24 587 Justitiële Inrichtingen

Nr. 482 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2013

Met deze brief ontvangt u de gebundelde beleidsreactie op rapporten van de Inspectie Veiligheid en Justitie (IV&J), de voormalige Inspectie voor de Sanctietoepassing. Hiermee reageer ik op rapporten die in de periode november 2011 tot en met oktober 2012 zijn gepubliceerd en die niet met een aparte beleidsreactie reeds aan uw Kamer zijn aangeboden:

  • Inspectierapport Doorlichting PI Almelo

  • Inspectierapport Vervolgonderzoek PI Breda

  • Inspectierapport Themaonderzoek Dienstverlening Shared Service Centra (Vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 29 452, nr. 145)

  • Inspectierapport Themaonderzoek Plaatsing in isolatie

  • Inspectierapport Vervolgonderzoek ZBBI’s

  • Inspectierapport Doorlichting Detentiecentrum Rotterdam (Vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 24 587, nr. 456)

  • Toezichtbericht Vreemdelingenbewaring

  • Inspectierapport Doorlichting JJI De Hartelborgt

  • Inspectierapport Doorlichting FPK Inforsa (Vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 29 452, nr. 149)

  • Inspectierapport Doorlichting FPK De Beuken (Vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 29 452, nr. 145)

  • Inspectierapport Doorlichting FPK Assen (Vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 29 452, nr. 153)

  • Inspectierapport Doorlichting FPC De Rooyse Wissel (Vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 24 587, nr. 452)

  • Inspectierapport Doorlichting Emergis Reclassering en Reclassering Nederland Unit Middelburg (Vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 29 270, nr. 63 en 64)

  • Inspectierapport Doorlichting IrisZorg Reclassering, Reclassering Nederland Unit Arnhem-Nijmegen en Leger des Heils Reclasseringsunit Arnhem (Vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 29 270, nr. 72, 71, 70).

Een aantal van de bovengenoemde rapporten heeft u nog niet van mij ontvangen. Deze worden u als bijlage bij mijn brief van heden aangeboden1.

Daarnaast maak ik van de gelegenheid gebruik om u ter informatie het eerste jaarverslag van de Inspectie dat recentelijk aan het Subcomité ter preventie van foltering (SPT) van de Verenigde Naties is toegezonden, te doen toekomen. Aan het eind van deze brief kom ik op dit onderwerp nog kort terug.

Inspectierapporten die betrekking hebben op penitentiaire inrichtingen van het gevangeniswezen

Algemeen

In de verslagperiode heeft de IV&J de PI Almelo locatie De Karelskamp doorgelicht. Daarnaast heeft in november 2011 een vervolgonderzoek plaatsgevonden in de PI Breda. Het doel van dit onderzoek was te bezien hoe de inrichting was omgegaan met de aanbevelingen uit het inspectierapport van 2009 en vast te stellen of de aanpak ervan heeft geleid tot daadwerkelijke verbeteringen van het detentieproces.

Verder heb ik uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg over het gevangeniswezen op 28 juni 2012 toegezegd dat ik in mijn gebundelde beleidsreactie op inspectierapporten in zal gaan op het onderwerp penitentiaire scherpte. Ik zal hieronder beginnen met dit thema en vervolgens kort ingaan op de twee bovengenoemde inspectierapporten.

Interne veiligheid en maatschappijbeveiliging

Veiligheid en beveiliging zijn onderwerpen die permanent aandacht behoeven. Veiligheidsrisico’s moeten zo veel mogelijk worden uitgesloten. Het is niet zozeer de kunst medewerkers «scherp» te krijgen, maar wel om ze «scherp» te houden. Alle medewerkers dienen een groot veiligheidsbewustzijn te hebben. Opleidingen, trainingen en oefeningen dragen hieraan bij.

Het bevorderen van het veiligheidsbewustzijn is als opdracht bij het Bureau Veiligheid en Integriteit (BV&I) van het hoofdkantoor van DJI neergelegd. Dit Bureau valt rechtstreeks onder de Hoofddirecteur van DJI. Het BV&I heeft een meerjarenbeleidsplan ontwikkeld waarbij onder andere middels een DJI-brede methode het veiligheidsbewustzijn bij de medewerkers permanent en DJI-breed wordt vergroot. Deze DJI-brede methode, genaamd «Permanent Bewust», is mede ontwikkeld op basis van ervaringen en observaties in het veld en zal naar verwachting in de eerste helft van 2013 landelijk worden geïmplementeerd.

De verschillende sectoren van DJI hebben diverse instrumenten tot hun beschikking om het veiligheidsbewustzijn te vergroten. Een voorbeeld hiervan is de calamiteitenmap, waarin verschillende plannen en instructies zijn opgenomen. Daarnaast worden incidenten onderzocht en geregistreerd en vinden met regelmaat risico-inventarisatie en -evaluaties, interne audits en externe audits plaats. Ook is in alle vestigingen binnen het gevangeniswezen een hoofd veiligheid aangesteld. Het hoofd veiligheid legt verantwoording af aan de vestigingsdirecteur en geeft leiding aan de afdeling veiligheid van de inrichting. Hij zorgt voor de ontwikkeling en uitvoering van activiteiten op het gebied van de integrale veiligheid in de inrichting en richt zich op het voorkomen van incidenten en onveilige situaties.

Binnen de P&C cyclus krijgt het onderwerp veiligheid permanent aandacht. Er zijn een aantal prestatie-indicatoren opgenomen die betrekking hebben op de veiligheid in de inrichting. Zo wordt er gekeken naar het percentage executief personeel dat deelneemt aan de personeelssport en de fittest en het percentage deelnemers dat voor de fittest slaagt. Verder is het aantal geweldsincidenten tegen personeel en tussen gedetineerden onderling een goede graadmeter voor de veiligheid in de inrichting. De norm van deze indicatoren is < 18,5 per 100 plaatsen. De cijfers van dit jaar tot en met augustus tonen met respectievelijk 3,1 per 100 plaatsen en 5,7 per 100 plaatsen aan dat het aantal geweldsincidenten ruim onder de gestelde norm blijft.

Door de IV&J wordt tijdens de inspecties veel aandacht besteed aan de interne veiligheid en de maatschappijbeveiliging. Het opvolgen van de aanbevelingen die de Inspectie doet op dit terrein, heeft in zijn algemeenheid bij de inrichtingen prioriteit. Dit blijkt ook wel uit de toezichtberichten van de Inspectie. Zo was de Inspectie bij de doorlichting van de PI Zwolle in januari 2011 kritisch over het aspect maatschappijbeveiliging. Op 1 maart 2012 heeft de Inspectie de PI Zwolle bezocht voor een tussentijds toezicht. Uit het toezichtbericht blijkt dat de inrichting actief aan de slag is gegaan met de aanbevelingen van de Inspectie en dat een groot deel van de knelpunten die bij de doorlichting waren geconstateerd, zijn aangepakt. De IV&J geeft in het toezichtbericht aan dat er een duidelijke toename van de penitentiaire «awareness» is in de PI Zwolle.

