30 012 Leven Lang Leren

Nr. 40 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2013

In mijn brief van 3 december 2012 (Kamerstuk 30 012, nr.38) met de beleidsreactie op de uitkomsten van het inspectierapport «Examencommissies en ervaringscertificaten. Over evc in het mbo en het hbo», heb ik een set van korte termijn maatregelen aangegeven ter verbetering van de kwaliteitsborging in het huidige evc-stelsel. Die zijn inmiddels ter hand genomen. Tevens heb ik toegezegd met een voorstel te komen voor een toekomstbestendige inrichting van het stelsel voor erkenning van verworven competenties (evc).

Als bijlage stuur ik u het voorstel «Validering van leerresultaten uit non-formeel en informeel leren1. Voorstel voor een toekomstbestendige inrichting.» van de convenantpartners EVC, te weten Stichting van de Arbeid en de Ministeries van Economische Zaken, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Samen met mijn collega’s van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderschrijf ik het voorstel en stuur ik deze brief.

Totstandkoming van het voorstel

Om tot een breed gedragen oplossing voor de problemen met evc (te weten: het gebruik, de kwaliteit en de effectiviteit) voor de lange termijn te komen heb ik de convenantpartners EVC gevraagd met een gezamenlijk voorstel te komen. Hiertoe hebben zij in februari 2013 een brede bezinningsbijeenkomst georganiseerd, waarin alle stakeholders, zoals evc-aanbieders, beoordelende organisaties, mbo- en hbo-instellingen en de Inspectie van het Onderwijs, input konden leveren. De convenantpartners hebben de resultaten van deze bijeenkomst benut voor het nu voorliggende voorstel. In mei 2013 heeft een achterbanraadpleging plaatsgevonden waaruit een breed draagvlak voor het voorstel bleek.

Inhoud van het voorstel: een systeem van validering met twee routes

Het voorstel beschrijft een systeem met twee routes:

  • 1. validering van leerresultaten voor loopbaandoelen met betrekking tot de arbeidsmarkt en non-formele scholing (branchestandaarden);

  • 2. validering van leerresultaten voor loopbaandoelen wat betreft formeel onderwijs (middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs diploma’s).

Binnen en tussen deze twee routes zijn, afhankelijk van het gewenste loopbaandoel van de deelnemer, verschillende individuele trajecten mogelijk.

Route 1: validering van leerresultaten voor loopbaandoelen met betrekking tot de arbeidsmarkt en non-formele scholing (branchestandaarden).

Eén van de instrumenten voor validering is het ervaringscertificaat waarbij behaalde leerresultaten worden afgezet tegen met name branchestandaarden en beroepscompetentieprofielen. Ook wordt de mogelijkheid behouden om Crebo- en Croho-standaarden te benutten voor ervaringscertificaten. Er kunnen, net als nu het geval is, geen rechten op verzilvering binnen het formele onderwijs aan worden ontleend. Daarnaast worden andere instrumenten en methoden voor validering (bijvoorbeeld e-portfolio en ervaringsprofiel), andere typen arbeidsmarktrelevante standaarden en gebruiksdoelen in kaart gebracht. Dat kan ertoe leiden dat deze aanvullende instrumenten en methoden voor validering en typen standaarden in route 1 worden ingepast. Er moet daarbij worden bepaald hoe de kwaliteit ervan extern geborgd kan worden en wie daarvoor verantwoordelijk zijn. De instrumenten binnen deze route worden met name toegepast voor direct gebruik op de arbeidsmarkt om loopbaandoelen zoals arbeidsmobiliteit te realiseren.

Route 2: validering van leerresultaten voor loopbaandoelen betreffende formeel onderwijs (middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs diploma’s).

Deze validering vindt plaats door zowel bekostigde als niet-bekostigde onderwijsinstellingen, aan de poort van het formele onderwijs en aan de hand van Crebo- en Croho-standaarden. Hierbij gelden de formele, reguliere kwaliteitswaarborgen voor het middelbaar beroepsonderwijs dan wel het hoger onderwijs. De instrumenten binnen deze route worden met name toegepast voor direct gebruik binnen een onderwijsinstelling voor vrijstellingen en maatwerktrajecten gericht op het behalen van een diploma.

Doel

Het voorstel beoogt de kwaliteiten van individuen beter inzichtelijk te maken en beter te benutten voor de realisatie van hun loopbaandoelen. Dat is van belang voor henzelf, maar het is ook van maatschappelijk belang. Het draagt bij aan een betere en duurzame inzetbaarheid van mensen op de arbeidsmarkt. Ook de ontwikkelingsfunctie van validering kan daarmee beter en effectiever worden vorm gegeven: er wordt zichtbaar welke kennis en vaardigheden mensen nog kunnen opdoen om hun loopbaandoel te realiseren. Het voorstel draagt er ook aan bij dat in het formele onderwijs meer rekening wordt gehouden met wat volwassenen al kunnen en kennen.

Door een helder onderscheid te maken tussen de twee verschillende routes wordt het eenvoudiger een instrument te kiezen dat goed aansluit op specifieke loopbaandoelen en kan worden gezorgd voor differentiatie in de externe kwaliteitsborging, zodat ook in dat opzicht meer maatwerk wordt gerealiseerd.

Implementatie

In het voorstel is een eerste aanzet gegeven voor een implementatieplan dat gericht is op de ombouw van het huidige evc-stelsel naar een nieuw systeem van validering. Deze ombouw en overgang, waarin bestaande instrumenten voor validering een plek krijgen, vinden plaats in de periode 2014 tot 2016. In het najaar van 2013 ontvang ik een uitgewerkt implementatieplan van de convenantpartners met daarin meer duidelijkheid over onder andere de kwaliteitsborging en verantwoordelijkheidsverdeling voor zowel route 1 als route 2.

Vervolg

Op dit moment wordt door de commissie Rinnooy Kan gewerkt aan een advies over flexibel hoger onderwijs voor werkenden. Zoals aangegeven in mijn brief «Stand van zaken stukken AO Leven Lang Leren» (Kamerstuk 30 012, nr. 39) heb ik deze commissie gevraagd te adviseren over wenselijke maatregelen in beleid, kaders in wet- en regelgeving en financiering van het hoger onderwijs voor volwassen, leidend tot een grotere participatie van deze doelgroep in het hoger onderwijs en meer hoger opgeleiden in de beroepsbevolking. In het advies zal de commissie mogelijk ook ingaan op de rol en positie van validering van leerresultaten in het hoger onderwijs voor volwassenen. Ik zal het voorliggende voorstel van de convenantpartners EVC daarom tevens als input meegeven aan de commissie Rinnooy Kan en haar verzoeken met de convenantpartners EVC af te stemmen, wanneer zij in het advies ingaat op validering van leerresultaten in het hoger onderwijs.

De commissie Rinnooy Kan heeft mij onlangs laten weten dat zij besloten heeft een tussentijdse achterbanraadpleging te organiseren. Dat heeft tot gevolg dat het adviesrapport later zal uitkomen dan ik u in mijn brief van 31 mei jl. heb gemeld. Ik verwacht het advies in het najaar en ik ben voornemens u mijn beleidsreactie daarop voor het eind van 2013 te sturen.

Ik stel de betrokkenheid en inzet van de convenantpartners EVC om tot een toekomstig systeem van validering voor non-formeel en informeel leren te komen op prijs en zie uit naar het uitgewerkte implementatieplan. Ik zal de Kamer te zijner tijd hierover nader informeren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven