23 987 Lidmaatschap van de Europese Unie

Nr. 171 VERSLAG VAN DE RAPPORTEURS

Vastgesteld 21 maart 2017

Op 23 juni 2016 werd in het Verenigd Koninkrijk een referendum gehouden over het EU-lidmaatschap. De bevolking van het Verenigd Koninkrijk stemde in meerderheid voor de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie («Brexit» genaamd).

Naar aanleiding van deze uitkomst heeft de vaste commissie voor Europese Zaken besloten om de gevolgen van de Brexit voor Nederland en Nederlandse burgers en bedrijven te onderzoeken. Deze commissie heeft op 13 oktober 2016 ondergetekende leden als co-rapporteurs inzake de Brexit aangesteld en hun mandaat verleend om het onderzoek uit te voeren.

Door middel van de bijgesloten rapportage wordt verslag uitgebracht van dit onderzoek. Dit rapport bevat een aantal aanbevelingen, gericht aan de Nederlandse regering alsmede aan de Eerste en de Tweede Kamer.

De rapporteurs,

Maij Omtzigt

Rapportage «Nederland en de Brexit»

Inleiding

In Rome werd op 25 maart 1957 door zes landen het verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ondertekend. Sindsdien is de EEG en later de EU uitgebreid tot een samenwerkingsverband van 28 lidstaten.

Sinds vorig jaar maakt voor het eerst in de geschiedenis van de EU een lidstaat een omgekeerde beweging. De inwoners van het Verenigd Koninkrijk stemden in een referendum voor uittreding uit de EU, afgekort tot «Brexit». Het Britse Lagerhuis en Hogerhuis hebben de Britse regering gemachtigd om op grond van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie een notificatie van uittreding te doen. Naar verwachting zal de Britse regering op woensdag 29 maart de Europese Unie een notificatiebrief sturen, waarna de uittredingsonderhandelingen tussen het Verenigd Koninkrijk en de andere 27 EU-lidstaten (EU27) van start zullen gaan.

De Brexit heeft niet alleen gevolgen voor het Verenigd Koninkrijk, maar ook voor de EU27, voor Nederland en voor de EU. En, belangrijker nog: ook de verworven rechten van Nederlandse burgers en de handelsbelangen van Nederlandse bedrijven staan met de Brexit op het spel. Hoe de gevolgen precies zullen uitpakken voor Nederland, is op dit moment nog niet volledig te overzien. Deze gevolgen zijn in belangrijke mate afhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen tussen de EU27 en het Verenigd Koninkrijk. Het is zaak dat de Nederlandse belangen in dat onderhandelingsproces goed behartigd worden zodat Nederland en Nederlandse burgers en bedrijven zo min mogelijk geraakt zullen worden door de Brexit.

Om deze reden heeft de vaste commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer vorig jaar twee Kamerleden aangesteld als rapporteurs voor de Brexit. Marit Maij (PvdA) en Pieter Omtzigt (CDA) hebben de opdracht gekregen om onderzoek te doen naar de Brexit en daarbij:

  • de Nederlandse belangen in kaart te brengen die door de Brexit worden beïnvloed;

  • de voorbereidingen van de uittredingsonderhandelingen te volgen en te controleren;

  • inzicht te verkrijgen in de mogelijke toekomstige relatie tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie na de Brexit.

In het kader van dit onderzoek hebben de rapporteurs verschillende activiteiten ondernomen. Zij hebben een rondetafelgesprek georganiseerd waarin Nederlandse burgers, bedrijven en wetenschappers hun zienswijze hebben gegeven op de Brexit en hun zorgen hebben gedeeld. Ook hebben de rapporteurs een reeks buitenlandse werkbezoeken afgelegd, onder andere aan het Verenigd Koninkrijk, en gesproken met parlementariërs, bewindspersonen en deskundigen. Tot slot hebben zij in Brussel gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de Europese instellingen. Een nadere toelichting op de werkzaamheden is te lezen onder het hoofdstuk «Verantwoording».