PI Breda

Bij het vervolgonderzoek van de IV&J in november 2011 in de PI Breda was de Inspectie in zijn algemeenheid kritisch over de beveiligingsaspecten. De aanbevelingen uit 2009 met betrekking tot dit onderwerp waren het minste opgepakt. De veiligheid heeft nu nadrukkelijk de aandacht van directie en personeel in de PI Breda. Zo is er een nieuw hoofd Veiligheid en hebben alle teamleiders een training gericht op veiligheid en penitentiaire scherpte gevolgd. De Interne Security Audit is afgerond. Momenteel wordt een Externe Security Audit uitgevoerd. Ten slotte zal begin 2013 het Personen Zoek Installatiesysteem worden vervangen.

De IV&J heeft waardering voor de wijze waarop in de PI Breda veranderingen in gang zijn gezet. Feitelijk trof de Inspectie een inrichting aan met een andere gerichtheid dan drie jaar geleden. Alle aanbevelingen op het gebied van de rechtspositie hebben aandacht gekregen en veelal geleid tot verbeteringen. Dat geldt in mindere mate voor het activiteitenprogramma. De omgang met gedetineerden is verbeterd. Er is inrichtingsbreed sprake van beter gecoördineerde en geïntegreerde multidisciplinaire aandacht voor gedetineerden. De Inspectie is wel van oordeel dat de wijze waarop de PI Breda nieuw binnengekomen (afgestrafte) gedetineerden rechtstreeks op een meerpersoonscel plaatst, ongewenst is.

In de zomer van 2012 is het nieuwe dagprogramma geëvalueerd. De aandachtspunten van, onder andere het activiteitenprogramma, die de Inspectie naar aanleiding van het vervolgonderzoek heeft opgesteld worden meegenomen in een nieuw dagprogramma dat in januari 2013 wordt geïmplementeerd. Hierin is ook opgenomen dat nieuw binnengekomen gedetineerden niet rechtstreeks op een meerpersoonscel geplaatst worden.

PI Almelo

Bij de doorlichting van de PI Almelo komt de IV&J op alle aspecten tot een overwegend positief oordeel. Als het gaat om de wijze waarop de arbeid is georganiseerd, het bieden van extra tijd buiten de cel en het meerjarenbeleidsplan van de medische dienst, is de Inspectie van oordeel dat de inrichting een voorbeeldfunctie vervult. Voorts is de Inspectie van oordeel dat de inrichting over een gezonde bedrijfsvoering beschikt en aldus laat zien dat een inrichting op haar schaal ook toekomstbestendig kan zijn. Het rapport van de IV&J is in lijn met de uitkomsten van de Gedetineerdensurvey en het Medewerkerstevredenheidsonderzoek. Ook die rapporten schetsen een positief beeld van de PI Almelo.

Themaonderzoeken

De Inspectie heeft in de verslagperiode drie themaonderzoeken uitgevoerd: Dienstverlening Shared Service Centra (SSC's), Plaatsing in Isolatie en het vervolgonderzoek Zeer Beperkt Beveiligde Inrichtingen (ZBBI's).

Inspectierapport Themaonderzoek Dienstverlening SSC's

Algemeen

De Shared Service Centers van DJI, SSC-DJI en SSC-I, leveren sinds 2005 ondersteunende diensten op het gebied van personeelszaken, financiën, inkoop en ICT aan de justitiële inrichtingen. SSC-I verzorgt de ontwikkeling en het beheer van de applicaties, infrastructuur en werkplekken die worden gebruikt door alle medewerkers van DJI. SSC DJI verzorgt de overige ondersteunende bedrijfsvoeringsprocessen. Afspraken over de uitvoering van de processen door het SSC-I zijn opgenomen in zogeheten dienstenniveauovereenkomsten (DNO’s).

In maart 2011 heeft de Inspectie het themaonderzoek aangekondigd bij het hoofdkantoor DJI en tot en met oktober 2011 vond de uitvoering van het onderzoek plaats. Het uitgangspunt is dat de ondersteunende bedrijfsvoeringsprocessen dusdanig uitgevoerd dienen te worden dat deze bijdragen aan een onverstoorde voortgang van het primair proces in de inrichtingen.

Conclusies Inspectie en beleidsreactie

De hoofdconclusie van de Inspectie is dat de dienstverlening van de SSC’s op de vier onderzochte bedrijfsvoeringsprocessen niet structureel afbreuk doet aan de rechtspositie van justitiabelen, de interne veiligheid en maatschappijbeveiliging. De totstandkoming van DNO’s sluit in beperkte mate aan op het primaire proces in de inrichtingen. Er is een gebrek aan afstemming tussen de opdrachtgevers (sectordirecties) en de gebruikers (inrichtingen) waardoor verschillen in het primair proces onvoldoende tot uiting komen in de DNO’s. Er blijkt sprake van vergaande standaardisatie bij de SSC’s tegenover minder gestandaardiseerde processen in de inrichtingen, aldus de Inspectie.

Bij DJI is het bedrijfsvoeringsportaal overleg (BPO) ingevoerd. Dit overleg is het voorportaal voor besluitvorming over bedrijfsvoeringsaangelegenheden. Aan het BPO nemen de directeuren bedrijfsvoering van de verschillende sectoren en landelijke diensten deel. Het SSC DJI stemt tijdens dit overleg wijzigingen ten aanzien van haar producten, diensten en processen af. Jaarlijks zal ook de producten en diensten catalogus (PDC) van het SSC DJI voor afstemming aan het BPO worden voorgelegd alvorens deze wordt vastgesteld door de Hoofddirectie van DJI. Bij het afstemmen van de PDC DJI met de sector of de landelijke dienst, wordt ruimte geboden voor maatwerk. Er wordt rekening gehouden met wat nodig is voor het primaire proces, waarbij ook wordt bewaakt of de behoefte tot maatwerk past binnen de bedrijfsvoeringskaders van DJI. De verzoeken om maatwerk van de sectoren en landelijke diensten zijn overigens gering; de standaard PDC DJI voorziet in grote mate in de behoefte.

