22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3432 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2022

Het kabinet hecht veel waarde aan de informatievoorziening aan de Kamer op het terrein van EU-besluitvorming. Door actief invulling te geven aan de EU-informatievoorziening kan de Kamer de democratische controle op het kabinetsstandpunt en de invloed op EU-besluitvorming uitvoeren. In de loop van de afgelopen decennia zijn op organische wijze de EU informatie-afspraken tot stand gekomen, voortvloeiend uit een continue dialoog tussen Kamer en kabinet.

Het kabinet beoogt met de Europawet besluitvorming in de EU transparanter te maken voor burgers en nationale parlementen en de resultaten en toegevoegde waarde van EU-beleid zichtbaarder te maken1, door de informatie-afspraken te verankeren. Hiertoe blijft de inzet van het Nederlandse kabinet om het EU-transparantiebeleid te moderniseren en de EU-besluitvormingsprocedure inzichtelijker en toegankelijker te maken2. Het kabinet waardeert tevens de inspanningen van de Kamer op dit terrein.

Voor het slagen van de Europawet acht het kabinet het van groot belang dat de Kamer nauw betrokken blijft in het wetgevingstraject. Op basis van een aantal fundamentele dilemma’s die in deze brief wordt geschetst, die zowel Kamer als kabinet raken, gaat het kabinet graag in overleg om te evalueren welke informatie uw Kamer nodig heeft om de controlerende functie goed in te kunnen vullen. Deze informatie-afspraken worden vervolgens verankerd in een Europawet.

Graag informeer ik uw Kamer in deze hoofdlijnenbrief over de Europawet en het bijbehorende tijdspad, zoals toegezegd tijdens het Commissiedebat EU-informatievoorziening van 10 februari jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 3301) In deze brief zal ik achtereenvolgens ingaan op de huidige EU informatie-afspraken, aanleiding en doel van de Europawet, de reikwijdte van de Europawet en onderliggende fundamentele vraagstukken, de verhouding tot een EU-database3 en het voorziene tijdpad en vervolg.

1. Huidige EU informatie-afspraken

De huidige EU informatie-afspraken vloeien voort uit verschillende moties, toezeggingen en Kamerbrieven en zijn vastgelegd in een overzicht in de bijlage van de Kamerbrief afspraken EU-informatievoorziening van juli 2020.4 Het doel van de informatie-afspraken is dat de Kamer uitgebreid en in een zo vroeg mogelijk stadium wordt geïnformeerd over (actuele ontwikkelingen in) de Europese onderhandelingen, teneinde de democratische controle op het kabinetsstandpunt en de invloed van de Kamer op Europese besluitvorming te faciliteren.

Dit overzicht bevat afspraken op veertien terreinen:

  • 1) De Kamer ontvangt op nieuwe voorstellen van de Europese Commissie een kabinetsreactie in de vorm van een BNC-fiche of Kamerbrief. Omtrent het tijdspad en de inhoud van de fiches zijn afspraken vastgelegd;

  • 2) In de BNC-fiches wordt uitdrukkelijk ingegaan op (eventuele) constitutionele aspecten van EU-voorstellen;

  • 3) De Kamer ontvangt ten aanzien van de EU-wetgevingsdossiers per vakdepartement per kwartaal een overzicht van de stand van zaken;

  • 4) De Kamer bespreekt voorafgaand aan Raadsbijeenkomsten de kabinetsinzet, op basis van de geannoteerde agenda. Omtrent het tijdspad en de inhoud zijn afspraken vastgelegd;

  • 5) De Kamer ontvangt na afloop van de Raadsbijeenkomsten een verslag;

  • 6) Wanneer de Kamer een behandelvoorbehoud op een EU-voorstel heeft geplaatst, worden aanvullende afspraken gemaakt voor nadere informatievoorziening;

  • 7) De Kamer ontvangt de kabinetsreacties op consultaties van de Europese Commissie;

