22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2573 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2018

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij acht fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Verordening vrijwaringsclausules handelsakkoorden (Kamerstuk 22 112, nr. 2572)

Fiche: Herziening verordening over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven

Fiche: Mededeling en richtlijn versterking van bescherming klokkenluiders op EU-niveau (Kamerstuk 22 112, nr. 2574)

Fiche: Mededeling over de digitale transformatie van gezondheid en zorg (Kamerstuk 22 112, nr. 2575)

Fiche: Mededeling naar een gemeenschappelijke Europese gegevensruimte (Kamerstuk 22 112, nr. 2576)

Fiche: Herziening van de Europese richtlijn hergebruik van Overheidsinformatie (Kamerstuk 22 112, nr. 2577)

Fiche: Mededeling Kunstmatige intelligentie voor Europa (Kamerstuk 22 112, nr. 2578)

Fiche: Verordening inzake relatie tussen platforms en bedrijven (Kamerstuk 22 112, nr. 2579)

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Fiche: Herziening verordening over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Verordening met betrekking tot het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, tot wijziging van Annex XVII tot Verordening (EC) No 1907/2006 en intrekking van Verordening (EU) No 98/2013 met betrekking tot het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    17 april 2018

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM (2018) 209

  • d) EUR-Lex

    http://eur-lex.europa.eu/resource.html?uri=cellar:a33a64be-42ef-11e8-b5fe-01aa75ed71a1.0001.02/DOC_1&format=PDF

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    SWD (2018) 104

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad Justitie en Binnenlandse Zaken

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Justitie en Veiligheid

  • h) Rechtsbasis

    Artikel 114 VwEU

  • i) Besluitvormingsprocedure Raad

    Gekwalificeerde meerderheid in de Raad

  • j) Rol Europees Parlement

    Medebeslissing door het parlement

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Op 17 april 2018 is door de Europese Commissie, samen met de publicatie van het 14e voortgangsverslag naar een effectieve Security Union, een reeks nieuwe veiligheidsvoorstellen ingediend om resterende lacunes in de veiligheidswetgeving verder te dichten. Hiermee wordt beoogd om de ruimte waarin terroristen en criminelen opereren verder in te perken door hen de middelen te ontzeggen die nodig zijn om misdaden te plannen, te financieren en uit te voeren. Verdere beperking van de toegang van terroristen tot precursoren voor explosieven vormt onderdeel van dit pakket. Hiervoor wordt een herziening van EU Verordening 98/2013 (hierna: de verordening) voorgesteld.

Precursoren voor explosieven zijn chemicaliën die gebruikt kunnen worden voor legitieme toepassing maar tevens misbruikt kunnen worden voor de vervaardiging van explosieven. Voorbeelden hiervan zijn waterstofperoxide (o.a. in bleekmiddel), aceton (o.a. in nagellak remover) en zwavelzuur (o.a. in gootsteenontstopper). Om illegale vervaardiging van explosieven te voorkomen, beperkt de verordening het beschikbaar stellen, invoeren, bezitten en gebruiken van bepaalde grondstoffen (hierna: precursoren) voor explosieven voor particulieren en legt regels op aan marktdeelnemers voor het melden van verdachte transacties, diefstallen en vermissingen.

Na de inwerkingtreding van de verordening op 1 maart 20131 is het aantal precursoren voor explosieven op de consumentenmarkt afgenomen. Er blijkt tevens een toename in het aantal gemelde verdachte transacties, vermissingen en diefstallen. Precursoren voor explosieven worden echter nog steeds gebruikt voor de illegale vervaardiging van explosieven. Deze «zelfgemaakte explosieven» zijn gebruikt bij de overgrote meerderheid van terroristische aanslagen in de EU, waaronder die in 2004 in Madrid, 2005 in Londen, 2015 in Parijs, 2016 in Brussel en 2017 in Manchester en Parsons Green.