Zoals de Inspectie zelf heeft aangegeven in haar rapport, heeft DJI de Informatievoorzieningsdienst (IVD) ingericht, die onderdeel uitmaakt van de Directie Informatievoorziening van het Hoofdkantoor DJI. Deze dienst fungeert onder meer als schakel tussen de gebruikers in de inrichtingen en de uitvoeringsorganisatie van SSC-I. Dit betreft zowel ondersteuning bij de totstandkoming van DNO’s als bewaking van en rapportage over gemelde klachten van gebruikers. Daarnaast gaat het SSC-I de meeromvattende DNO’s per sector afsluiten. Het SSC-I is bezig dit, in overleg met de IVD, door te voeren. Het is nu, als tussenstap, al mogelijk per sector over de uitvoering van DNO’s te rapporteren.

Verder geeft de Inspectie aan dat er geen sancties op niet-naleving van de afspraken in de DNO’s zijn. Doorslaggevend in dit oordeel is dat een aantal elementen ontbreekt zoals de geldigheidsduur, noodprocedures of acties bij niet naleving van de DNO. Met name de KPI’s van SSC-DJI bieden onvoldoende inzicht om de kwaliteit van de uitvoering van de DNO’s te kunnen beoordelen. De verantwoording over de uitvoering van de DNO’s voldoet in beperkte mate. De door SSC-I verstrekte verantwoordingsinformatie betreft alleen de centrale gegevensverwerking. Het SSC-DJI is niet in staat verantwoordingsinformatie over de uitvoering van de DNO’s te genereren. Het is derhalve niet mogelijk om goed inzicht te krijgen in de mate waarin SSC-DJI de gemaakte afspraken nakomt. Ook is niet inzichtelijk of deze afspraken nog voldoen. Hierdoor is het SSC volgens de Inspectie niet in staat gericht zijn de eigen dienstverlening te verbeteren om zo bij te dragen aan een goede uitvoering van het primair proces.

Er vindt momenteel een verdiepingsslag plaats van de PDC DJI, waarbij prestatie-indicatoren worden gekoppeld aan de producten en diensten. Verder richt het SSC DJI een afdeling Informatieanalyse in en gaat prestatie-indicatoren verbinden aan de meest kritische bedrijfsvoeringsprocessen met de Monitor Bedrijfsvoering. Op deze wijze kan de bedrijfsvoering bij DJI in relatie tot de dienstverlening van het SSC DJI beter in beeld gebracht worden. De afdeling Informatieanalyse zal naar verwachting in het voorjaar van 2013 operationeel zijn. Om meer inzicht te geven in het gehele spectrum van de dienstverlening is een Serviceportaal ontwikkeld. Op dit serviceportaal is te vinden welke diensten het SSC-I levert en welke voorwaarden daaraan verbonden zijn. Verder staat in de eerste helft van 2013 een ISO-hercertificeringsaudit gepland. Hiervoor zijn reeds afspraken gepland in de maanden januari en februari 2013.

Inspectierapport Themaonderzoek Plaatsing in Isolatie

Algemeen

De IV&J heeft in de periode oktober–december 2011 een onderzoek uitgevoerd naar de plaatsing in isolatie in acht penitentiaire inrichtingen en twee detentiecentra. De Inspectie concludeert dat in de praktijk van plaatsing in isolatie heel veel goed gaat. Ten aanzien van de criteria contact, (medische) verzorging en toezicht voldoen de inrichtingen overwegend aan de normen en verwachtingen. Dat geldt ook – en met name voor de detentie- en uitzetcentra – voor de gerechtvaardigde en uniforme toepassing van de plaatsing in isolatie. De meeste aanbevelingen van de Inspectie hebben betrekking op het aspect rechtspositie. Volgens de Inspectie betekent dit overigens allerminst dat het niet goed gesteld zou zijn met de rechtspositie van ingeslotenen aan wie een afzonderingsmaatregel of een strafplaatsing is opgelegd. Integendeel, er is de inrichtingen veel aan gelegen de rechtspositie van betrokkenen zoveel mogelijk te waarborgen. Dat neemt niet weg, aldus de Inspectie, dat het niet (geheel) nakomen van bepaalde normen veel gewicht in de schaal legt. Met name tilt de Inspectie er zwaar aan dat door de inrichtingen verschillend wordt omgegaan met ingeslotenen die weigeren in een meerpersoonscel geplaatst te worden.

Isolatie of afzondering is de meest vergaande wijze van tenuitvoerlegging van een ordemaatregel of een disciplinaire straf in een detentiecentrum of een penitentiaire inrichting. Afzondering wordt daarom alleen toegepast wanneer een alternatieve maatregel of straf (bijvoorbeeld ontzegging van bezoek of afzondering op de eigen cel of kamer) niet afdoende wordt geacht. Medewerkers zijn getraind om mogelijke conflictsituaties op de afdeling te herkennen en hier op in te spelen, bijvoorbeeld door afspraken te maken met ingeslotenen of door een waarschuwing te geven. Hierdoor wordt zoveel mogelijk voorkomen dat een situatie ontstaat waarin een ordemaatregel of disciplinaire straf moet worden opgelegd.

Plaatsing in isolatie in detentiecentra

De Inspectie heeft geconstateerd dat er binnen de vreemdelingenbewaring de afgelopen jaren veel aandacht is geweest voor het onderwerp. Er is een beleid ontwikkeld met uniforme sanctiekaarten en maximumstraffen. Het ingezette beleid heeft geleid tot een significante afname van het aantal plaatsingen in isolatie, aldus de Inspectie. Verder wijst de Inspectie erop dat de detentie- en uitzetcentra door het ontwikkelde beleid zeer goed scoren wat betreft het criterium «gerechtvaardigde en uniforme toepassing van het plaatsen in isolatie».

Motie Gesthuizen

Bij de behandeling van het Verslag van een Algemeen Overleg d.d. 20 december 2011 heeft het lid Gesthuizen (SP) een motie ingediend waarmee zij de regering verzocht om informatie over omvang en redenen voor de toepassing van afzondering in detentiecentra. De motie is aangehouden na mijn toezegging dit nader te zullen onderzoeken. Ik maak graag gebruik van deze gelegenheid om uw Kamer hierover nader te informeren, waarmee ik mijn toezegging gestand doe.

Vanaf 2011 hanteren detentiecentra een uniform format voor de registratie van opgelegde disciplinaire straffen en ordemaatregelen. Er is een analyse uitgevoerd op de gegevens die gedurende de eerste zes maanden van 2011 zijn verzameld. Gekeken is naar het aantal afzonderingen, de reden voor afzondering en de gemiddelde duur van de afzondering.

