24 170 Gehandicaptenbeleid

C VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 september 2018

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft kennisgenomen van de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 juni 2018 met het programma «Onbeperkt meedoen!: implementatie VN-verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap».2

Naar aanleiding hiervan heeft zij de Minister op 18 juli 2018 een brief gestuurd.

De Minister heeft op 17 september 2018 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 18 juli 2018

De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 13 juni 2018 met het programma «Onbeperkt meedoen!: implementatie VN-verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap».3 De leden van de PVV-fractie hebben naar aanleiding van de brief en het programma «Onbeperkt meedoen» nog een enkele vraag. De leden van de fractie van de SP willen graag een aantal vragen stellen naar aanleiding van de aanbiedingsbrief en het programma. De leden van de PvdA-fractie hebben destijds bij de behandeling van de wet in Eerste Kamer4 aandacht gevraagd voor de implementatie en enkele inhoudelijk zorgpunten benoemd. Het voorliggend programma geeft een beeld van de concrete implementatie. Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de PvdA-fractie nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie vragen of de afzonderlijke (zelfstandige) landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden (Aruba, Curaçao en Sint Maarten) gelijkelijk gefaciliteerd worden als de bijzondere gemeenten binnen het Koninkrijk der Nederlanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Zo nee, dan krijgen deze leden graag verduidelijkt waarom hiervoor gekozen is.

Het programma heeft een uitnodigende en frisse uitstraling. De leden van de fractie van de SP realiseren zich dat dit programma een eerste stap is in de richting naar een samenleving die uitnodigend is voor iedereen. Na het programma gelezen te hebben, blijft er, ondanks de frisse uitstraling, een toch wel leeg gevoel hangen. Er wordt veel geschreven over de ambitie. Echter, wat de regering nu gerealiseerd wil hebben in een bepaalde periode blijft onduidelijk. Er wordt over een beweging en verantwoordelijkheden geschreven, op verschillende domeinen met ervaringsdeskundigen en verschillende actoren, zoals gemeenten, bedrijven, onderwijs etc. Wat wil de regering nu over een bepaalde periode gerealiseerd hebben? Waar zijn de kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s) die de regering zichzelf kan stellen? In het sociale domein is het ondertussen gewoon om ook over sociaal te bereiken prestaties indicatoren te formuleren. De leden van de SP-fractie verzoeken de regering per actielijn, zoals beschreven in het programma, een KPI of andersoortig meetbaar/toetsbaar doel te formuleren. Zij constateren dat ook een tijdspad ontbreekt. Wanneer dient e.e.a. gerealiseerd te worden? Zij krijgen dan ook graag een tijdpad gekoppeld aan zo’n doel/KPI.

Er worden 7 terreinen/actielijnen beschreven in het programma. Het lijkt de leden van de SP-fractie aannemelijk dat om de nodige veranderingen te realiseren wetgeving dient te worden aangepast. Het is de leden van deze fractie onduidelijk welke wetten er in de toekomst gewijzigd moeten worden. Kan de regering een overzicht geven van de wetten die als gevolg van de uitrol van het programma moeten worden aangepast?

Binnen het terrein Werk is het doel om mensen met een arbeidsbeperking meer kansen te geven op een reguliere baan en zo bij te dragen aan een inclusieve arbeidsmarkt. Hoe verhoudt dit uitgangspunt zich tot de plannen van het kabinet om mensen met een arbeidsbeperking te willen laten uitbetalen onder het minimumloon, waarbij zij hun sociale rechten verliezen en hun pensioen komt te vervallen? De leden van de SP-fractie verzoeken de regering om een reactie hierop.

In het programma staat dat 25 gemeenten de rol van koploper krijgen, de bekende voortrekkersrol. Echter, op dit moment dient toch elke gemeente haar verantwoordelijkheid in dezen al te hebben genomen? De discussie omtrent dit verdrag loopt toch al jaren? Zo zijn er gemeenten die al met de uitrol van het VN-verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap bezig waren, terwijl de toenmalige regering dit nog moest ondertekenen. Kortom, de leden van de SP-fractie vragen de regering om de ambitie in dezen te vergroten.

