24 077 Drugbeleid

Nr. 310 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2013

Tijdens het Verslag Algemeen Overleg (VAO) van 17 januari 2013 (Handelingen II 2012/13, nr. 41, item 8, blz. 41–48) heb ik toegezegd u voor het zomerreces een tussenstand over de invulling van de handhaving (lokaal maatwerk) in de coffeeshopgemeenten in Nederland te doen toekomen. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand. Zoals aangegeven in mijn brief van 29 mei 2013 (Kamerstuk 24 077, nr. 309) zal ik in deze brief ook ingaan op het kwantitatieve beeld over 2013 met betrekking tot drugsgerelateerde overlast.

Daarnaast geef ik uitvoering aan het verzoek van de vaste commissie van Veiligheid en Justitie van 20 juni jl. om de tussenrapportage van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC) toe te sturen en informatie met betrekking tot wietteelt.

Volledigheidshalve merk ik op dat conform eerder gedane toezeggingen, ik uw Kamer vóór januari 2014 een brief zal sturen waarin is opgenomen: (1) een inventarisatie van initiatieven en experimenten gemeenten, (2) de resultaten van onderzoek naar (kleinschalige) wietteelt in Europa en de VS, (3) een reactie op een artikel van Schilder en Brouwer in het Nederlands Juristenblad van december 2012, (4) een overzicht van lokaal maatwerk (de bij VAO toegezegde tussenstand treft u in deze brief) en (5) een overzicht van het afstandscriterium in gemeenten.

Tussenstand handhaving (lokaal maatwerk) in coffeeshopgemeenten

Per 1 januari 2013 maakt het ingezetenencriterium onderdeel uit van het landelijk kader van het Nederlandse gedoogbeleid, de Aanwijzing Opiumwet. Uitgangspunt is dat het lokale bestuur het coffeeshopbeleid – binnen het landelijke kader – vaststelt en de regie voert. De handhaving van dit ingezetenencriterium geschiedt in overleg met betrokken gemeenten en zo nodig gefaseerd, waarbij wordt aangesloten bij het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid zodat er sprake is van lokaal maatwerk.

Bij brief van 4 februari 2013 heb ik de burgemeesters van de coffeeshopgemeenten verzocht om mij voor 1 mei 2013 een afgestemd handhavingsplan (inclusief handhavingsarrangement) of een stand van zaken te doen toekomen. Ruim 95%1 van de burgemeesters van coffeeshopgemeenten heeft aan mijn verzoek gehoor gegeven door middel van het toesturen van diverse documenten waaronder nieuw vastgesteld (coffeeshop- of Damocles-)beleid, handhavingsprotocollen en -matrices dan wel het kenbaar maken van een stand van zaken. Op basis van deze informatie kan ik u de volgende tussenstand geven. In ruim 70% van de coffeeshopgemeenten2 is of wordt het ingezetenencriterium onderdeel van het beleid. De controle op het ingezetenencriterium wordt doorgaans meegenomen in periodieke controles van de coffeeshop, waarbij tevens andere aspecten van het coffeeshopbeleid aan de orde komen. Uit de aangeleverde gegevens is mij gebleken dat de partners in de lokale driehoek op grond van de lokale situatie de prioriteit bepalen waarmee de aspecten van het coffeeshopbeleid (waaronder het ingezetenencriterium) worden gehandhaafd.

Wietteelt; naar aanleiding van verzoek vaste commissie van Veiligheid en Justitie

Bovenstaand heb ik verwezen naar de toezegging om uw Kamer voor 1 januari 2014 een inventarisatie te doen toekomen van gemeentelijke initiatieven en experimenten op het gebied van wietteelt en deze van een juridisch kader te voorzien. In de eerder genoemde brief van 4 februari jl. heb ik burgemeesters de mogelijkheid gegeven om eventuele plannen met betrekking tot wietteelt bij mij kenbaar te maken. Achttien gemeenten3 hebben naar aanleiding van deze brief een reactie gestuurd. In meer dan de helft van de reacties is er echter geen sprake van een uitgewerkt plan. Binnen afzienbare tijd zullen de betreffende gemeenten worden uitgenodigd voor een gesprek waarbij zij de mogelijkheid krijgen om hun plannen nader toe te lichten.