In de eerste zes maanden van 2011 werd, bij een gemiddelde bezetting van 1 230 personen, per maand gemiddeld 75 keer overgegaan tot plaatsing op een afzonderingsafdeling op grond van een ordemaatregel of disciplinaire straf. De duur van de afzondering was in deze periode op grond van een ordemaatregel gemiddeld 7 dagen en op grond van een disciplinaire straf gemiddeld 6 dagen. Het merendeel van de disciplinaire straffen werd voor kortere duur opgelegd: 1, 3, 5 of 7 dagen. Maximaal bedraagt een disciplinaire straf 14 dagen. Ordemaatregelen worden veelal voor 7 of 14 dagen opgelegd, maar worden verkort, als blijkt dat de ingeslotene geen gevaar meer oplevert voor de veiligheid en beheersbaarheid in de inrichting, dan wel voor zichzelf.

De detentiecentra hanteren de regel dat altijd wordt afgewogen of met een alternatieve straf of maatregel kan worden volstaan, zoals afzondering op de eigen kamer. Alleen bij wijze van uiterste maatregel wordt afzondering op een afzonderingsafdeling als disciplinaire straf opgelegd.

Een ordemaatregel of straf kan om meerdere redenen worden opgelegd. Ruim tweederde van het totaal aantal opgelegde straffen en ordemaatregelen is opgelegd wegens het verstoren van de orde en rust in de inrichting of wegens onacceptabel gedrag. In ongeveer een derde van deze gevallen was sprake van onacceptabel gedrag jegens een medebewoner.

Daarnaast kan een ordemaatregel worden opgelegd ter bescherming van de gezondheid van de ingeslotene zelf of ter bescherming van de gezondheid van medewerkers en overige ingeslotenen. Redenen hiervoor waren onder meer het weigeren van deelname aan TBC-onderzoek, het weigeren van medicatie, dreiging van suïcide of verwardheid. Overige redenen voor een disciplinaire straf of ordemaatregel zijn het invoeren van verboden artikelen via bezoekers, het vernielen van rijkseigendommen of het weigeren van een kamergenoot. Verder werd in de eerste zes maanden van 2011 14 keer een ingeslotene op een eigen verzoek op een afzonderingsafdeling geplaatst.

Plaatsing in isolatie bij het gevangeniswezen

Conform de aanbeveling van de IVenJ zal de sector gevangeniswezen een beleidskader opstellen voor het opleggen van en omgaan met de afzonderingsmaatregel en de strafplaatsing. Het rapport en de aanbevelingen van de IVenJ bieden belangrijke aanknopingspunten voor dit beleidskader. Ook zal gebruik worden gemaakt van het beleid op dit gebied dat reeds in andere sectoren is ontwikkeld. In het kader van de ontwikkeling van dit beleidskader zal ook gekeken worden naar de uitvoeringsconsequenties van de aanbevelingen van de IVenJ, inclusief de daaruit voortvloeiende financiële effecten. Het nieuwe kader zal zo spoedig mogelijk worden geïmplementeerd.

Inspectieonderzoek vervolgonderzoek ZBBI's

Algemeen

In de eerste helft van 2012 heeft de IV&J een vervolgonderzoek uitgevoerd bij alle ZBBI's. Het themaonderzoek in 2009 leidde tot 33 aanbevelingen. Deze aanbevelingen vormden het uitgangspunt en toetsingskader voor het vervolgonderzoek.

Conclusies Inspectie en beleidsreactie

De IV&J is overwegend positief ten aanzien van de ZBBI's en heeft geconstateerd dat veel van de aanbevelingen uit 2009 zijn opgevolgd. Dit heeft in bijna alle ZBBI's geleid tot een andere aanpak en waarneembare verbeteringen. Zo zijn onder meer de samenwerking tussen de ZBBI's onderling, de presentatie naar buiten, de brandveiligheid en de maatschappelijke beveiliging verbeterd.

Op twee punten is volgens de Inspectie nog verbetering mogelijk. Er bestaan nog altijd verschillen tussen de ZBBI's in de faciliteiten en mogelijkheden die aan gedetineerden kunnen worden aangeboden. Daarnaast zijn nog steeds verbeteringen mogelijk als het gaat om de profilering van de ZBBI's ten aanzien van het programma Modernisering Gevangeniswezen. De ZBBI's kunnen een duidelijker positie innemen binnen de detentie- en re-integratieplannen.

De aanbeveling om verdere verbeteringen aan te brengen in de afstemming van de mogelijkheden en voorzieningen voor activiteiten binnen de verschillende ZBBI’s, neem ik niet over. Dezelfde aanbeveling uit het onderzoek in 2009 heeft aanleiding gegeven om daar in het landelijk overleg serieus naar te kijken. De conclusie is echter dat de verschillende ZBBI’s hun eigen mogelijkheden en beperkingen hebben. Deze hangen direct samen met de mate waarin een inrichting autonoom functioneert, de gebondenheid van de inrichting aan een nabij gelegen gesloten PI en de locatie van de inrichting (wel of niet gevestigd nabij locatie met stedelijke voorzieningen). Gelet op de beperkingen waarmee sommige inrichtingen te maken hebben leidt harmonisatie van de faciliteiten ertoe dat de ZBBI’s waar thans een groot aanbod aan voorzieningen wordt geboden, dit aanbod zou moeten worden beperkt. Dit acht ik onwenselijk.

Over de positie van ZBBI’s binnen het traject van nazorg en maatschappelijke re-integratie, merk ik het volgende op. Eén van de maatregelen uit het regeerakkoord is dat de algemeen geldende detentiefasering verdwijnt. Dit betekent dat nieuwe invulling zal moeten worden gegeven aan de positie van de BBI’s en ZBBI’s binnen het gevangeniswezen. Bij deze invulling zal ik de aanbeveling van de inspectie meenemen.

Inspectierapport doorlichting Detentiecentrum Rotterdam en Toezichtbericht Vreemdelingenbewaring

Algemeen

Detentiecentrum Rotterdam (kortweg DC Rotterdam) is eind oktober, begin november 2011, door de IV&J bezocht. Verder heeft de Inspectie in december 2011 aan drie detentiecentra (DC Zeist, locaties Zaandam en Oude Meer van het DC Noord-Holland) een tussentijds toezichtsbezoek gebracht en hierover gerapporteerd. Deze centra voor vreemdelingen zijn voor het eerst in 2009 en 2010 doorgelicht.

Doorlichting DC Rotterdam

Het algemene beeld dat uit het inspectierapport naar voren komt is dat DC Rotterdam de vreemdelingenbewaring naar behoren ten uitvoer legt. Dit houdt voornamelijk verband met het feit dat het is gelukt om binnen de DC Rotterdam het bestuursrechtelijke karakter van de maatregel te accentueren. Al met al wordt geconcludeerd dat de landelijke heroriëntatie op de tenuitvoerlegging van vreemdelingenbewaring op positieve wijze zichtbaar is geworden in DC Rotterdam. Niet alleen de rechtspositie, maar ook onderwerpen als bejegening, veiligheid en organisatieaspecten worden door de IV&J positief gewaardeerd.

