. Laten we vooral proberen als land te profiteren van de groei van het aantal toeristen uit die landen. Het profijt ligt in de eerste plaats bij de mensen uit China, want het is heerlijk om je vakantie in Nederland door te brengen, maar wij vinden het ook fijn om hen hier te ontvangen.

De heer Van Meenen (D66): Voor de goede orde: ik stelde die vraag niet, maar mevrouw Mulder.

Minister Kamp: Excuses voor deze vergissing.

Mevrouw Gesthuizen verwees naar staatssecretaris Heemskerk, die heel goed in de gaten had om welke doelgroepen het ging. Het Nationaal Bureau voor Toerisme richt zich op verschillende groepen: de achievers, de postmodernen, de bovenklasse, de kwaliteitszoekers, de tradionals en de mainstream families. Daar richt je je in je acquisitiebeleid op. Ik heb al gezegd dat ik alle beschikbare informatie beschikbaar wil stellen, maar dat we niet in de goede tijd leven om meer gedetailleerde informatie beschikbaar te stellen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Heeft de minister misschien een idee waar die groei door komt?

Minister Kamp: Ik kan u op dit punt niet meer informatie geven dan ik u al heb gegeven. Ja, hoe komt het dat mensen hier naar toe komen? Omdat het hier zo leuk is. We hebben onderzocht hoe toeristen Nederland en de Nederlanders ervaren, en daar zijn ze positief over: vriendelijke en gastvrije bewoners in een land dat veel te bieden heeft. Een andere reden is dat Nederland een land is met geweldige verbindingen met diverse bevolkingscentra in de wereld. In het land waar een toerist als eerste aankomt, blijft hij het langste hangen en besteedt hij het meeste geld. De activiteiten van Schiphol en Amsterdam pakken heel goed uit. Hoe dat precies uitpakt voor de verschillende groepen weten we nog niet; als die informatie er is, zal ik haar met de Kamer delen.

Mevrouw Mulder wil meer weten over de pilot in Zeeland, maar daar heb ik niet meer over te vertellen dan ik al heb gedaan. Wij proberen het komende half jaar die pilot van de grond te krijgen; zodra ik daarover informatie heb, zal ik die met de Kamer delen.

Mevrouw Mulder zei dat er met name in de krimpregio's kansen zijn. Dat is natuurlijk zo. Daar is ruimte, en dus ook ruimte voor ondernemers om recreatieve projecten te ontwikkelen. Ook de provincies zijn erop uit om deze positieve mogelijkheden van krimpregio's te benutten. De regionale economie is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid voor de provincies. Mevrouw Mulder sprak over informatie bij kennisinstellingen die voor recreatieondernemers interessant kan zijn. Als we met de sector gaan praten over hoe ze de topsectorenaanpak ook in hun sector kunnen toepassen, zullen we zeker bespreken welke kennisinstellingen interessant zijn.

Mevrouw Ouwehand kwam terug op de ruimtelijke ordening en de kwaliteit van het bestaan in Nederland. Nederland in zijn geheel zou gezond moeten zijn; daar zou het overheidsbeleid op gericht moeten zijn. Ik ben dat geheel met haar eens. Nederland zit in de top-3 van landen waar het goed wonen is, en dat is natuurlijk geweldig. Mevrouw Ouwehand is terecht bezorgd over milieuontwikkelingen, maar zij kan ook zien dat er op het punt van lucht-, water- en bodemkwaliteit vooruitgang wordt geboekt. Ze houdt de druk op de ketel. Ik denk dat ruimtelijke ordening en milieubeleid en de verdeling ervan over de verschillende overheden goed functioneert. Als er nog verbetermogelijkheden zijn, ben ik ervan overtuigd dat mevrouw Ouwehand ons daarop zal wijzen. Daar zullen we dan nader op ingaan.

De voorzitter: Dan som ik hierbij de toezeggingen op.

De Kamer wordt voor zover mogelijk nader geïnformeerd over de samenstelling en de opbouw van de totale groep toeristen die naar Nederland komen, alsmede over de budgetten per categorie.

De Kamer wordt voor de zomer nader geïnformeerd over de stand van zaken rond de ombudsfunctie in de praktijk.

De Kamer wordt nader geïnformeerd over de pilot in Zeeland.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Er is nog een vierde toezegging gedaan: de minister zou bekijken in hoeverre de visumprocedures kunnen worden verbeterd/vergemakkelijkt via digitale wegen.

De voorzitter: Wat de voorzitter van de commissie samenvat, is vooral informatie die naar de Kamer wordt gestuurd. Het gaat dus niet om alle inhoudelijke toezeggingen, want dat zouden we niet kunnen bijhouden!

Minister Kamp: Wij zijn geïnteresseerd in mogelijkheden om het proces ter verlening van visa optimaal te laten verlopen. Ik heb een aantal mogelijkheden genoemd, mevrouw Mulder heeft een mogelijkheid genoemd. Die zal worden betrokken bij het zoeken naar een optimale invulling.

De voorzitter: Ik neem aan dat u de Kamer daarover te zijner tijd informeert.

Minister Kamp: Mijn ministerie, of Buitenlandse Zaken.

De voorzitter: Goed, dan neem ik de toezegging op die manier in het rijtje op.

Sluiting 16.55 uur.

Naar boven