22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1665 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juli 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zeven fiches aan te bieden die werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Wijziging richtlijn met verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op het gebied van belastingen (Kamerstuk 22 112, nr. 1662)

Fiche: Mededeling en aanbeveling Europees horizontaal kader voor collectief verhaal (Kamerstuk 22 112, nr. 1663)

Fiche: Richtlijn privaatrechtelijke handhaving van het mededingingsrecht (Kamerstuk 22 112, nr. 1664)

Fiche: Mededeling actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa

Fiche: Verordeningen gemeenschappelijk Europees luchtruim en Europees Agentschap voor luchtvaartveiligheid (Kamerstuk 22 112, nr. 1666)

Fiche: Mededeling over follow-up van mkb-raadpleging over EU-regelgeving (Kamerstuk 22 112, nr. 1667)

Fiche: Verordening verstrekking en kwaliteit van statistieken voor de MEOP (Kamerstuk 22 112, nr. 1668)

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Mededeling actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Mededeling: Actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa.

Datum ontvangst Commissiedocument

12 juni 2013

Nr. Commissiedocument

COM (2013) 407

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad

Raad voor Concurrentievermogen

Eerstverantwoordelijk Ministerie

Economische Zaken

2. Essentie voorstel

De Commissie concludeert dat de Europese staalindustrie wordt getroffen door een door de economische crisis dalende vraag en een wereldwijde overcapaciteit. Tegelijkertijd wordt zij met hoge energieprijzen geconfronteerd en zijn er investeringen nodig om duurzaam en innovatief te kunnen produceren. De Commissie stelt dat de vraag naar staal in Europa momenteel 27% lager ligt dan vóór de crisis en dat de werkgelegenheid in de sector tussen 2007 en 2011 met 10% is gedaald. De Commissie constateert dat de EU nog steeds de op een na grootste staalproducent ter wereld is, met een output van meer dan 177 miljoen ton staal per jaar, waarmee zij goed is voor 11% van de mondiale productie. Er werken in deze EU-sector meer dan 360.000 mensen.

Volgens de OESO zal de mondiale vraag naar staal tegen 2025 naar verwachting met 2,3 miljard ton zijn gestegen. Deze vraag zal vooral van de bouw-, de vervoer- en de machinebouwsector, met name in de opkomende economieën, afkomstig zijn. Dat de staalindustrie in de EU ten volle van deze concurrerende markt kan profiteren, acht de Commissie van vitaal belang.

In deze mededeling wordt bekeken waar en hoe bestaand beleid beter kan bijdragen aan het concurrentievermogen van de staalindustrie. De actielijnen uit de mededeling zijn:

  • 1. Het juiste regelgevingskader

  • 2. Stimuleren van de vraag naar staal

  • 3. Een gelijk speelveld op internationaal niveau

  • 4. Beleid voor energie, klimaat, hulpbronnen- en energie-efficiëntie gericht op versterking van het concurrentievermogen

  • 5. Innovatie

  • 6. Sociale dimensie: herstructurering en behoefte aan vaardigheden

De Commissie zet in op slimme regelgeving en het in kaart brengen van zware lasten, incoherentie, inconsequenties, leemten of ondoeltreffende maatregelen, van zowel bestaand beleid als nieuwe beleidsvoorstellen. Ter ondersteuning van de vraag naar staal in de voor staal belangrijke afnemende sectoren verwijst de Commissie naar de initiatieven «Cars 2020» en «Sustainable Construction ’22».

