22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1562 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 11 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Jeugdwerkgelegenheidspakket (Kamerstuk 22 112, nr. 1553)

Fiche 2: Mededeling en verordening wijziging insolventieverordening (Kamerstuk 22 112, nr. 1554)

Fiche 3: Mededeling gezonde EU-regelgeving (Kamerstuk 22 112, nr. 1555)

Fiche 4: Mededeling wegwerken grensoverschrijdende fiscale obstakels personenauto’s (Kamerstuk 22 112, nr. 1556)

Fiche 5: Richtlijn uitrusting zeeschepen en intrekking richtlijn 96/98/EG (Kamerstuk 22 112, nr. 1557)

Fiche 6: Verordening handhaving van internationale handelsregels (Kamerstuk 22 112, nr. 1558)

Fiche 7: Verordening EU programma financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen (Kamerstuk 22 112, nr. 1559)

Fiche 8: Mededeling De Digitale Agenda voor Europa – Digitale Economische Groei (Kamerstuk 22 112, nr. 1560)

Fiche 9: Mededeling content in de digitale interne markt (Kamerstuk 22 112, nr. 1561)

Fiche 10: Herziening EU-Tabaksproductenrichtlijn (Kamerstuk 33 522, nr. 2)

Fiche 11: Mededeling ondersteuning van regionale integratie in de Maghreb

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Mededeling Ondersteuning van regionale integratie in de Maghreb.

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Ondersteuning van nauwere samenwerking en regionale integratie in de Maghreb: Algerije, Libië, Mauritanië, Marokko en Tunesië.

Datum ontvangst Commissiedocument

19-12-2012

Nr. Commissiedocument

JOIN(2012)36

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad

Raad Buitenlandse Zaken.

Eerstverantwoordelijk ministerie

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

2. Essentie voorstel

De Maghreb (Algerije, Libië, Mauritanië, Marokko en Tunesië) is een van de minst geïntegreerde regio’s in de wereld. Naast economische groei hebben ook veiligheid en sociaaleconomische hervormingen hieronder te lijden. De doelstelling van de mededeling van de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger is om nauwere onderlinge samenwerking tussen de vijf Maghreb landen te ondersteunen. Hierbij is meegewogen het belang dat de Unie heeft bij het verminderen van instabiliteit, het bevorderen van werkgelegenheid en het aanpakken van mondiale uitdagingen in de naburige regio. De mededeling maakt deel uit van het nieuwe nabuurschapsbeleid van de EU en sluit aan bij de in 2011 gepubliceerde «agenda voor verandering» inzake het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de EU (Kamerstukken 22 112, nr. 1426 en 21 501-04, nr. 137, vergaderjaar 2011–2012). Zoals bekend staat de «meer voor meer» benadering, waarbij landen die met succes duurzame hervormingen doorvoeren kunnen vertrouwen op meer steun vanuit de Unie, centraal in het nabuurschapsbeleid en is daarmee eveneens onderdeel van deze nieuwe mededeling. De mededeling bevat een inventarisatie van mogelijke activiteiten die de EU in de regio kan ondernemen op het terrein van democratische hervormingen, mondiale bedreigingen, economische ontwikkeling, handel, infrastructuur, milieu, civiele bescherming en mobiliteit. Zo wordt bevordering van democratisering voorzien, onder meer door ondersteuning van regionale maatschappelijke organisaties en steun aan initiatieven ter versterking van de rechtsstaat. Daarnaast wordt in het kader van de strijd tegen terrorisme en illegale handel voorgesteld om anti-radicaliseringsprogramma’s te steunen en beheer van lucht, zee en landsgrenzen in de regio te versterken. Op het gebied van handel stellen de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger onder meer voor om regionale productieverbanden te versterken en handel te faciliteren door het verbeteren van expertise en kennis. Ter bestrijding van illegale migratie en ondersteuning van legale mobiliteit wordt nadruk gelegd op het stimuleren van betere regionale samenwerking ten aanzien van grenscontroles, overnameprocedures en asielbeleid. De voorstellen op het terrein van mobiliteit gaan overigens uit van bestaande regelgeving en omvatten geen initiatieven ten aanzien van visumfacilitatieovereenkomsten. Tenslotte wordt voorgesteld om beter gebruik te maken van bestaande regionale en internationale kaders, zoals de Unie voor de Mediterrane regio (UMR) en de zogenaamde «5+5», een samenwerkingsverband tussen 5 Europese en 5 Maghreblanden. De Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger onderstrepen dat deze activiteiten slechts ondersteunend kunnen zijn: verdere integratie hangt in de eerste plaats af van de politieke wil en het initiatief van de Maghreb landen zelf.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Bevoegdheidsvaststelling:

Volgens artikel 8 EU-verdrag ontwikkelt de EU met de naburige landen bijzondere betrekkingen, die erop gericht zijn een ruimte van welvaart en goed nabuurschap tot stand te brengen welke stoelt op de waarden van de Unie en gekenmerkt wordt door nauwe en vreedzame betrekkingen die gebaseerd zijn op samenwerking. Hiertoe kan de Unie met de betrokken landen specifieke overeenkomsten sluiten. Die overeenkomsten kunnen wederkerige rechten en verplichtingen omvatten en tevens voorzien in de mogelijkheid gemeenschappelijk op te treden. Over de uitvoering van de overeenkomsten wordt op gezette tijden overleg gepleegd.

