22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2669 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juli 2018

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 14 fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC). De onderhavige fiches maken onderdeel uit van het Meerjarig Financieel Kader (2021–2027).

Fiche: MFK – Verordening Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) 2021–2027 (Kamerstuk 22 112, nr. 2663)

Fiche: MFK – Verordening Digital Europe programma (2021–2027) (Kamerstuk 22 112, nr. 2664)

Fiche: MFK – Invest EU-programma (Kamerstuk 22 112, nr. 2665)

Fiche: MFK – Verordening programma Europees Solidariteitskorps (Kamerstukken 22 112 en 34 738, nr. 2666)

Fiche: MFK – Verordening Douane-programma (Kamerstuk 22 112, nr. 2667)

Fiche: MFK – Verordening Fiscalis-programma (Kamerstuk 22 112, nr. 2668)

Fiche: MFK – EU-Ruimtevaartprogramma

Fiche: MFK – LGO-besluit (Kamerstuk 22 112, nr. 2670)

Fiche: MFK – Verordening financieel programma ontmanteling nucleaire faciliteiten en beheer kernafval (Kamerstuk 22 112, nr. 2671)

Fiche: MFK – Verordening tot oprichting Asiel en Migratiefonds (AMF) (Kamerstuk 22 112, nr. 2672)

Fiche: MFK – Verordening Fonds voor interne veiligheid (Kamerstuk 22 112, nr. 2673)

Fiche: MFK – Verordening voor het instrument voor grensbeheer en visa als onderdeel van het Geïntegreerd Grensbeheerfonds (Kamerstuk 22 112, nr. 2674)

Fiche: MFK – Verordening Instrument financiering douanecontroleapparatuur (Kamerstuk 22 112, nr. 2675)

Fiche: MFK – Oprichting van het Europees Defensiefonds (Kamerstuk 22 112, nr. 2676)

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Fiche: MFK – EU-Ruimtevaartprogramma

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel:

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    8 juni 2016

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM (2018) 447

  • d) EUR-Lex

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1531314301682&uri=CONSIL:ST_10853_2018_INIT

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    Impact Assessment 1 SWD (2018) 327, Impact Assessment 2 SWD (2018) 327

  • f) Behandelingstraject Raad

    In de raad voor Concurrentievermogen met betrokkenheid van de Transportraad

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, in zeer nauwe samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (verantwoordelijk voor satellietnavigatieprogramma’s Galileo en EGNOS)

  • h) Rechtsbasis

    EU-Werkingsverdrag art. 189 lid 2.

  • i) Besluitvormingsprocedure Raad

    Gekwalificeerde meerderheid

  • j) Rol Europees Parlement

    Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Algemeen

Dit voorstel is onderdeel van het pakket aan voorstellen dat de Commissie heeft uitgebracht in het kader van het Meerjarig Financieel Kader voor 2021–2027. In dit voorstel wordt één ruimtevaartprogramma voor de EU opgericht. De verordening behelst de doelen van het programma, het budget, de verschillende financieringsvormen en -regels en implementatieregels. Daarnaast wordt het EU Ruimtevaartprogramma Agentschap (Agentschap) opgericht (in feite een uitbreiding van het bestaande GNSS1 Agentschap) en wordt beschreven hoe dit Agentschap zal functioneren. Het EU-ruimtevaartprogramma bestaat uit verschillende programmacomponenten: de reeds bestaande satellietnavigatieprogramma’s GNSS en EGNOS2 en aardobservatieprogramma Copernicus, en de twee nieuwe programma’s Governmental Satellite Communications GOVSATCOM (overheidssatellietcommunicatie) en Space Situational Awareness SSA (ruimtemonitoring). Naast deze programmacomponenten worden vanuit het EU-ruimtevaartprogramma acties ondernomen om innovatie in de Europese ruimtevaartsector te stimuleren en om autonome Europese toegang tot de ruimte te verzekeren.

Het EU-ruimtevaartprogramma draagt bij aan vier algemene doelen: (1) het beschikbaar maken van ruimtevaartdata, -informatie en -diensten die tegemoetkomen aan de gebruikersvraag en de politieke prioriteiten als klimaatverandering, milieu, mobiliteit, veiligheid en defensie. (2) Het maximaliseren van het gebruik van deze ruimtevaartdata, -informatie en -diensten zodat ze zoveel mogelijk bijdragen aan de maatschappij en economie. (3) Het verbeteren van de strategische autonomie van de Unie en lidstaten. (4) Het versterken van de rol van de Unie internationaal. Daarnaast zijn er per component van het programma specifieke doelen geformuleerd.

Net zoals in de huidige periode kunnen derde landen deelnemen aan het Ruimtevaartprogramma door een overeenkomst te sluiten met de EU. Bijvoorbeeld Noorwegen is op deze manier in de huidige periode betrokken bij het Galileo en Copernicus programma. Deze overeenkomsten moeten voldoen aan bepaalde voorwaarden, zo moet een derde land voldoende financieel bijdragen en mag het niet meebeslissen over de ontwikkeling van het programma.