Door op EU-niveau beperkingen en controles in te voeren, beoogde de verordening een gelijkwaardig speelveld voor alle betrokken marktdeelnemers te creëren. Dit is sinds 2013 echter slechts deels verwezenlijkt, omdat lidstaten de mogelijkheid hebben gekregen om een keuze te maken tussen diverse niveaus van beperkingen2. Door de verschillen tussen lidstaten met een verbod, registratiestelsel en vergunningstelsel is binnen de EU niet de grootst mogelijke mate van uniformiteit voor marktdeelnemers gegarandeerd. Het zorgt er tevens voor dat criminelen precursoren voor explosieven proberen te verkrijgen in lidstaten waar de verordening nog niet volledig is geïmplementeerd, of online, waar onderdelen van de verordening lastiger kunnen worden toegepast door verkopers.

Ondanks de bestaande beperkingen en controles is het mogelijk gebleken om zelfgemaakte explosieven illegaal te vervaardigen. Sinds de inwerkingtreding van de verordening is ook de dreiging veranderd. Terroristen gebruiken nieuwe tactieken en ontwikkelen nieuwe recepten en technieken om explosieven te maken die – mogelijk – bedoeld zijn om bestaande beperkingen en controles te ontduiken.

Bovendien mist de verordening bepalingen die naleving en handhaving vergemakkelijken. Dit draagt bij aan een aantal systemische tekortkomingen in de toeleveringsketen: niet alle actoren zijn zich bewust van de verplichtingen uit de verordening en niet alle marktdeelnemers voeren controles uit om de naleving te waarborgen. Inspecties worden ook niet systematisch in alle lidstaten uitgevoerd. Tenslotte is de verordening niet duidelijk genoeg ten aanzien van verschillende verplichtingen omtrent overdracht van informatie in de toeleveringsketen, bijvoorbeeld t.a.v. etikettering van producten waarvoor een beperking is ingesteld.

Dit voorstel voor herziening van de verordening beoogt de bovengenoemde problemen te verhelpen door de verordening te verduidelijken en te versterken. Hiertoe worden diverse wijzigingen en aanvullende maatregelen voorgesteld, waaronder:

  • Uitbreiding van de lijst met precursoren waarvoor een beperking geldt: de Commissie stelde voor nieuwe chemicaliën toe te voegen aan de bijlagen van de verordening, omdat uit analyse is gebleken dat van deze stoffen een verhoogde dreiging uitgaat;

  • Beëindiging van het registratiestelsel: het registratiestelsel stelt marktdeelnemers in staat om stoffen uit de verordening te verkopen aan particulieren mits hierbij identiteitsgegevens worden geregistreerd. Vanuit veiligheidsperspectief is dit onwenselijk gebleken, o.a. omdat de vervaardiging van zelfgemaakte explosieven gekenmerkt wordt door een korte productietijd. Volgens de herziening dienen lidstaten met een registratiestelsel dit te vervangen voor een verbod of een vergunningstelstel;

  • Striktere en meer geharmoniseerde benadering van vergunningen: de herziening stelt dat – alvorens een vergunning te verlenen aan een particulier – elke lidstaat met een vergunningstelsel de legitimiteit van een dergelijk verzoek moet verifiëren en tevens een zorgvuldige veiligheidscontrole dient uit te voeren (inclusief controle van het strafregister);

  • Explicietere benoeming van verplichtingen bij online verkoop: aangezien precursoren voor explosieven zowel in fysieke winkels als online (in webwinkels en op marktplaatsen) te verkrijgen zijn, zijn bijbehorende wettelijke verplichtingen verduidelijkt middels extra definities en specifieke maatregelen;

  • Snellere en betere informatie-uitwisseling in de supply chain: de herziening specificeert de verplichting voor marktdeelnemers om een verdachte transactie voortaan binnen 24 uur aan de verantwoordelijke autoriteit te melden. De nieuwe maatregelen benadrukken ook dat meer onderlinge informatie-uitwisseling tussen marktdeelnemers (inclusief online bedrijven) en verhoogd bewustzijn in de gehele toeleveringsketen wenselijk en nodig zijn;

  • Invoering van definitie voor «professioneel gebruiker»: een van de tekortkomingen van de verordening is dat rechtspersonen precursoren voor explosieven kunnen kopen zonder een specifieke professionele behoefte te hebben. Zodoende is bij de herziening een nieuwe definitie geïntroduceerd om rechtspersonen te onderscheiden die vanwege een specifieke handel, bedrijfsvoering, vakmanschap of beroep noodzaak voor gebruik van een bepaalde precursor voor explosieven kunnen legitimeren aan de verkoper.