Het stemt mij tevreden dat de IV&J positief oordeelt over de algemene gang van zaken in DC Rotterdam. De verbeterpunten die worden genoemd neem ik over. Zij vormen onderdeel van het doorlopende proces van bedrijfsvoering. Een aantal aanbevelingen kunnen beleidsmatig niet worden uitgevoerd. In mijn beleidsreactie op het Inspectierapport themaonderzoek Meerpersoonscelgebruik heb ik aangegeven dat ik vanwege de technische infrastructuur de aanbeveling standaard twee televisietoestellen op een meerpersoonscel niet overneem. Daarnaast ben ik van mening dat ervan uit mag worden gegaan dat celgenoten in goed onderling overleg een keuze kunnen maken in het programma-aanbod.2 Voorts passen niet alle aanbevelingen binnen het beleidskader dat voor de vreemdelingenbewaring is vastgesteld. Gezien de aard, duur en het doel van de vreemdelingenbewaring wordt in detentiecentra geen structurele arbeid of onderwijs aangeboden.3 Wel wordt ter compensatie bovenop het wettelijk verplichte activiteitenprogramma ten minste vier uren extra inhoudelijke activiteiten aangeboden. Bovendien organiseren de activiteitenbegeleiders in DC Rotterdam in de weekenden periodiek bijzondere activiteiten zoals films, sport- en spelactiviteiten en is tevens aandacht voor religieuze vieringen. Over de voeding merk ik ten overvloede op dat dit Europees is aanbesteed. De uitvoering en het beleid op het criterium voeding voldoen. Dat binnen DC Rotterdam op elke afdeling een keuken beschikbaar is waar zelf kan worden gekookt, moet worden gezien als een extra voorziening.

Toezichtbericht Vreemdelingenbewaring

De uitkomsten van het tussentijds toezicht van de IV&J zijn overwegend positief. De IV&J merkt op dat flinke verbeterslagen in de drie detentiecentra zijn gemaakt. Veel van de aanbevelingen die de IV&J in het kader van de eerste doorlichting heeft gedaan, zijn inmiddels gerealiseerd, aldus de Inspectie.

Voor een aantal verbeterpunten zijn betere detentiefaciliteiten nodig. Het betreft dan recreatieruimtes en de bibliotheekvoorziening van het detentiecentrum Zeist en het detentiecentrum Noord Holland, locatie Oude Meer. Inmiddels heeft een renovatie plaatsgevonden van de voorzieningen in DC Zeist en is de verhuizing naar het nieuwe centrum op Schiphol aanstaande (januari 2013).

Ten aanzien van een aantal aanbevelingen wordt een andere beleidsmatige keuze gemaakt. Dit geldt bijvoorbeeld, zoals reeds hierboven is aangegeven, voor het plaatsen van twee televisietoestellen op een meerpersoonscel of voor het aanbieden van arbeid of onderwijs. Tot slot neem ik de aanbeveling om de vreemdeling voor de vrije keuze te stellen om zelf te koken in plaats van de aangeboden maaltijd te nuttigen, niet over. Voeding voor ingeslotenen is zoals hierboven reeds aangegeven centraal ingekocht middels een Europese aanbesteding. Wel zijn beperkte faciliteiten in de detentiecentra aanwezig voor het bereiden van bescheiden maaltijden. De aanbeveling om af te zien van het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen bij ziekenhuisbezoek heb ik inmiddels overgenomen. Overigens kan de directeur van de inrichting (met redenen omkleed) hiervan afwijken.

Inspectierapport doorlichting Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt

Algemeen

Eind 2011 is de IVenJ samen met vier andere rijksinspecties gestart met het periodiek doorlichten van justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) op basis van het toetsingskader voor JJI’s, vastgesteld in november 2011. In dit kader zijn er inmiddels drie JJI’s doorgelicht: JJI Teylingereind, JJI De Hartelborgt en JJI Den Hey-Acker. Mijn reactie op de doorlichtingsonderzoeken van Teylingereind en Den Hey-Acker heeft uw Kamer reeds op respectievelijk 11 april 2012 en op 30 oktober 2012 ontvangen.

In het kader van de periodieke doorlichtingen van JJI’s heeft de IVenJ in samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie van het Onderwijs eind maart 2012 JJI De Hartelborgt doorgelicht. De Hartelborgt bestaat uit twee locaties (Spijkenisse en Kralingen) met in totaal 144 plaatsen. Ook de aan de inrichting verbonden school, het Kompas College, maakte onderdeel uit van de doorlichting.

Conclusies Inspectie en beleidsreactie

Het algemene beeld dat uit de doorlichting naar voren komt, is dat De Hartelborgt de sanctietoepassing grotendeels op orde heeft. Het algemene oordeel over De Hartelborgt is dan ook vrij positief. De Inspecties concluderen niettemin dat er op een aantal punten nog verbetering nodig is. De belangrijkste aanbevelingen hebben betrekking op het verbeteren van de continuïteit in het dagprogramma van de locatie Spijkenisse, het regelmatig trainen van medewerkers in de vaardigheden voor de-escalerend optreden en fysiek ingrijpen, het zorg dragen voor een vorm van controle op de invoering van verblijfstitels in het registratiesysteem en op het aanpassen van de luchtkooi van de isolatieafdeling en het buitensportveld van de locatie Spijkenisse.

Alle aanbevelingen zullen worden uitgevoerd. Inzake de aanbeveling gericht op de luchtkooi van de isolatieafdeling (Spijkenisse) buigen de inrichting en de sectordirectie zich momenteel over de wijze van aanpassing van de luchtkooi. De inrichting biedt jongeren die in de isolatie verblijven thans de mogelijkheid om elders te luchten.

Behoudens de aanbevelingen gericht aan de inrichting, wenden de Inspecties zich bij een tweetal aanbevelingen direct tot mij. Ten eerste wordt, mede aan DJI, verzocht om noodzakelijke vernieuwingen voor sportvoorzieningen en keukens binnen een afzienbare tijd te realiseren. De Rijksoverheid, waaronder DJI, is gebonden aan het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten*, dat bepaalde procedures en de daarbij behorende termijnen voorschrijft. Het is uiteraard geenszins de bedoeling dat de rechtpositie van jongeren vanwege deze procedurele eisen in het geding komt. Extra oplettendheid is hiertoe geboden, zodat het aanbestedingsproces niet langer duurt dan nodig. Ik heb de sectordirectie verzocht hier scherp op toe te zien.

De tweede aanbeveling richt zich op het stimuleren van de gemeente met betrekking tot nazorg. Ik ben met de gemeente Rotterdam in gesprek om, in het belang van de jongeren, de activiteiten op het gebied van het verlenen van passende nazorg te verhelderen en, daar waar nodig, aan te scherpen.