Budget

Er wordt € 16 mld.3 vrijgemaakt voor het EU-ruimtevaartprogramma in de periode 2021–2027. Een indicatie van de onderlinge verdeling tussen de componenten is: Galileo/EGNOS € 9,7 mld., Copernicus € 5,8 mld. en SSA/GOVSATCOM € 0,5 mld. Er zal binnen deze componenten budget worden vrijgemaakt voor overkoepelende activiteiten ten behoeve van het stimuleren van de sector en het verzekeren van de toegang tot de ruimte. In paragraaf 5a wordt ingegaan op de consequenties voor de EU-begroting.

Financiële bepalingen

De Unie streeft in haar inkoopbeleid voor ruimtevaart naar het bieden van kansen voor nieuwe en kleine bedrijven en verschillende aanbieders binnen de EU en het beschermen van de financiële en essentiële veiligheidsbelangen van de EU.

Bestuur en beheer van het EU-ruimtevaartprogramma (governance)

Ten opzichte van de huidige programmaperiode wordt er een aantal aspecten in het bestuur en beheer van de Europese ruimtevaartactiviteiten veranderd. De ruimtevaartprogramma’s Galileo/EGNOS en Copernicus zijn samengevoegd onder één verordening en er zijn twee nieuwe programmacomponenten (SSA en GOVSATCOM) en de overkoepelende activiteiten aan toegevoegd. Daarnaast worden de taken van het bestaande Europese GNSS Agency (Galileo en EGNOS) uitgebreid en ondergaat het een naamsverandering: EU Agency for the Space Programmes, (hierna: Agentschap.

De Unie streeft naar een strikte verdeling van taken tussen de verschillende betrokken partijen, een sterke (financiële) controle over het programma, optimaal gebruik van structuren, systematische overweging van gebruikersbehoeften en goed risicobeheer.

De rollen van de lidstaten, Commissie, het Agentschap en de ESA4 zijn beschreven. De ESA heeft een rol in R&D en in de ontwikkeling, ontwerp en bouw van nieuwe satellieten en het Agentschap heeft taken op het gebied van veiligheidsaccreditatie, communicatie en promotie, het managen van de exploitatie van Galileo/EGNOS en het ontwikkelen van applicaties. De rollen van het Agentschap en de ESA worden verder toegelicht in de teksten over het Agentschap en het Partnership Framework Agreement (PFA) met de ESA.

Veiligheid van het EU ruimtevaartprogramma

In het voorstel wordt sterke nadruk gelegd op de veiligheidsaspecten van het EU-ruimtevaartprogramma. Hierbij wordt optimaal gebruik gemaakt van de binnen het Europese GNSS Agentschap opgebouwde expertise met name op het gebied van accreditatie. Het voorstel bevat vrij gedetailleerde voorwaarden voor de uitvoering van de (onafhankelijke) accreditatiewerkzaamheden via de Security Accreditation Board (SAB) bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten. De SAB streeft naar consensus. Indien onhaalbaar kunnen besluiten middels gekwalificeerde meerderheid worden genomen. Deze SAB is ook de accreditatieautoriteit voor alle componenten van het ruimtevaartprogramma.

De Commissie bepaalt via uitvoeringshandelingen de algemene veiligheidsvoorwaarden voor iedere component van het programma. In tegenstelling tot de huidige verordening voor GNSS is geen Veiligheidsraad (Security Board) voorzien met vertegenwoordigers van de lidstaten die de Commissie kan adviseren. De Commissie heeft een adviesorgaan op het gebied van veiligheid onder de Administratieve Raad van het Agentschap voorzien.

Naast de accreditatieactiviteiten blijft het agentschap ook verantwoordelijk voor de veiligheid van de overheidsdienst van Galileo (Public Regulated Service) en voor het management van het Galileo Security Monitoring Centre. Voor de advisering door de lidstaten zal de administratieve raad van het agentschap een adviserend orgaan oprichten.

GNSS (Galileo en EGNOS)

Deze satellietnavigatieprogramma’s zijn gericht op het management, onderhoud, evolutie en bescherming van de ruimte-infrastructuur en van het grondsegment gericht op betrouwbaarheid en continuïteit. Hieronder valt ook het ontwikkelen van toekomstige generaties van infrastructuur. Verdere acties zijn voorzien in certificering, marktontwikkeling van samenwerking met andere GNSS systemen. Voorgestelde services van Galileo zijn:

  • Een gratis open en vrije positiebepalingsdienst voor breed gebruik;

  • Een gratis positiebepalingsdienst voor hoge nauwkeurigheid die additionele infrastructuur bij de gebruiker vergt;

  • Een authenticatie positiebepalingsdienst via versleutelde signalen voor professioneel en commercieel gebruik;

  • Een overheidssignaal (Public Regulatie Service) voorbehouden aan door overheden geautoriseerde gebruikers;

  • Een Europese dienst die in specifieke noodsituaties kan waarschuwen voor natuurrampen Een gratis tijdservice voor een accurate en robuuste referentie tijd o.a. voor kritische toepassingen in telecom, energie, verkeer en vervoer en de financiële sector.

Verder draagt Galileo bij aan het wereldwijde COSPAS-SARSAT systeem via het opvangen van noodsignalen en het verzorgen van een ontvangstbericht. Ook wordt gewerkt aan een service voor integriteit van signalen en aan informatie over ruimteweer in combinatie met de diensten van Galileo en EGNOS.