Dit rapport is het resultaat van het onderzoek van de rapporteurs. Het rapport bevat een vijftal aanbevelingen, bedoeld om Nederland zo sterk mogelijk uit de Brexit te laten komen. Deze aanbevelingen zijn gericht aan de Nederlandse regering en de Eerste en de Tweede Kamer ten behoeve van de uittredingsonderhandelingen. Tevens kan dit rapport de EU27 van dienst zijn bij het vormgeven van de Europese onderhandelingsinzet. Tot slot kan dit rapport helpen om de verbinding te leggen en samen op te trekken met andere nationale parlementen in de EU27. De consequenties van de Brexit zullen immers niet alleen in Nederland, maar in de gehele Europese Unie worden gevoeld.

Aanbeveling 1: Garandeer de bestaande rechten van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk

Nederlanders die in het Verenigd Koninkrijk wonen, werken, studeren en leven zijn bezorgd over hun persoonlijke situatie na de Brexit. Op grond van het vrije verkeer van personen – een in de EU-verdragen en -richtlijnen verankerd recht – konden zij zich vestigen in het Verenigd Koninkrijk. Zij volgen er een studie, zijn werkzaam in het bedrijfsleven of hebben als zelfstandig ondernemer een bedrijf of carrière opgebouwd. Daarnaast zijn er Nederlanders met een Britse partner of gezin in het VK. Volgens een schatting van het Centraal Bureau voor de Statistiek1 (CBS) wonen er zo’n 73.000 Nederlanders in het VK. Welke impact heeft de Brexit op hun levens? Kunnen zij bijvoorbeeld hun baan behouden en in het VK blijven wonen?

Wat de rapporteurs betreft, verandert de Brexit niets aan de persoonlijke leefsituatie van Nederlanders (en andere EU-burgers) die op het moment van notificatie al woonachtig zijn in het VK. Hun bestaande rechten moeten gegarandeerd blijven ook na de uittreding van het VK uit de Europese Unie. Uiteraard geldt dit andersom ook voor Britse ingezetenen die op dit moment in Nederland wonen. Geen enkele EU-burger die momenteel in een ander EU-land woont zou in zijn of haar persoonlijke situatie getroffen mogen worden door de Brexit. Het personenverkeer is een van de vier Europese vrijheden. Het garanderen van de bestaande rechten van Nederlanders en andere EU-burgers in het VK moet de topprioriteit zijn, bij voorkeur nog voordat de Brexit-onderhandelingen beginnen. Het is niet meer dan eerlijk en rechtvaardig om hun deze zekerheid zo spoedig mogelijk te geven. Daarmee worden personen ook geen speelbal van economische of andere belangen.

De rapporteurs hopen en verwachten dat deze zekerheid al snel bij aanvang van de uittredingsonderhandelingen gegeven kan worden. De Britse regering heeft immers in haar witboek voor de Brexit, gepubliceerd begin februari 2017, al verklaard zich hiervoor te willen inspannen. De Britse regering erkent de bijdrage die EU-burgers aan de Britse economie en samenleving hebben geleverd en nog steeds leveren. Het is ook in het belang van het Verenigd Koninkrijk dat zijn burgers in de EU27 hun rechten kunnen blijven uitoefenen, zoals toegang tot de gezondheidszorg.

De rapporteurs zien juridische mogelijkheden om de rechten van deze groep na de Brexit te blijven garanderen. In het verdrag over de Europese Economische Ruimte en het verdrag van de Europese Unie en Zwitserland over het vrije verkeer van personen is bepaald dat bij opzegging van het verdrag de rechten gewaarborgd blijven van de mensen die deze rechten al hebben uitgeoefend. Een soortgelijke bepaling zou ook in het EU-uitredingsverdrag en het nieuwe verdrag met het VK moeten worden opgenomen.

De rapporteurs spreken zich niet uit over vrij verkeer van personen na de Brexit. Zij vragen wel aandacht voor een bijzondere categorie, namelijk voor studenten en onderzoekers. Academische samenwerking en uitwisseling via het Erasmusprogramma en onderzoeksprogramma’s in het kader van «Horizon 2020» is ontzettend nuttig en waardevol gebleken; de rapporteurs zijn van mening dat kennisuitwisseling en gezamenlijke onderzoeksprojecten ook na de Brexit voor studenten en wetenschappers mogelijk zouden moeten blijven.

Aanbeveling 2: Behoud de hechte handelsrelatie met het Verenigd Koninkrijk

De Brexit heeft naar verwachting een negatief effect op de handel en werkgelegenheid in de EU27. Met name voor de open Nederlandse economie zal de impact aanzienlijk zijn.