Inspectierapporten doorlichting Forensisch Psychiatrische Centra (FPC’s) en Forensisch Psychiatrische Klinieken (FPK’s)

Algemeen

In de laatste toezichtperiode heeft de IVenJ doorlichtingen uitgevoerd bij FPC De Rooyse Wissel locatie Overmaze, FPK Inforsa, FPK De Beuken, FPK Assen en FPC De Woenselse Poort. Hiervan is alleen FPC De Rooyse Wissel een forensisch psychiatrisch centrum, de overige vier instellingen zijn forensisch psychiatrische klinieken, waar onder andere de tbs-maatregel ten uitvoer wordt gelegd. Per brief van 28 november 2011 (29452 nr. 143) heeft uw Kamer reeds mijn inhoudelijke reactie op het rapport over FPK De Woenselse Poort ontvangen.

Inspectiebericht FPK’s

De IVenJ heeft in 2011 en 2012 vier FPK’s, te weten FPK De Woenselse Poort, FPK De Beuken, FPK Inforsa en FPK Assen, voor de eerste maal doorgelicht. Tijdens deze doorlichting werd expliciet gekeken naar de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging. In een Inspectiebericht van 10 oktober 2012 zijn de algemene conclusies over het functioneren van de FPK’s samengevat.

Het algemene oordeel van de IVenJ is positief. Uit de doorlichtingen is gebleken dat de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging in alle FPK’s geheel of gedeeltelijk voldoet aan de gestelde eisen. De vier onderzochte FPK’s zijn GGz-instellingen en zij hebben als gevolg daarvan met andere wetgeving van doen dan de wetgeving die voor de FPC’s geldt, namelijk de Beginselenwet verpleging ter beschikkinggestelden. Voor de interne rechtspositie is in de FPK’s de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ) van kracht, die minder bevoegdheden geeft op het gebied van sanctionering en ordemaatregelen.

De Inspectie constateert een verschil in de balans tussen de beveiligingseisen en de belangen van de verschillende patiënten met verschillende verblijfstitels. In FPK Inforsa en FPK de Woenselse Poort wordt het accent gelegd op individuele behandelafspraken met patiënten en minder op het uitvoeren van standaard controles. De Inspectie wijst in haar doorlichtingen op de risico’s met betrekking tot de interne veiligheid. FPK De Beuken en FPK Assen kiezen voor een meer beheersmatige aanpak.

De IV&J is zeer tevreden over de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel in FPK Inforsa, FPK De Beuken en FPK Assen. FPK Inforsa is onderdeel van Arkin, een GGz-instelling die onder andere voorziet in hoog intensieve zorg. Bij Inforsa verblijven niet alleen personen met een justitiële titel, maar ook cliënten die (tijdelijk) zeer intensieve zorg nodig hebben. De Inspectie heeft een goed toegeruste inrichting aangetroffen waar de zorg voor patiënten en personeel hoog in het vaandel staat. FPK De Beuken is gespecialiseerd in de begeleiding en behandeling aan mensen met een licht verstandelijke beperking en risicovol gedrag. Een gedeelte van de cliënten heeft daarbij ook een forensische achtergrond.

Hieronder wordt dieper ingegaan op een aantal thema’s waar ik veel waarde aan hecht bij de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel.

Toegangscontrole

Vanwege de nadruk die FPK Inforsa legt op relationele beveiliging geeft de kliniek niet standaard uitvoering aan de meer beheersmatig georiënteerde beveiliging, zoals toegangscontroles, tassencontroles of routinematig fouilleren. Op de aanbeveling van de Inspectie te bezien of een meer gestandaardiseerde toegangscontrole op bezoek en patiënten alsnog nodig is heeft FPK Inforsa besloten heeft om detectiepoortjes als controlemiddel in te zetten. Op dit moment wordt beleid ontwikkeld om de poortjes in te kunnen zetten. Er zal, mede vanwege het gegeven dat de FPK nimmer incidenten op dit gebied heeft gehad, gekozen worden voor steekproefsgewijze controle van zowel patiënten als bezoek en medewerkers.

Ook FPK De Beuken wordt door de Inspectie gevraagd om aandacht te hebben voor de toegangscontrole. De organisatie moet alert blijven op de risico’s die gepaard gaan met het huidige systeem van toegangscontrole, waarin detectie- en bagagescans ontbreken. De Inspectie beveelt daarom aan binnen afzienbare tijd een verscherpt systeem van toegangscontrole in te stellen. Uit het inspectierapport blijkt dat de organisatie onderkent dat het ontbreken van detectie- en bagagescans een kwetsbaar punt is. Zij was ten tijde van de doorlichting al bezig met het aanscherpen van haar veiligheidsbeleid. De kliniek heeft mij laten weten dat medio augustus 2012 een aangepast toegangssysteem is ingevoerd, waarmee een verscherpte controle op de toegang wordt uitgeoefend. Daarnaast zullen vanaf april 2013 detectie- en bagagescans operationeel zijn.

Bij FPK Assen is de toegangscontrole de laatste jaren verder aangescherpt. Er zijn technische en gebouwelijke voorzieningen getroffen en er zijn protocollen opgesteld. Patiënten die de kliniek betreden en verlaten voor verlof doen dat via de detectiepoortjes en met gebruik van de bagagescan. Daarna vindt ook nog een controle aan de kleding plaats. Voor bezoekers van zowel patiënten als personeelsleden zijn de detectiepoortjes en de bagagescan eveneens verplicht.

Maatschappijbeveiliging

Op het criterium geleidelijke en gecontroleerde terugkeer naar de maatschappij voldoet FPK Inforsa aan alle eisen die de Inspectie stelt. Alle stappen in de aanvraag en uitvoering van het verlof voert de inrichting adequaat uit. Ook over de procedures tegen ontvluchtingen is de IVenJ tevreden. De verlofprocedure van FPK De Beuken is goed geregeld. Het systeem voor het aanvragen van verlof en de uitvoering daarvan is zodanig gestructureerd dat er geen stappen kunnen worden overgeslagen. FPK Assen heeft de beveiligingsprocedures de laatste jaren steeds meer aangescherpt en past waar nodig de bouwkundige voorzieningen aan. Medewerkers accepteren dat, zij onderschrijven het belang van beveiliging als randvoorwaarde voor behandeling. De aanvragen voor verlof en de daadwerkelijke verlofuitvoering zijn conform de daaraan gestelde eisen.

Interne veiligheid

De veiligheidsvoorzieningen van FPK Inforsa zijn volgens de Inspectie redelijk op orde en de calamiteitenteams zijn goed getraind. De kliniek is zeer succesvol in het tegengaan van onderlinge agressie. De Inspectie geeft de kliniek mee het thema veiligheid en de uitvoering regelmatig kliniekbreed te monitoren, opdat zo snel mogelijk adequaat op veranderende omstandigheden kan worden ingespeeld.