Services van het EGNOS-systeem zijn:

  • Een toegevoegd signaal op bestaande GNSS-systemen voor extra betrouwbare plaatsbepaling in Europa;

  • Een EGNOS-datadienst met verbeterde kwaliteit voor professioneel en commercieel gebruik;

  • Een Safety of Life dienst gebaseerd op Galileo en andere GNSS-systemen voor satellietnavigatie t.b.v. veiligheidskritische toepassingen, bijvoorbeeld in de luchtvaart.

Zowel Galileo en EGNOS kunnen worden gebruikt in combinatie met andere vergelijkbare systemen.

Copernicus

Het aardobservatieprogramma Copernicus is onderverdeeld in vier delen: (1) data acquisitie – het ontwikkelen en beheren van de Copernicus aardobservatiesatellieten «Sentinels», het toegang geven tot data van derde partijen en het toegang geven tot in-situ data5; (2) data en informatie verwerking – diensten die de data verwerken tot interessante (beleids)informatie en producten met name op het gebied van milieu en veiligheid; (3) data toegang en distributie – het verzorgen van de toegang tot en gebruik van de data en producten en (4) het bevorderen van gebruik en marktontwikkeling. Er wordt een volledig, vrij en open databeleid toegepast met enkele restricties, bijvoorbeeld als veiligheid in het geding is en indien nodig wordt voorrang gegeven aan toegang voor Europese gebruikers.

Andere componenten van het programma:

Onder de sectie Space Situational Awareness valt Space Surveillance and Tracking (SST), Near Earth Objects (NEO) en ruimteweer (SWE).

Onder SST worden sensoren die al beschikbaar zijn in de EU met elkaar verbonden in een netwerk. Dit netwerk wordt verder ontwikkeld om satellieten in de ruimte te kunnen waarnemen, volgen en registreren, zodat er waarschuwingen uitgegeven kunnen worden als satellieten met elkaar botsen en schade voorkomen kan worden. Lidstaten kunnen bijdragen aan SST door sensoren beschikbaar te stellen als zij voldoen aan de voorwaarden.

Onder NEO gaat het om het monitoren van natuurlijke objecten (rotsblokken, kometen) uit de ruimte die potentieel een gevaar vormen voor inslag op aarde. Deze komen uit deep space en vereisen andere monitoringstechnieken. Voor dit programmacomponent wordt in kaart gebracht welke capaciteiten lidstaten hebben en worden deze zoveel mogelijk met elkaar verbonden. Daarnaast zal de Commissie een coördinatierol tussen nationale autoriteiten vervullen, in het geval dat een object de aarde nadert met mogelijke gevolgen voor civiele veiligheid.

Op het gebied van ruimteweer (straling van de zon, zoals zonnestormen) worden eerst gebruikersbehoeften in kaart gebracht en vervolgens diensten ontworpen. De diensten kunnen bijvoorbeeld bijdragen aan het beschermen van ruimte-infrastructuur, luchtvaart, het GNSS-systeem, elektriciteitsnetwerken en communicatienetwerken.

Onder GOVSATCOM wordt voorzien in overheidssatellietcommunicatiecapaciteiten en -diensten. Deze diensten worden kosteloos beschikbaar gesteld aan de geautoriseerde gebruikers van lidstaten, bijvoorbeeld diplomatieke diensten. Voor de toekenning van satellietcommunicatiecapaciteit worden regels opgesteld – waaronder prioritering zodat indien nodig wordt voorrang gegeven aan bepaalde gebruikers op Unie-niveau.

EU Agency

De Commissie stelt voor om het Europese GNSS Agentschap om te vormen tot een ruimtevaartagentschap m.i.v. 2021 met als hoofdzetel de huidige standplaats Praag. Het agentschap wordt bestuurd door een Administratieve Raad waarin alle lidstaten en de Commissie zijn vertegenwoordigd. Voor besluiten over een aantal specifieke onderwerpen is expliciete goedkeuring van de commissie vereist. Voor de advisering op het gebied van veiligheid is een adviesgroep van experts van lidstaten voorzien onder de Raad.

Eigenstandige taken van het Agentschap zijn o.a. veiligheidsaccreditatie van alle componenten van het EU-ruimtevaartprogramma, het management van het Galileo Security Monitoring Centre; marktontwikkeling en communicatie en promotie, management van de exploitatie van GNSS/EGNOS en gebruikerscoördinatie van GOVSATCOM. De Commissie kan uitvoerende taken delegeren aan het Agentschap. Hiervan is onder de huidige GNSS-verordening veel gebruik gemaakt. Deze delegatieovereenkomsten voorzien ook in een bijdrage in de uitvoeringskosten. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden van de onafhankelijke Accreditatieraad die bestaat uit lidstaten. Van de Commissie en ESA kunnen ieder 1 waarnemer aanwezig zijn. Het voorstel bevat het voorstel vrij gedetailleerde voorschriften voor accreditatie.

b) Impact assessment Commissie

De impact assessment is positief: de Commissie verwacht dat het programma veel waarde zal toevoegen aan de Europese economie. Bovendien »heeft het programma impact op de maatschappij, die mede door digitalisering steeds meer afhankelijk is van de ruimtediensten. Gezien de steeds grotere afhankelijkheid van ruimtevaart voor bijvoorbeeld navigatie, ziet de Commissie noodzaak tot actie om risico’s te mitigeren en stelt het SSA-programma voor. De voorgestelde governance hervormingen komen voort uit uitgevoerde evaluaties. Met het voorgestelde budget kan volgens de Commissie uitvoering gegeven worden aan de ambities uit de EU-ruimtestrategie.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Zoals vastgelegd in de Kamerbrief van 1 juni 2018 over de Kabinetsappreciatie van het Commissie MFK-voorstel (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1349), richt de Nederlandse onderhandelingspositie op het MFK zich op een modern en financieel houdbaar MFK. Nieuwe uitdagingen vragen om een herijking van de invulling en prioriteiten van de EU-begroting opdat het MFK nieuwe prioriteiten zoals onderzoek en innovatie, veiligheid, migratie en klimaat sterker reflecteert. Dit vraagt een ambitieus gemoderniseerde begroting die de EU in staat stelt gezamenlijke uitdagingen adequaat en tijdig te adresseren en die effectief en efficiënt optimale Europese toegevoegde waarde genereert. Brexit vereist een neerwaartse bijstelling van het MFK; een kleinere EU vraagt om een kleiner budget. De inzet is om via bezuinigingen op bestaand beleid versterkte of nieuwe prioriteiten te financieren, als ook de financiële gevolgen van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk op te vangen. Voorkomen moet worden dat Brexit leidt tot een onevenredig hoge rekening voor andere lidstaten en een stijging van de afdrachten. De financiering van het MFK moet rechtvaardig, transparant en simpel waarbij de lasten eerlijk moeten worden verdeeld. De Nederlandse netto betalingspositie dient ook in het komende MFK in lijn te zijn met de positie van lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau.

Het nationale ruimtevaartbeleid van Nederland heeft vier doelen6: (1) het realiseren van hoogwaardig wetenschappelijk ruimteonderzoek; (2) bijdragen aan een gezonde ruimtevaartsector, (3) satellietdata en -signalen zoveel mogelijk toepassen en (4) de belangrijkste vestiging van ESA in Nederland (ESTEC) behouden en verbinden met het Nederlands ruimtevaartcluster. Het belang van het behoud van ESTEC is herhaald in het Regeerakkoord.7

Voor wat betreft het EU-ruimtevaartbeleid, heeft Nederland drie prioriteiten.

Ten eerste onderschrijft Nederland de noodzaak van investeringen op EU-niveau en vindt Nederland het belangrijk dat de vruchten worden geplukt van de gedane investeringen: de data, signalen en informatie moeten zoveel mogelijk worden gebruikt. Daarbij heeft Nederland een aantal aandachtspunten; (a) de EU moet continuïteit bieden voor gebruikers en dus bestaande diensten en producten continueren; (b) de diensten en producten moeten voldoen aan gebruikersbehoeften nu en in de toekomst, dat vraagt om zogenaamde «vraaggestuurde» ontwikkeling van het programma en (c) Europese ruimtevaartproducten moeten gebruiksvriendelijk en zo veel mogelijk op basis van open databeleid beschikbaar worden gesteld. Op deze manier draagt het ruimtevaartbeleid optimaal bij aan onderzoek en innovatie in de EU.

Ten tweede is versterking van de verbinding en afstemming met andere beleidsgebieden van belang. Zo moeten de technologieën die ontwikkeld worden met middelen uit het Horizon Europe programma aansluiten op de technologiebehoefte van het Ruimtevaartprogramma en moeten de diensten van Copernicus relevante informatieproducten leveren voor concrete toepassingen zoals voor het controleren van landbouwsubsidies, milieu-inspecties en voorspellingen en metingen van luchtkwaliteit. Nederland let erop dat de verordening voldoende afstemming met beleid stimuleert.

Een derde prioriteit voor Nederland is adequate afstemming en samenwerking met andere organisaties, met name de Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA). Ook met het oog op kostenefficiëntie, moet er in Europa gebruik worden gemaakt van elkaars expertise en capaciteit. Duplicering daarin moeten worden voorkomen.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Algemeen

Nederland steunt de nieuwe opzet van het Ruimtevaartprogramma. Door de twee bestaande ruimtevaartprogramma’s GNSS/EGNOS en Copernicus en de nieuwe programma’s SSA en GOVSATCOM te bundelen in één verordening worden alle EU-activiteiten op het gebied van Ruimtevaart overzichtelijk weergegeven. Daardoor kunnen activiteiten die eerder onder ieder programma apart werden ondernomen, gemakkelijker gezamenlijk worden opgepakt, bijvoorbeeld de activiteiten voor het versterken van de concurrentiekracht van de sector, de ontwikkeling van toepassingen en het verzekeren van de autonome Europese toegang tot de ruimte.

In het Europese ruimtevaartprogramma is Nederland voorstander van beleidsafstemming met beleidsgebieden zoals milieu, defensie en innovatie. Daarbij gaat het om het verzekeren van synergiën, indachtig de mogelijkheden die de toepassing van dual use technologieën biedt. Daar waar vanwege het gewenste gebruik in deze gebieden specifieke aanpassingen in de programma's nodig zijn, die extra kosten met zich meebrengen, dient dit gepaard te gaan met additionele financiering uit deze beleidsgebieden. Daarnaast zal Nederland erop letten dat er – ondanks het samenvoegen van de programma’s onder één verordening – voldoende ruimte blijft voor de verschillen van de programma’s, bijvoorbeeld op het gebied van bestuur en beheer en verschillen in veiligheidseisen.

