25 847 Evaluatie Wet voorzieningen gehandicapten

Nr. 111 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 oktober 2012

Tijdens het Algemeen Overleg van 19 april 2012 heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport overleg gevoerd over het sociaalrecreatief, bovenregionaal vervoer voor mensen met een mobiliteitsbeperking (bekend onder de merknaam Valys en hierna afgekort tot BRV). Bij de behandeling van het verslag1 heeft uw Kamer de motie Venrooy-van Ark – Dijkstra2 en de motie Wolbert – Klijnsma3 aangenomen. Met deze brief wil ik u informeren over de uitvoering van beide moties.

BRV als ketenvoorziening

Ik heb uw Kamer begin dit jaar geïnformeerd over mijn visie op de toekomst van het sociaalrecreatief, bovenregionaal vervoer4. Dit kabinet streeft naar een inclusieve maatschappij, waaraan iedereen ongeacht zijn of haar beperking kan deelnemen. Op het terrein van mobiliteit is het uitgangspunt van het kabinet dat mensen zoveel mogelijk gebruik maken van algemene voorzieningen. Daar waar en voor zo lang dat niet mogelijk is, worden specifieke voorzieningen aangeboden.

In mijn correspondentie met uw Kamer over de toekomst van het BRV heb ik steeds het belang benadrukt om de oorspronkelijke doelstelling van het BRV centraal te stellen. BRV is bedoeld als «missing link»: de schakel tussen huis en toegankelijk openbaar vervoer (OV). In het Programma van Eisen dat ik u op 3 juli jl. heb verzonden5 wordt daarom de ketenreis (een reis waarvan één van de schakels wordt gevormd door de trein) centraal gesteld. Hiermee beoog ik om, daar waar het mogelijk is, mensen zoveel gebruik te laten maken van toegankelijk OV.

Motie Venrooy-van Ark – Dijkstra

In de motie Venrooy-van Ark – Dijkstra wordt het kabinet verzocht om een integrale visie te geven op doelgroepvervoer in combinatie met de algemene voorliggende OV-voorzieningen. Een overweging van uw Kamer daarbij is dat het wenselijk is om te komen tot afstemming van budgetten voor algemene voorzieningen en doelgroepenvervoer. Ik deel de opvatting dat het wenselijk is om doelgroepenvervoer en OV zoveel mogelijk in samenhang met elkaar te bezien. Voor het bepalen van een integrale visie acht ik het van belang om nader onderzoek te starten naar deze samenhang. De afgelopen periode heb ik samen met I&M6, OCW7 en belangenorganisaties een onderzoeksvoorstel opgesteld met als doel:

  • 1. Inzicht te verkrijgen in de mogelijke samenhang tussen doelgroepenvervoer en het toegankelijk openbaar vervoer;

  • 2. Inzicht te krijgen in de mogelijkheden en onmogelijkheden om vervoersvormen beter op elkaar af te stemmen en budgetten effectiever en doelmatiger te besteden;

  • 3. Globaal inzicht te krijgen in de geografische verdeling van dagelijkse vervoersbewegingen bij het doelgroepenvervoer;

  • 4. Te inventariseren wat mogelijke sturingsinstrumenten zijn om reizigers van doelgroepenvervoer, waar mogelijk, te laten reizen met toegankelijk openbaar vervoer.

De afgelopen jaren is er ook ander onderzoek uitgevoerd op deze thema’s. Deze onderzoeken zal ik betrekken bij het formuleren van een integrale visie op doelgroepenvervoer en OV.

Motie Wolbert – Klijnsma

In de motie Wolbert – Klijnsma wordt het kabinet verzocht om heldere criteria op te stellen voor een eerlijke toewijzing van Valyskilometers. Een van de overwegingen voor het doen van dit verzoek is dat uw Kamer van mening is dat binnen het huidige Valysvervoer sprake is van onvoldoende scherpe en eenduidige selectiecriteria bij de toewijzing van Valyskilometers, waardoor Valysvervoer niet uitsluitend wordt gebruikt door mensen voor wie deze regeling is bedoeld.

