22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1667 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juli 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zeven fiches aan te bieden die werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Wijziging richtlijn met verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op het gebied van belastingen (Kamerstuk 22 112, nr. 1662)

Fiche: Mededeling en aanbeveling Europees horizontaal kader voor collectief verhaal (Kamerstuk 22 112, nr. 1663)

Fiche: Richtlijn privaatrechtelijke handhaving van het mededingingsrecht (Kamerstuk 22 112, nr. 1664)

Fiche: Mededeling actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa (Kamerstuk 22 112, nr. 1665)

Fiche: Verordeningen gemeenschappelijk Europees luchtruim en Europees Agentschap voor luchtvaartveiligheid (Kamerstuk 22 112, nr. 1666)

Fiche: Mededeling over follow-up van mkb-raadpleging over EU-regelgeving

Fiche: Verordening verstrekking en kwaliteit van statistieken voor de MEOP (Kamerstuk 22 112, nr. 1668)

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Mededeling over follow-up van mkb-raadpleging over EU-regelgeving

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s: «Follow-up van de Commissie van de «top 10»-raadpleging over EU-regels voor kleine en middelgrote ondernemingen».

Datum ontvangst Commissiedocument

18 juni 2013

Nr. Commissiedocument

COM (2013) 446

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad

Raad voor Concurrentievermogen

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Economische Zaken

2. Essentie voorstel

Deze mededeling van 18 juni 2013 is een vervolg op een eerdere mededeling van de Europese Commissie. De eerdere mededeling van 7 maart 2013 is getiteld: «Slimme regelgeving, inspelen op de behoeften van kleine- en middelgrote ondernemingen (mkb)». In die mededeling gaat de Commissie vooral in op de resultaten van de consultatie onder mkb’ers over welke Europese wet- en regelgeving door het Europees midden- en kleinbedrijf als meest belemmerend wordt ervaren. In deze consultatie vroeg de Commissie aan mkb’ers om aan te geven welke 10 maatregelen zij als het meest belemmerend ervaren. Daarom wordt dit de zogenoemde «top-10 raadpleging» genoemd.

In de conclusies van de Europese Raad van 14-15 maart 2013 en van de Raad voor Concurrentievermogen van 29-30 mei 2013, is de Commissie vervolgens opgeroepen om in juni 2013 met concrete voorstellen te komen als vervolg op de mededeling van de Commissie van 7 maart 2013.

In de mededeling beschrijft de Commissie welke actie zij voorziet op de tien terreinen die in de Top 10-raadpleging het meest werden genoemd. Binnen deze 10 terreinen betreft het 14 verordeningen en richtlijnen:

  • a. Verordening (EG) nr. 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH

  • b. Richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens (voorstel introductie van een Gegevensbeschermingsverordening)

  • c. Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten

  • d. Richtlijn 2001/95 EG inzake algemene productveiligheid

  • e. Richtlijn 2004/18/EG betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsten van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (aanbestedingen)

  • f. Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties

  • g. Verordening EG) nr. 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (tachograaf)

  • h. Richtlijn 89/391/EEG betreffende de veiligheid en gezondheid van werknemers op het werk

  • i. Richtlijn 2008/104/EG betreffende uitzendarbeid

  • j. Richtlijn 2003/88/EG betreffende de organisatie van de arbeidstijd

  • k. Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van BTW

  • l. Richtlijn 2008/9/EG tot vaststelling van nadere voorschriften voor de teruggaaf van de BTW

  • m. Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen en Beschikking 2000/532/EG tot vaststelling van een lijst van afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen

  • n. Verordening 2006/1013/EG betreffende de overbrenging van afvalstoffen (transport van afval)

Ten aanzien van bijvoorbeeld de voorstellen op de gebieden van terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten, openbare aanbesteding wegvervoer (tachografen) en beroepskwalificaties wijst de Commissie op nog lopende wetgevingstrajecten.