Nederland steunt de vier algemene doelen van het ruimtevaartprogramma: ze leggen een basis voor continue, vraag gestuurde programma’s die op grote schaal worden gebruikt en maatschappelijke impact hebben. Nederland ziet het belang van het borgen van de strategische autonomie van de Unie in de derde doelstelling, maar ziet graag nadere uitwerking door kaderstelling in termen van deelterreinen, de manier waarop en tegen welke kosten. Tenslotte vindt Nederland dat de overkoepelende activiteiten (de sector ondersteunende acties en de acties op het gebied van het garanderen van de ruimte) nader uitgewerkt moeten worden.

Nederland waardeert dat er mogelijkheden blijven voor derde landen om deel te nemen aan het Ruimtevaartprogramma (inclusief de nieuwe componenten) zo lang de financiële en veiligheidsbelangen van de Unie gegarandeerd zijn.

Budget

Het budget van € 16,0 mld. voor ruimtevaart, excl. de uitvoeringskosten voor Agentschap, is een toename van 44% ten opzichte van het vorig MFK (€ 11,1 mld.). Het EU-ruimtevaartprogramma draagt bij aan voor Nederland prioritaire onderwerpen binnen het MFK: onderzoek en innovatie, veiligheid, migratie en klimaat.

Financiële bepalingen

Nederland steunt het expliciet opnemen van specifieke inkoopbepalingen voor het ruimtevaartprogramma, vanwege het strategische karakter ervan. Omdat er binnen de ruimtevaart een beperkt aantal grote industriële spelers zijn, steunt Nederland de bepaling die de Unie in staat stelt eisen te stellen aan de diversiteit van de toeleveranciers. Dat steunt de ontwikkeling van nieuwe bedrijven en het mkb in de sector, waaronder in Nederland.

Governance

Nederland steunt de governance principes, waaronder een strikte verdeling van taken tussen de Commissie, lidstaten, ESA en het Agentschap. Nederland is van mening dat efficiëntie in de uitvoering van de programma’s bereikt kan worden door veel verantwoordelijkheid en vrijheid te geven aan de uitvoerende organisaties als het Agentschap en ESA (een «hoge knip» tussen beleid en uitvoering). Hiermee worden het «stapelen» van managementlagen en duplicering voorkomen. Per programmacomponent wil Nederland de rol van de Commissie, lidstaten en andere spelers definiëren om tot een optimale Europese toegevoegde waarde te komen. De structuur en verantwoordelijkheidsverdeling moeten duidelijk maken dat de Commissie samen met lidstaten, ESA of het Agentschap optrekt op terreinen als het vergroten van het gebruik, het sturen van het programma en het opstellen van specificaties van nieuwe missies. De (eigenstandige) taken van het Agentschap dienen mede af te hangen van de fase waarin een programma zich bevindt.

Nederland is het eens met de eigenstandige taken van het Agentschap, maar pleit tevens voor een «hoge knip» tussen beleid (Commissie) en uitvoering (Agentschap). Dit zou ook kunnen leiden tot het vergroten van de eigenstandige taken van het Agentschap, te beoordelen in een tussentijdse evaluatie. Uitbreiding van taken en een delegatie van activiteiten van Commissie naar Agentschap moeten gepaard gaan met adequate capaciteit en financiële middelen. Daarnaast moeten activiteiten waar de ESA, EUMETSAT, inhoudelijke agentschappen en lidstaten in het verleden succesvol verantwoordelijk voor zijn geweest, niet overgeheveld worden naar het Agentschap. Op die manier wordt ruimtevaart in de EU efficiënt georganiseerd en wordt duplicering voorkomen.

Nederland staat positief tegenover de inzet van de EU om tot een Partnership Framework Agreement (PFA) met de ESA te komen om de samenwerking te verstevigen. Als gastland van het R&D centrum van ESA (ESTEC), is Nederland voor een sterke betrokkenheid van de ESA bij de EU-ruimtevaartprogramma’s. Nederland zal de totstandkoming van deze PFA nauwgezet volgen: de afspraken die worden gemaakt over het dragen van risico’s, tarieven en taakverdeling kunnen financiële consequenties hebben voor Nederland, daar de ESA als intergouvernementele organisatie eventuele extra kosten zal doorberekenen aan lidstaten. Nederland wil een nadere appreciatie van de bepalingen die voorwaarden stellen aan een dergelijke PFA. Nederland wil zekerheid over de PFA alvorens de verordening van kracht wordt.

Nederland wil dat het comité dat wordt opgericht een aparte configuratie heeft per programmacomponent. Daarnaast dient een gebruikersforum per programmacomponent opgericht en geraadpleegd te worden.

Veiligheid van het programma

Gezien de verschillende veiligheidsbehoeftes van de diverse programma’s zal Nederland pleiten voor diversificatie van rollen en competenties in het veiligheidsdomein. De rol van de SAB is uitgebreid gedefinieerd. Aandachtspunt is de autonome positie van de SAB in het kader van het Agentschap. Daarentegen is onduidelijk hoe de Commissie buiten de accreditatie invulling wil geven aan het uitgangspunt dat rekening moet worden gehouden met de expertise van de lidstaten op het gebied van veiligheid. Het eerdere overlegorgaan met experts van lidstaten die de Commissie adviseerde over het veiligheidsbeleid keert in de nieuwe structuur niet terug. Nederland zet in op een versterking van de adviesrol van de lidstaten op veiligheidsgebied alvorens de Commissie uitvoerende besluiten presenteert. De op te richten adviesgroep binnen het Agentschap lijkt hiervoor niet toegesneden.Vanwege de competentie van lidstaten op het gebied van veiligheid is Nederland van mening dat de regelgeving voor veiligheid van de Raad van toepassing zouden moeten zijn en niet die van de Commissie. Omdat dit een wijziging betreft ten opzichte van de huidige GNSS-verordening zal op merites worden bezien of hiervoor ruimte bestaat.

