21 501-20 Europese Raad

Nr. 1741 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2021

Hierbij voldoe ik aan het verzoek van de vaste commissie voor Europese Zaken d.d. 16 september 2021 om een appreciatie te ontvangen van het rapport van de Europese Commissie over de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 (hierna: Eurowob-verordening) inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees parlement, de Raad en de Commissie (COM (2021) 459).

In het jaar dat de Eurowob-verordening twintig jaar bestaat, is het goed om nogmaals het belang te onderstrepen van het bestaan van deze verordening. De Eurowob-verordening maakt het mogelijk dat burgers en belanghebbenden inzage hebben in de besluitvorming van de EU-instellingen.

In het rapport wordt ingegaan op de impact van COVID-19 en er is met name aandacht voor de informatievoorziening rondom de EU-onderhandelingen met vaccin producenten in het kader van de Advance Purchase Agreements. De Europese Commissie geeft aan zich ingezet te hebben voor een hoge mate van transparantie rondom deze aankopen van vaccins door proactief publieksversies van aankoopovereenkomsten te publiceren. Tevens geeft de Commissie daarbij aan dat niet alle documenten volledig openbaar gemaakt konden worden, omdat volledige openbaarmaking de juridische belangen van deze commerciële producenten zou kunnen ondermijnen. Het kabinet onderschrijft het door de Commissie gehanteerde uitgangspunt van proactieve transparantie, omdat burgers inzage moeten hebben in besluitvorming die hen aangaat, wat ook van toepassing is bij de COVID19-pandemie.

De Commissie verwijst in het rapport naar de ontwikkeling van het IT-system Electronic Access to European Commission Documents (EASE). Het verder ontwikkelen van het IT-systeem om daarmee inzage in het EU-besluitvormingsproces te vergemakkelijken voor burgers is ook voor het kabinet een belangrijk punt. Het kabinet hoopt dat inzichten die worden opgedaan bij de totstandkoming van dit systeem bij zullen dragen aan de onderhandelingen over de totstandkoming en inwerkingtreding van een interinstitutionele wetgevingsdatabase (One-stop-IT-shop). Daarvoor blijft het kabinet zich inspannen zoals ook is neergelegd in het transparantie non-paper van Nederland en 9 andere lidstaten.1

In het rapport is ook aandacht voor de uitgaven voor dienstreizen van leden van de Commissie. Elke twee maanden worden per Commissielid de uitgaven proactief gepubliceerd. Dit is overeenkomstig met het beleid dat geldt voor Nederlandse bewindspersonen.2 Het kabinet onderschrijft het standpunt van de Commissie dat het proactief publiceren van deze uitgaven bijdraagt aan transparantie en goed bestuur.

Op 31 januari 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk de EU verlaten, na het ratificeren van het Terugtrekkingsakkoord (TA). Gedurende het onderhandelingsproces van zowel het TA als de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst (HSO) heeft de Commissie gepoogd om een hoge mate van transparantie te bieden. Het kabinet onderschrijft het belang van voortzetting van deze praktijk bij de implementatie van beide Brexit-akkoorden.

Ten aanzien van verzoeken tot toegang tot documenten op basis van de Eurowob-verordening is het kabinet verheugd dat steeds meer burgers en organisaties op de hoogte zijn van de mogelijkheid om een verzoek tot toegang tot documenten in het bezit van de Commissie in te dienen. Het aantal initiële verzoeken steeg met 7.5% ten opzichte van 2019. Een verzoek behelst vaak meer dan één document waardoor de beantwoording hiervan meerdere reacties omvat. Uit de statistieken van de Commissie blijkt dat de gevraagde documenten in meer dan 81% van de 9.181 gevallen in de initiële fase volledig of gedeeltelijk openbaar werden gemaakt. Dit betekent een procentuele toename ten opzichte van de 77,6% in 2019. In 37,4% van de 309 behandelde verzoeken in de confirmatieve fase (beroep) werd bredere of zelfs volledige toegang verleend, tegenover 53,4% in 2019. Ook in 2020 was bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu de belangrijkste grond (44,1%) waarop de Commissie de (volledige of gedeeltelijke) toegang tot documenten weigerde tijdens de initiële fase. De op een na vaakst ingeroepen uitzondering (14,2%) tijdens de initiële fase betrof de bescherming van commerciële belangen. De Commissie beriep zich in 11,6% van haar (volledig of gedeeltelijk) negatieve antwoorden in de initiële fase ook op de uitzondering ter bescherming van het doel van inspecties, onderzoeken en audits. De uitzondering ter bescherming van het lopende besluitvormingsproces werd in 9,7% van de gevallen ingeroepen tijdens de initiële fase.

