22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1386 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 maart 2012

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zes fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Verordening beheerplan kabeljauw (Kamerstuk 22 112, nr. 1382)

Fiche 2: Verordening Statuut voor een Europese stichting (Kamerstuk 22 112, nr. 1383)

Fiche 3: Mededeling vereenvoudigingsagenda voor het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (Kamerstuk 22 112, nr. 1384)

Fiche 4: Besluit CITES bijlage haringhaai (Kamerstuk 22 112, nr. 1385)

Fiche 5: Mededeling geavanceerde computing

Fiche 6: Mededeling bio-economie (Kamerstuk 22 112, nr. 1387)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Fiche : Mededeling geavanceerde computing

1. Algemene gegevens

Titel voorstel:

Geavanceerde computing: de positie van Europa in de wereldwijde wedloop

Datum Commissiedocument: 15 februari 2012

Nr. Commissiedocument: COM(2012) 45

Pre-lex: http://eur-lex.europa.eu/Notice.do?val=647585:cs&lang=en&list=647585:cs,&pos=1&page=1&nbl=1&pgs=10&hwords=&checktexte=checkbox&visu=#texte

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: n.v.t

Behandelingstraject Raad: Het voorstel zal worden behandeld in de Raad voor Concurrentievermogen.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

2. Essentie voorstel

Met deze mededeling zet de Europese Commissie haar voorstel voor een actieplan voor Europees leiderschap in High-Performance Computing (HPC) uiteen. De Raad heeft al aangegeven de Europese infrastructuur voor HPC verder te willen ontwikkelen en nationale en Europese investeringen in HPC zoveel mogelijk samen te voegen. Dit als doel om de positie van het Europese bedrijfsleven en de academische wereld te versterken bij het gebruik, de ontwikkeling en de productie van geavanceerde computerproducten, -diensten en -technologieën. Dit is de hoofddoelstelling van de hernieuwde Europese HPC-strategie die de Commissie nu voorstelt. Dit actieplan moet ervoor zorgen dat Europa in 2020 een leidende rol speelt bij het aanbieden en gebruiken van HPC-systemen en -diensten. De wedloop om het leiderschap bij HPC-systemen wordt gedreven door de noodzaak een betere oplossing te vinden voor zowel maatschappelijke als wetenschappelijke uitdagingen en door de noodzaak voor de industrie te innoveren wat betreft producten en diensten. Onafhankelijke toegang tot HPC-systemen en -diensten in de EU zou de groei en het concurrentievermogen in de ICT-industrie en de economie in het algemeen stimuleren.

De Commissie stelt een aantal specifieke doelen vast:

  • een Europese HPC-infrastructuur van wereldklasse bieden die ten goede komt aan zeer uiteenlopende gebruikers in de academische wereld en het bedrijfsleven, met name mkb’ers, met inbegrip van personeel dat een goede opleiding in HPC heeft genoten;

  • zorgen voor onafhankelijke toegang tot HPC-technologieën, -systemen en -diensten voor onderzoekers en bedrijven in de EU;

  • een pan-Europese governanceregeling voor HPC uitwerken om meer middelen bijeen te brengen en de efficiëntie te verhogen door een strategisch gebruik van gemeenschappelijke en precommerciële aanbesteding;

  • op deze manier de positie van de EU op het internationaal speelveld waarmaken.

De Commissie benadrukt daarnaast het belang van adequate governance op EU niveau om concrete doelstellingen te kunnen bepalen. De investeringen die in Europa jaarlijks in HPC gedaan worden (in 2009: € 630 miljoen per jaar) zijn volgens de Commissie ontoereikend om op wereldniveau te kunnen concurreren. Deze investeringen moeten wat de Commissie betreft worden verdubbeld naar € 1,2 mld. per jaar, om op het niveau te komen van de concurrerende regio’s in de wereld. De extra kosten moeten worden opgebracht door de lidstaten, de Commissie en het bedrijfsleven. Bovendien wil de Commissie dat elke lidstaat investeringen in HPC actief aanmoedigt door precommerciële publieke aanbesteding en hiervoor ongeveer 10% van zijn jaarlijkse begroting voor openbare aanbestedingen op HPC-gebied reserveert.

De Commissie wil het Europese HPC-ecosysteem verder ontwikkelen. Het «Partnership for Advanced Computing in Europe (PRACE) zou moeten worden versterkt zodat het ook bevoegd wordt i) nationale en EU-fondsen te bundelen, ii) de specificaties te bepalen en gezamenlijke (precommerciële) aanbestedingen uit te voeren voor systemen van topniveau, iii) de lidstaten te steunen bij hun voorbereidingen van aanbestedingen, iv) onderzoek en innovatiediensten te verrichten voor het bedrijfsleven, en v) een platform te verlenen voor de uitwisseling van hulpbronnen en bijdragen die nodig zijn voor de exploitatie van geavanceerde computerinfrastructuur.