In de brief van 13 juni jl. staat dat een toegankelijke en inclusieve samenleving niet bereikt wordt met één druk op de knop in Den Haag. De leden van de fractie van de PvdA delen deze constatering. Zij vragen zich naar aanleiding van deze constatering wel af of er geen «knoppen» zijn waarmee de regering een aantal zaken wel direct kan regelen. Sommige dingen zijn immers wel vanuit Den Haag te regelen. Bijvoorbeeld de bouwwetgeving of het voorbeeldgedrag van de rijksoverheid op het gebied van inclusieve aanbestedingen. Daarom vragen de leden van PvdA-fractie of de regering, uitgaand van het uitgangspunt «verbeter de wereld, begin bij jezelf», mogelijkheden ziet om als rijksoverheid meer te doen. Zij wijzen daarbij onder andere op de twee genoemde voorbeelden.

De regering kiest voor focus op 7 actielijnen. Op een aantal onderdelen ontbreken concrete doelstellingen. De doelstellingen worden veelal in de termen als «beter», «meer» enzovoort geformuleerd. Hoe weten we straks of de doelen behaald zijn? Ook de termijn waarop deze resultaten bereikt moeten zijn, ontbreken. Bent u bereid om, samen met partners, te werken aan concrete doelstellingen? Zo ja, kunnen deze concrete doelstellingen in de volgende versie van het jaarplan worden opgenomen, zodat monitoring mogelijk is? Zo nee, wat is de reden om hiervan af te zien?

Ten aanzien van het terrein Werk stelt de regering: «Binnen de actielijn Werk is het doel om mensen met een arbeidsbeperking meer kansen te geven op een reguliere baan en zo bij te dragen aan een inclusieve arbeidsmarkt. Door het creëren van banen en het organiseren van passende ondersteuning. Bijvoorbeeld via scholing, jobcoaching en werkplekaanpassingen».

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe deze mooie ambitie samenhangt met de kabinetsplannen inzake de arbeidsgehandicapten. De voorstellen om arbeidsgehandicapten onder het minimumloon te betalen dragen volgens de leden van de PvdA-fractie niet bij aan een gelijkwaardige positie op de arbeidsmarkt. Zij horen graag wat de regering verstaat onder een inclusieve arbeidsmarkt? Behoort bij deze definitie geen inclusieve betaling? Ten aanzien van deze ambitie zijn de leden van de PvdA-fractie benieuwd naar de concrete doelstellingen en de realisatietermijn.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het effectief zou zijn om «onbeperkt meedoen» nadrukkelijker te borgen in de curricula van relevante opleidingen. Misschien om te beginnen in de basisschool? Jong geleerd is oud gedaan, immers. De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd naar de reflectie van de regering op deze vraag.

In de brief wordt niet ingegaan op de toezegging aan de Eerste Kamer inzake het facultatief protocol.5 Kan de regering de stand van zaken hieromtrent geven?

De leden van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag bij voorkeur voor 14 september 2018.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J.T. Martens

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 september 2018

Merkbaar minder drempels in het leven van mensen met een beperking, dat is het doel dat het kabinet met het programma Onbeperkt Meedoen nastreeft. Het programma bevat de kabinetsbrede ambitie en doelstelling voor de implementatie van het VN verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Op 13 juni 2018 heb ik u dit programma namens het kabinet toegestuurd. Op 14 juni 2018 had ik het genoegen het programma in het land in het bijzijn van ervaringdeskundigen, gemeenten en bedrijfssectoren publiekelijk te presenteren. Juist de samenwerking van de overheid met deze partijen is randvoorwaardelijk om van het programma een succes te maken en daadwerkelijk het verschil te maken in het leven van mensen.

Op 18 juli 2018 heeft uw Kamer een aantal nadere vragen gesteld over diverse onderdelen van de uitvoering van het programma en de verdere implementatie van het VN verdrag, die ik in deze brief graag namens het kabinet beantwoord.

De leden van de PVV-fractie vragen of we de afzonderlijke (zelfstandige) landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden (Aruba, Curaçao en Sint Maarten) net als de bijzondere gemeenten binnen het Koninkrijk der Nederlanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) faciliteren. Zo nee, dan krijgen deze leden graag verduidelijkt waarom hiervoor gekozen is.