Het nabuurschapsbeleid ziet op een groot scala aan beleidsterreinen (zoals handel, ontwikkelingssamenwerking, maar ook justitie en binnenlandse zaken). De overeenkomsten met derde landen die kunnen voortvloeien uit het EU-nabuurschapsbeleid zullen telkens afzonderlijk beoordeeld worden op bevoegdheid.

Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit van de mededeling. Beleid ten aanzien van de zuidelijke buurlanden is bij uitstek beleid dat op niveau van de EU kan worden gevoerd. De EU als geheel heeft een grotere impact dan de lidstaten afzonderlijk.

De proportionaliteit wordt positief beoordeeld. De mededeling staat in juiste verhouding tot de beoogde resultaten.

Financiële gevolgen

Er worden voor deze mededeling geen additionele middelen gevraagd. Naar verwachting zal financiering van de voorgestelde activiteiten voor het grootste deel verlopen via het Europese nabuurschapsinstrument (ENPI) en waar relevant het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Nederland zal de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger vragen om meer duidelijkheid te geven over de middelen zij de komende tijd verwachten in te zetten voor de in deze mededeling vermelde activiteiten en op welke wijze dat koste gaat van eventuele andere activiteiten die uit dezelfde fondsen moeten putten.

Voor 2014–2020 zal de financiering van de voorgestelde activiteiten eveneens verlopen via de financiële instrumenten van het extern beleid van de Unie, in casu het Europees Nabuurschapsinstrument (ENI)1 voor Algerije, Libië, Marokko en Tunesië. Een deel zal ook ten laste komen van het Europees Ontwikkelingsfonds (Mauritanië). Het ENI maakt voor wat betreft de financiële aspecten integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020. Nederland hecht eraan dat besprekingen over de programma’s voor extern beleid niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland bij de vormgeving van het programma zal ondersteunend moeten zijn aan de Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen, te weten een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten aan de EU en een hervormde begroting die is toegespitst op de prioriteiten van dit decennium. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen. Besluitvorming over EOF 11 (2014–2020) loopt parallel aan de MFK onderhandelingen.

Regeldruk en administratieve lasten:

De mededeling maakt gebruik van reeds bestaande structuren en levert geen extra regeldruk en administratieve lasten op.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland verwelkomt deze mededeling, die nader ingaat op een belangrijk aspect van de relatie van de EU met haar zuidelijke buurlanden. Nederland onderschrijft de analyse en de belangrijkste uitdagingen voor de regio zoals de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger deze weergeven. Het gebrek aan regionale integratie tussen de vijf genoemde landen gaat niet alleen ten koste van de regio zelf (1–2% van het BNP) maar raakt ook aan de directe belangen van de Unie, onder meer op het gebied van veiligheid, stabiliteit, energievoorziening, bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en (illegale) migratie. De voorstellen zijn in lijn met het herijkte beleid van de EU voor de zuidelijke buurlanden en vallen samen met de Nederlandse prioriteiten voor de regio, te weten bevordering van democratisering en mensenrechten, strijd tegen terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit en facilitering van handel. Relevant is met name de steun en expertise die de EU wil verlenen bij regionale integratieprocessen in het kader van de Unie van de Arabische Maghreb en de Overeenkomst van Agadir. Nederland steunt eveneens de voorstellen op het gebied van het, binnen bestaande beleidskaders, tegengaan van illegale migratie en ondersteunen van legale mobiliteit zonder dat dit leidt tot grotere risico’s op nationale veiligheid en illegale migratie voor de EU, en met nadruk op het stimuleren van betere regionale samenwerking ten aanzien van grenscontroles, overnameprocedures en asielbeleid. Uitgangspunt bij legale mobiliteit blijft voor Nederland dat de lidstaten hun verantwoordelijkheid behouden voor de vormgeving van beleid ten aanzien van toegang van derdelanders tot hun arbeidsmarkten. Daarnaast is Nederland van mening dat, ook in het kader van regionale integratie, blijvend aandacht moet zijn voor mensenrechten, rechten van de vrouw en bescherming van minderheden. Voorts is het steunen van het in de verschillende partnerlanden lopende constitutioneel proces van groot belang. Daarnaast ziet Nederland een belangrijke rol voor culturele samenwerking, onder meer als aanjager van economische groei en economische samenwerking in de regio.

Hoewel de voorgestelde activiteiten relevant zijn, zijn zij vaak algemeen van aard en weinig concreet. Zo wordt in vele gevallen intensievere samenwerking of intensivering van bestaand beleid bepleit, zonder dat hieraan concrete acties worden verbonden. Bij de bespreking van de voorstellen tijdens het verdere behandeltraject zal Nederland er dan ook op toezien dat de voorstellen voldoende concreet worden uitgewerkt, dat in de veelheid aan mogelijke initiatieven een duidelijke prioritering wordt aangebracht en dat aangestuurd wordt op resultaat. Tenslotte onderschrijft Nederland de stelling dat succes van de voorgestelde maatregelen in grote mate afhangt van de actie die de Maghreb-landen zelf ondernemen om hun banden nauwer aan te halen. Dit zal in de dialoog tussen de EU en de landen in de regio steeds duidelijk naar voren moeten komen.


X Noot
1

Het ENPI (European Neighbourhood Policy Instrument) wordt thans herzien. Vanaf 2014 zal het waarschijnlijk ENI (European Neighbourhood Instrument) gaan heten.

Naar boven