b) Impact assessment Commissie

De volgende beleidsopties zijn overwogen:

  • 0. Basislijn: de Commissie blijft, in overleg met nationale experts in de Standing Committee on Precursors (SCP), de toepassing van de verordening volgen en vergemakkelijken;

  • 1. Niet-wetgevend: versterking van de toepassing van de verordening met niet-wetgevende maatregelen;

  • 2. Wetgeving – herziening van het bestaande kader: verbetering van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de beperkingen, handhaving door overheidsinstanties en naleving door de supply chain;

  • 3. Wetgeving – revisie van het huidige kader: invoering van verdere controles in de toeleveringsketen.

Na analyse en vergelijking van de verschillende opties, heeft beleidsoptie 2 in het impact assessment van de Commissie voorkeur gekregen. Deze optie zou zowel de geïdentificeerde problemen aanpakken als bijdragen aan de geïdentificeerde algemene en specifieke doelen. Bovendien zouden de voorgestelde maatregelen het bestaande rechtskader versterken en verduidelijken, zonder de essentiële kenmerken aan te tasten. Aangezien de bestaande verordening in ieder geval gedeeltelijk haar hoofddoelstellingen heeft bereikt, wordt een volledige revisie overbodig geacht.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

De verordening is per 1 juni 2016 overgenomen in nationale wetgeving; de Wet Precursoren voor Explosieven (WPE). In aanvulling op de Europese maatregelen, is de mogelijkheid ingericht om nationaal (via een ministeriële regeling) de lijst met precursoren waarvoor een beperking geldt aan te vullen met chemicaliën wanneer het dreigingsbeeld daar aanleiding toe geeft. Hier is tot op heden geen gebruik van gemaakt.

Zoals bovenstaand beschreven, biedt de verordening lidstaten de mogelijkheid te kiezen uit drie diverse niveaus van beperkingen: verbod, registratiestelsel of vergunningstelsel. Nederland heeft gekozen voor een vergunningstelsel. Motivatie hiervoor was dat een registratiestelsel tot een te zware administratieve last voor marktdeelnemers zou leiden en een verbod mogelijk zou resulteren in manifestatie van handel buiten het zicht van autoriteiten.

De Nederlandse overheid heeft de taken in het beperken van beschikbaarheid van precursoren voor explosieven als volgt verdeeld:

  • NCTV: verantwoordelijk voor de WPE;

  • Samenwerking Nationale Politie en Belastingdienst: verantwoordelijk voor het Meldpunt Verdachte Transacties Chemicaliën;

  • Inspectie Leefomgeving en Transport: verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht op de uitvoering en handhaving van de WPE.

Al sinds de totstandkoming van de verordening wordt intensief contact onderhouden met vertegenwoordigers van marktsectoren die precursoren voor explosieven beschikbaar stellen, invoeren, bezitten en/of gebruiken (o.a. de chemische industrie, groothandels, distributie, detailhandel). In een nationale klankbordgroep die drie keer per jaar bijeen komt wordt informatie tussen de verantwoordelijke autoriteiten en de toeleveringsketen uitgewisseld om effectieve implementatie van de WPE te faciliteren. Een belangrijk terugkerend thema in deze overleggen is het vergroten van bewustwording over de wettelijke verplichtingen in de sectoren.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Nederland ondersteunt in het algemeen het initiatief voor herziening zodat meer harmonisatie van implementatie en voorziening in de geconstateerde tekortkomingen van de huidige verordening kan worden bereikt. In het bijzonder is er vanuit veiligheidsperspectief steun voor de uitbreiding van de lijst met precursoren waarvoor een beperking geldt en de aanscherping in de verplichting om meldingen van verdacht gedrag, vermissing en diefstal binnen 24 uur te doen. Tevens steunt Nederland beëindiging van het registratiestelsel, omdat dit bevorderlijk wordt geacht voor zowel het verhogen van veiligheid als het stimuleren van de interne marktwerking. Daarnaast is Nederland positief over de verduidelijking van de verplichting voor elke marktdeelnemer om de volgende marktdeelnemer in de toeleveringsketen te informeren over de aanwezigheid van precursoren voor explosieven. Ook de expliciete benoeming van verplichtingen voor internetondernemers wordt als een verbetering beoordeeld. Tot slot steunt Nederland de voorziening van de Commissie om middels een gedelegeerde handeling een precursor toe te kunnen voegen aan bijlage I van de verordening. Hierdoor kan snel worden ingespeeld op veranderingen in het dreigingsbeeld.