Op andere terreinen geldt dat de Commissie verwijst naar lopende consultaties van het bedrijfsleven of aankondigt consultaties te zullen uitvoeren. Dat is het geval ten aanzien van arbeidsomstandigheden (richtlijn betreffende de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk), waarbij de Commissie wijst op de evaluatie van deze richtlijn die nu loopt en die ook een raadpleging van het mkb zal omvatten.

De conclusies van deze evaluatie zullen volgens de Commissie voor eind 2015 beschikbaar zijn. Ook ten aanzien van de richtlijn betreffende uitzendarbeid wijst de Commissie op een nadere consultatie. De Commissie wijst daarbij op een rapport dat in december 2013 zal verschijnen en waarin onder andere verslag zal worden gedaan van hoe het mkb de administratieve lasten ervaart die samenhangen met deze richtlijn. De Commissie zal vervolgens nagaan welke eventuele aanbevelingen nodig zijn om bepaalde problemen aan te pakken.

Eveneens op het terrein van sociaal beleid, meldt de Commissie dat er ten aanzien van de richtlijn betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, een grondige effectbeoordeling wordt voorbereid. Deze effectbeoordeling zal speciaal ingaan op de behoeften van het mkb.

Op het gebied van «afval» meldt de Commissie met betrekking tot de richtlijn betreffende afvalstoffen en de beschikking tot vaststelling van een lijst met afvalstoffen en gevaarlijke stoffen, dat de Commissie bezig is met een evaluatie van het EU-afvalstoffenbeleid en de EU-afvalstoffenregelgeving die begin 2014 zal worden afgerond. Als onderdeel van de evaluatie zal een workshop worden georganiseerd om de door het mkb geïdentificeerde problemen te bespreken. Ook meldt de Commissie ten aanzien van de verordening betreffende het vervoer van afvalstoffen van plan te zijn om halverwege 2013 een voorstel te doen voor strengere controles op afvaltransporten. De Commissie geeft aan daarbij tevens rekening te zullen houden met de, tijdens een eerdere raadpleging in 2011 geuite, wensen van het mkb. Ze stelt dat er daarom in handhaving en toepassing van regels meer nadruk komt te liggen op gevaarlijke afvalstoffen en minder nadruk op afvalstoffen die geen problemen opleveren.

Voor REACH, tot slot, geldt dat de Commissie een evaluatie heeft uitgevoerd en wijst op enkele acties die al zijn ondernomen (een aangenomen uitvoeringsverordening die de registratiekosten heeft verlaagd en het aanwijzen van een mkb-ambassadeur) en maatregelen die het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) in voorbereiding heeft. De Commissie zal in de herfst van 2013 eventueel met nadere voorstellen komen.

De Commissie kondigt aan in de herfst over de voortgang te rapporteren in het kader van het bredere Europese programma ter vermindering van administratieve lasten, Regulatory Fitness (Refit). Refit is in december 2012 aangekondigd in de Commissie-mededeling over Gezonde EU-regelgeving (EU Regulatory Fitness) en wordt in het werkprogramma 2014 van de Commissie meegenomen.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, evenals de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Bevoegdheidsvaststelling

In de mededeling bespreekt de Commissie deels voorstellen ten aanzien van (praktische) wijzigingen waartoe zij zelf reeds bevoegd is krachtens bevoegdheidsdelegatie op grond van geldende verordeningen en richtlijnen. Voor het overige worden in de mededeling evaluaties en mogelijke voorstellen voor (wijzigingen van) EU-maatregelen besproken waarbij de inbreng van de Europese wetgever is vereist. De Commissie heeft een bevoegdheid om dergelijke evaluaties en wijzigingsvoorstellen te doen en is dan ook bevoegd tot het uitbrengen van een mededeling op dit terrein.

Subsidiariteit en proportionaliteit

Deze mededeling heeft betrekking op reeds geldende EU-regelgeving die door het Europese mkb als belemmerend wordt ervaren uit een oogpunt van regeldruk.

In de mededeling wordt besproken welke actie eventueel kan worden ondernomen om de regeldruk die deze EU-regelgeving veroorzaakt, te verminderen. Aangezien het gaat om EU-regelgeving, is de EU als enige in staat om deze regelgeving te vereenvoudigen of te wijzigen. Nederland staat dan ook positief tegenover de subsidiariteit van deze mededeling.