Om misverstanden te voorkomen wil ik nogmaals benadrukken dat regulering of legalisering van wietteelt in strijd is met internationale verdragen (VN-verdragen en EU-recht) en de Opiumwet. Er is geen ruimte voor gemeentelijke initiatieven die daarvan afwijken.

WODC tussenrapportage

Bijgaand treft u als toegezegd en mede in reactie op het verzoek van 20 juni jl. van de vaste commissie van Veiligheid en Justitie, de tussenrapportage van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC): «Het Besloten club- en het Ingezetenencriterium voor coffeeshops, Evaluatie van de implementatie en de uitkomsten in de periode mei-november 2012»4.

Vooropgesteld zij dat deze tussenrapportage uitsluitend ziet op de effecten van het nieuwe coffeeshopbeleid in de periode mei 2012 tot november 2012. Er is een steekproef samengesteld van 14 coffeeshopgemeenten in het hele land: zeven in de drie zuidelijke provincies en zeven in de provincies waar het nieuwe beleid nog niet gehandhaafd werd. Gedurende deze periode werd het besloten clubcriterium (met uitzondering van het maximum ledenaantal) gehandhaafd, een criterium dat in november 2012 is losgelaten. De belangrijkste uitkomsten van het rapport zijn: Na de daadwerkelijke handhaving van het besloten club en ingezetenencriterium per 1 mei 2012 in het zuiden van het land hebben zich substantiële veranderingen voorgedaan op de gebruikersmarkt van cannabis: de drugstoeristen bleven grotendeels weg en het aantal bezoeken aan de coffeeshops in de zuidelijke steekproef gemeenten daalde fors. Niet alleen niet- ingezetenen van Nederland maar ook een deel van de in Nederland woonachtige bezoekers bleef weg uit de coffeeshops in de zuidelijke provincies. Gebruikers schaften hun cannabis aanzienlijk vaker aan via illegale verkoopkanalen. Voor omwonenden in de directe omgeving van coffeeshops trad geen verandering op in de omvang en frequentie van de ervaren overlast. De aard van de overlast wijzigde wel behoorlijk. Vóór 1 mei 2012 ervoeren omwonenden van coffeeshops met name overlast van de coffeeshops en van de buitenlandse coffeeshopbezoekers. Een half jaar later hadden ze vooral overlast van dealactiviteiten op straat, die volgens de omwonenden in ieder geval voor een deel betrekking hadden op softdrugs.

De uitkomsten van de tussenrapportage ondersteunen de beleidswijziging zoals per 1 januari 2013 (en feitelijk per 19 november 20125) is ingezet, te weten: het loslaten van het besloten clubcriterium en doorzetten van het ingezetenencriterium. De harde aanpak van drugsrunners en illegale straathandel wordt voortgezet. In 2014 zullen in de in de eindrapportage van het onderzoek de verdere ontwikkelingen aan de orde komen.

Kwantitatief beeld

Per 1 mei 2012 wordt het ingezetenencriterium gehandhaafd in de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland. Daarnaast werd in de periode mei 2012 tot november 2012 het besloten clubcriterium (met uitzondering van het maximum ledenaantal) gehandhaafd. In het kader van mijn toezegging u een kwantitatief beeld te geven over drugsgerelateerde overlast in deze provincies, verwijs ik u naar onderstaande grafieken, tabellen en toelichting die op basis van informatie van politie, OM en regioburgemeesters tot stand zijn gekomen.

Drugsgerelateerde overlast in het zuiden

De grafieken geven incidenten weer van handel in softdrugs6 en overlast in verband met drugs7. Incidenten zijn gedefinieerd als: gebeurtenissen/voorvallen waarbij de politie is betrokken of waarvan melding is gemaakt bij de politie en die door de politie zijn geregistreerd. Dit betreft niet per definitie een strafbaar feit.