De bestuurlijke positie van de bijzondere gemeenten is anders dan die van de autonome landen die ieder een eigen verantwoordelijkheid hebben voor de implementatie van verdragen. In de brief van 13 juni 2018 staat de geleidelijke aanpak beschreven die gekozen is voor de bijzondere gemeenten.

In 2010 is artikel 38 eerste lid van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in werking getreden, inzake de samenwerking tussen de landen bij de implementatie van verdragen. Het doel van deze onderlinge regeling is het vorm geven aan de samenwerking tussen de autonome landen ten behoeve van de totstandkoming van regelgeving of andere maatregelen die noodzakelijk zijn voor de implementatie van verdragen (artikel 27, tweede lid, van het Statuut). Dit moet bijdragen aan het vroegtijdig betrekken van de landen bij de voorbereiding van verdragen en de tijdige implementatie hiervan.

Op verzoek van uw Kamer zijn wij in gesprek met de autonome landen over de voortgang van de implementatie van het VN Verdrag en mogelijkheden voor ondersteuning.

De leden van de SP-fractie realiseren zich dat dit programma een eerste stap is in de richting naar een samenleving die uitnodigend is voor iedereen. Na het programma gelezen te hebben, blijft er, ondanks de frisse uitstraling, bij de leden van de SP-fractie een toch wel leeg gevoel hangen. De leden van de SP-fractie vragen wat de regering over een bepaalde periode wil realiseren. De leden van de SP-fractie vragen hierbij in het bijzonder naar de prestatie-indicatoren van het programma. De leden van de SP-fractie verzoeken de regering per actielijn van het programma een meetbaar doel te formuleren.

In reactie op de vragen van de SP fractie licht ik graag de ambitie van het programma nader toe. De centrale ambitie is dat mensen met een beperking naar eigen wens en vermogen kunnen meedoen aan de samenleving, net als ieder ander. Om deze ambitie daadwerkelijk over de volle breedte te verwezenlijken en betekenisvolle resultaten in het leven van mensen te boeken, volstaat het niet als één actor vanuit één standaardaanpak aan de slag gaat. De gezamenlijke inspanning van overheden, bedrijven en organisaties is nodig om verschil te maken. Maatwerk en dialoog met ervaringdeskundigen op elk deelonderwerp van het VN verdrag is nodig om effectief te zijn. Dit wordt bedoeld met het creëren van een maatschappelijke beweging, waarbij het VN verdrag steeds meer in het DNA van overheden, bedrijven en organisaties terecht komt.

Het kabinet schrijft binnen deze beweging niet alle activiteiten voor – dat past niet in een decentraal stelsel – maar stuurt en jaagt aan op de doelen die we met elkaar willen bereiken. In hoofdstuk 2 van het programma («Ambitie en doel») staan de doelen per actielijn van het programma omschreven. Voor het meten van deze doelen en het benoemen van relevante indicatoren bij deze doelen, staat de eerste opzet in hoofdstuk 5 van het programma («Monitoring») omschreven. Hier staat toegelicht dat een centrale monitor wordt ingericht op de overkoepelende ambitie van het programma. Deze monitor neemt de ervaringen en beleving van mensen met een beperking zelf als uitgangspunt. De actielijnen van het programma worden daarnaast specifiek gemonitord. Deze monitors geven zicht op de voortgang van maatregelen in elke actielijn en het realiseren van de doelen. Beide onderdelen van de monitoring zullen in de jaarlijkse rapportage over de uitvoering van het programma terugkomen. De opzet van de monitoring wordt op dit moment verder uitgewerkt in samenwerking met alle betrokkenen.

De leden van de SP-fractie vragen ook naar het tijdpad van de gestelde doelen. In het programma verschilt per actie het desbetreffende tijdpad. Zo zijn bijvoorbeeld ten aanzien van werkgelegenheid («de Banenafspraak»), het ontwikkelen van eenduidige richtlijnen in de bouw, de toegankelijkheid van het openbaar vervoer, een toegankelijk sportaanbod en de toegankelijkheid van websites, portals en apps van overheidsinstanties specifieke tijdpaden en mijlpalen in het programma opgenomen. Voor andere acties in het programma geldt dat er sprake is van een geleidelijke inspanning om algemene toegankelijkheid voor mensen met een beperking te realiseren, in lijn met artikel 2a van de wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische ziekte (wbgh/cz).