  • 8) De Kamer heeft inzage in de niet-openbare documenten van de Raad, middels het zogenaamde Delegates Portal, een systeem waarin zij interne Raadsdocumenten kan raadplegen;

  • 9) Afspraken over het inschakelen van deskundigen bij het analyseren van limité-documenten;

  • 10) Het kabinet informeert de Kamer over lidstaatopties in richtlijnen;

  • 11) Het kabinet informeert de Kamer over die A-punten (hamerstukken) op de agenda van een Raad, die politiek controversieel zijn;

  • 12) Het kabinet stuurt de Kamer afschriften van zijn correspondentie met de Europese Commissie, over de uitvoering van de Europese regelgeving;

  • 13) Afspraken over parlementaire betrokkenheid bij besluiten over inzet van middelen uit en controle op de Europese noodfondsen (ESM, EFSF);

  • 14) Werkafspraken betreffende het parlementair instemmingsrecht aangaande JBZ-dossiers.

Het jaarlijkse Commissiedebat EU-informatievoorziening met de Minister van Buitenlandse Zaken als verantwoordelijke coördinerende bewindspersoon voor EU-aangelegenheden, speelt een belangrijke rol in het (periodiek) opmaken van de balans ten aanzien van de EU informatie-afspraken. Met uw Kamer wordt dan vastgesteld of de bestaande afspraken nog volstaan of dat er op grond van ontwikkelingen in de EU nadere afspraken moeten worden gemaakt teneinde uw Kamer in staat te stellen zo goed mogelijk haar rol te vervullen. Maar ook buiten het Commissiedebat kunnen aanvullende informatie-afspraken gemaakt worden, bijvoorbeeld als het noodzakelijk is om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld is gebeurd omtrent de Brexit en de Conferentie over de Toekomst van Europa. Dit geeft het kabinet en de Kamer de nodige flexibiliteit. Zo is het bijvoorbeeld inmiddels staande praktijk dat het kabinet, daar waar mogelijk, non-papers met de Kamer deelt in de beleidsvormende fase.

De invulling van de EU-informatievoorziening is gebaseerd op artikel 68 van de Grondwet en de inlichtingenplicht. Artikel 68 bepaalt dat het kabinet de Kamer mondeling of schriftelijk de door één of meer Kamerleden verlangde inlichtingen moet verstrekken, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat. Deze inlichtingenplicht is passief5, dat wil zeggen dat de plicht bestaat op grond van een verzoek. Tegelijkertijd is er een ongeschreven actieve inlichtingenplicht. De inlichtingenplicht vloeit voort uit de in artikel 42 van de Grondwet neergelegde ministeriële verantwoordelijkheid.

2. Aanleiding / doel Europawet

Het beeld dat uit recent onderzoek van de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar voren komt is dat «de Nederlandse EU-coördinatie een goed geoliede machine is, die er over het algemeen in slaagt tijdig coherente Nederlandse standpunten te formuleren over EU-voorstellen met een actieve betrokkenheid van de ministeries, de medeoverheden en het parlement».6 Ik ben tevens verheugd dat in het verslag van rapporteur Kamminga (hierna: rapport Kamminga) ter voorbereiding van het Commissiedebat EU-informatievoorziening een aantal zaken wordt geconstateerd die goed gaan, zoals het feit dat de Kamer in vergelijking met andere parlementen relatief veel informatie van de regering ontvangt over het verloop van Europese onderhandelingen en dat er een bloeiende praktijk is van debatten en schriftelijke overleggen voorafgaande aan Raden.7

Tegelijkertijd wordt in het rapport Kamminga ook een aantal tekortkomingen rondom de EU-informatievoorziening geconstateerd en ervaren Kamercommissies een gebrek aan informatie en betrokkenheid tijdens een aantal fases van het Brusselse proces.8 Graag ga ik met uw Kamer verder in gesprek over deze constateringen en de gedane aanbevelingen. Het rapport constateert tevens dat grip op Europese besluitvorming en adequate controle van de regeringsinzet in Brussel een terugkerend aandachtspunt is voor de Tweede Kamer.9 Om die reden zijn er vanuit de Kamer eerder initiatiefwetten voorgesteld op het terrein van de wettelijke verankering van de EU informatie-afspraken: initiatiefwet Maij-Mulder10 uit 2017 en initiatiefwet Jetten-Verhoeven uit 2019.11