Galileo

Nederland kan zich vinden in de doelstellingen en de diensten van het programmacomponent voor satellietnavigatie Galileo en EGNOS, maar wil nadere uitleg over de dienst die een bijdrage kan leveren in geval van natuurrampen.

Copernicus

Nederland steunt herstructurering van het programma naar de fase van de dataketen; data-acquisitie, dataverwerking, datatoegang en -distributie en toepassingen/marktontwikkelingen. Nederland vindt het van belang dat de eerstvolgende missie van Copernicus zich richt op het monitoren van door mensen veroorzaakte CO2 en het Parijsakkoord. Dit is politiek en maatschappelijk van grote waarde. Bovendien heeft Nederland expertise in huis om een wezenlijke bijdrage te leveren. Nederland is tenslotte groot voorstander van de voortzetting van het open databeleid.

Andere componenten van het programma: Space Situational Awareness

Nederland acht het positief en nodig dat de EU-activiteiten oppakt op het terrein van space situational awareness: het is van belang de ruimte te monitoren zodat eventuele schade aan ruimtevaartinfrastructuur waar we van afhankelijk zijn (bijvoorbeeld voor navigatie), maar ook essentiële infrastructuur op aarde (zoals het energienetwerk) beschermd kan worden. Nederland wil dat de plannen voor acties rondom zonneweer en Near Earth Objects verder uitgewerkt worden en dat er expliciet afstemming wordt gezocht met ESA – al jaren actief op dit terrein – en relevante instanties in de lidstaten.

Andere componenten van het programma: GOVSATCOM

Nederland ziet de toegevoegde waarde van het gezamenlijk inkopen van satellietcommunicatie voor overheidsgebruik, uit kosten- en veiligheidsoverwegingen. De mate waarin Nederland dit initiatief steunt is afhankelijk van in hoeverre de Nederlandse overheidsbehoefte aan satellietcommunicatie erdoor ingevuld kan worden. Andersom is dit afhankelijk van de veiligheids- en leveringskenmerken van de GOVSATCOM-diensten die zullen worden aangeboden. Nederland beziet in nauw contact met (potentiële) gebruikers de verdere ontwikkeling van de diensten onder dit programma.

EU Agency for the Space Programme

Buiten de aspecten die al zijn beschreven onder het bestuur van het EU-Ruimtevaartprogramma en de veiligheidsaspecten vindt Nederland een aantal aspecten van belang. Nederland wil onder andere de verschillende locaties van het Agentschap handhaven en heeft vragen bij de manier waarop de betrokkenheid van de Administratieve Raad wordt ingevuld. Nederland is voorstander van grote betrokkenheid, met name op veiligheidsgebied. Nederland is van mening dat, indien bij besluitvorming over uitbreiding van de taken van het Agentschap, overwegingen rondom passende voldoende financiële middelen en personele capaciteit meegenomen moeten worden.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

De huidige Ruimtevaartprogramma’s zijn succesvol en worden door de Raad breed gesteund. Lidstaten, waaronder Nederland, vinden het van belang dat de diensten en producten die voortvloeien uit deze programma’s worden gecontinueerd en dat er in de komende periode extra aandacht is voor het ontwikkelen van gebruik. Het voorstel komt aan deze behoefte tegemoet.

De zorgen die Nederland heeft bij aanpassingen in het bestuur worden breed gedeeld. Met name lidstaten die ook lid zijn van de ESA zien een sterke rol voor de ESA in de uitvoering weggelegd. Hoewel de noodzaak tot het aanpassen van het bestuur wordt gezien, zal de Raad deze bepalingen en de totstandkoming van het PFA met ESA zeer nauwgezet volgen.

Er zijn geen grote tegenstellingen in de Raad, maar wel verschillen in prioriteiten. Zo zijn er landen die kritisch staan tegenover het zeggenschap van de Commissie op het gebied van veiligheid en is er een groep die de civiele aard van het Ruimtevaartprogramma streng wil bewaken en zodoende kritischer tegenover samenwerking met defensie- en veiligheidsbeleid staat.