De handelsrelatie tussen de EU27 en het VK is hecht en omvangrijk; beide zijn belangrijke exportbestemmingen voor elkaar waarbij de EU27 meer exporteert naar het VK dan vice-versa. Voor Nederland is het Verenigd Koninkrijk na Duitsland de belangrijkste handelspartner. Nederland verdiende in 2015 ruim 20 miljard euro aan de export naar het VK, oftewel 3% van het bbp. De waarde van de export naar het VK bedroeg voor Nederland in 2015 liefst 9% van de totale goederenexport. Binnen de EU27 was dat aandeel alleen voor Ierland nog hoger (14%).2

Nederland is dus niet alleen in absolute zin gebaat bij de vrijhandel met het VK, maar is er, uitgedrukt als percentage van de totale goederenexport, ook relatief méér afhankelijk van dan de andere EU-lidstaten, met uitzondering van Ierland. Elke beperking van de vrijhandel met het Verenigd Koninkrijk zal onvermijdelijk ten koste gaan van de Nederlandse export, welvaart en werkgelegenheid. Nederland heeft dan ook veel te verliezen bij een Brexit waarbij elke verbondenheid met de Europese interne markt verloren gaat.

Per sector zal moeten worden gekeken naar de gevolgen. De rapporteurs vragen wel in het bijzonder aandacht voor de Nederlandse visserijsector, die zonder nadere maatregelen toegang tot een groot aantal visgronden rond Schotland zal verliezen.

De rapporteurs pleiten voor behoud van de hechte en vrije handelsrelatie van de EU27 met het Verenigd Koninkrijk via een zekere binding met de Europese interne markt. De rapporteurs realiseren zich dat hiervoor verschillende scenario’s denkbaar zijn, geënt op bestaande arrangementen met derde landen (Europese Economische Ruimte, Europese Vrijhandelsassociatie, douane-unie, bilateraal vrijhandelsakkoord) of volgens een unieke, geheel op maat gemaakte vrijhandelsovereenkomst tussen de EU27 en het VK.

De rapporteurs achten het niet opportuun om thans een voorkeur voor een van deze scenario’s uit te spreken. Zij hebben kennisgenomen van de uitgangspunten voor de onderhandelingen van beide partijen. De EU27 vinden onder andere dat de nieuwe overeenkomst met het VK niet gunstiger mag zijn dan het EU-lidmaatschap en beschouwt de vier vrijheden van de interne markt als ondeelbaar. Het VK zet onder meer in op een ambitieus en uitgebreid vrijhandelsakkoord en een nieuw douaneakkoord, maar niet op een douane-unie.

De EU sluit vele handelsovereenkomsten. Er is geen enkele reden om ervoor te zorgen dat het VK de krenten uit de pap haalt («cherry picking») en het beste van twee werelden buiten de EU combineert. Echter, er is ook geen enkele reden om handelsvoordelen die aan landen als Oekraïne of Turkije geboden worden, te onthouden aan het Verenigd Koninkrijk.

De rapporteurs bevelen aan dat de onderhandelingen mede gericht zijn op het tot stand brengen van een nieuwe (handels)overeenkomst. Het uitblijven van een dergelijk akkoord betekent dat de EU27 en het VK automatisch zullen terugvallen op de non-preferentiële regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De rapporteurs achten deze uitkomst zeer onwenselijk, omdat de nieuwe, hoge handelstarieven die daarmee in het leven worden geroepen zonder twijfel schade zullen toebrengen aan de Nederlandse economie en werkgelegenheid.

De rapporteurs bevelen tevens aan een realistisch tijdpad af te spreken voor de nieuwe handelsovereenkomst en ervoor te zorgen dat er in de tussentijd niet teruggevallen wordt op WTO-regels. Alleen al de dreiging van het terugvallen op WTO-regels kan de handel forse schade toebrengen.

Drie aandachtspunten willen de rapporteurs meegeven voor de komende onderhandelingen ten aanzien van handel, economie en werkgelegenheid. In de eerste plaats verzoeken zij de rechten van werknemers te beschermen; de nieuwe overeenkomst met het VK mag niet leiden tot uitholling van de positie van werknemers of tot een vorm van sociale dumping.