Bij de bestrijding van de drugs stelt FPK Inforsa zich terughoudend op. Waar nodig worden controles uitgevoerd, maar anders niet. Deze aanpak brengt risico’s met zich mee, waaronder een verhoogde kans op niet gesignaleerde invoer van drugs, aldus de inspectie. Mede naar aanleiding van het Inspectierapport heeft drugsbestrijding nog meer de aandacht van de kliniek en wordt dit onderwerp maandelijks in kliniekbrede bijeenkomsten besproken. Verder loopt momenteel in de kliniek een onderzoek naar de mogelijkheden om de uitvoering van het drugsbestrijdingbeleid te verbeteren.

Het personeelsbestand van FPK De Beuken is op orde en in de gehele kliniek is men alert op het gebruik van drugs. Drugsgebruik komt relatief weinig voor. De kliniek beschikt over vrij uitgebreide en goed uitgewerkte protocollen voor de bestrijding van drugsgebruik. Een kanttekening plaatst de inspectie bij de kamercontroles, omdat die niet op alle afdelingen voldoende frequent worden uitgevoerd. Naar aanleiding van de doorlichting heeft de inrichting de uitvoering van haar kamercontrolebeleid verscherpt. Alle afdelingen hebben kamercontroles inmiddels structureel ingepland. Verder concludeert de Inspectie dat FPK De Beuken gedegen optreedt tegen agressie. Medewerkers zijn daartoe goed opgeleid en onderhouden regelmatig hun vaardigheden. De kliniek signaleert niettemin een de toename in beveiligings- en agressie-incidenten door een veranderende populatie. Zij is hier zeer alert op en zoekt naar mogelijkheden om de populatie goed beheersbaar te houden. De Inspectie beveelt aan om deze alertheid vast te houden.

De IVenJ is zeer tevreden over de interne veiligheid in FPK Assen. Het veiligheidsbewustzijn is goed ontwikkeld en de kliniek wordt door medewerkers en patiënten als veilig beoordeeld. Het veiligheidsbeleid wordt consequent uitgevoerd en protocollen zijn over het geheel genomen actueel en worden indien nodig bijgesteld. Wel dient de kliniek de zogeheten risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) te actualiseren.

Doorlichting FPC De Rooyse Wissel, locatie Overmaze

Algemeen

De IVenJ heeft in oktober 2011 een doorlichting uitgevoerd bij de locatie Overmaze van FPC de Rooyse Wissel. Overmaze is een kliniek van beperkte omvang, die uitsluitend klinische behandeling biedt. Er wordt nauw samengewerkt met het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Overmaze, waarmee de kliniek de huisvesting deelt.

Conclusies Inspectie en beleidsreactie

De Inspectie is over het geheel genomen tevreden over de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel in locatie Overmaze. In een tijdsbestek van een aantal jaren is een volwaardige en goed functionerende inrichting opgebouwd. Dat is een behoorlijke prestatie, gelet op de reorganisatie waar De Rooyse Wissel in haar totaliteit mee te kampen heeft gehad. De Inspectie is tevens tevreden over de wijze waarop de inrichting slagvaardig optreedt in de opsporing van drugs en het monitoren van drugsgebruik. Daarnaast heeft het FPC de toegangscontrole op medewerkers volledig doorgevoerd. De begeleide en onbegeleide verloven worden hierdoor zorgvuldig en conform de protocollen uitgevoerd. De Inspectie is van mening dat de kliniek de komende tijd dient te focussen op het creëren van rust en stabiliteit, waardoor medewerkers ook voor de organisatie behouden blijven.

De kliniek had wachttijden voor enkele therapievormen, waardoor de uitvoering van de verloven en daarmee de voortgang van de behandeling soms stagneerde. Om deze problemen het hoofd te bieden is de kliniek in 2011 reeds begonnen met het nauwlettend volgen van de wachtlijstproblematiek, met de bedoeling hierover een helder beeld te krijgen. Ook is geïnvesteerd in het zo snel mogelijk bij elkaar brengen van groepen en is op de afdeling diagnostiek, waar de langste wachttijden waren, extra menskracht ingezet. De door de kliniek gestelde norm voor het aanvangen van een behandeling wordt hierdoor in verreweg de meeste gevallen gehaald. Voor de diverse vaktherapieën bestaat nagenoeg geen wachtlijst meer en de wachtlijst voor psychotherapie is inmiddels ook flink teruggedrongen.

Tijdens de inspectie zijn regelmatig signalen geuit over de beperkte aanwezigheid van de sociotherapie op de leefafdelingen. In een reactie hierop geeft de kliniek aan dat dit als verbeterpunt voor alle afdelingen is opgenomen in het jaarplan. De kliniek heeft als streven dat er continu één sociotherapeut aanwezig is op elke afdeling. Complicerende factor hierbij is het feit dat veel patiënten momenteel een begeleide verlofmachtiging hebben, waardoor er veel sociotherapeuten nodig zijn. Totdat er een betere balans is tussen begeleide en onbegeleide verlofmachtigingen, wordt extra menskracht ingezet. Daarnaast wordt er een onderzoek gedaan om meer balans te brengen tussen de administratieve taken van de sociotherapie en de aanwezigheid op de afdeling. Dit onderzoek zal in 2012 nog gaan leiden tot verbetervoorstellen.

Inspectierapporten doorlichting reclasseringsorganisaties

Algemeen

De IVenJ heeft de afgelopen periode een vijftal doorlichtingen uitgevoerd bij reclasseringsinstellingen. In de periode oktober – november 2011 werden doorlichtingen uitgevoerd bij twee instellingen in Zeeland, namelijk Emergis Reclassering en Reclassering Nederland Unit Middelburg. Vervolgens werden in de periode februari–april 2012 de drie reclasseringsinstellingen in de regio Arnhem–Nijmegen doorgelicht, namelijk IrisZorg Reclassering, Reclassering Nederland Unit Arnhem–Nijmegen en het Leger des Heils Reclasseringsunit Arnhem. Bij de doorlichtingen heeft de IVenJ een nieuwe werkwijze toegepast, waarbij ook de ketenpartners binnen het arrondissement zijn bevraagd over de kwaliteit en de uitvoering van de activiteiten van de betrokken reclasseringsinstellingen. Deze ketenbrede benadering van de IVenJ plaatst de reclasseringsactiviteiten in de juiste context en geeft een duidelijke meerwaarde aan de Inspectierapporten.