De Commissie wil ter bevordering van een gelijk speelveld op internationaal niveau doorgaan met haar agenda voor de liberalisering van het handelsdefensieve instrumentarium en doorgaan met de monitoring van de ontwikkeling van de invoer van staal («prior surveillancesysteem») en bij het afronden van bilaterale akkoorden zorgen voor een goede effectbeoordeling. De Commissie zet in op verdere diplomatie ten behoeve van de beschikbaarheid van grondstoffen en het innovatiepartnerschap voor grondstoffen. De Commissie wil proactief blijven werken aan transparante en eerlijke handel in staal, energiegrondstoffen, ijzererts, cokes en essentiële grondstoffen voor de staalkwaliteit, net als secundaire markten in de vorm van schroot. De Commissie zal een wetsvoorstel doen betreffende inspecties en controles van (illegale schroot) afvaltransporten.

De Commissie wil een regelgevingsklimaat scheppen dat gunstig is voor duurzame groei door een analyse te maken van de opbouw van, en de bepalende factoren voor, de energieprijzen in de verschillende lidstaten. Ook wil ze een analyse maken van de impact van het emissiehandelssysteem op de elektriciteitsprijzen in de EU. De Commissie wil dat het risico op koolstoflekkage op open en transparante wijze wordt beoordeeld. In het EU-2030 beleidskader voor het klimaat wil de Commissie rekening houden met kostenefficiëntie en mogelijke gevolgen voor de kosten voor de industrie, het internationale concurrentievermogen, de specifieke kenmerken van bepaalde industrieën en de voortgang op het gebied van de mondiale onderhandelingen in verband met klimaatverandering. Daarbij wil ze niet vooruitlopen op de openbare consultatie van het groenboek «Een kader voor het klimaat- en energiebeleid voor 2030». De Commissie wil beoordelen hoe de inkomsten uit het emissiehandelssysteem kunnen worden gereserveerd en ingezet voor de financiering van klimaatgerelateerde doelstellingen, met inbegrip van het inzetten van nieuwe en innovatieve technologieën in de energie-intensieve industrieën en nodigt de lidstaten uit de inkomsten hiervoor te oormerken. De Commissie nodigt de lidstaten uit de gevolgen van alle nationale maatregelen op de energieprijs voor de energie-intensieve industrie te beoordelen. Daarbij nodigt de Commissie de lidstaten uit om de inspanningen te intensiveren om de bestaande kloof van gemiddelde energieprijzen- en kosten tussen de EU-industrie en haar belangrijkste concurrenten te verminderen door versterking van de marktwerking en verbetering van de zekerheid van de energievoorziening in de energiesector.

De Commissie zal ondersteuning overwegen in het kader van Horizon 2020 voor nieuwe technologieën voor schonere, energie-efficiëntere technologieën met een beter gebruik van hulpbronnen, internationaal samenwerken in «upstream» onderzoeksprojecten en financiële steun meer richten op de opschaling en testfase in plaats van uitsluitend op de onderzoeksfase. De Commissie zal in het kader van het Europees innovatiepartnerschap inzake grondstoffen (EIP) alle opties voor innovatiebevordering in de staalindustrie langs de waardeketen van grondstoffen, inclusief recycling, onderzoeken.

De Commissie zet in op ontwikkeling van vaardigheden, kennis en werkgelegenheid, waarin ontwikkeling van vaardigheden en werkgelegenheid in de staalindustrie bij elkaar komen en waarbij ook aandacht is voor energiebesparingsvaardigheden. Hiervoor wil de Commissie een Europese vaardighedenraad voor de staalindustrie stimuleren, actieve scholing en leven lang leren ondersteunen en op uitdrukkelijk verzoek van vakbonden en/of nationale autoriteiten een internationale taskforce in het leven te roepen om het gebruik van EU-fondsen in gevallen van aanzienlijke inkrimping of sluiting te stroomlijnen. Ook wil de Commissie dat bij de toekenning van EU-steun in het kader van Horizon 2020 en structuurfondsen aan het beginsel van regionale slimme specialisatie wordt vastgehouden.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Bevoegdheidsvaststelling