Het kabinet beoogt met de Europawet besluitvorming in de EU transparanter te maken voor burgers en nationale parlementen en de resultaten en toegevoegde waarde van EU-beleid zichtbaarder te maken12, door de informatie-afspraken te verankeren. Op die manier kan de informatiepositie van de Kamer met betrekking tot EU-aangelegenheden verder worden verbeterd. Een betere informatiepositie van de Kamer verstevigt haar democratische controletaak op EU-aangelegenheden en de democratische legitimiteit van EU-besluitvorming.

Hiertoe wordt in de Europawet de parlementaire informatiepositie over Europese aangelegenheden wettelijk verankerd als nadere uitwerking van de grondwettelijke verplichting (artikel 68 Grondwet) om de Kamer inlichtingen te verstrekken. In de Europawet dient te worden vastgelegd welke informatie over EU-aangelegenheden het parlement nodig heeft, binnen welke termijn en op welke manier, om de controlerende functie goed uit te kunnen voeren. Met de wettelijke verankering wordt beoogd dat de EU informatie-afspraken nog beter worden nageleefd en de Kamer zo volledig en tijdig mogelijk wordt geïnformeerd over EU-aangelegenheden.

3. Reikwijdte Europawet en onderliggende fundamentele vraagstukken

In de kern beoogt de Europawet de informatiepositie van het parlement in EU-zaken te verankeren door het vastleggen van de informatie-afspraken over Europese aangelegenheden. Daarvoor is het in het wetgevingstraject van belang dat het kabinet en de Kamer een dialoog voeren over de optimale EU informatievoorziening aan de Kamer. Een logisch startpunt voor deze dialoog is, zoals uw Kamer ook aangeeft in het rapport Kamminga13, om de huidige informatie-afspraken te evalueren en op basis daarvan te bekijken wat er wel, maar ook wat er niet meer nodig is om de informatiepositie van de Kamer t.a.v. EU dossiers verder te verbeteren. Een belangrijk onderdeel van het wetgevingstraject van de Europawet zal daarmee het bepalen van de reikwijdte van de informatie-afspraken zijn en het in het kaart brengen van de consequenties daarvan. Daarbij zal ook gekeken worden hoe andere EU-lidstaten de EU-informatievoorziening hebben georganiseerd. In deze brief is een eerste vergelijking met Duitsland opgenomen, omdat Duitsland vaak als voorbeeld wordt aangehaald in debatten en onderzoeken.

Om tot optimale EU informatie-afspraken te komen dienen het kabinet en de Kamer zich te buigen over de (fundamentele en praktische) consequenties die het verruimen of het vernauwen van de huidige EU informatie-afspraken met zich meebrengt, bijvoorbeeld op het terrein van openbaarheid van vergaderingen, de verhouding tot de effectieve Nederlandse onderhandelingsruimte in de EU en het EU juridisch kader, en de benodigde capaciteit en investeringen bij het kabinet en het parlement. Hier doet zich een aantal dilemma’s voor, die zowel Kamer als kabinet raken. Volledige toegang tot (deels vertrouwelijke) informatie staat bijvoorbeeld op gespannen voet met principes als openbaarheid van debat, effectief onderhandelen en Europese regelgeving over de openbaarheid van EU-documenten. Tijdigheid en volledigheid van informatie richting de Kamer staat mogelijk ook op gespannen voet met de capaciteit bij ministeries om als kabinet strategischer en selectiever te opereren in de EU14 en bij het parlement om die informatie te verwerken.

Ter bevordering van de dialoog tussen het kabinet en de Kamer is een aantal van deze onderliggende en fundamentele vraagstukken hieronder toegelicht. De Europawet beoogt de kwaliteit van de EU-informatievoorziening te bevorderen en een evenwicht te brengen tussen deze verschillende factoren. Voor het kabinet is het uitgangspunt dat de Europawet qua reikwijdte tegemoet komt aan de wens van de Kamer om meer grip te krijgen op EU-besluitvorming, zonder dat dit de noodzakelijke onderhandelingsruimte van het kabinet in de EU onnodig inperkt en/of een te groot beslag legt op de capaciteit van de ministeries en het parlement.

a. Wijze van EU-informatievoorziening (openbaar vs. besloten)

Zoals aangegeven vindt de EU-informatievoorziening van het kabinet aan de Kamer plaats op grond van de actieve en passieve inlichtingenplicht. Uniek in de EU is dat de Tweede Kamer voor vrijwel elke Raad van Ministers alle fiches en agenda’s over Europees beleid behandelt in een openbaar commissiedebat met betrokken bewindspersonen.15 Aangezien het mede gaat om documenten van EU-instellingen, is de EU-informatievoorziening gebonden aan het EU juridisch kader voor de omgang met die informatie. Er zijn bijvoorbeeld EU regels voor de (vertrouwelijke) omgang met verschillende vertrouwelijkheidsmarkeringen van documenten die binnen de EU-instellingen beschikbaar zijn, zoals regels over de omgang met limité-documenten.16

Over inzage in documenten zijn afspraken te maken. Zo zijn er met uw Kamer afspraken gemaakt over de inzage in en de vertrouwelijke omgang met Limité-documenten via het zogenaamde Delegates Portal, waar uw Kamer toegang toe heeft.17 Echter, over de openbaarmaking van deze documenten zijn op nationaal niveau geen afwijkende afspraken mogelijk. Concreet betekent dit dat als het kabinet verzocht wordt op nationaal niveau vertrouwelijke EU-documenten openbaar te maken, dat het kabinet dat alleen zal honoreren na overleg met betreffende EU-instellingen of -lidstaten op basis van het beginsel van loyale samenwerking en Unietrouw, beginselen die voortvloeien uit het EU-Verdrag.

Ook als het gaat om het delen van posities van andere EU-lidstaten geldt vertrouwelijke omgang met informatie. Het openbaar maken van andere lidstaatposities, vaak in vertrouwen gedeeld, kan in strijd zijn met het belang van de staat in de zin van artikel 68 van de Grondwet.

Een uitbreiding van inzage in de vertrouwelijke stukkenstroom zou evenwel mogelijk zijn. Zoals ook het IOB-rapport laat zien mede op basis van de ervaring in Duitsland, leidt uitbreiding van vertrouwelijke inzage alléén echter niet automatisch tot beter inzicht in het proces en de mogelijkheid tot parlementaire controle daarop18. Het vereist aanzienlijke investeringen aan de zijde van het parlement en het kabinet op het terrein van capaciteit en ICT om de overvloed aan informatie toegankelijk te maken en te analyseren. Tegelijkertijd zijn deze documenten gebonden aan bovengenoemde regels omtrent vertrouwelijke omgang met documenten. Zoals bij uw Kamer bekend, betekent dat dat vertrouwelijke documenten en informatie daaruit niet openbaar behandeld kunnen worden of dat de Kamer meer besloten vergaderingen moet houden.

Op EU-niveau voert het kabinet een actieve transparantie-agenda en blijft zich hier onverminderd voor inzetten samen met gelijkgezinde lidstaten.19 Alleen door transparantie aan de bron, dus vanuit de EU-instellingen, te verbeteren, kunnen documenten zoveel, en zo vroeg mogelijk in het proces, openbaar worden.

b. Evenwicht EU-informatievoorziening en effectieve parlementaire controle

De vraag doet zich voor of de Kamer behoefte heeft aan meer (o.m. vertrouwelijke) documenten of dat behoefte bestaat aan meer gerichte informatie en overzicht en structuur van de huidige informatievoorziening. Het kabinet zet zich er voor in de huidige informatie-afspraken goed tegen het licht te houden in samenspraak met uw Kamer en te bespreken welke informatie niet meer noodzakelijk is, zodat de Kamer op een meer efficiënte en effectieve wijze kan worden geïnformeerd.

