22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1869 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2014

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zeven fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Richtlijn bevordering aandeelhoudersbetrokkenheid (Kamerstuk 22 112, nr. 1866)

Fiche 2: Aanbeveling over kwaliteit van de rapportage over corporate governance («pas toe of leg uit») (Kamerstuk 22 112, nr. 1867)

Fiche 3: Mededeling Innovatie in de blauwe economie (Kamerstuk 22 112, nr. 1868)

Fiche 4: Verordening gastoestellen

Fiche 5: Mededeling rol van de private sector in ontwikkeling (Kamerstuk 22 112, nr. 1870)

Fiche 6: Verordening verbod op visserij met drijfnetten (Kamerstuk 22 112, nr. 1871)

Fiche 7: Mededeling De Europese film in het digitale tijdperk (Kamerstuk 22 112, nr. 1872)

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Verordening gastoestellen

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende gastoestellen

Datum ontvangst Commissiedocument

12 mei 2014

Nr. Commissiedocument

COM(2014) 258

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/pressure-and-gas/files/gad/publ-cons-summary_en.pdf

Behandelingstraject (Europese) Raad

Het voorstel zal worden behandeld in de raad van het concurrentievermogen.

Eerstverantwoordelijk ministerie

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

  • a) Rechtsbasis

    Artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie

  • b) Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement

    Gewone wetgevingsprocedure, gekwalificeerde meerderheid in de Raad, medebeslissing Europees Parlement.

  • c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

    Het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om waar nodig uitvoeringshandelingen aan te nemen, om te zorgen dat deze verordening op uniforme wijze wordt toegepast ten opzichte van aangemelde instanties die niet (langer) voldoen aan de vereisten voor aanmelding. Deze uitvoeringshandelingen in verordening (EU)nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.

    Het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om waar nodig gedelegeerde handelingen aan te nemen in overeenstemming met artikel 290 VWEU, met betrekking tot de inhoud en vorm van de mededelingen van de lidstaten inzake de gasleveringsomstandigheden op hun grondgebied, zodat rekening kan worden gehouden met technische ontwikkelingen.

2. Samenvatting BNC-fiche

Het voorstel is feitelijk een omzetting van de nu geldende Gastoestellenrichtlijn (2009/142/EG) in een verordening. Tegelijkertijd worden enkele onduidelijkheden verhelderd en wordt de procedure voor het melden van wijzigingen in de nationale gassamenstelling aangepast. Daarnaast wordt de structuur aangepast aan Besluit 768/2008/EG (NWK-besluit; dit Besluit bevat een gemeenschappelijk kader voor de productharmonisatiewetgeving van de EU).

Richtlijn 2009/142 is in Nederland geïmplementeerd via de Warenwet. De richtlijn bood weinig ruimte voor interpretatie en is daardoor zonder aanvullende interpretatie opgenomen in onze nationale wetegeving. Omzetting van de richtlijn in een verordening zal daarom weinig tot geen invloed hebben op de nationale bewegingsruimte. Voor een goedwerkende interne markt voor gastoestellen is het van belang dat overal dezelfde eisen voor veiligheid en energieprestaties gelden. Europese samenwerking is hiervoor noodzakelijk. Nederland beoordeelt de subsidiariteit en proportionaliteit als positief.

Nederland kan het voorstel van de Commissie steunen. Hoewel de voordelen van de verordening ten opzichte van de richtlijn beperkt zijn leidt de omzetting toe een helderder structuur en past het beter bij de feitelijke werking van de Europese regelgeving.

3. Samenvatting voorstel

  • a) Inhoud voorstel

    Het voorstel is feitelijk een omzetting van de nu geldende Gastoestellenrichtlijn (2009/142/EG) in een verordening. De huidige richtlijn beoogt een fundamenteel veiligheidsniveau binnen de Unie te creëren, terwijl tegelijkertijd gestreefd wordt naar een gelijk speelveld. Tijdens de omzetting worden enkele onduidelijkheden verhelderd en wordt de procedure voor het melden van wijzigingen in de nationale gassamenstelling aangepast.

    Volgens de Commissie is omzetting van de richtlijn in een verordening noodzakelijk omdat dit leidt tot vereenvoudigde regelgeving en een beter geharmoniseerde markt, zonder dat daarbij het toepassingsgebied wordt gewijzigd. Ook biedt het voorstel de mogelijkheid om enkele noodzakelijke technische wijzigingen aan te brengen. Daarnaast geeft de Commissie aan dat omzetting van de richtlijn in een verordening voordelig is omdat deze in lijn gebracht kan worden met besluit 768/2008/EG (NWK-besluit). Het beleid voor Europese productregelgeving is in 2008 vastgelegd in het Nieuw wetgevingskader (NWK). Dit kader bestond uit ondermeer verordening (EG) nr. 765/2008 met eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en uit besluit nr. 768/2008/EG betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten. De stroomlijning aan het NWK omvat horizontale definities, stelt gelijke verplichtingen aan marktdeelnemers (fabrikanten, gemachtigden, importeurs en distributeurs) en voor traceerbaarheidseisen, harmoniseert conformiteitsbeoordelingsprocedures, scherpt de criteria voor aangemelde instanties aan, geeft eisen voor de aanmeldingsprocedure, stelt eisen aan de aanmeldende autoriteiten en geeft eenduidige regels voor de toepassing van de vrijwaringprocedure. Voorts wordt de verordening in lijn gebracht met de terminologie en bepalingen van het Verdrag van Lissabon. De bestaande comitéprocedures worden aangepast aan de procedure tot vaststelling van uitvoeringshandelingen en waar nodig de procedure tot vaststelling van gedelegeerde handelingen.