Door zowel de vraag als het aanbod van HPC van de zijde van het bedrijfsleven te versterken wil de Commissie het bedrijfsleven optimaal laten profiteren van HPC. Tenslotte wil de Commissie zorgen voor gelijke mededingingsvoorwaarden.

Om een autonome en rendabele industriële capaciteit op het gebied van toonaangevende HPC te ontwikkelen moet de EU ervoor zorgen dat de voorwaarden voor toegang tot de wereldmarkten van haar HPC-bedrijven gelijk zijn aan die van de toegang van bedrijven uit andere regio's in de wereld tot de interne EU-markt. Ook moet de EU ervoor zorgen dat Europese O&O-investeringen op het gebied van HPC duidelijk ten goede komen aan de EU-economie.

Tenslotte wil de Commissie wil samen met de Lidstaten toezicht houden op de tenuitvoerlegging van dit actieplan en voor 2015 verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Bevoegdheid

Het voorstel is gebaseerd op de onderdelen van het verdrag die te maken hebben met «Industrie» en «Onderzoek, technologische ontwikkelingen en ruimtevaart» (artikel 173 en 182, Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, VWEU).

Subsidiariteit

Nederland beoordeelt de subsidiariteit van dit voorstel over HPC als positief. Het bevorderen van onderzoek en innovatie op EU-niveau leidt aantoonbaar tot realisatie van schaalvoordelen en optimale benutting van zogenaamde «kennisspillovers». Kennisspillovers zijn voordelen van kennis die toevloeien aan andere landen/partijen dan de landen die deze kennis hebben ontwikkeld. Het is daarbij wel nodig dat lidstaten en bedrijfsleven ook zelf investeren in onderzoek en innovatie, omdat zij anders positieve spillovers niet kunnen absorberen. Europese middelen voor onderzoek en innovatie hebben een katalyserend effect op nationale inspanningen. Europese investeringen bieden meerwaarde om focus en bundeling van krachten op Europees niveau te realiseren, versnippering en duplicatie van inspanningen te voorkomen en grensoverschrijdende samenwerking te stimuleren. Meer samenwerking op het terrein van dit voorstel zal mogelijk leiden tot synergievoordelen in de vorm van besparing op nationaal niveau door samenwerking op EU-niveau (motie Ormel, Kamerstuk 32 502, nr. 8). Opgemerkt moet worden dat Nederland het opleggen van streefcijfers op EU-niveau ongewenst vindt.

Proportionaliteit

Nederland beoordeelt de proportionaliteit van deze voorstellen over HPC als positief, voor zover het gaat over beleid van de Commissie dat een aanvulling is op nationale initiatieven en bijdraagt aan ontwikkeling op het terrein van onderwijs, onderzoek en concurrentiekracht van de industrie en de Unie als geheel. Nederland zet wel een kanttekening bij de voorgestelde uitbreiding van bevoegdheden van PRACE. Met name het initiatief en de beschikking over nationale middelen voor HPC moet bij lidstaten zelf blijven. Nederland is geen voorstander van het voorstel om lidstaten een bepaald percentage van hun jaarlijkse begroting voor openbare aanbestedingen te laten reserveren voor HPC aanbestedingen (en zeker geen 10%).

Financiële gevolgen

De Commissie onderstreept het belang van meerjarige financiële verbintenissen en een verdubbeling van het budget voor HPC in 2020, van 0,6 miljard naar 1,2 miljard per jaar, te financieren door lidstaten, de Commissie en het bedrijfsleven. In de mededeling wordt niet duidelijk wat de financiële gevolgen zijn voor de EU-begroting en hoe deze zullen worden opgevangen. Nederland is van mening dat financiële gevolgen voor de EU opgevangen dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting.

Indien er gevolgen zijn voor de volgende periode (vanaf 2014), dan maken de EU-uitgaven voor HPC integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020 (zie ook punt 4).

Ook wil de Commissie dat lidstaten het gebruik van Pre-Commercial Procurement (PCP) actief aanmoedigen en hiervoor 10% van de jaarlijkse begroting voor openbare aanbestedingen op HPC-gebied reserveren. Voor Nederland zou het dan gaan om een bedrag van ongeveer 0,4 miljoen per jaar.

Nederland is geen voorstander een verplicht percentage; lidstaten zouden zelf de afweging moeten kunnen maken of ze vanuit nationale begrotingen een bijdrage willen leveren aan HPC en zouden zelf moeten kunnen bepalen welk percentage van openbare openbestedingen wordt besteed aan PCP. Nationale financiële gevolgen dienen te worden ingepast binnen de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de gangbare regels ten aanzien van budgetdiscipline.