Ten tweede vragen zij de effecten van de Brexit op bestaande of in voorbereiding zijnde gemengde verdragen («mixed agreements») van de EU met derde landen te onderzoeken. Niet uit te sluiten is dat deze verdragen zullen moeten worden gewijzigd.3

Tot slot wijzen de rapporteurs op de nauwe (handels)relatie tussen Ierland en het VK en de bijzondere positie van Noord-Ierland. Het uittredingsakkoord en het nieuwe verdrag met het VK zullen hier ook rekening mee moeten houden en de stabiliteit in de regio moeten waarborgen. De rapporteurs menen dat de uitgangspunten van het Goede Vrijdagakkoord gehandhaafd moeten blijven. Wel zal er nieuw overleg moeten plaatsvinden over de vraag wat het betekent dat alle inwoners van Noord-Ierland recht hebben op zowel een Brits paspoort als een Iers paspoort.

Aanbeveling 3: Zorg dat de Tweede Kamer nauw betrokken blijft bij de onderhandelingen

In artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie is bepaald dat een lidstaat kan besluiten uit de EU te treden. De procedure vanaf het inroepen van dit artikel door het Verenigd Koninkrijk (de formele kennisgeving of notificatie van het besluit tot terugtrekking) ziet er als volgt uit.

Na de notificatie vangen de onderhandelingen aan tussen de EU27 en het VK. In een periode van twee jaar onderhandelen zij over een uittredingsakkoord, waarbij rekening wordt gehouden met het kader van de toekomstige betrekkingen van het VK met de EU. In dit uittredingsakkoord worden de voorwaarden voor de uittreding uit de EU vastgelegd.

Namens de EU27 zal de Europese Raad, waarin de staatshoofden of regeringsleiders zitting hebben, de richtsnoeren voor de onderhandelingen vaststellen. Dit gebeurt bij consensus, uiteraard zonder het Verenigd Koninkrijk. Deze richtsnoeren worden uitgewerkt tot een onderhandelingsmandaat aan de Europese Commissie, vast te stellen door de Raad van de Europese Unie bij verzwaarde gekwalificeerde meerderheid. De Europese Commissie voert vervolgens de onderhandelingen namens de EU27. De Raad van de Europese Unie sluit ten slotte het uittredingsakkoord, namens de EU, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en na goedkeuring van het Europees Parlement.

De periode van twee jaar kan verlengd worden mits het VK en de lidstaten van de EU27 daarmee instemmen bij unanimiteit. Ook is het mogelijk om afspraken te maken over een transitieperiode tussen de sluiting van het uittredingsakkoord en de inwerkingtreding van een nieuw akkoord over de toekomstige betrekkingen. Het nieuwe akkoord over de toekomstige betrekkingen met het VK zal door alle EU-lidstaten moeten worden geratificeerd. In Nederland zullen achtereenvolgens de Tweede en Eerste Kamer te zijner tijd dit akkoord over de nieuwe relatie met het VK moeten goedkeuren. Ook is een dergelijk akkoord referendabel onder de Wet raadgevend referendum.

Let wel: als er na twee jaar geen uittredingsakkoord is gesloten, en er geen consensus is bereikt over de verlenging van de onderhandelingsperiode, verlaat het VK abrupt en onvoorwaardelijk de EU.4

Anders dan het Europees Parlement hebben de nationale parlementen geen formele bevoegdheid in de sluiting van het uittredingsakkoord. Toch is het zaak dat zij wel goed geïnformeerd worden over en nauw betrokken worden bij het onderhandelingsproces. Dit belang is er omdat de Staten-Generaal uiteindelijk wel zal moeten instemmen met een nieuw akkoord over de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het VK evenals met een eventuele verlenging van de onderhandelingsperiode.

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft daarom voor wat betreft de Tweede Kamer de volgende informatieafspraken met de Minister van Buitenlandse Zaken gemaakt:

  • 1. De Kamer wordt door de regering stelselmatig geïnformeerd over en nauw betrokken bij het verloop van de onderhandelingen, de beslismomenten in het onderhandelingsproces en de Nederlandse inzet dienaangaande. Hiertoe worden onderhandelingsdocumenten vertrouwelijk ter inzage gelegd. Tevens worden besloten politieke en technische briefings georganiseerd, waarvan een vertrouwelijk verslag wordt opgemaakt.