De mededeling richt zich op het versterken van het concurrentievermogen en duurzaamheid van de Europese staalindustrie. Er is sprake van een aanvullende bevoegdheid van de Unie ten aanzien van industriebeleid (artikel 6 onderdeel b VWEU). Daarnaast worden in de mededeling maatregelen aangekondigd waarbij sprake is van de uitoefening van bevoegdheden ten aanzien van de interne markt, milieu en energiebeleid. Dit zijn gedeelde bevoegdheden (artikel 4, onderdelen a, e, g en i VWEU). De aangekondigde handelspolitieke inzet behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de EU (zie artikel 3, eerste lid, onderdeel e VWEU). De financiële bijdragen van de EU via het ESF met het oog op ondersteuning van omscholing en opleiding, vallen onder de gedeelde bevoegdheid van de EU (zie artikel 4, tweede lid, onderdeel c VWEU). Hetzelfde geldt voor de programma’s voor onderzoek en technologische ontwikkeling (zie artikel 4, derde lid, VWEU).

Subsidiariteit

Nederland acht industriebeleid primair de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Het Commissievoorstel legt de nadruk op die aspecten waar de Europese Unie een toegevoegde waarde heeft, namelijk Europese strategiebepaling, samenwerking, ondersteuning door de Europese Investeringsbank en monitoring gelet op de mondiale concurrentie in de staalindustrie. De Nederlandse grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit van de mededeling luidt dan ook positief.

Proportionaliteit

Nederland ondersteunt de doelstelling van de Commissie om het concurrentievermogen van de Europese industrie te versterken. De aanbevelingen van de Commissie richten zich op die aspecten die het beste op Europees niveau kunnen worden geregeld, waaronder het monitoren van de mondiale staalimporten, inspecties en controles van (illegale schroot) afvaltransporten, analyse van de impact van het emissiehandelssysteem op de Europese energieprijzen en het ondersteunen van demonstratieprojecten voor schonere, energie-efficiëntere technologieën. Deze aanbevelingen laten voldoende ruimte voor nationale besluiten en staan inhoudelijk in juiste verhouding tot de na te streven doelen. De grondhouding ten aanzien van proportionaliteit is dan ook positief. Wel plaatst Nederland een kanttekening bij het voorstel van de Commissie om te beoordelen hoe de inkomsten uit het emissiehandelssysteem kunnen worden gereserveerd en ingezet voor de financiering van klimaatgerelateerde doelstellingen. Nederland is van mening dat deze veilingopbrengsten aan de lidstaten toekomen.

Financiële consequenties

Deze mededeling heeft geen directe financiële gevolgen. Nederland is van mening dat de eventuele Europese middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Europese Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Eventuele budgettaire gevolgen voor de Nederlandse overheid zullen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

Inschatting van de gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

Voor regeldruk en administratieve lasten geldt dat de voorstellen in de mededeling grotendeels gericht zijn op het terugdringen daarvan. Nederland is positief over de aandacht die de Commissie in de mededeling schenkt aan de kwaliteit van regelgeving in de verschillende fasen van het beleids- en wetgevingsproces voor de staalindustrie, in lijn met de Smart Regulation agenda van de Europese Commissie.

Nederland is ook positief over het opnemen van cumulatieve effecten en «competitiveness proofing». Nederland ondersteunt de plannen van de Commissie om de administratieve lasten van wet -en regelgeving op het terrein van energie en klimaat in kaart te brengen, waarbij de resultante zou moeten zijn dat de concurrentiekracht wordt verbeterd. Daarbij vraagt Nederland vooral aandacht voor het in kaart brengen van de inhoudelijke nalevingskosten, inclusief toezicht- en inspectielasten voor de staalindustrie en in het bijzonder de Europese verordening voor chemische stoffen, Reach (Regulation on Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals, 2007).

4. Nederlandse positie over de mededeling

Een competitieve staalindustrie in Europa is van groot belang voor Europa en voor Nederland en de aandacht vanuit de Commissie hiervoor wordt breed gedragen in diverse lidstaten. Hoewel Nederland het industriebeleid een primaire bevoegdheid van de lidstaten acht, staat Nederland in zijn geheel genomen positief tegenover deze mededeling. Nederland maakt zich sterk voor een vrije markt en zal dit ook bij de verdere uitwerking blijven doen.