  • b) Impact assessment Commissie

    Uit de beoordeling van de Commissie blijkt dat er drie opties zijn om de richtlijn te herzien, namelijk niets doen, niet-wetgevende maatregelen nemen in de vorm van stimuleren van vrijwillige acties en het nemen van wetgevende maatregelen nemen. De derde optie heeft de voorkeur van de Commissie omdat dit doeltreffender is dan de tweede optie en dit geen significante kosten met zich meebrengt voor de marktdeelnemers en aangemelde instanties.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

  • a) Bevoegdheid:

    Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 VWEU, gelijk aan de bevoegdheid waar de nu geldende gastoestelrichtlijn vanuit gaat. Er is sprake van een gedeelde bevoegdheid (art. 4 lid 2 sub a VWEU). Dit is volgens Nederland de juiste rechtsgrondslag.

  • b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel:

    Subsidiariteit:

    Het Nederlandse oordeel ten aanzien van subsidiariteit is positief. Het probleem van inconsistenties tussen de richtlijn en het besluit kan alleen door de EU-wetgever worden opgelost. Ook de problemen die worden veroorzaakt door ongelijke uitvoering van de richtlijn (ongelijk speelveld) en het bijbehorende toezicht door de lidstaten kunnen alleen met een gecoördineerd optreden op EU niveau worden aangepakt zoals vastgelegd in besluit 768/2008/EG. Het voorstel is in lijn met wat in 2008 aan noodzakelijke maatregelen is overeengekomen tussen de Raad en het Europees Parlement over het Nieuw Wetgevingskader.

    Proportionaliteit:

    Het proportionaliteitsoordeel is ook positief. De voorgestelde aanpak (gelijktrekken definities en wijze van toezicht op producten en keuringsinstanties) gaat niet verder dan nodig is om het doel (harmonisatie van het op de markt aanbieden van gastoestellen) te bereiken.

  • c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen:

    Art.30 lid 4 van het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen vast te stellen om zo te komen tot een uniforme toepassing van de verordening ten aanzien van aangemelde instanties die niet of niet meer aan de vereisten voor hun aanmelding voldoen. Met de vaststelling van een uitvoeringshandeling kan de Commissie een aanmeldende lidstaat verzoeken om de nodige corrigerende maatregelen te nemen, en zo nodig de aanmelding in te trekken. Het gaat dus om de vaststelling van maatregelen van individuele strekking, waardoor uitvoering juridisch gezien voor de hand ligt. Nederland kan zich goed vinden in dit voorstel. Daarnaast acht Nederland de toepassing van de raadplegingsprocedure geschikt omdat dit in lijn is met art. 2 lid 3 van verordening 182/2011.

    Nederland kan het voorstel van de Commissie voor een bevoegdheid om waar nodig gedelegeerde handelingen aan te nemen in overeenstemming met artikel 290 VWEU, met betrekking tot de inhoud en vorm van de mededelingen van de lidstaten inzake de gasleveringsomstandigheden op hun grondgebied, zodat rekening kan worden gehouden met technische ontwikkelingen, steunen. Het betreft hier een bevoegdheid tot wijziging van bijlagen (bijlage II). Juridisch gezien ligt delegatie daarom voor de hand. Wel is Nederland van mening dat deze bevoegdheid niet voor onbepaalde tijd zou moeten zijn, maar voor een bepaalde tijd, hetgeen in lijn is met artikel 290 van het EU-werkingsverdrag.

5. Financiële implicaties en gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

  • a) Consequenties EU-begroting

    De omzetting van de richtlijn in een verordening heeft geen consequenties voor de EU begroting.

  • b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

    De financiële consequenties van het voorstel voor Rijksoverheid en decentrale overheden zijn beperkt. Uiteraard zal de nationale wetgeving aangepast moeten worden (de richtlijn en eventuele verwijzingen ernaar zullen moeten worden verwijderd) maar toezicht en handhaving blijven onveranderd. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

  • c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

    De financiële consequenties voor bedrijfsleven en overheden zijn eveneens beperkt. In de beginfase zullen ondernemingen mogelijk tijd en geld moeten steken in bekend worden met de regelgeving maar daar staat tegenover dat de nieuwe verordening mogelijk tot een eerlijker speelveld leidt in Europa waardoor de concurentiekracht toe kan nemen. Dit is dan ook in het voordeel van de consument.

  • d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger

    De gevolgen voor de regeldruk en administratieve lasten zijn zeer beperkt of afwezig. Zoals al eerder vermeld werd is de inhoud van de nieuwe verordening vergelijkbaar met die van de richtlijn; slechts de manier van doorwerking van de regelgeving wordt gewijzigd.

6. Implicaties juridisch

  • a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

    Omdat de gastoestellenrichtlijn wordt omgezet in een verordening die rechtstreeks zal werken in rechtsorde van de lidstaten, zal de nationale regeling waarin de richtlijn is geïmplementeerd moeten worden aangepast. Deze nationale regeling is het besluit gastoestellen.

  • b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

    De voorgestelde datum waarop de bepalingen van de verordening van toepassing worden ligt twee jaar en twintig dagen na de publicatie. Een uitzondering hierop bestaat uit de bepalingen van Hoofdstuk IV die zes maanden en twintig dagen na de publicatie van de verordening van toepassing worden. Hoofdstuk IV bevat bepalingen over conformiteitsbeoordelingsinstanties die door de lidstaten moeten worden aangewezen. Het kabinet acht de voorgestelde termijnen haalbaar.

  • c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

    Het voorstel bevat geen evaluatie- of horizonbepaling. Het kabinet acht dit vooralsnog niet noodzakelijk.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

  • a) Uitvoerbaarheid

    Het voorstel is uitvoerbaar; geen wijzigingen ten opzichte van de huidige situatie.

  • b) Handhaafbaarheid

    Het voorstel is handhaafbaar. De handhaafbaarheid verbetert doordat de verplichtingen aan marktdeelnemers en de traceerbaarheidseisen van producten eenduidig worden. De Commissie heeft het voorstel gedaan in de veronderstelling dat de nieuwe horizontale verordening Markttoezicht (BNC fiche, Kamerstuk 2012–2013, 22 112, nr. 1590) in werking is getreden als de verordening voor gastoestellen in werking treedt. De onderhandeling over deze verordening is echter nog niet afgerond en het is niet met zekerheid te zeggen of de horizontale verordening voor het markttoezicht op producten in werking kan gaan treden voordat het voorstel voor een verordening voor gastoestellen in werking zal treden. In dat geval zullen de referentie artikelen over markttoezicht uit besluit 768/2008 alsnog in de verordening voor gastoestellen moeten worden toegevoegd.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Doordat producenten in derde landen voortaan, vanwege de verordening, aan Unie-brede eenduidige procedures en administratieve vereisten moeten voldoen, kan het voorstel door deze stroomlijning bijdragen aan een betere markttoegang voor ontwikkelingslanden.

9. Nederlandse positie

Nederland kan het voorstel tot omzetting van de richtlijn in een verordening steunen. Hoewel de voordelen van de verordening ten opzichte van de richtlijn voor Nederland beperkt zijn leidt de omzetting tot een helderder structuur en past het beter bij de feitelijke werking van de Europese regelgeving. De geldende richtlijn wordt in Nederland feitelijk al als een verordening geïnterpreteerd. Aangezien dit niet in alle lidstaten het geval is zal een verordening bijdragen aan een verbetering van de werking van de interne markt voor gastoestellen.

Door stroomlijning van de verordening met het nieuwe wetgevingskader moeten producenten, importeurs en distributeurs voldoen aan eenduidige eisen en wordt de traceerbaarheid van producten aangescherpt. Hierdoor ontstaat een eenduidiger kader en kan het markttoezicht efficiënter worden uitgevoerd. Er ontstaat een gelijker speelveld in de markt. Nederland zet zich er voor in dat voor de terminologie, de vertaling naar het Nederlands en de toepassing van de procedures tot vaststelling van uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen in dit voorstel zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de reeds aangenomen 9 Europese richtlijnen voor producten (Kamerstuk 2011–2012, 22 112, nr. 1304) die al in lijn zijn gebracht met besluit 768/2008/EG en het Verdrag van Lissabon.

De artikelen over markttoezicht op producten uit besluit 768/2008 zijn door de Commissie niet opgenomen in het voorstel. De reden is dat er tevens een horizontale verordening voor het markttoezicht op producten in onderhandeling is (zie BNC fiche, Kamerstuk 2012–2013, 22 112 nr. 1590). De onderhandeling over deze verordening is echter nog niet afgerond en het is niet met zekerheid te zeggen of het mogelijk is dat de horizontale verordening voor het markttoezicht op producten in werking kan gaan treden voordat het voorstel voor een verordening gastoestellen in werking zal treden. Om die reden is het kabinet van mening dat indien nodig de artikelen over markttoezicht uit besluit 768/2008 alsnog moeten worden ingevoegd als blijkt dat het voorstel voor een verordening persoonlijke beschermingsmiddelen eerder vastgesteld kan gaan worden dan de verordening markttoezicht op producten.

De verordening gaat net als de bestaande richtlijn uit van een systeem waarbij lidstaten hun gasleveringsomstandigheden moeten melden zodat fabrikanten hier in de ontwerpfase rekening mee kunnen houden. Nederland steunt dit stelsel aangezien hiermee de vrijheid van lidstaten in bepaling van de gasleveringsomstandigheden in stand wordt gehouden.

Naar boven