Een tekortkoming van de huidige verordening is de mogelijkheid dat alle rechtspersonen als marktdeelnemer worden beschouwd. Hierdoor kan, ongeacht noodzaak tot gebruik voor de bedrijfsvoering, toegang worden verkregen tot alle precursoren voor explosieven. Ter illustratie: dit betekent dat een notaris – zonder professionele behoefte – momenteel toegang heeft tot bijvoorbeeld waterstofperoxide. Nederland is daarom voorstander van de introductie van de term «professioneel gebruiker». Echter, Nederland is kritisch over de voorgestelde definitie vanwege de overlap met andere doelgroepen in de verordening. Het is onwenselijk dat invoering van een extra definitie leidt tot verminderd onderscheid tussen de doelgroepen. Tevens worden de verplichtingen voor marktdeelnemers omtrent verificatie van professioneel gebruik ontoereikend geacht, omdat slechts het stellen van twee vragen over beroep en beoogde toepassing verplicht wordt gesteld. Hierdoor kan een kwaadwillende middels het geven van sociaal wenselijke antwoorden op deze vragen alsnog precursoren voor explosieven verkrijgen. Dit probleem is vorig jaar ook besproken in een informele werkgroep, waarin Nederland samen met enkele andere lidstaten heeft gewerkt aan een voorstel voor de definitie en bijbehorende maatregelen omtrent professionele gebruikers van precursoren voor explosieven. Deze werkgroep heeft opgeroepen de invoering van de definitie te combineren met objectieve handhavingscriteria (zodat er meer verificatie is dan het stellen van vragen over beroep en beoogde toepassing). Het huidige voorstel voor herziening voldoet niet aan deze oproep en daarom pleit Nederland (wederom) voor aanpassing van de handhaving van professioneel gebruik.

In de Nederlandse wetgeving (WPE) is al een aantal extra voorwaarden opgenomen dat het legitieme gebruik door professionele gebruikers reguleert. Ondernemers moeten bij aankoop van precursoren voor explosieven niet alleen hun registratienummer bij de Kamer van Koophandel laten zien, maar ook de geregistreerde SBI-code. Deze code is sectorspecifiek en kan daarom als indicatie voor legitieme toepassing van een bepaalde stof dienen. Indien op EU-niveau slechts bovenstaande subjectieve beoordeling (het stellen van twee vragen over beroep en beoogde toepassing) van professioneel gebruik verplicht wordt gesteld, kan dit tot een verslechtering van de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven leiden. Een kwaadwillende zal in dit geval mogelijk kiezen voor aankoop in een andere lidstaat met minder beperkingen. Hierdoor is een level playing field niet gegarandeerd.

In het voorstel voor herziening van de verordening is opgenomen dat marktdeelnemers worden verplicht om gegevens over aankoop van precursoren voor explosieven door professionele gebruikers en boeren te verzamelen. Er wordt gesteld dat dit een bijdrage levert aan handhaving van de verordening en detectie van de illegale vervaardiging van explosieven. Nederland vindt de administratieve last voor de marktdeelnemers echter onnodig, omdat de mening over een meerwaarde voor het verhogen van de veiligheid niet wordt gedeeld. Het is namelijk niet aannemelijk dat de verantwoordelijke autoriteiten uit deze dataverzameling illegale vervaardiging van explosieven zal identificeren, omdat de productietijd van zelfgemaakte explosieven hiervoor te kort is.

De herziening introduceert verplichtingen voor lidstaten om training en bewustwording te organiseren. Er wordt vereist dat training wordt gegeven aan wetshandhavingsinstanties, eerstehulpverleners en douaneautoriteiten. Tevens dienen lidstaten minstens twee keer per jaar activiteiten ten behoeve van bewustwording te organiseren, gericht op de specifieke kenmerken van elke afzonderlijke betrokken private sector. In de huidige verordening ligt de verplichting voor het informeren van personeel over de wettelijke verplichtingen bij marktdeelnemers. Nederland heeft daarom de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in contact met vertegenwoordigers van marktsectoren en de ontwikkeling van diverse bewustwordingsproducten en -activiteiten. Hierbij is ingezet op generieke informatievoorziening vanuit de overheid en vertaling hiervan naar sectorspecifieke behoeften door marktdeelnemers. Hoewel Nederland het belang van het continueren van bewustwording onderschrijft, wordt het huidige voorstel waarin een sectorspecifieke last (2x per jaar) wordt opgelegd aan de publieke sector niet gesteund. De belasting voor de verantwoordelijke autoriteiten ten opzichte van de verplichtingen voor marktdeelnemers wordt als onevenredig beoordeeld. Er wordt ingeschat dat met de huidig beschikbare capaciteit bij de verantwoordelijke autoriteiten niet aan de eisen kan worden voldaan.

De Europese Commissie committeert zicht in het voorstel aan evaluatie van o.a. effectiviteit en relevantie van de herziening, maar wil dit pas doen na 6 jaar. Nederland beoordeelt deze termijn als te lang en stelt voor dat de Commissie eerder toetst of de beoogde doelen (deels) zijn behaald.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Bij eerdere consultaties en besprekingen over dit onderwerp heeft het merendeel van de lidstaten een voorkeur uitgesproken voor het nemen van maatregelen op EU-niveau. Over specifieke voorgestelde maatregelen bestaat verdeeldheid binnen de lidstaten. Er is door meerdere lidstaten verrast gereageerd op de ingrijpende wijzigingen die voorafgaand aan het voorstel niet eerder besproken zijn in de expert groep Standing Committee on Precursors. Verwachting is dat er meerdere Raadswerkgroepen over Technische Harmonisatie nodig zijn om tot overeenstemming over de herziening te komen.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 114 VwEU, op grond waarvan het Europees Parlement en Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure wetgevingsmaatregelen kunnen vaststellen voor de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en werking van de interne markt tot doel hebben.

Nederland is van mening dat de EU een bevoegdheid heeft om op te treden en kan zich vinden in de keuze voor de rechtsbasis.

b) Subsidiariteit

Nederland beoordeelt de subsidiariteit als positief en is van mening dat het voorliggende beleidsonderwerp op Europees niveau thuishoort. Het doel van het overwogen optreden, namelijk het harmoniseren van beperkingen en controles omtrent precursoren voor explosieven en voorziening in de geconstateerde tekortkomingen van de huidige verordening, kan vanwege de omvang en de gevolgen (o.a. grensoverschrijdende veiligheidseffecten en een gelijk speelveld voor bedrijven) onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt. De toegevoegde waarde van de voorgestelde maatregelen op EU-niveau is een verbeterde veiligheid en een soepel vrij verkeer van de gereguleerde stoffen.

c) Proportionaliteit

Nederland beoordeelt de proportionaliteit als positief, met een negatieve kanttekening. Het voorstel wijzigt de huidige verordening zodat er meer harmonisatie van implementatie en voorziening in de geconstateerde tekortkomingen van de huidige verordening kan worden bereikt. Een nieuwe verordening is het meest geschikte instrument om de huidige verordening te herzien.

Hoewel Nederland tijdens de onderhandelingen zal voorstellen specifieke definities en maatregelen aan te passen, worden de meeste maatregelen in de voorgestelde herziening geschikt geacht en staan deze evenredig tot het doel om de veiligheid te verbeteren en het vrije verkeer en interne marktwerking van precursoren voor explosieven te vergemakkelijken.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

Het voorstel heeft geen consequenties voor de EU-begroting.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