De mededeling geeft een beschrijving hoe bestaand beleid beter kan bijdragen aan het versterken van het concurrentievermogen van de staalindustrie. De Commissie hanteert daarbij terecht het principe dat de staalindustrie zelf de primaire verantwoordelijkheid heeft om de problemen het hoofd te bieden. Beleid dat hiervoor de randvoorwaarden schept is primair een nationale verantwoordelijkheid en moet zich met name richten op het verbeteren van het vestigingsklimaat, versterken van innovatie en het verbeteren van de duurzaamheid binnen deze sector. Acties op EU niveau moeten daarbij aanvullend op het nationale beleid zijn, met ondersteunende rollen van lokale en regionale overheden op hun respectievelijke terreinen van bevoegdheid. De focus moet hierbij liggen op het realiseren van een omgeving waarin de staalindustrie wereldwijd kan concurreren en een nieuwe generatie staalproducten kan ontwikkelen voor essentiële sectoren in Europa. De door de Commissie geformuleerde acties op EU-niveau zijn daarbij aanvullend op het nationale beleid en richten zich, conform de Nederlandse inzet, met name op het versterken van de interne markt, het verlagen van administratieve lasten, het verbeteren van de toegang tot financiering, het stimuleren van onderzoek en innovatie en het creëren van open markten. Nederland onderschrijft het belang van de staalindustrie en deelt de zes genoemde actielijnen uit de mededeling:

1. Het juiste regelgevingkader

Nederland onderschrijft de agenda voor slimme regelgeving van de Commissie en staat positief tegenover het feit dat de Commissie vastbesloten is om zware lasten, incoherentie, inconsequenties, leemten of ondoeltreffende maatregelen in kaart te brengen. Ook onderschrijft Nederland het voornemen van de Commissie voor het in kaart brengen van alle gevolgen van nieuwe beleidsvoorstellen zoals aangekondigd in het kader van effectbeoordelingen vooraf. Nederland acht het van belang dat hierbij tevens aandacht is voor het meten van de nalevingskosten.

2. Stimuleren van de vraag naar staal

Nederland herkent dat de vraag naar staal in belangrijke mate afhankelijk is van de economische en financiële status van enkele voorname staalafnemende sectoren zoals de bouw en de automobielindustrie. Deze twee zijn in het bijzonder getroffen door vraaguitval de afgelopen jaren. Om het concurrentievermogen van deze sectoren te versterken heeft de commissie eerder de initiatieven «Cars 2020» en «Sustainable Construction ’22» gepresenteerd. Nederland staat positief tegenover het in samenhang bezien van de gehele keten. De Nederlandse reactie op de genoemde voorstellen is aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 22 112, nrs. 1523 en 1490).

3. Een gelijk speelveld op internationaal niveau

De EU is een open markt. Nederland kan verdere ontwikkeling van diplomatie ten behoeve van de beschikbaarheid van grondstoffen en het innovatiepartnerschap voor grondstoffen steunen. Wat betreft het handelsdefensieve instrumentarium (Trade Defense Instruments, TDI's) zet Nederland in, zoals aangegeven in reactie op de mededeling daarover, op een daadwerkelijk moderner beleid en verzet zich tegen onder andere afzwakking van de regel van het lager recht (Kamerstuk 22 112, nr. 1619). Nederland is van mening dat vasthouden aan monitoring van staalimport ondanks het aflopen van het «prior surveillancesysteem» kan bijdragen aan een beter beeld van de handelsontwikkeling op internationaal niveau. Het monitoren zou door de Commissie moeten gebeuren zonder extra inzet van de lidstaten en niet ten koste moeten gaan van de inzet van de Commissie op andere dossiers. Het voorstel om bij afronding van bilaterale akkoorden te zorgen voor een goede effectbeoordeling kan Nederland steunen.