De leden van de SP-fractie vragen naar een toelichting op de wetgeving rondom het programma en een overzicht van wetten die mogelijk moeten worden aangepast.

In onderdeel V van hoofdstuk 4 van het programma («Uitvoeringsstrategie») is een overzicht gegeven van wetgeving die samenhangt met de uitvoering van het programma. De wetten die hier genoemd staan zijn – in zijn geheel of ten dele – aangepast of nieuw geïntroduceerd met de ratificatie van het VN verdrag. Ook op deelonderwerpen van het VN verdrag zijn wetten aangepast, zoals bijvoorbeeld de Kieswet.

Met de ratificatie van het VN verdrag is derhalve de wetgeving op orde gebracht. Bij de implementatie van het VN verdrag gaat het om het versterken van een beweging in de praktijk die al door een groot aantal overheidsinstanties, bedrijven en maatschappelijke organisaties in gang is gezet. Daarnaast is het een opdracht voor het Rijk dat het VN verdrag bij de uitvoering van alle relevante beleidsprogramma´s en wet- en regelgeving op de agenda staat. Uitgangspunt bij het programma is dan ook het realiseren van merkbare verbeteringen in de praktijk en niet het aanpassen van wet- en regelgeving. Dat laat onverlet dat gedurende de looptijd van het programma kan blijken dat aanvullende aanpassingen van wet- en regelgeving nodig zijn. Als dat het geval blijkt, dan zal het kabinet het initiatief daartoe nemen.

De leden van de SP-fractie vragen hoe het doel van het kabinet op het terrein van werk, namelijk meer kansen voor werknemers met een beperking op een reguliere baan, zich verhoudt tot de plannen van het kabinet om mensen met een arbeidsbeperking te willen laten uitbetalen onder het minimumloon, waarbij zij hun sociale rechten verliezen en hun pensioen komt te vervallen.

Meer dan de helft van de mensen met een arbeidsbeperking heeft nu geen werk. Het kabinet legt zich hier niet bij neer. Want werk biedt mensen bestaanszekerheid, vergroot het gevoel van eigenwaarde en draagt bij aan een sociaal netwerk. Als samenleving hebben we iedereen die kan werken ook hard nodig. Het kabinet streeft daarom naar een inclusieve arbeidsmarkt waarin mensen met en zonder arbeidsbeperking naargelang van hun mogelijkheden mee kunnen doen. Bij voorkeur bij een reguliere werkgever en als dat niet kan in een beschutte omgeving. Gelukkig zijn er steeds meer werkgevers bij wie iemand met een beperking aan de slag is. Dit blijkt uit het feit dat het bedrijfsleven momenteel ruimschoots voldoet aan de banenafspraak, terwijl de publieke sector nog een tandje moet bijzetten. Maar we staan nog voor een grote opgave iedereen een kans te geven op de arbeidsmarkt.

In het afgelopen jaar heeft het kabinet het voornemen uit het regeerakkoord om over te gaan op loondispensatie in de Participatiewet nader uitgewerkt. Tijdens deze uitwerking is gebleken dat het niet mogelijk is om loondispensatie in de Participatiewet zo in te richten dat het voor iedereen simpeler en beter wordt. Het kabinet ziet daarom af van invoering van loondispensatie in de Participatiewet. Het doel van het kabinet blijft ongewijzigd: meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk. Daartoe zet het kabinet in op een breed offensief voor vereenvoudiging en meer werk voor mensen met een arbeidsbeperking. Het kabinet heeft de Tweede en Eerste Kamer hierover bij brief van 7 september van de Staatssecretaris van SZW geïnformeerd. Voor de begrotingsbehandeling van SZW zal het kabinet een nadere uitwerking naar de Tweede Kamer sturen.