De voorgestelde herziening leidt tot (extra) handhavingskosten voor overheidsinstanties. In het impact assessment worden kosten voor overheidsdiensten geschat op ongeveer 5 miljoen euro bij invoering en tussen 8 en 18 miljoen euro per jaar. Nederland schat in dat de eis omtrent awareness actions ook tot extra kosten zal leiden. (Eventuele) budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Consequenties zullen vooral betrekking hebben op ondernemingen die door beperkingen aan het ter beschikking stellen van precursoren op de markt winst missen. Dit kan mogelijk een licht negatief effect hebben op de arbeidsmarkt. In het impact assessment zijn de kosten voor het bedrijfsleven in de hele EU geschat op 5 tot 25 miljoen euro na invoering, gevolgd door jaarlijkse kosten tussen 24 en 83 miljoen euro.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Het voorstel heeft gevolgen voor de regeldruk/administratieve lasten, omdat het marktdeelnemers verplicht om gegevens over aankoop van precursoren voor explosieven door professionele gebruikers en boeren te registreren. In de herziening wordt gesteld dat dit een bijdrage levert aan handhaving van het naleven van de verordening en detectie van de illegale vervaardiging van explosieven. Het betreft gegevens over [1] de handel, het bedrijf, het ambacht of het beroep van de potentiële klant; [2] het beoogde gebruik van de precursoren met beperkte explosieven door de potentiële klant; [3] naam en adres van de potentiële klant. Nederland vindt de administratieve lastenverhoging voor de marktdeelnemers onevenredig ten opzichte van het zeer geringe effect op het verhogen van de veiligheid.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

Verhoogde harmonisatie van beperkingen in de hele EU kan een positieve invloed hebben op de interne markt. Dit zal de concurrentiekracht van bedrijven verbeteren, omdat het bijdraagt aan een level playing field.

Zoals in het voorgaande beschreven, zal de Nederlandse concurrentiekracht mogelijk negatieve gevolgen ondervinden als de term «professioneel gebruiker» in andere lidstaten niet objectief zal worden gehandhaafd. Het feit dat Nederlandse wetgeving verificatie middels SBI-codering (zie pagina 6) verplicht stelt, kan een kwaadwillende doen besluiten aankopen te doen in een lidstaat met slechts de subjectieve handhavingscriteria uit het huidige voorstel voor herziening.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

De herziening van de verordening zou gevolgen kunnen hebben voor de bestaande nationale uitvoeringswetgeving, de Wet Precursoren voor Explosieven. Een voorstel voor de eventueel benodigde wetswijziging zal na aanneming van de herziene verordening worden ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De voorgestelde wijze van wijziging van de lijsten met precursoren waarvoor een beperking geldt, door middel van delegatie aan de Europese Commissie, werkt rechtstreeks door in de lidstaten. Daarmee kan in voorkomende gevallen een merkelijke versnelling (actualisering) worden bereikt.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

N.v.t.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Vanwege de noodzaak om in te spelen op het actuele dreigingsbeeld, dient de herziening een jaar na invoering te zijn geïmplementeerd. Nederland acht deze termijn haalbaar.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Twee jaar na de uiterste uitvoeringsdatum zal de Commissie een verslag indienen bij het Europees Parlement en de Raad om de stand van zaken van het initiatief te beoordelen. Een formele evaluatie van de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang en EU-meerwaarde van het kader zal zes jaar na de uiterste uitvoeringsdatum plaatsvinden. Nederland is van mening dat deze termijn te lang is en pleit voor een kortere evaluatietermijn.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

a) Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het voorstel vindt Nederland het van belang dat de definitie voor professioneel gebruiker nader wordt uitgewerkt in heldere criteria, waaruit volgt op welke wijze geverifieerd moet worden of een professionele gebruiker precursoren nodig heeft.

De verplichting om melding te maken van verdachte transacties vereist een sluitend voorraadbeheersysteem voor professionele gebruikers en boeren. Dit kan grote (administratieve) gevolgen hebben voor deze doelgroepen.

b) Handhaafbaarheid

De herziening van de verordening zal de handhaafbaarheid naar verwachting verbeteren, onder meer vanwege de verplichting tot meer onderlinge informatie-uitwisseling in de supply chain en de specificatie van verplichtingen voor online verkopers.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen implicaties voor ontwikkelingslanden.


X Noot
1

Verordening (EU) Nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven

X Noot
2

Nederland heeft gekozen voor de invoering van een vergunningstelsel.

Naar boven