Nederland acht het van toenemend belang dat de EU in nauwe afstemming met de lidstaten proactief blijft werken aan transparante en eerlijke handel, niet alleen voor staal, maar in het bijzonder ook voor energiegrondstoffen, ijzererts, cokes en essentiële grondstoffen voor de staalkwaliteit, evenals secundaire markten in de vorm van schroot. Nederland verwelkomt het aangekondigde voorstel op het gebied van inspecties en controles van (illegale schroot) afvaltransporten.

4. Beleid voor energie, klimaat, hulpbronnen- en energie-efficiëntie ter versterking van het concurrentievermogen

Nederland is voorstander van een sterk geïntegreerde Europese energiemarkt. Een goed functionerende Europese energiemarkt is de beste manier om het concurrentievermogen van de Europese energie-intensieve industrie te versterken. De afgelopen jaren zijn belangrijke stappen gezet die bijdragen aan een sterke interne energiemarkt. Met het derde energiepakket, het infrastructuurpakket en de richtlijnen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie zijn duidelijke kaders en voorwaarden geschapen waarbinnen de markt haar werk kan doen. Het is belangrijk dat Europese overheden de implementatie en uitwerking van deze wetgeving voortvarend oppakken en waar relevant streven naar een steeds meer gemeenschappelijk beleid. Nationale beleidsmaatregelen om bijvoorbeeld de leveringszekerheid te waarborgen mogen de interne energiemarkt niet ondermijnen en lidstaten moeten hun beleid zo veel mogelijk onderling afstemmen om negatieve grensoverschrijdende effecten te voorkomen. Verder is het cruciaal dat de subsidiesystemen voor duurzame energie beter op elkaar worden afgestemd en dat in Europa hernieuwbare energie volledig deel gaat uitmaken van de markt en zo snel mogelijk op eigen kracht gaat concurreren met fossiele energie. Daarnaast zijn investeringen in interconnectiecapaciteit nodig en is het van belang dat marktsystemen tussen lidstaten worden geïntegreerd zodat prijzen tussen lidstaten convergeren. Nederland bereidt daarom samen met Duitsland een nieuwe interconnector voor, Doetinchem-Wesel. Daarnaast zet Nederland zich, samen met andere deelnemende lidstaten, in internationaal verband in om een zogenaamde »flow-based marktkoppeling»1 en een goed werkende regionale intra-daymarkt in te voeren.

De Commissie nodigt de lidstaten uit om in kaart te brengen wat de effecten van belastingen en (net)tarieven zijn op de energieprijzen van de energie-intensieve industrie. Nederland heeft dit kort geleden gedaan. De Commissie signaleert dat er grote verschillen bestaan tussen lidstaten op dit gebied. De Nederlandse energie-intensieve industrie staat daarom onder druk. Nederland verwelkomt dan ook het onderzoek van de Europese Commissie naar de opbouw van energieprijzen binnen en buiten Europa.

Nederland onderschrijft het belang van een gelijk speelveld voor de energie-intensieve sectoren en wil een «race to the bottom» tussen lidstaten voorkomen. Dit geldt in het bijzonder voor de nettarieven die de energie-intensieve industrie betaalt. Nederlandse bedrijven ondervinden op dit moment bijvoorbeeld een concurrentienadeel ten opzichte van Duitse concurrenten omdat die aanzienlijk lagere nettarieven betalen. Nederland nodigt de Commissie daarom uit om met een duidelijk kader hiervoor te komen.

Om op wereldniveau te blijven concurreren, zal de energie-intensieve industrie haar energie-efficiëntie moeten blijven verbeteren. Bij het bepalen van het klimaat- en energiebeleid moet daar vanuit worden gegaan. Dat beleid moet voor internationaal concurrerende bedrijven streven naar een level playing field, inclusief prikkels voor innovatie. Nederland is van mening dat de belangrijkste prikkel voor het uitvoeren van grootschalige demonstratieprojecten en de uiteindelijke toepassing ervan vooral is gelegen in het versterken van het ETS-systeem, waardoor een hogere CO2-prijs ontstaat. Dit maakt investeringen in CO2-opvang eerder rendabel.

Nederland is geen voorstander van het oormerken van de inkomsten van ETS en bepaalt graag zelf hoe deze middelen in te zetten.

Nederland is van mening dat er aansluiting moet zijn tussen de CO2-benchmarks zoals gehanteerd voor allocatie van emissierechten en het onderzoek naar normen voor de beoordeling van broeikasgasemissies door het Europees Comité voor normalisatie en dat overlap moet worden vermeden.

Ten aanzien van de klimaataspecten zoals genoemd in de mededeling, verwijst Nederland naar zijn kabinetsreactie op het Europese Groenboek «Een kader voor het klimaat- en energiebeleid voor 2030» welke separaat aan de Kamer zal worden verzonden, en de kabinetsreactie op de consultatieve mededeling van de Commissie «De internationale overeenkomst inzake klimaatverandering van 2015» (Kamerstuk 22 112, nr. 16).

5. Innovatie

Het kunnen beschikken over geavanceerde technologieën is essentieel voor de concurrentiekracht van de Nederlandse en Europese staalsector.

Met betrekking tot innovatie staat Nederland positief tegenover de plannen van de Commissie. Het doorzetten van onderzoek naar doorbraaktechnologieën kan Nederland steunen. Kleinschalige projecten moeten daarbij mogelijk blijven, zoals ook wordt aangegeven door de Commissie. Voor innovaties acht Nederland het van groot belang dat zowel het midden- en kleinbedrijf als kennisinstellingen toegang kunnen blijven houden tot het instrumentarium van de Commissie. Nederland wil daarbij ruimte voor projecten gericht op de ontwikkeling van nieuwe materialen en staalsoorten, op de verbetering van en het zoeken naar alternatieve productieprocessen en op de opvang van CO2. Nederland zou ook graag expliciete aandacht zien voor alternatieve, milieuefficiënte productieprocessen, aansluitend op de vervolgontwikkeling van ULCOS2 en het HIsarna-project als onderdeel daarvan.

Ook de plannen voor grootschalige demonstratieprojecten en de voorgestelde combinatie met andere instrumenten kan Nederland steunen. De inzet van de structuurfondsen ondersteunt Nederland, zolang dit innovatieve projecten betreffen binnen de opgestelde «Smart Specialisation Strategies» van de regio’s. De programma’s hiervoor worden in Nederland geschreven door partners en overheden in de regio. Deze programma’s richten zich op innovatie en het werken naar een koolstofarme economie. Nederland staat positief tegenover het gebruik van Europese kredieten en garanties van bijvoorbeeld de Europese Investeringsbank (EIB) en het ondersteunen van projecten op het gebied van CO2-opvang vanuit Horizon 2020.

Nederland erkent het belang van stimuleren van innovatie binnen de staalsector en de rol van de overheid en doet dit in het kader van het bedrijvenbeleid, inclusief de topsectoren. De staalsector heeft een belangrijke rol binnen de topsector High Tech Systemen en Materialen en het «High Tech Materials»-onderzoek in Nederland.

6. De sociale dimensie: herstructurering en behoeften aan vaardigheden

Nederland ondersteunt en onderstreept het belang van een sterk arbeidsmarktbeleid om ervoor te zorgen dat werknemers uit door de recessie getroffen sectoren aan het werk blijven of komen. Nederland hecht daarbij aan een sterke betrokkenheid van de sociale partners. Nederland is wel van mening dat arbeidsmarktbeleid vooral nationaal beleid is waarbij de lidstaten aan zet zijn. Nederland heeft de voorkeur het sociaal beleid en werkgelegenheidsbeleid zoveel mogelijk generiek vorm te geven. In Nederland zelf zetten we hierbij in op de duurzame inzetbaarheid van werknemers te verbeteren en doorstroming op de arbeidsmarkt te bevorderen.