De wettelijke verankering van de informatie-afspraken staat mogelijk op gespannen voet met de huidige mate van flexibiliteit v.w.b. het aanpassen van afspraken. Voor het ontwerp van de Europawet is het voor het kabinet van belang dat voldoende mate van flexibiliteit behouden blijft, zodat de Kamer en het kabinet met het oog op nieuwe ontwikkelingen ook aanvullende informatie-afspraken kunnen blijven maken.

In het licht van een effectieve parlementaire controle zou naast de EU-informatievoorziening ook, in lijn met het rapport Kamminga, gekeken kunnen worden naar de veelheid aan instrumenten die de Tweede Kamer reeds tot haar beschikking heeft en vaker en gerichter kan inzetten.20

c. Evenwicht EU-informatievoorziening en effectieve Nederlandse onderhandelingsruimte

Zoals hierboven is aangegeven ontvangt de Kamer in vergelijking met andere parlementen relatief veel informatie van het kabinet over het verloop van Europese onderhandelingen en is er een praktijk van openbare Commissiedebatten, die in andere lidstaten niet of veel minder voorkomt. Bekend is dat veel andere EU-lidstaten graag meelezen op de Nederlandse positie in BNC-fiches en geannoteerde agenda’s voor Raden.

Waar het kabinet veel waarde hecht aan deze relatief ruime openbaarheid, heeft Nederland tegelijkertijd een strategisch belang om binnen de lopende EU-onderhandelingen het Nederlandse belang zo goed mogelijk te verdedigen. Het is van belang dat bij het vaststellen van de reikwijdte van de EU informatie-afspraken rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen van het delen van informatie voor de onderhandelingspositie van Nederland. Als alle Nederlandse kaarten in de EU-onderhandelingen op tafel liggen en daarmee in de openbaarheid komen, kunnen andere landen hiervan ongewenst gebruik maken.

d. Capaciteit en investeringen

Volgens het reeds aangehaalde IOB-onderzoek zet de vereiste van compleetheid veel druk op het Nederlandse EU coördinatiesysteem en leggen parlementaire verplichtingen veel druk op ambtenaren, waardoor andere taken als strategievorming en verdieping van het krachtenveld in het gedrang komen.21 IOB adviseerde dat de lange lijst informatieafspraken in dit licht herziening behoeft.

Zoals reeds aangegeven, zal het kabinet in de discussie over de reikwijdte van informatie-afspraken er op aansturen ook te evalueren welke informatie-afspraken niet (meer) noodzakelijk zijn. Betere informatievoorziening waar het nodig is, maar ook minder waar dat kan. Naast personele capaciteit zal ook rekening gehouden moeten worden met de benodigde investeringen. Aan de zijde van het kabinet zullen (eventuele) budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline. Aannemelijk is dat het uitbreiden van bepaalde informatie-afspraken consequenties heeft voor de informatiestromen en mogelijk ICT-investeringen vergt. Het kabinet is voornemens dit nader in kaart te gaan brengen (zie ook de paragraaf over de EU-monitor). Uiteraard geldt het capaciteitsvraagstuk niet alleen aan de zijde van het kabinet, maar ook aan de zijde van het parlement.

In Duitsland zet de Bondsdag zelf ruime capaciteit in om de informatievoorziening aan Duitse parlementsleden te ondersteunen via een database («EUDox»). Ondersteunende staf in dienst van de Bondsdag is bezig met het administreren van EU-documenten vanuit Delegates Portal en regeringsdocumenten. Bij het EU Directoraat Generaal van de Bondsdag is zo’n 70 FTE belast met de analyse van EU-aangelegenheden. Binnen dit DG is zo’n 20 FTE in dienst om documenten in de database te zetten, hierbij gaat het om ongeveer 30.000 documenten per jaar. De Bondsraad heeft ook een database in eigen beheer.