De leden van de SP-fractie vragen naar de grotere ambitie op het gebied van het VN verdrag op lokaal niveau. In het programma staat dat 25 gemeenten de rol van koploper krijgen. Zij vragen zich af of op dit moment elke gemeente haar verantwoordelijkheid in dezen al niet moet hebben genomen.

Uitvoering geven aan het VN verdrag is inderdaad een verantwoordelijkheid voor alle gemeenten. Hiervoor zijn bepalingen opgenomen in de Participatiewet, Jeugdwet en Wmo2015. Naast de 25 koplopergemeenten zijn er dan ook al vele voorbeelden van gemeenten die een lokale aanpak hebben ontwikkeld. Het project «Iedereen doet Mee» van de VNG richt zich ook nadrukkelijk niet alleen op de 25 geselecteerde gemeenten die voorop lopen bij de uitvoering van het VN verdrag. Ook overige gemeenten worden ondersteund in de stappen naar een meer inclusieve samenleving. De kennis en ervaring van gemeenten die al langer met de uitvoering van het VN verdrag aan de slag zijn, wordt hierbij ook benut en verspreid naar gemeenten die deze goede voorbeelden kunnen opvolgen om hun aanpak te vergroten en te verdiepen.

De leden van de PvdA-fractie delen in algemene zin de constatering dat een toegankelijke en inclusieve samenleving niet bereikt wordt met één druk op de knop in Den Haag. De leden van de PvdA-fractie vragen naar bepaalde knoppen om aan te draaien en hebben een voorbeeldfunctie van het Rijk voor ogen, bijvoorbeeld op het gebied van bouwwetgeving. De leden van de Pvda-fractie vragen of op dit gebied mogelijkheden zijn om als rijksoverheid meer te doen.

Wat betreft de bouwregelgeving licht ik graag toe dat de rijksoverheid zelf een hogere kwaliteit van toegankelijkheid nastreeft dan de minimumeisen in het Bouwbesluit voorschrijven. Bij zeven grote rijkskantoren zijn toegankelijkheidsscans uitgevoerd. Deze scans laten zien dat deze kantoren aan het wettelijk kader voldoen, maar het Rijksvastgoedbedrijf zet een volgende stap en beziet welke maatregelen aanvullend kunnen worden genomen de toegankelijkheid van deze kantoren verder te verbeteren. Vervolgens onderzoekt het Rijksvastgoedbedrijf of er reden is ook maatregelen te nemen voor de rest van de gebouwenportefeuille die de dienst beheert.

Voor de initiatieven buiten de rijksoverheid is het actieplan «Toegankelijkheid voor de bouw» opgesteld.6 Dit actieplan draait om de dialoog en de hieruit voortkomende initiatieven van ervaringdeskundigen, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en ontwerpende-, ontwikkelende-, bouwende- en adviserende partijen.

Daarbij heeft de Minister van BZK aangegeven dat, wanneer onvoldoende invulling aan de uitvoering van dit actieplan wordt gegeven en de verplichtingen naar aanleiding van het VN Verdrag niet voldoende worden nagekomen, bezien zal worden of het nodig is om aanvullende wet- en regelgeving in procedure te brengen. Op het gebied van nieuw te bouwen appartementen wordt momenteel naar aanleiding van een toezegging aan de Tweede Kamer onderzoek verricht naar de kosten van specifieke aanvullende toegankelijkheidseisen. Op het gebied van de buitenruimten van woonfuncties met zorg zijn aanvullende eisen aangekondigd.7

De leden van de PvdA-fractie vragen ook naar het voorbeeldgedrag van het Rijk op het gebied van inclusieve aanbestedingen. En de mogelijkheden om als rijksoverheid meer te doen.

Het Rijk is zich ook op dit terrein bewust is van haar voorbeeldfunctie. In het programmaplan Onbeperkt Meedoen is de inzet van het Rijk op maatschappelijk verantwoord inkopen benoemd (p.29). Daarnaast is de volgende inzet van het Rijk op het gebied van inhuur en inkoop in dit kader relevant.

