24 724 Studiefinanciering

Nr. 162 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2017

Sinds de invoering van de wet Studievoorschot hoger onderwijs1 heb ik u op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in de instroom in het hoger onderwijs; dit onder andere ter uitvoering van de motie Slob.2 Onlangs zijn de cijfers vastgesteld over 2016. Met deze brief informeer ik u op hoofdlijnen over de ontwikkelingen in dat jaar. Vorig jaar heb ik u in april de monitorrapportage studievoorschot gestuurd met nadere informatie (Kamerstuk 24 724, nr. 142). Dat zal ik nu weer doen.

De VH bericht dat de instroom van eerstejaars in het hbo weer is toegenomen na de tijdelijke dip van vorig jaar. Schreven in 2015 circa 94.000 eerstejaars zich in aan een voltijd bacheloropleiding, in 2016 waren dat er met bijna 99.000 circa 5000 meer. Een stijging van ruim 5%, aldus de VH. Ook de instroom in de deeltijdopleidingen (+5%) en de Ad-programma’s (+23%) nam toe. Kijken we naar de achtergrond van de eerstejaarsstudenten in het hbo, dan zien we een toename van zowel het aantal havisten (+8%) als het aantal mbo’ers (+6%); en dat ondanks een aantrekkende arbeidsmarkt.

Ook in het wo is het aantal inschrijvingen gestegen, zo meldt de VSNU. Begonnen in 2015 bijna 44.000 eerstejaars aan een bachelor in het wo, in 2016 waren dat er dik 47.000; ruim 3000 meer. Een stijging van bijna 8%, aldus de VSNU. Deze stijging is zowel toe te schrijven aan de groei van het aantal internationale studenten (+27%), als aan een groeiende instroom van vwo’ers (+5%). Ruim 42.000 studenten begonnen in 2016 aan de masterfase. Dit is een lichte toename ten opzichte van vorig jaar (+2%).

Bekijken we de cijfers in meerjarig perspectief, dan is met name de ontwikkeling vanaf 2012 relevant. In dat jaar kondigde het kabinet aan de studiefinanciering te willen hervormen. Een deel van de studenten anticipeerde daarop door direct na het diploma in te stromen in het hoger onderwijs, in plaats van eerst een tussenjaar te nemen. Zo konden zij nog met behoud van de basisbeurs studeren. Deze beweging resulteerde in een piek in de instroom in de jaren 2013 en 2014, en een dip in 2015: het zogenaamde boeggolfeffect. Ik informeerde u hier vorig jaar al over. De toename van de indirecte instroom3 dit jaar bevestigt dit beeld en laat zien dat het aantal studenten dat een tussenjaar neemt, na de invoering van het studievoorschot inderdaad weer gegroeid is. De instroom van eerstejaars in het hbo bevindt zich nu weer op het niveau van 2012, toen ruim 100.000 studenten zich inschreven voor een voltijd bachelor. In het wo ligt het aantal inschrijvingen boven het niveau van voor de boeggolf, toen ruim 42.000 eerstejaars begonnen met een voltijd bacheloropleiding.

Naast de boeggolf, schetste ik u vorig jaar nog een aantal andere ontwikkelingen die ten grondslag konden liggen aan de dip in de instroom. Zo is er sinds 2009 een dalende trend zichtbaar in de directe instroom van mbo’ers in het hbo. Ook dit jaar zien we deze trend, zij het marginaal. Daartegenover staat een flinke groei van de indirecte instroom van mbo’ers in het hbo. Dat wijst erop dat meer mbo-studenten een tussenjaar nemen. Dit bleek ook vorig jaar al, uit het motievenonderzoek onder mbo’ers, met een groei van 4% naar 17% van de groep die een tussenjaar nam.4 Ook bleek uit dit onderzoek dat het arbeidsmarktperspectief belangrijk is voor deze groep. De gunstige arbeidsmarkt kan hierin dus ook een rol spelen. Opgeteld is dit jaar de instroom van mbo’ers in het hbo toegenomen.