Ik deel de wens van de Kamer om een voorziening te realiseren die uitsluitend gebruikt wordt door de mensen voor wie het echt nodig is. In het verleden is de keuze gemaakt om mensen op basis van een Wmo-vervoersvoorziening, OV-begeleiderskaart of gehandicaptenparkeerkaart toegang te verlenen tot Valysvervoer. Deze indirecte wijze van indiceren heeft geresulteerd in een mogelijk te brede toegang tot de voorziening. Deze indirecte manier van indiceren dient dan ook opnieuw te worden bezien. In de afgelopen periode is in gesprek met gemeenten en belangenorganisaties vastgesteld dat met het huidige inzicht de mogelijkheden voor een meer eenduidige en scherpere indicatiestelling voor Valysvervoer ontbreken. Daarom acht ik het noodzakelijk om meer duidelijkheid te verkrijgen over de beperkingen en mogelijkheden van actieve pashouders om gebruik te maken van toegankelijk openbaar vervoer en wil hier nader onderzoek naar laten uitvoeren.

De resultaten van het onderzoek naar een meer eenduidige en scherpere indicatiestelling wil ik in samenhang bezien met de wens van de Kamer om te komen tot een integrale visie op OV en doelgroepenvervoer. Dit betekent dat het hierboven aangekondigde onderzoek wordt aangevuld met nog twee doelen:

  • 5. Het toepassen van de onder 1 t/m 4 geïnventariseerde inzichten en sturingsinstrumenten op BRV om te komen tot opties voor een heldere en uniforme toegang tot Valysvervoer;

  • 6. Het verkrijgen van inzicht in de beperkingen en mogelijkheden van actieve pashouders om gebruik te maken van het toegankelijk openbaar vervoer.

Aanbesteding BRV

De Europese aanbesteding van het BRV is inmiddels gestart en zal ertoe leiden dat een nieuwe voorziening op 1 april 2013 operationeel wordt. In het nieuwe Programma van Eisen waar de vervoerder aan moet voldoen worden ook stappen genomen om te realiseren dat deze voorziening wordt gebruikt door de mensen voor wie het bedoeld is.

Zo wordt in de nieuwe voorziening de ketenreis centraal gesteld. Hiermee beoog ik om, daar waar het mogelijk is, mensen gebruik te laten maken van toegankelijk OV. Door gebruik van toegankelijk OV te stimuleren wil ik ervoor zorgen dat de mobiliteit van pashouders minder afhankelijk wordt van de hoogte van het persoonlijke kilometerbudget (pkb).

Daarnaast zal bij het uitvoeren van de nieuwe voorziening periodiek worden gecontroleerd of pashouders nog in het bezit zijn van een van de onderliggende toeganggevende voorzieningen voor het BRV (de Wmo-vervoersvoorziening, de OV-begeleiderskaart en de gehandicaptenparkeerkaart). Hiermee wil ik de verbinding van het BRV met lokale beleidsontwikkelingen op het terrein van participatie en vervoer verder versterken en benadrukken. Ik acht dit van belang omdat ik van mening ben dat het op termijn decentraliseren van het BRV naar gemeenten de meeste mogelijkheden biedt voor een kwalitatief goede voorziening voor de mensen die het echt nodig hebben.

De resultaten van het onderzoek zullen naar verwachting in het eerste kwartaal van 2013 gereed zijn. Wanneer de resultaten in mijn bezit zijn zal ik deze met uw Kamer delen en mijn reactie geven op de aanbevelingen. Op afzienbare termijn verwacht ik u te kunnen informeren over de definitieve gunning van de aanbesteding van het Valysvervoer voor de periode 1 april 2013 tot en met 2016.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


X Noot
1

TK 2011–2012, 25 847, 104

X Noot
2

TK 2011–2012, 25 847, 109

X Noot
3

TK 2011–2012, 25 847, 108

X Noot
4

TK 2011–2012, 25 847, 101

X Noot
5

TK 2011–2012, 25 847, 110

X Noot
6

Systeemverantwoordelijk voor (toegankelijkheid van het) openbaar vervoer en voor het wettelijk kader van de regiotaxi.

X Noot
7

Systeemverantwoordelijk voor het leerlingenvervoer.

Naar boven