Regeldruk en administratieve lasten

De mededeling bevat geen volwaardige verwijzing naar de reductie van administratieve lasten, hoewel dit vaak wordt gezien als een van de grootste obstakels voor deelnemers aan Europese onderzoek- en innovatieprogramma’s. Nederland zal dan ook blijven pleiten voor het verminderen van administratieve lasten.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland kan zich vinden in het algemene standpunt van de Commissie dat HPC van groot belang is voor wetenschap, samenleving en industrie. HPC wordt steeds belangrijker. De VS, Japan en China investeren er fors in en Europa zal moeten proberen het gat te dichten om competitief te kunnen blijven. Het is belangrijk dat de EU lidstaten daar waar mogelijk gezamenlijk optrekken, omdat het ontwikkelen van de grootste systemen te duur is voor de meeste individuele landen.

Nederland heeft overwogen een zogenaamde «Principal Partner» in het partnerschap PRACE te worden, maar dat is uiteindelijk vanwege het op nationaal niveau ontbreken van de vereiste middelen niet gelukt. Eind 2011 is in Nederland besloten om de ICT-onderzoeksinfrastructuur structureel te financieren met middelen vanuit OCW en vooralsnog tijdelijke middelen vanuit EL&I. Hier vallen ook de middelen onder voor investeringen in de Nederlandse supercomputer. De middelen van EL&I zijn daarnaast vooral bedoeld om de toegang tot en het gebruik van deze zeer geavanceerde ICT-onderzoeksinfrastructuur voor bedrijven (ook MKB) mogelijk te maken. Dit bevordert de kennis- en technologietransfer tussen wetenschap en bedrijven, wat bijdraagt aan het realiseren van het bedrijfslevenbeleid.

Voor Nederland is het belangrijk om toegang te hebben tot de grootste systemen via excellent onderzoek: een mechanisme in Europa voor peer review is belangrijk, zodat alleen het beste onderzoek op dergelijke systemen uitgevoerd kan worden. Toegang tot dergelijke grote systemen vereist schaalbaarheid van applicaties: een goede «thuismachine» in Nederland is daarom van cruciaal belang voor Nederlandse onderzoekers om hun applicaties te kunnen draaien en om die rijp te maken voor dergelijke systemen.

De Commissie wil nationale middelen voor HPC samenvoegen in Europese HPC-initiatieven. Nederland kan zich daar in vinden, zolang dit niet ten koste gaat van nationale HPC-prioriteiten en het dus aan de lidstaten zelf is om te bepalen of ze aanvullende middelen en HPC-capaciteit beschikbaar willen stellen op Europees niveau, zoals dat tot nu toe ook heeft plaatsgevonden via PRACE. Nederland begrijpt de wens van de Commissie om de investeringen in HPC op Europees niveau te verdubbelen, maar denkt dat het moeilijk zal zijn om in tijden van financiële crisis extra middelen te vinden en overeenstemming te bereiken tussen alle lidstaten.

Nederland is geen voorstander van het voorstel om lidstaten een bepaald percentage van hun jaarlijkse begroting voor openbare aanbestedingen te laten reserveren voor HPC aanbestedingen (en zeker geen 10%). Overigens is het voorgestelde percentage van 10% volgens Nederland een extreem hoog percentage. Voor innovatiegericht inkopen wordt gesproken over percentages tussen de 2 en 3% in totaal. Daarbij is het van belang om de reikwijdte te richten op het brede spectrum van innovatiegericht en preconcurrentieel inkopen en de link met de maatschappelijke uitdagingen (grand challenges) vast te houden.

Nederland vindt de voorgestelde uitbreiding van bevoegdheden van PRACE niet gewenst. Met name het initiatief en de beschikking over nationale middelen voor HPC moet bij lidstaten zelf blijven. Het idee van de Commissie om exploitatieverplichtingen op te leggen voor intellectuele eigendomsrechten rond HPC die voortkomen uit financiering uit Horizon 2020 kan Nederland niet ondersteunen, omdat eerst goed gekeken moet worden wat de implicaties zijn voor het internationaal actieve bedrijfsleven.

Indien er gevolgen zijn voor de volgende periode (vanaf 2014), dan maken de EU-uitgaven voor HPC integraal deel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader MFK. In dit licht hecht Nederland eraan dat besprekingen over HPC niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland ten aanzien van HPC zal ondersteunend moeten zijn aan de Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen, te weten een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten aan de EU en een hervormde begroting die is toegespitst op de prioriteiten van dit decennium. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen.

Naar boven