Tegen de achtergrond van de hiervoor geschetste vraagstukken dient, zoals gezegd, een goede afweging gemaakt te worden voor wat betreft de reikwijdte van de EU informatie-afspraken in de Europawet. Het is daarbij van belang dat de toegevoegde waarde, het nut en de noodzaak van bepaalde aanpassingen in verhouding staan tot de daarvoor noodzakelijke investeringen en capaciteit, daarbij de fundamentele vraagstukken inachtnemend.

4. Verhouding tot EU-monitor

In een door de Kamer aangenomen motie van het lid Koekkoek wordt de regering verzocht «in samenspraak met de Kamer de mogelijkheden te verkennen voor het invoeren van een EU-monitor waarin alle Europese wetgeving en beleid, zoals EU-voorstellen, Nederlandse inzet, nationale reacties, Raadsagenda’s en Raadsverslagen van Raadswerkgroepen en het Coreper digitaal worden gesorteerd per thema en dossier, met inachtneming van kosten, toegevoegde waarde en uitvoerbaarheid».22

Het kabinet zal parallel aan het Europawet-traject een kosten/batenanalyse uitwerken om tot een realistische inschatting van kosten, toegevoegde waarde en uitvoerbaarheid van een eventuele EU-monitor/database te komen. Als is vastgesteld wat de reikwijdte van de Europawet zou moeten zijn en welke informatie-afspraken wettelijk verankerd gaan worden, kan een realistische kosten/batenanalyse gemaakt worden. Daarnaast zullen in deze verkenning relevante ontwikkelingen op EU-niveau in acht worden genomen, waaronder de aanstaande totstandkoming van de One-stop-IT-shop, één digitaal EU-portaal van Europees parlement, Europese Commissie en Raad waarin de voortgang van wetgevende onderhandelingen met alle relevante documenten van de drie instellingen opgenomen zijn. 23 Ook zal gekeken worden naar hoe deze EU-monitor zich verhoudt tot reeds bestaande databases waar de Kamer toegang toe heeft, zoals Delegates Portal, en openbare databases van bijv. het Europees Parlement24. Daarbij zou volgens het kabinet voorkomen moeten worden dat bestaande EU-informatiestromen op nationaal niveau gedupliceerd worden. Daarnaast zet Nederland zich, zoals eerder aangegeven, in voor meer transparantie aan de bron.

Zoals aangegeven hierboven maakt de Duitse Bondsdag gebruik van een database in eigen beheer («EU-Dox»). De database is alleen in te zien door Bondsdagleden (en hun ambtenaren) en niet door anderen. Het zou aanzienlijke (capaciteits)investeringen vergen om een vergelijkbaar systeem in Nederland in te richten.

5. Voorzien tijdpad en vervolg

Het kabinet streeft naar de volgende planning.

Datum

Processtap in wetgevingstraject

Juni 2022

Hoofdlijnennota

Juni 2022 – april 2023

Dialoog met Kamer, uitwerking concept wetsvoorstel

April 2023 – juli 2023

Toets- en consultatieperiode concept wetsvoorstel (inclusief behandeling ministerraad en indiening Raad van State)

Juli 2023 – oktober 2023

Advies Raad van State en nader rapport

Oktober 2023

Aanbieding wetsvoorstel Tweede Kamer

De uitwerking van de Europawet is complex, aangezien het gaat om wetgeving met een aantal fundamentele onderliggende dilemma’s, zoals geschetst in deze Kamerbrief. Bij de nadere uitwerking zal lering worden getrokken uit de huidige afspraken uit de EU-informatievoorziening, eerdere initiatiefwetten op dit terrein vanuit het parlement en de inrichting van soortgelijke wetten in andere EU-lidstaten.