De verordening is algemeen opgezet. De verschillen in de Raad, zullen daardoor wellicht pas bij de uitwerking van de programmacomponenten in werkprogramma’s en budget verdeling naar voren komen. Verschillen zijn er bijvoorbeeld op het gebied van open databeleid; een groep lidstaten (waaronder Nederland) zet in op zo min mogelijk beperkingen om innovatie te stimuleren. Een andere groep wil het open databeleid ten dele beperken om te voorkomen dat niet-EU landen te veel profiteren van de EU-investeringen. Daarnaast spelen verschillen bij budgetverdeling, waar landen met een minder ontwikkelde ruimtevaartindustrie zullen inzetten op budget voor het ontwikkelen van bedrijfsleven op het gebied van toepassingen, terwijl landen met een ontwikkelde industrie juist modernisering van de missies voorstaan.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Het EU-Ruimtevaartprogramma is gebaseerd op het onderdeel Ruimtevaart van artikel 189 lid 2 van het Werkingsverdrag van de EU. Nederland acht dit de juiste rechtsbasis.

b) Subsidiariteit

Nederland beoordeelt de subsidiariteit van het EU-Ruimtevaartprogramma als positief. Zoals de impact assessment en tussentijdse evaluatie van de ruimtevaartprogramma’s aangeeft is er grote Europese toegevoegde waarde; geen lidstaat had de ruimtevaartprogramma’s en bijbehorende infrastructuur alleen kunnen ontwikkelen. De programma’s spelen in op Europese vraagstukken als strategische onafhankelijkheid die bij uitstek Europees of mondiaal van aard zijn.

c) Proportionaliteit

Nederland beoordeelt de proportionaliteit van het EU-Ruimtevaartprogramma als positief. Onder het programma worden producten en diensten beschikbaar gemaakt met grote politieke, economische en maatschappelijke waarde voor de EU en lidstaten. Nederland acht de acties beschreven in het voorstel geschikt om de doelen te bereiken, hoewel enkele zoals aangegeven verder uitgewerkt moeten worden. Door de coördinatie van nationale activiteiten en capaciteiten wordt op een kostenefficiënte manier waardevolle informatie voor de civiele veiligheid en veiligheid van vitale infrastructuur verzameld.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

Ten opzichte van de huidige periode (2014–2020) stelt de Commissie een nominale stijging van 44% voor. Hierbij is rekening gehouden met een EU-uittreding van het VK, door de uitgaven van de EU in het VK voor het huidige MFK af te trekken van de omvang van het programma. Hierbij moet worden opgemerkt dat er nieuwe programmacomponenten zijn toegevoegd en dat de ontwikkelde infrastructuur onderhouden en doorontwikkeld moet worden. Nederland heeft nog vragen bij de opbouw van het budget en zal de analyse van de Commissie laten meewegen in de Nederlandse standpuntbepaling.

Zoals vastgelegd in de Kamerbrief van 1 juni 2018 over de Kabinetsappreciatie van het Commissie MFK-voorstel, maken de onderhandelingen over de toekomst van het EU-ruimtevaartprogramma en het Agentschap voor wat betreft de financiële aspecten, integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027. Nederland hecht eraan dat besprekingen over het EU-ruimtevaartprogramma en het Agentschap niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland bij dit programma zal ondersteunend moeten zijn aan de Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen zoals hierboven toegelicht, te weten een ambitieus gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK. Dit vraagt scherpe keuzes, én bezuinigingen. Om het vertrek van het Verenigd Koninkrijk op te kunnen vangen en nieuwe prioriteiten te kunnen financieren moeten substantiële bezuinigingen worden doorgevoerd. Het kabinet streeft naar substantiële bezuinigingen binnen traditionele beleidsterreinen zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en het cohesiebeleid, waarmee een aanvullende Nederlandse bijdrage als gevolg van Brexit vermeden kan worden en die ruimte bieden voor de financiering van nieuwe beleidsprioriteiten. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

Het EU-ruimtevaartprogramma heeft geen directe financiële consequenties voor de rijksoverheid en/of decentrale overheden. Zoals aangegeven kunnen de afspraken die met de ESA worden gemaakt in de PFA, financiële consequenties hebben voor de bijdrage van Nederland aan de ESA. Deze consequenties zullen t.z.t. gewogen worden. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Nederlandse bedrijven en organisaties kunnen in aanmerking komen voor de aanbestedingen die in het programma zullen worden gedaan.

d) Gevolgen voor regeldruk voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Bedrijven en organisaties die in aanmerking wensen te komen voor aanbestedingen onder dit programma, zullen moeten voldoen aan de voorwaarden. De aanbestedingen kunnen direct via de Commissie, of via het Agentschap of de ESA lopen. De regels voor aanbestedingen die via ESA lopen zullen onderdeel vormen van de PFA. Nederland heeft in de precisering van de voorwaarden van de PFA-aandacht voor het minimaliseren van administratieve lasten en regeldruk.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

De verwachting is dat het Ruimtevaartprogramma positief zal bijdragen aan de concurrentiekracht van de Europese Unie, via de acties die worden genomen om innovatie en het mkb in de sector te stimuleren en de bepalingen die eisen stellen aan open toeleveringsketens in de aanbestedingsregels.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid

(Inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

n.v.t.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Er wordt een gedelegeerde handeling voorzien in art. 105 met een mandaat tot 2018 dat op ieder moment intrekbaar is door het Europees Parlement of de Europese Raad. De handeling betreft wijzigingen van de bijlage om indien nodig de indicatoren voor verslaglegging over door het programma geboekte vooruitgang te herzien en/of aan te vullen voor monitoring en rapportage (art. 101), en specifieke bepalingen ter aanvulling van de specificaties en de voorwaarden en procedures voor de toegang tot en het gebruik van het beschikbaar maken van en toegang verschaffen tot Copernicus data en informatie (art. 52 lid 2). De keuze voor gedelegeerde handelingen ligt volgens Nederland juridisch gezien voor de hand omdat een bevoegdheid voor de Commissie tot aanvulling en wijziging van het basisinstrument (waartoe ook de bijlagen worden gerekend) alleen via delegatie kan worden verleend.

De Commissie krijgt de bevoegdheid om volgens de onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vast te stellen om:

  • De technische en operationele specificaties voor de uitvoering en ontwikkeling van onderdelen van de programma’s en de daardoor geleverde diensten vast te stellen (art. 29 lid 4);

  • Op basis van een risico- en dreigingsanalyse voor elk onderdeel van het programma de algemene beveiligingsvereisten vast te stellen (art. 34 lid 1);

  • De veiligheidseisen voor de Europese programma’s voor satellietnavigatie;

  • Nadere bepalingen met betrekking tot criteria en relevante procedures vast te stellen voor de toegang van in de Unie gevestigde publieke en private entiteiten tot bepaalde diensten (artikel 55 lid 2);

  • Nadere bepalingen vast te stellen met betrekking tot procedures en elementen voor deelname van lidstaten aan de levering van SST-diensten (art. 56 lid 4);

  • Het meerjarenplan en de kernprestatie-indicatoren vast te stellen op grond waarvan de oprichtende nationale entiteiten hoogwaardige SST-diensten van de Unie ontwikkelen (art. 57 lid 3);

  • Nadere regels vast te stellen met betrekking tot de werking van het organisatorisch kader van de deelname van de lidstaten aan SST (art. 57 lid 8);

  • De operationele vereisten vast te stellen voor in het kader van Govsatcom aangeboden diensten (art. 62 lid 2);

  • Het dienstenpakket vast te stellen voor in het kader van Govsatcom aangeboden diensten (art. 62 lid 3);

  • Nadere regels vast te stellen inzake de deling en prioritering van capaciteiten, diensten en gebruikersapparatuur (art. 65 lid 2);

  • De locatie van de infrastructuur van het grondsegment vast te stellen (art. 66 lid 2).

  • Het kabinet kan instemmen met de keuze voor uitvoeringshandelingen, omdat de vast te stellen uitvoeringshandeling erop gericht zijn om de verordening volgens eenvormige voorwaarden uit te voeren. De keuze voor de onderzoeksprocedure ligt voor de hand omdat het gaat om handelingen van algemene strekking.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De verordening zal in werking treden in 2021. Dit is haalbaar indien de bredere onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader tijdig afgerond worden.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Het programma is voorzien te eindigen in 2027. De evaluatiebepaling voorziet in een tussentijdse en finale evaluatie van het programma en een vijfjaarlijkse evaluatie van het Agentschap. Nederland is akkoord met de evaluatie- en horizonbepaling.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Het programma zal worden uitgevoerd met werkprogramma’s en met de inzet van verschillende soorten aanbestedingen. Zoals eerder aangegeven, is het voorstel op onderdelen van de uitvoering van de individuele programmacomponenten nog weinig uitgewerkt. De afspraken die zullen worden gemaakt in de PFA betreffende de verantwoordelijkheid voor risico’s en rapportage hebben uitvoeringsimplicaties. Zoals eerder aangegeven is Nederland voorstander voor een grote verantwoordelijkheid bij de uitvoerende instanties (met name het Agentschap en ESA).

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Het Ruimtevaartprogramma heeft positieve implicaties voor ontwikkelingslanden. Door het open databeleid is de data van Copernicus vrij beschikbaar en kan dus worden gebruikt door bedrijven en overheden in ontwikkelingslanden. Nederland stimuleert het gebruik van satellietdata in ontwikkelingslanden met het doel voedselzekerheid te ondersteunen via het programma Geodata for Agriculture and Water (G4AW) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Het Ruimtevaartprogramma levert vrij beschikbare informatie en kennis op het gebied van water, landbouw, luchtkwaliteit, veiligheid en migratie. Dit kan gebruikt worden door overheden en wordt bijvoorbeeld gebruikt voor ontwikkelingsbeleid van de VN.

Er zijn tevens mogelijkheden om deel te nemen aan het Ruimtevaartprogramma voor derde landen op basis van gemeenschappelijk belang en wederzijds voordeel.


X Noot
1

Global Navigation Satellite Systems.

X Noot
2

The European Geostationary Navigation Overlay Service.

X Noot
3

Genoemde bedragen in dit fiche zijn in lopende prijzen.

X Noot
4

Europese Ruimtevaart Agentschap (ESA) is een onafhankelijke intergouvernementele ruimtevaartorganisatie, waarvan de grootste vestiging in Nederland gevestigd is (ESTEC). ESA is uitvoerder van de ontwikkeling, de inkoop en het onderhoud van de ruimtevaartsystemen en voert de R&D voor de doorontwikkeling uit. ESA heeft in het verleden de kosten gedragen voor de R&D.

X Noot
5

Dit zijn data die niet via satellieten verkregen zijn, maar via meetstations op de grond: bijvoorbeeld weermetingen en luchtkwaliteitmetingen die worden uitgevoerd op aarde. Deze data kan gebruikt worden om de satellietdata te valideren en is afkomstig van lidstaten.

X Noot
6

Zie Nota Ruimtevaartbeleid 2010–2020 (Kamerstuk 24 446, nr. 55) en de Nota Ruimtevaart 2016 (Kamerstuk 24 446, nr. 60).

X Noot
7

Regeerakkoord, blz. 33, Kamerstuk 34 700, nr. 34.

Naar boven