Zo hebben het Rijk en de sector Defensie bijvoorbeeld in juli 2017 een raamovereenkomst gesloten voor de inhuur van mensen met een arbeidsbeperking uit het doelgroepenregister om zoveel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking aan werk te helpen. Met deze overeenkomst zorgen zij voor een laagdrempelige toegang voor uitzendkrachten uit de doelgroep en geven zij ruimte voor maatwerk bij de levering van de benodigde voorzieningen.

Daarnaast is «Maatwerk voor mensen» sinds januari 2018 de nieuwe rijksbrede aanpak van HR en Inkoop samen om via «social return» zoveel mogelijk mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt – onder wie mensen met een arbeidsbeperking – naar werk te begeleiden. In de praktijk blijkt instroom en behoud van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt niet altijd eenvoudig. Daarom zoekt het Rijk samen met haar leveranciers door middel van proeftuinen naar nieuwe creatieve mogelijkheden dit wel voor elkaar te krijgen.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering kiest voor focus op 7 actielijnen. Op een aantal onderdelen ontbreken in de ogen van de leden van de PvdA-fractie concrete doelstellingen. De leden van de PvdA-fractie stellen de vraag hoe we straks weten of de doelen behaald zijn. De leden van de PvdA-fractie vragen of het kabinet bereid is om samen met de partners te werken aan concrete doelstellingen en of deze doelstellingen in het volgende jaarplan kunnen worden opgenomen.

Zoals in antwoord op de vragen van de SP-fractie over indicatoren en tijdpaden eerder in deze brief is aangegeven, wordt er op dit moment een monitor voor het programma uitgewerkt. Deze monitor gaat zich richten op de voortgang op de overkoepelende ambitie van het programma en de voortgang van maatregelen rondom de doelen in elke actielijn van het programma. Voor het opzetten van de monitoring wordt ook samengewerkt met alle partners van het programma. De monitor zal in de jaarlijkse rapportage over de uitvoering van het programma terugkomen.

Sommige onderdelen van het programma bevatten reeds concrete doelstellingen gekoppeld aan termijnen. Zo zijn bijvoorbeeld ten aanzien van werkgelegenheid («de Banenafspraak»), het ontwikkelen van eenduidige richtlijnen in de bouw, de toegankelijkheid van het openbaar vervoer, een toegankelijk sportaanbod en de toegankelijkheid van websites, portals en apps van overheidsinstanties specifieke tijdpaden en mijlpalen in het programma opgenomen. Voor andere acties in het programma geldt dat er sprake is van een geleidelijke inspanning om algemene toegankelijkheid voor mensen met een beperking te realiseren, in lijn met artikel 2a van de wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische ziekte (wbgh/cz).

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de ambitie van de regering ten aanzien van het terrein werk samenhangt met de kabinetsplannen inzake de arbeidsgehandicapten. De voorstellen om arbeidsgehandicapten onder het minimumloon te betalen dragen volgens de leden van de PvdA-fractie niet bij aan een gelijkwaardige positie op de arbeidsmarkt. De leden van de PvdA-fractie vragen wat de regering verstaat onder de inclusieve arbeidsmarkt, en of bij deze definitie ook inclusieve betaling behoort. De leden van de PvdA-fractie zijn op dit terrein benieuwd naar concrete doelstellingen en realisatietermijnen.

Zoals in antwoord op de vragen de SP-fractie ten aanzien van het terrein werk reeds is aangegeven, vindt het kabinet het van belang dat mensen met een beperking die nu nog aan de kant staan meer kans op werk krijgen. Het kabinet streeft daarom naar een inclusieve arbeidsmarkt waarin mensen met en zonder arbeidsbeperking naargelang van hun mogelijkheden mee kunnen doen. Bij voorkeur bij een reguliere werkgever en als dat niet kan in een beschutte omgeving. Gelukkig zijn er steeds meer werkgevers bij wie iemand met een beperking aan de slag is. Dit blijkt uit het feit dat het bedrijfsleven momenteel ruimschoots voldoet aan de banenafspraak, terwijl de publieke sector nog een tandje moet bijzetten. Maar we staan nog voor een grote opgave om iedereen een kans te geven op de arbeidsmarkt.