Voor het slagen van een Europawet die toegevoegde waarde, nut en noodzaak heeft, acht het kabinet het van groot belang dat de Kamer nauw betrokken blijft in het wetgevingstraject. Op basis van de fundamentele dilemma’s zoals hierboven geschetst wil het kabinet de dialoog voeren met uw Kamer om op basis van de huidige EU informatie-afspraken te evalueren welke informatie de Kamer wel (en niet meer) nodig heeft om de controlerende functie goed in te kunnen vullen. Het kabinet heeft met genoegen kennis genomen van de aanstelling door uw Kamer van rapporteurs voor het wetgevingstraject en ziet uit naar een nauwe interactie in dit traject. Op basis van de dialoog met de rapporteurs en uw Kamer voorziet het kabinet dat scenario’s worden uitgewerkt en het kabinet uw Kamer een brief stuurt over de nadere invulling om tot een wetsvoorstel te komen dat leidt naar een Europawet die voldoet aan de verwachtingen en realistisch is.

Tot slot merk ik graag op dat de afspraken betreffende de EU-informatievoorziening met uw Kamer zijn gemaakt, maar dat deze eveneens worden benut voor de EU-informatievoorziening aan de Eerste Kamer. Om deze reden stuur ik een afschrift van deze brief aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77)

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 3244, en Kamerstuk 21 501-20, nr. 1741,

X Noot
3

Kamerstuk 22 112, nr. 3289

X Noot
4

Kamerstuk 22 112, nr. 2898

X Noot
5

Kamerstuk 28 362, nr. 2

X Noot
6

«Tactisch en praktisch, naar een toekomstbestendige coördinatie van het Nederlandse Europabeleid » (2021, gepubliceerd op www.iob-evaluatie.nl), p. 25 (Bijlage bij Kamerstuk 21 501-20, nr. 1759)

X Noot
7

Kamerstuk 22 112, nr. 3271, p.2

X Noot
8

Kamerstuk 22 112, nr. 3271, p.2

X Noot
9

Kamerstuk 22 112, nr. 3271, p.1

X Noot
10

Kamerstuk 34 695, nr. 3

X Noot
11

Kamerstuk 35 202 (R2126), nr. 2

X Noot
12

Coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst»

X Noot
13

Kamerstuk 22 112, nr. 3271, p.3

X Noot
14

«Tactisch en praktisch, naar een toekomstbestendige coördinatie van het Nederlandse Europabeleid » (2021, gepubliceerd op www.iob-evaluatie.nl)

X Noot
15

«Tactisch en praktisch, naar een toekomstbestendige coördinatie van het Nederlandse Europabeleid » (2021, gepubliceerd op www.iob-evaluatie.nl), p. 22

X Noot
16

Bv. de Limité richtsnoeren en de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie

X Noot
17

Kamerstuk 22 112, nr. 2898, p.5

X Noot
18

«Shaping National Voices in the EU. EU Policy Coordination in Germany, Denmark and France and Lessons for the Netherlands», met bijdragen van Thomas Traguth en Wolfgang Wessels (Duitsland), Mads Dagnis Jensen (Denemarken) en Jean-Michel Eymeri-Douzans (Frankrijk) (2021, gepubliceerd op www.iob-evaluatie.nl), p.25

X Noot
19

Kamerstuk 22 112, nr. 3244, en Kamerstuk 21 501–20, nr. 1741

X Noot
20

Kamerstuk 22 112, nr. 3271, p.4

X Noot
21

«Tactisch en praktisch, naar een toekomstbestendige coördinatie van het Nederlandse Europabeleid » (2021, gepubliceerd op www.iob-evaluatie.nl)

X Noot
22

Kamerstuk 22 112, nr. 3289

X Noot
23

Interinstitutioneel akkoord tussen Europees parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over Beter Wetgeven, 13 april 2016, overweging 39

Naar boven