Het kabinet verwelkomt de verdere ontwikkeling van de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie over de toegang tot documenten op grond van de Eurowob-verordening. Het Hof bood opheldering over verschillende materiële en procedurele aspecten van de Eurowob-verordening. Zo bevestigde het Hof dat een verzoeker wiens verzoek tot toegang tot documenten in eerste instantie werd geweigerd, maar vervolgens werd ingewilligd nadat beroep was ingesteld, nog steeds belang kan hebben bij dit beroep. In dat geval is vereist dat de mogelijke onrechtmatige toepassing van de Eurowob-verordening zich in de toekomst zou kunnen herhalen, ongeacht de bijzondere omstandigheden van de zaak (zaak C-560/19P Ibza/Europese Commissie). Ook oordeelde het Gerecht over de situatie dat een EU-instelling onder specifieke omstandigheden de reikwijdte van een omvangrijk verzoek mag beperken. In dat geval is het aan de instelling om te bewijzen dat het verzoek een onredelijke werklast meebrengt. Ook dient een beperking van de reikwijdte het resultaat zijn van een objectieve beoordeling over

de maximale hoeveelheid werk die de instelling kan verrichten binnen de in de Eurowob-verordening gestelde termijnen (zaak T-727/19, Giorgio Basaglia/Europese Commissie).

Graag maak ik van de mogelijkheid gebruik om te verwijzen naar het politiek akkoord over het transparantieregister dat eind 2020 is bereikt tussen de drie instellingen en dat daarna als een interinstitutioneel akkoord (IIA) op 20 mei 2021 officieel in werking is getreden.3 Dit IIA is een belangrijk kader voor transparantie en ethische interacties tussen de Europese instellingen en de belangenvertegenwoordigers die activiteiten ontplooien met als doel invloed uit te oefenen op EU-beleid, -wetgeving en/of het EU-besluitvormingsproces.4 In het onderhandelingstraject is ingezet op het transparanter maken van de interacties tussen belangenvertegenwoordigers en de Europese instellingen, en mede dankzij deze inzet is het gelukt om dit IIA te bereiken.

Zoals bekend wordt door Nederland een actieve agenda gevoerd om het transparantiebeleid van de EU te moderniseren en de EU besluitvormingsprocedure inzichtelijker en toegankelijker te maken voor geïnteresseerden. Voor de komende periode blijft de focus op o.a. de herziening van limité-richtsnoeren van de Raad, de herziening van de Eurowob om deze in lijn te brengen met het Verdrag van Lissabon en om transparantie als horizontaal onderwerp op de Conferentie over de Toekomst van Europa terug te laten komen.5 Zo heeft Nederland op 23 september jl. samen met Denemarken en Duitsland een transparancy pledge gelanceerd via sociale mediakanalen.6 Deze pledge is door alle lidstaten, drie eurocommissarissen, 37 Europarlementariërs en de Europese Ombudsman ondertekend. Deelnemers hebben zich via de pledge gecommitteerd om zich in te zetten voor meer transparantie in de EU instellingen en tijdens de Conferentie voor de Toekomst van Europa. Nederland zal vanuit dit nieuwe samenwerkingsverband en op basis van ideeën op het gebied van transparantie die uit de Conferentie voortkomen de Nederlandse inzet voor de komende periode verder uitwerken.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

Naar boven