  • 2. De Nederlandse concept-inzet ten behoeve van de onderhandelingsrichtsnoeren van de EU27 wordt vooraf vertrouwelijk met de Kamer gedeeld en in beslotenheid besproken.

  • 3. De Nederlandse inzet voor bijeenkomsten van de (Europese) Raad wordt op de gebruikelijke wijze, in overleggen en plenaire debatten, met de Kamer besproken en voorbereid.

De rapporteurs bevelen aan dat deze informatieafspraken nauwgezet nageleefd worden, zodat de Tweede Kamer in staat wordt gesteld om het onderhandelingsproces en de Nederlandse inzet goed te volgen en te controleren. Indien andere lidstaten of het Europees Parlement alsnog overgaan tot openbaar informeren, zal het deel over vertrouwelijkheid wel herzien kunnen worden.

Aanbeveling 4: Onderzoek de gevolgen van de Brexit voor de EU-meerjarenbegroting

Telkens voor een periode van zeven jaar wordt de meerjarenbegroting van de Europese Unie vastgesteld, ook wel meerjarig financieel kader (MFK) genoemd. Het MFK bevat een overzicht van de verwachte inkomsten en de maximale uitgavenplafonds, verdeeld over de verschillende beleidsterreinen. De EU is voor een belangrijk deel afhankelijk van de afdrachten door de lidstaten, berekend op basis van het bruto nationaal inkomen van elke lidstaat. De EU-jaarbegroting dient binnen het meerjarig financieel kader te passen. Op dit moment is het MFK 2014–2020 van kracht.

Het Verenigd Koninkrijk ontvangt al sinds 1985 een jaarlijkse korting op zijn bijdrage aan de EU, omdat het sinds zijn toetreding tot de EU aanzienlijk meer bijdroeg dan dat het ontving. Nederland is nu al relatief de grootste nettobetaler aan de EU. Dit is ondanks de tijdelijke korting van 1 miljard euro die Nederland onder het huidige MFK jaarlijks krijgt.5 Een belangrijke consequentie van de Brexit voor de EU-begroting is dat het VK vanaf de Brexit logischerwijs überhaupt geen bijdrage meer zal leveren aan de EU. Dit betekent dat de netto betalingen van Nederland verder kunnen toenemen.

Onder het huidige MFK is wel rekening gehouden met deze financiële verplichtingen, die al zijn aangegaan, ook namens het Verenigd Koninkrijk. Er zijn drie opties om dit begrotingsgat te financieren indien het VK de EU voor het einde van het MFK verlaat: het bedrag wordt ofwel alsnog door het Verenigd Koninkrijk voldaan, ofwel op de lidstaten van de EU27 afgewenteld, ofwel op de EU-uitgaven bezuinigd. Hoe hoog de totale extra lasten voor Nederland en de EU27 uitvallen, zal afhangen van de uitkomst van de uittredingsonderhandelingen. Naast de aangegane verplichtingen is de EU ook veel impliciete verplichtingen aangegaan. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan niet-kapitaalgedekte pensioenverplichtingen en aan afgegeven garanties. Die zullen bij een boedelscheiding netjes moeten worden verdeeld.

De rapporteurs zijn bezorgd over de financiële gevolgen van de Brexit voor Nederland en de EU op de korte termijn. Zij dringen erop aan dat de reeds aangegane financiële verplichtingen onder het huidige MFK door het Verenigd Koninkrijk worden nagekomen en niet op de lidstaten van de EU27 worden afgewenteld. Het uittredingsakkoord moet hierover duidelijke bepalingen bevatten.

Daarnaast voorzien de rapporteurs met het vertrek van het Verenigd Koninkrijk als nettobetaler ook implicaties voor het volgende meerjarig financieel kader (2021–2027). Zij bevelen aan dat de financiële gevolgen voor Nederland en de EU in deze aankomende periode tijdig worden onderzocht en in beeld gebracht. Nog voor het einde van dit kalenderjaar zal de Europese Commissie een voorstel presenteren voor een nieuw MFK, inclusief een voorstel voor de eigen middelen. Nederland zal in de daaropvolgende besprekingen niet alleen scherp oog moeten houden op de eigen beleidsprioriteiten waaronder hervorming van de EU-begroting. Ook de omvang van de EU-begroting, de verdeelsleutel voor de inkomsten en de uitgaven alsmede de (netto) nationale bijdrage zullen, meer nog dan voorheen, belangrijke factoren worden in de discussies binnen de EU over het nieuwe MFK na de Brexit.