Nederland vindt het van groot belang dat regeldruk zoveel mogelijk wordt verminderd. De mededeling ziet op de mogelijkheden van de Europese Commissie en de Europese wetgever om de regeldruk te verminderen. De voorgestelde maatregelen staan in de juiste verhouding tot de geformuleerde doelstelling. Nederland staat dan ook positief tegenover de proportionaliteit van de mededeling.

Financiële consequenties, regeldruk en administratieve lasten

De mededeling is gericht op het verbeteren van EU-regelgeving en het verminderen van onnodige regeldruk en administratieve lasten. Deze aanpak zal een positief effect zal hebben op het verbeteren van de kwaliteit van EU-regelgeving en het wegnemen van knelpunten voor het mkb.

In dit stadium is het niet duidelijk wat de concrete positieve financiële gevolgen zijn voor het mkb en wat de daadwerkelijke impact is op de regeldruk. Het is daarnaast onduidelijk wat de impact van de voorgestelde maatregelen is op de EU-lidstaten, regionale en lokale overheden. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast in de begroting van het beleidsverantwoordelijke ministerie, conform de regels van de budgetdiscipline.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland vindt het van groot belang dat regeldruk zoveel mogelijk wordt verminderd. Het verminderen van de regeldruk vormt een belangrijk onderdeel van het versterken van het concurrentievermogen. Zowel het nationale regeldrukprogramma 2013–2017 als de Nederlandse inzet op Europees niveau zijn gericht op het terugdringen van de regeldruk. Juist voor het mkb zijn de lasten die samenhangen met de regeldruk het meest voelbaar. Nederland acht het dan ook van groot belang dat de Commissie concrete actie onderneemt op de in maart gepresenteerde top 10 van meest belastende EU-wetgeving voor het mkb.

Deze mededeling geeft een overzicht van de acties die de Commissie van plan is te ondernemen op de genoemde top10 van belemmeringen. Nederland steunt een dergelijke aanpak met focus op de door het bedrijfsleven ervaren knelpunten. Zoals gemeld in reactie op de top10 komen deze punten in grote lijnen overeen met de punten die ook door het Nederlandse mkb als grootste belemmeringen worden genoemd. De mededeling bevat verwijzingen naar lopende trajecten en aankondigingen van acties. Een deel van de lopende en voorgestelde acties zal zeker bijdragen aan het verlagen van de lasten en juicht Nederland dan ook toe. De daadwerkelijke verlaging van de lasten zal echter beoordeeld moeten worden op basis van de concrete voorstellen van de Commissie en is uiteraard ook afhankelijk van de uitkomsten van de lopende (onderhandelings)trajecten.

Ten aanzien van een aantal punten kan nog niet worden vastgesteld of de voorgestelde acties zullen leiden tot verbeteringen die in voldoende mate de zorgen van het mkb adresseren. Dat geldt in de eerste plaats voor diverse punten waarop nog nadere consultatie van het mkb door de Commissie zal plaatsvinden. In de tweede plaats geldt dat ook voor enkele punten waarop de Commissie in de mededeling onvoldoende gedetailleerd verband legt tussen de voorgestelde oplossing en de aard van de klachten zoals die door het mkb in de eerdere «top 10»-consultatie zijn geuit.

Ook heeft Nederland op een aantal terreinen duidelijke twijfels of er daadwerkelijk sprake zal zijn van het verlagen van de lasten. Dit is bijvoorbeeld het geval ten aanzien van de door de Commissie voorgestelde gegevensbeschermingsverordening. Uit een Nederlands onderzoek (Toetsing Europese Dataprotectieverordening), dat in mei 2013 is afgerond in opdracht van de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, blijkt dat de nalevingskosten voor het bedrijfsleven zeer sterk zullen stijgen. Om die reden wil Nederland dan ook dat in de verordening op veel grotere schaal zal worden voorzien in de mogelijkheden van gedeeltelijke of zelfs gehele vrijstelling van verplichtingen voor het midden- en kleinbedrijf en zelfstandigen zonder personeel.