De handhaving van het aangescherpt coffeeshopbeleid per 1 mei 2012 is terug te zien in de grafieken. De piek bij de handhaving van het beleid en de normalisering daarna, zijn conform verwachting. Bij wijziging van de regels, in dit geval de opname van (onder meer) het ingezetenencriterium in de Aanwijzing Opiumwet, is er enige tijd nodig voordat aanpassing aan dit nieuwe beleid heeft plaatsgevonden. Het nieuwe beleid heeft er onder ander toe geleid dat meerdere gemeenten maatregelen hebben genomen gericht op het verhogen van de meldingsbereidheid van coffeeshop gerelateerde overlast. In combinatie met de media-aandacht kan worden verondersteld dat de meldingsbereidheid van burgers daardoor is verhoogd.

Het resultaat van de hogere meldingsbereidheid is benut voor de gerichte inzet door en extra alertheid van, politie, OM en gemeenten. Gebleken resultaat hiervan is dat na de aanvankelijke piek in mei 2012 van gemelde incidenten in handel en overlast, er een dalende trend is ingezet. Handhaving van het ingezetenencriterium heeft geleid tot een forse afname van het aantal drugstoeristen in de zuidelijke regio’s. Ook deze afname heeft bijgedragen aan de dalende trend na de piek. Een toename van de illegale straathandel was als (tijdelijk) neveneffect voorzien in de aanloop naar de invoering en de handhaving van het aangescherpte coffeeshopbeleid. Om hierop in te spelen is tegelijkertijd met de verscherpte handhaving van het ingezette beleid extra focus gelegd op de aanpak van straatdealers en de daarmee gepaard gaande overlast en criminaliteit.

Resultaten strafrechtelijke aanpak in het zuiden

De strafrechtelijke aanpak van de drugsproblematiek in de zuidelijke regio’s heeft geleid tot de volgende resultaten8:

Afdoeningen OM mei 2012-heden

Administratief beëindigd, overdracht e.d.

4

0,5%

Onvoorwaardelijk sepot

134

12%

Strafbeschikking, transactie, vw. sepot

343

31%

Voegen

17

1,5%

Dagvaarden

606

55%

Totaal

1104

100%

Eindvonnissen mei 2012-heden

Schuldigverklaring

228

89,5%

Waarvan:

Totaal opgelegde vrijheidsstraffen (incl voorw.)

133

100%

Vrijspraak

9

3,5%

0 t/m 1 maand

48

36%

Overig1

18

7%

1–6 maanden

61

46%

Totaal

255

100%

>6 maanden

24

18%

X Noot
1

Rechter niet bevoegd, OM niet ontvankelijk, ontslag van alle rechtsvervolging, dagvaarding nietig.

In de meeste zaken gaat het OM over tot een dagvaarding (55%). Van de 606 zaken die sinds mei 2012 zijn gedagvaard ligt er tot nu toe in 255 gevallen een uitspraak. In 89,5% van de zaken is de verdachte schuldig bevonden. De overige gedagvaarde zaken zijn nog in behandeling.

Het is van belang om de harde aanpak vast te houden zodat de dalende trend sinds de handhaving van het beleid wordt voortgezet.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

99 van de 103 burgemeesters van coffeeshopgemeenten.

X Noot
2

73 van de 103 coffeeshopgemeenten.

X Noot
3

Breda, Deventer, Drachten/Smallingerland, Eindhoven, Enschede, Haarlem, Heerlen, Leeuwarden, Maastricht, Nijmegen, Roermond, Rotterdam, Tilburg, Utrecht, Velsen, Venlo, Zwijndrecht, Zwolle

X Noot
4

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
5

Kamerstuk 24 077, nr. 293

X Noot
6

HANDEL E.D. SOFTDRUGS (LIJST 2): Het verhandelen van verdovende middelen genoemd in lijst 2 van de Opiumwet

X Noot
7

OVERLAST IVM DRUGS: Iedere vorm van overlast gerelateerd aan zowel harddrugs als softdrugs, bijvoorbeeld een gebruikerspand dat overlast veroorzaakt. In de loop van 2012 is hier alcohol aan toegevoegd

NB. Grafieken zijn niet een op een te herleiden tot het coffeeshopbeleid, maar zijn registraties van de algehele drugsproblematiek. Grafieken zijn mede met behulp van het WODC tot stand gekomen.

X Noot
8

Deze cijfers hebben betrekking op het verhandelen van verdovende middelen genoemd in lijst 1 (harddrugs) resp. lijst 2 (softdrugs) van de Opiumwet.

Naar boven