In de mededeling wordt het belang van actieve scholing en een leven lang leren benadrukt. In het Nederlands beleid ten aanzien van het beroepsonderwijs wordt onderkend dat de opleiding van (toekomstige) werknemers beter moet aansluiten op de arbeidsmarkt. Het Nederlandse beleid om de kwaliteit van het middelbaar beroepsonderwijs te verbeteren is vastgelegd in het actieplan «Focus op vakmanschap». Tevens is onlangs het Techniekpact afgesloten. Het pact moet de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt in de technieksector verbeteren en daarmee het tekort aan technisch personeel terugdringen. Een ander relevant onderdeel van het onderwijsbeleid is het inzichtelijk maken van competenties verworven via niet-formeel en informeel leren voor het bevorderen van mobiliteit op de arbeidsmarkt. Nederland is in Europa één van de koplopers op het terrein van validering. De overheid werkt op dit moment met sociale partners aan het verder verbeteren van het systeem voor validering3.

In aanvulling op het generiek beleid heeft de regering voor de periode 2014–2015 600 miljoen euro gereserveerd voor plannen ter versterking van de sectorale arbeidsmarkt waarvoor plannen kunnen worden ingediend, ook door de staalsector.

Nederland zet de structuurfondsen vooral in op het bevorderen van duurzame inzetbaarheid van werkenden en re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Volgend op afronding van de onderhandelingen met het Europees Parlement wat betreft het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) kan mogelijk ook de Nederlandse Staalsector aanvragen doen binnen dit fonds. Dit laat onverlet het Nederlandse standpunt dat werkgelegenheid in eerste instantie een aangelegenheid is van nationale overheden. In dit licht en gezien de generieke vormgeving van het arbeidsmarktbeleid, is Nederland geen voorstander van een speciale financieringsmaatregel binnen het Europees Sociaal Fonds (ESF) voor de staalsector.

Nederlands steunt de aandacht voor slimme regionale specialisatie bij de inzet van structuurfondsen. Echter middelen vanuit Horizon 2020 moeten worden gericht op Europese samenwerkingsprojecten op het vlak van onderzoek en innovatie ten behoeve van de excellentie kennisbasis opbouw en hebben geen regionale focus.

Toezicht en beheer op het actieplan.

Nederland steunt de door de Commissie voorgestelde overlegstructuur gericht op informatie-uitwisseling, dialoog en uitwisseling van goede voorbeelden tussen de belanghebbenden, ter ondersteuning van de Europese staalsector.


X Noot
1

Het Flow Based systeem wijst de interconnectieacapaciteit toe op basis van vraag en aanbod op de gekoppelde markten én de fysieke mogelijkheden per verbinding. Hierdoor kan de marktvraag voor (schaarse) interconnectiecapaciteit beter worden ingevuld dan met de huidige vorm van toewijzing door de netwerkbeheerders.

X Noot
2

ULCOS: Ultra-Low Carbon dioxide (CO2) Steelmaking, een consortium van 48 Europese bedrijven en organisaties uit 15 landen die gezamenlijk een onderzoek- en ontwikkeltraject uitvoeren gericht op vermindering van de CO2-uitstoot met 50% ten opzichte van de beste route van het moment. HIsarna is een belangrijke technologie binnen ULCOS om de CO2-uitstoot bij het maken van staal te verminderen. Het eerste proefproject is ondersteund door de EU en de Nederlandse overheid.

X Noot
3

Zie kamerbrief d.d. 4 juli « Validering van non-formeel en informeel leren», Kamerstuk 30 012, nr. 40

Naar boven