Een ander voorbeeld betreft de productveiligheid. Nederland is van mening dat het Commissievoorstel voor een nieuwe verordening weliswaar verbeteringen aanbrengt ten opzichte van de huidige situatie, maar dat het voorstel ook elementen bevat die kunnen leiden tot meer onnodige lasten voor het bedrijfsleven, zoals het voorstel om het land van oorsprong te vermelden op producten.

Ten aanzien van de erkenning van beroepskwalificaties is Nederland het eens met het antwoord van de Commissie over de Europese beroepskaart, de ingebruikneming van het Interne Markt Informatiesysteem (IMI)-systeem, de gedeeltelijke toegang tot een beroep, en de stilzwijgende erkenning van kwalificaties voor de beroepen in de zorg en het veiligheidsdomein. Zo wordt gedeeltelijke toegang tot een bepaald beroep mogelijk gemaakt in de herziening van de richtlijn om niet alleen recht te doen aan de uitspraak van het Europees Hof van Justitie, maar ook om meer rechtszekerheid te bieden aan degenen die hiervoor in aanmerking zouden kunnen komen. Daarnaast is het voor Nederland verheugend om te constateren dat de Raad, het Europees Parlement en de Commissie op 12 juni jongstleden een informeel akkoord hebben bereikt over de herziening van de richtlijn. Deze herziening zal het voor beroepsbeoefenaars eenvoudiger maken om in een andere lidstaat sneller erkenning te krijgen voor hun beroepskwalificaties en aan de slag te gaan. Zo worden procedures vereenvoudigd, en kan een beroepsbeoefenaar ten opzichte van de huidige situatie eerder in aanmerking komen om tijdelijk zijn diensten aan te bieden in een andere lidstaat. Nederland heeft zich tijdens de onderhandelingen sterk ingezet op minimalisering van de administratieve lasten voor de overheid en de beroepsbeoefenaar die gepaard gaan met de invoering van de Europese beroepskaart. Dit is grotendeels bereikt. Zo zal de kaart digitaal worden verstrekt, via het IMI-systeem en enkel ingevoerd kunnen worden bij beroepen met hoge grensoverschrijdende mobiliteit die in een groot aantal lidstaten zijn gereglementeerd.

Ten aanzien van REACH geldt dat binnenkort een Nederlands mkb-onderzoek afgerond wordt dat specifiek in gaat op de ervaringen met REACH vanuit Nederlandse perspectief. De uitkomsten van dit onderzoek zal mede bepalend zijn voor de Nederlandse appreciatie van de Commissievoorstellen.

Tot slot betreurt het kabinet het dat de Commissie zich met de voorgestelde acties lijkt te beperken tot aspecten als doelmatigheid, inconsistenties, lacunes en doeltreffendheid. Er wordt te weinig aandacht gegeven aan de daadwerkelijke kosten voor bedrijven van EU-regelgeving, de zogenoemde «nalevingskosten». Het kabinet acht het van belang dat de voorstellen om tot vereenvoudiging van regelgeving te komen, nadrukkelijk rekening zullen houden met deze nalevingskosten.

Het kabinet zal er bij de Commissie op aandringen dat er aanvullende actie wordt ondernomen en zal – eventueel in samenwerking met andere EU-lidstaten en het Nederlandse bedrijfsleven – ook zelf oplossingen voorstellen. Daar waar nadere consultaties zijn aangekondigd of nog lopen zal Nederland vragen om snelle vertaling van de uitkomsten van de consultaties in concrete voorstellen tot aanpassingen van regelgeving. De Commissie kondigt aan in de herfst verslag uit te brengen over de voortgang van de acties die in deze mededeling worden beschreven. De Commissie zal dit doen in haar rapportage in het kader van het bredere Europese programma ter vermindering van administratieve lasten, Regulatory Fitness (Refit).

In september ontvangt de Kamer een brede regeldrukbrief waarin onder andere zal worden ingegaan op de uitkomsten van een inventarisatie van EU-regels die in Nederland leiden tot onnodige regeldruk voor ondernemers, inclusief het mkb.

Naar boven