De rapporteurs bevelen aan de regering te vragen een juridische analyse te laten maken van de nul-positie bij de komende MFK-onderhandelingen inclusief de mogelijkheden om de nettobetalers-positie te verkleinen.

De rapporteurs bevelen tevens aan de Europese Unie te vragen een overzicht te verschaffen welke verplichtingen en garanties zij namens de lidstaten is aangegaan en welke impliciete risico’s de lidstaten lopen Dit is inclusief verplichtingen via de ECB en de eurozone.

Aanbeveling 5: Koppel opzegging van Euratom-verdrag los van de Brexit-onderhandelingen

De Britse regering heeft in haar witboek van februari 2017 gesteld dat het VK voornemens is om naast de EU ook Euratom te verlaten. Euratom is een organisatie bestaande uit de EU-lidstaten met als doel het bevorderen van vreedzame toepassingen van kernenergie. Euratom verdeelt Europese fondsen voor nucleair onderzoek, stelt regels op om de veiligheid van onderzoek te bewaken en controleert of de regels worden nageleefd. Het VK is voor zijn energievoorziening in belangrijke mate afhankelijk van kernenergie. Ook bevindt zich in Engeland een vooraanstaand, grotendeels door Euratom gefinancierd onderzoekscentrum voor kernfusie. De nucleaire faciliteiten in de EU27 werken veelvuldig samen met die in het Verenigd Koninkrijk.

De Britse regering wil Euratom verlaten omdat deze organisatie bestuurd wordt door de Europese instellingen (Raad, Parlement en Commissie). Euratom staat in juridisch opzicht echter los van de EU. Lidmaatschap van Euratom is geregeld in een apart verdrag. De koppeling tussen de EU en Euratom wordt door het VK in zijn nationaal recht gemaakt, zo is op te maken uit het witboek van de Britse regering. De artikel 50-procedure is daardoor volgens de Britse regering niet alleen van toepassing op het EU-verdrag maar ook op het Euratom-verdrag.

De rapporteurs delen deze opvatting niet. Samenwerking op nucleair gebied wordt niet gereguleerd door het EU-verdrag; zij zien geen juridische noodzaak om de werkingssfeer van de artikel 50-procedure uit te breiden met het Euratom-verdrag. Zij wijzen op de mogelijkheid dat het VK twee jaar na notificatie de EU automatisch verlaat, indien geen uittredingsakkoord of verlenging van de onderhandelingstermijn is overeengekomen. Als beide verdragen aan elkaar gekoppeld worden, verlaat het VK in dat geval ook abrupt Euratom. Vanwege de mogelijke veiligheidsrisico’s vinden de rapporteurs dit een hoogst onwenselijke situatie.

De rapporteurs bevelen aan om het Euratom-verdrag buiten de werkingssfeer van de artikel 50-procedure te houden. Een eventuele opzegging van het Euratom-verdrag moet losgekoppeld worden van de EU-uittredingsonderhandelingen. Als het VK uit Euratom wil stappen, moet hiervoor een separate procedure worden afgesproken, zodat de onderhandelingen daarover zorgvuldig gevoerd kunnen worden in plaats van onder tijdsdruk.

Verantwoording

De rapporteurs hebben voor hun onderzoek verschillende werkbezoeken afgelegd, gesprekken gevoerd en documenten geraadpleegd. Een overzicht van de belangrijkste bronnen wordt hieronder vermeld. De inhoud van dit rapport valt evenwel volledig onder de verantwoordelijkheid van de rapporteurs.