In het afgelopen jaar heeft het kabinet het voornemen uit het regeerakkoord om over te gaan op loondispensatie in de Participatiewet nader uitgewerkt. Tijdens deze uitwerking is gebleken dat het niet mogelijk is om loondispensatie in de Participatiewet zo in te richten dat het voor iedereen simpeler en beter wordt. Het kabinet ziet daarom af van invoering van loondispensatie in de Participatiewet. Het doel van het kabinet blijft ongewijzigd: meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk. Daartoe zet het kabinet in op een breed offensief voor vereenvoudiging en meer werk voor mensen met een arbeidsbeperking. Het kabinet heeft de Tweede en Eerste Kamer hierover bij brief van 7 september van de Staatssecretaris van SZW geïnformeerd. Voor de begrotingsbehandeling van SZW zal het kabinet een nadere uitwerking naar de Tweede Kamer sturen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het effectief zou zijn om «onbeperkt meedoen» nadrukkelijker te borgen in de curricula van relevante opleidingen. Misschien om te beginnen in de basisschool? Jong geleerd is oud gedaan, immers. De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd naar de reflectie van de regering op deze vraag.

Het is inderdaad wenselijk dat het onderwijs – voor zowel jonge leerlingen als ook studenten – ruimte biedt voor diversiteit en leren omgaan met mensen die een andere achtergrond of kenmerken hebben. De Wet op het primair onderwijs (Wpo) bepaalt dan ook dat het onderwijs er mede van uit gaat dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving, dat het onderwijs mede gericht is op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie, en dat onderwijs er mede op gericht is dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten (Wpo, artikel 8). Daarnaast bevatten ook de kerndoelen voor het primair onderwijs aanknopingspunten voor scholen om in hun onderwijsaanbod aandacht te besteden aan het samen leven met anderen, zoals mensen met een beperking. Bijvoorbeeld: «de leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen (kerndoel 34).» Of: «de leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen (kerndoel 37).» Scholen hebben ruimte om invulling te geven aan hun wettelijke opdracht om in het onderwijs aandacht te besteden aan de kerndoelen en kunnen in de invulling eigen accenten leggen.

Het curriculum voor zowel het primair als het voortgezet onderwijs is in ontwikkeling. Momenteel wordt gewerkt aan de herziening van het curriculum voor het primair en voortgezet onderwijs. Leraren en schoolleiders werken in ontwikkelteams – daarbij ondersteund door curriculumexperts – uit wat alle kinderen op scholen moeten leren. De (tussen)producten van deze teams worden openbaar, waarna belanghebbende hierop feedback kunnen geven. De resultaten van de ontwikkelteams, die als basis zullen dienen voor een actualisatie van het curriculum, worden in het voorjaar van 2019 verwacht.

Tot slot vraagt de PvdA-fractie naar de stand van zaken op het gebied van het facultatief protocol en de toezegging aan de Eerste Kamer hieromtrent.

Ten aanzien van uw verzoek om een reactie op mijn toezegging8 om voor de zomer te komen met een standpunt op het facultatief protocol bij het VN Verdrag Handicap, heb ik op 31 augustus 2018 aangegeven dat ik uw Kamer zal informeren zodra de besluitvorming over het facultatief protocol bij het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten is afgerond.9

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Ganzevoort (GL), vac. (VVD), Martens (CDA) (voorzitter), Van Strien (PVV), Bruijn (VVD) (vice-voorzitter), Gerkens (SP), Atsma (CDA), Bredenoord (D66), D.J.H. van Dijk (SGP), Don (SP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Prast (D66), Schnabel (D66), Wezel (SP), Klip-Martin (VVD) Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken I 2017/18, 24 170, A en bijlagen.

X Noot
3

Kamerstukken I 2017/18, 24 170, A en bijlagen.

X Noot
4

Handelingen I 2015/16, 27, item 8.

X Noot
5

T02290.

X Noot
6

Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, 33 990, nr. 63.

X Noot
7

Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, 28 325, nr. 174.

X Noot
8

Toezegging Facultatief protocol (33 992 / 33 990) (T02290).

X Noot
9

Eerste Kamer, vergaderjaar 2017–2018, 34 775 XVI, H.

Naar boven