Conclusies Inspectie en beleidsreactie

Het algemene beeld van de IVenJ is dat alle vijf instellingen grotendeels overwegend tot volledig aan de normen en verwachtingen voldoen. IrisZorg Reclassering is de enige van de vijf die al eerder door de IVenJ is doorgelicht. Bij de eerdere doorlichting in 2009 was de Inspectie kritisch en werden diverse aanbevelingen gedaan op het gebied van organisatieaspecten. Het huidige beeld is dat IrisZorg Reclassering vrijwel alle aanbevelingen uit 2009 heeft opgevolgd en een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt ten aanzien van de kwaliteit van de reclasseringsproducten en de samenwerking met de ketenpartners. Er blijven, net als bij de overige doorgelichte reclasseringsorganisaties, wel enkele aandachtpunten. Bij alle doorgelichte instellingen benoemt de IVenJ in meer of minder mate punten ten aanzien van de rechtspositie en organisatieaspecten waarvoor meer aandacht wenselijk of nodig is. Ik zal de reclasseringsorganisaties vragen deze aandachtspunten binnen de organisatie goed te borgen. Hieronder wordt nader ingegaan op de bevindingen van de IVenJ per taakspecialisme.

Advies

Binnen het taakspecialisme advies voldoen alle doorgelichte reclasseringsinstellingen op de meeste aspecten overwegend of volledig aan de normen en verwachtingen van de IVenJ. Wel constateert de IVenJ op dit taakgebied enkele aandachtspunten bij de verschillende instellingen. Eén van de aandachtspunten is het feit dat de mogelijkheid tot het inzetten van elektronische controlemiddelen onvoldoende bekend is, zowel binnen de reclassering als bij de opdrachtgevers. Op dit moment wordt op landelijk niveau ingezet op intensivering van het aantal toezichten waarbij elektronische controlemiddelen worden ingezet. Om dit te bereiken wordt onder meer ingezet op een stijging van het aantal adviezen waarbij de inzet van elektronische controlemiddelen onderdeel uitmaakt van de geadviseerde sanctie. Verder wordt op landelijk niveau geïnvesteerd in het optimaliseren van de uitvoering van elektronische controle. Er worden gespecialiseerde reclasseringswerkers opgeleid die met de functie van elektronische controlemiddelen binnen het toezicht én de technische mogelijkheden van elektronische controlemiddelen erg goed bekend zijn. Verder wordt geïnvesteerd in de communicatie over elektronische controlemiddelen en de mogelijkheden deze in te zetten bij een toezicht. Deze communicatie richt zich zowel op adviseurs van de reclassering als op de betrokken ketenpartners, waaronder de rechterlijke macht.

Toezicht

De bijdrage van het toezicht aan de maatschappelijke re-integratie voldoet bij de doorgelichte reclasseringsinstellingen volledig tot overwegend aan de normen en verwachtingen van de Inspectie. Ook over het beleid en de check op de uitvoering is de IVenJ gemiddeld genomen positief. Toch richten meeste aanbevelingen van de IVenJ zich op het taakspecialisme toezicht.

De Inspectie is met name kritisch over de uitvoering van het toezicht met betrekking tot het aspect maatschappijbeveiliging. Op dit punt voldoet de uitvoering van de doorgelichte reclasseringsinstellingen (grotendeels) beperkt aan de normen en verwachtingen van de IVenJ. Volgens de IVenJ dient er onder meer extra aandacht te zijn voor de tijdige start van het toezicht, het behalen van de contactfrequentie, juiste en volledige registratie in de toezichtmodule en het beter formuleren en gebruiken van toezichtovereenkomsten. Verschillende aanbevelingen van de IVenJ op het gebied van (de uitvoering van) toezicht zijn inmiddels opgenomen in een landelijk verbeterplan, dat zich richt op volledige implementatie en borging van het toezicht. De voortgang in het kader van dit verbeterplan wordt door mijn Ministerie zorgvuldig gemonitord.

Werkstraf

De wijze waarop door de doorgelichte reclasseringsinstellingen uitvoering wordt gegeven aan de werkstraf voldoet grotendeels aan de normen en verwachtingen van de IVenJ. De contacten met en de controle op met name de externe projectplaatsen zijn een punt van aandacht. Op dit moment worden alle werkstrafprojecten geregeld fysiek en telefonisch gecontroleerd, zowel aangekondigd als onaangekondigd. Hierbij wordt onder andere gecontroleerd op de aanwezigheid van de taakgestraften en op de mate waarin toezicht op hen wordt gehouden. De reclassering is bovendien voornemens om haar controletaak bij de taakstraf te verstevigen door extra onaangekondigde controles en telefonische controles uit te voeren bij alle projecten.

Gedragsinterventie

Het algemene beeld dat de doorlichtingen van de reclasseringsinstellingen schetsen, is dat binnen het taakspecialisme gedragsinterventies overwegend tot volledig wordt voldaan aan de normen en verwachtingen van de Inspectie. Echter, zowel intramurale als extramurale gedragsinterventies vinden moeizaam doorgang door de lage instroom. Met betrekking hiertoe wordt reeds inzet gepleegd om verbeteringen door te voeren. Ik verwijs u voor de verbetermaatregelen op dit punt naar mijn brief van 26 maart 2012 (Kamerstukken II 2011–2012, 29 270, nr. 66). De eerste acht maanden van 2012 laten overigens reeds een toename zien van het aantal uitgevoerde intramurale en extramurale gedragsinterventies. De verwachting is dat de wet voorwaardelijke sancties, die op 1 april 2012 in werking is getreden, zal zorgen voor een verdere verhoging van de instroom van de extramurale gedragsinterventies.

Ten slotte

Op 28 oktober 2010 is het Facultatief Protocol bij het VN-verdrag tegen Foltering voor Nederland in werking getreden. Dit protocol wordt aangeduid als OPCAT, naar de Engelse afkorting Optional Protocol to the UN-Convention against Torture. Elke staat die partij is bij de OPCAT dient één of meerdere onafhankelijke nationale preventiemechanismen (NPM’s) aan te wijzen of op te richten ter voorkoming van foltering op nationaal niveau. De IV&J is in Nederland coördinator van de NPM’s. Een van de taken van de nationale preventiemechanismen is om jaarlijks verslag te doen van de bevindingen aan het Subcomité ter preventie van Foltering (SPT). Dit eerste jaarverslag is met name gebruikt ter introductie van de verschillende nationale preventiemechanismen. Ter informatie voor uw Kamer is bij deze brief het jaarverslag aan het SPT bijgevoegd.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Zie ook TK 2010–2011, Kamerstuk 24 587, nr. 421.

X Noot
3

Zie ook TK 2009–2012, Kamerstuk 19 637, nr. 1353.

XNoot
*

Stb. 2005, 408.

Naar boven