Kameractiviteiten

  • Ambtelijke technische briefing door de Taskforce inzake de Brexit (20 december 2016)

  • Gesprek met een bezoekende delegatie uit het Litouwse parlement (31 januari 2017)

  • Rondetafelgesprek met werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, wetenschappers en Nederlanders woonachtig in het Verenigd Koninkrijk (1 februari 2017) (Kamerstuk 23 987, nr. 169)

  • Gesprek met de Minister van Buitenlandse Zaken, de heer Bert Koenders, inzake de informatievoorziening over de Brexit-onderhandelingen (9 februari 2017)

  • Gesprek met de EU-hoofdonderhandelaar, de heer Michel Barnier (21 februari 2017)

Werkbezoeken (in commissieverband of als rapporteurs)

  • Brussel, 28 november 2016: gesprekken met de heer Guy Verhofstadt, rapporteur inzake Brexit en de toekomst van de EU, Europees Parlement; de heer Michel Barnier, EU-hoofdonderhandelaar, Europese Commissie; de heer Ben Smulders, hoofd kabinet Eerste Vice-president Timmermans, Europese Commissie; de heer Pieter de Gooijer, Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de Europese Unie

  • Parijs, 9–10 januari 2017: gesprekken met de heer Jean Bizet, voorzitter commissie Europese Zaken, Sénat; mevrouw Danielle Auroi, voorzitter commissie Europese Zaken, Assemblée nationale, de heer Philippe Leglise-Costa, secretaris-generaal Europese Zaken; de heer Ed Kronenburg, ambassadeur van Nederland in Frankrijk

  • Londen, 6 februari 2017: gesprekken met de heer David Jones, onderminister voor de Brexit; de heer Hilary Benn, voorzitter Brexit-commissie, House of Commons; Lord Boswell of Aynho, voorzitter commissie Europese Zaken, House of Lords; de heer Mark Boleat, voorzitter City of London Corporation; de heer Simon Smits, ambassadeur van Nederland in het Verenigd Koninkrijk

  • Cardiff, Belfast en Edinburgh, 7–8 februari 2017: gesprekken met de heer David Rees, voorzitter commissie Externe Zaken, Assemblee van Wales; de heer Robin Newton voorzitter Assemblee van Noord-Ierland; mevrouw Joan McAlpine, voorzitter commissie Externe Betrekkingen, parlement van Schotland; de heer Alasdair Allan, Minister voor Internationale Betrekkingen en Europa, regering van Schotland

  • Dublin, 8 februari 2017: gesprekken met de heer Charles Flanagan, Minister van Buitenlandse Zaken; leden van het parlement van Ierland; experts van diverse denktanks

Buitenlandse documenten

  • Theresa May (Prime Minister of the United Kingdom), «The United Kingdom’s exit from and new partnership with the European Union» (witboek gepubliceerd op 2 februari 2017)

  • Carwyn Jones (First Minister of Wales), «Securing Wales» future: Transition from the European Union to a new relationship with Europe» (gepubliceerd in 2017)

  • House of Lords, «Brexit: UK-Irish relations» (rapport gepubliceerd op 12 december 2016)

  • Nicola Sturgeon (First Minister of Scotland), «Scotland’s Place in Europe» (gepubliceerd in 2016)

Kabinetsbrieven

  • Kamerstuk 23 987, nr. 158 d.d. 27 juli 2016: kabinetsreactie op de uitslag van het referendum over EU-lidmaatschap, dat op 23 juni 2016 in het Verenigd Koninkrijk heeft plaatsgevonden

  • Kamerstuk 21 501-20, nr. 1129 d.d. 1 juli 2016: verslag van de Europese Raad van 28–29 juni 2016

  • Kamerstuk 21 501-20, nr. 1150 d.d. 23 september 2016: verslag van de informele bijeenkomst van de Europese Raad van 16 september 2016 te Bratislava

  • Kamerstuk 21 501–20, nr. 1176 d.d. 16 december 2016: verslag van de Europese Raad van 15 december 2016

  • Kamerstuk 34 648, nr. 1 d.d. 23 december 2016: nota inzake de Staat van de Europese Unie 2017

  • Kamerstukken 29 477 en 34 648, nr. 410 d.d. 16 januari 2017: brief met de aankondiging dat Nederland zich kandidaat zal stellen als nieuw vestigingsland voor het Europees geneesmiddelenagentschap (EMA), momenteel gevestigd in Londen


X Noot
3

De rapporteurs hebben de heer Barnier de vraag voorgelegd of de gemengde verdragen opnieuw geratificeerd moeten worden door alle landen. Zij wachten nog steeds op het toegezegde schriftelijke antwoord.

X Noot
4

Er is geen overeenstemming onder experts of en op welke wijze een notificatie ingetrokken kan worden door het Verenigd Koninkrijk.

Naar boven