Vorig jaar heb ik u geïnformeerd over de specifieke situatie op de pabo. Toen meldde ik dat, als gevolg van de aanscherping van de toelatingseisen, de instroom was gedaald. Deze daling was een reactie op de maatregelen die we genomen hebben om de uitval op de pabo te verminderen en studiesucces te verhogen. Dit jaar is de instroom op de pabo gestegen, met ruim 8%. Ik ben blij een stijging te zien na de forse daling (–32%) van vorig jaar. Ook de uitvalcijfers bevatten hier goed nieuws: viel het jaar voor de aanscherping van de toelatingseisen nog 35,7% gedurende het eerste jaar uit, erna was dat 27%. Belangrijk hierbij is dat het studiesucces het sterkst is gestegen onder studenten met een mbo-vooropleiding; zij lopen nu gelijk op met havisten (71%, vwo’ers 75%). Daarnaast is het studiesucces in het eerste jaar onder studenten met een niet-westerse migrantenachtergrond het afgelopen jaar ook sterk toegenomen (van 39% naar 63%). En ook de algemene uitval in het eerste jaar van het hbo is met 15,7% lager dan deze lange tijd geweest is. Onze inspanningen op dat gebied werpen hun vruchten af. Ik verwacht u in het voorjaar nader te kunnen informeren over de uitval, in de tweede monitorrapportage studievoorschot.

Deze mooie ontwikkelingen betekenen echter niet dat we nu achterover kunnen leunen. Ik zet het werk aan de toegankelijkheid van ons stelsel onverminderd voort, en blijf inzetten op het bieden van gelijke kansen aan alle studenten.

  • Dat doe ik met de voorlichting aan studenten, met daarin speciale aandacht voor de groep mbo-studenten die wil doorstromen. Zo heb ik afgelopen jaar het platform startstuderen.nl uitgebreid met een afdeling voor mbo-studenten, de Geldwijzer van het Nibud gratis ter beschikking gesteld, een extra mailing gestuurd over de mogelijkheden van de aanvullende beurs naar alle mbo-4-studenten in hun laatste jaar, en heb ik alle mbo-instellingen per brief een overzicht toegestuurd met concrete maatregelen en suggesties voor de financiële voorlichting aan studenten.

  • Dat doe ik door sterk in te zetten op de regionale samenwerkingsverbanden die de doorstroom en de aansluiting van mbo en voortgezet onderwijs naar het ho dienen te verbeteren, in lijn met de motie Mohandis- Jadnanansing.

  • Dat doe ik met meer aandacht voor studiekeuze, met onder andere de studiekeuzecheck en intensieve begeleiding voor elke student.

  • Dat doe ik door de invoering van keuzedelen in het mbo, die vaak in onderlinge samenwerking tussen mbo en hbo ontwikkeld worden.

  • Dat doe ik met de Ad-programma’s die opleiden tot een niveau tussen mbo4 en hbo-bachelor, en tegelijkertijd de mogelijkheid bieden om door te stromen naar het hbo. Een belangrijke stap daarin vormt de zelfstandige positionering van de Associate degree, die de opleiding nog aantrekkelijker maakt voor mbo-studenten. Ik verwacht dat dit wetsvoorstel binnenkort in uw Kamer ligt.

Vorig jaar rond deze tijd informeerde ik u over een terugloop van de instroom in 2015, waarbij ik de verwachting uitsprak dat dit een tijdelijke dip zou zijn. Onderzoek liet immers zien dat er een tijdelijk effect van circa 2% te verwachten was na de hervorming van ons stelsel van studiefinanciering, en dat de traditionele deelnamepatronen zich na een jaar of twee herstellen.5 Ik vind het dan ook goed nieuws dat dit herstel zich nu voordoet; eerder en sterker dan verwacht.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Handelingen II 2014/15, nr. 20, item 9

X Noot
2

Kamerstuk 33 410, nr. 20.

X Noot
3

De indirecte instroom betreft de instroom van studenten die niet direct na het behalen van het diploma instromen, maar eerst een jaar buiten het onderwijs verblijven, alvorens – een jaar uitgesteld- weer in te stromen.

X Noot
4

Kamerstuk 24 724, nr. 142

X Noot
5

Kamerstuk 24 724, nr. 131

Naar boven