22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1248 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 oktober 2011

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: verordeningen Cohesiebeleid programmaperiode 2014–2020 (kamerstuk 22 112, nr. 1246)

Fiche 2: herziening richtlijn minimum opleidingsniveau zeevarenden (kamerstuk 22 112, nr. 1247)

Fiche 3: mededeling Modernisering Hoger Onderwijs

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Fiche: mededeling Modernisering Hoger Onderwijs

1. Algemene gegevens

Titel voorstel: Mededeling: Ondersteuning van groei en werkgelegenheid – een agenda voor de modernisering van de Europese hogeronderwijssystemen

Datum Commissiedocument: 20-09-2011

Nr. Commissiedocument: COM(2011) 567

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=200834

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: n.v.t.

Behandelingstraject Raad: Via Onderwijscomité naar OJCS-Raad van 28-29 november 2011 (Raadsconclusies)

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van OCW

2. Essentie voorstel

Met deze mededeling wordt de eerdere mededeling uit 2006 «Invulling van de moderniseringsagenda voor de universiteiten» geactualiseerd in het licht van recente ontwikkelingen en in aansluiting op reeds eerder gepresenteerde beleidslijnen voor de EU neergelegd in de Europa 2020-strategie en de «flagship initiatives» Jeugd in beweging, Innovatie Unie en Agenda voor Nieuwe Vaardigheden en Banen. Daarop gebaseerd wordt met deze mededeling een hervormingsstrategie gepresenteerd om het aantal afgestudeerden te verhogen, de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren en het uiterste te bereiken van wat het hoger onderwijs kan doen om de economie van de EU sterker uit de crisis te laten komen.

3. Kondigt de Commissie maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

De mededeling is opgebouwd uit twee delen: een deel waarin de uitdagingen voor de lidstaten en de HO-instellingen worden beschreven en een deel waarin de ondersteunende rol die de EU daarbij kan spelen wordt uitgewerkt. Het eerste deel laat zich lezen als een handleiding voor lidstaten en instellingen voor hoger onderwijs die hen kan helpen bij het vormgeven van hun strategische beleidsplannen. Het tweede deel bevat initiatieven die op EU-niveau genomen worden om de lidstaten te ondersteunen. Nagenoeg alle in de mededeling genoemde EU-acties werden al eerder aangekondigd, met name in de Europa 2020 «flagship initiatives» Jeugd in Beweging, Innovatie Unie en Agenda voor Nieuwe Vaardigheden en Banen. In die zin is deze «agenda» toch vooral een handzaam overzicht van al in gang gezette c.q. reeds aangekondigde initiatieven en acties.

Bevoegdheidsvaststelling

Op het terrein van onderwijs is de Europese Unie bevoegd om het beleid van de lidstaten aan te vullen en te ondersteunen. Nederland vindt het belangrijk om te onderstrepen dat de EU de onderwijsactiviteiten van de lidstaten alleen kan ondersteunen of aanvullen met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel.

Op het terrein van onderzoek is er een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten.

Subsidiariteit en proportionaliteit

Subsidiariteit: positief

De Commissie benadrukt dat het primaat om deze doelstellingen te realiseren bij de nationale autoriteiten en instellingen ligt, in overeenstemming met het Verdrag en het subsidiariteitsbeginsel. De aangekondigde maatregelen op EU-niveau zijn bedoeld ter ondersteuning van het beleid in de lidstaten en beperken lidstaten niet in hun beleidsruimte.

Proportionaliteit: positief

De acties op EU-niveau zijn proportioneel in die zin dat ze niet verder gaan dan nodig om de gestelde doelen te bereiken. Van sommige genoemde initiatieven, zoals het «Europees register voor tertiair onderwijs» is nog onduidelijk wat de reikwijdte zal zijn waardoor de proportionaliteit op dit moment nog niet goed beoordeeld kan worden. Nederland zal de Commissie om nadere toelichting vragen.

Financiële consequenties

In de mededeling verwijst de Commissie naar haar voorstellen voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 van juni jl. waarin de contouren van het nieuwe «Education Europe» programma worden geschetst. De officiële voorstellen voor dit nieuwe programma verschijnen naar verwachting eind november. Dan zal Nederland deze voorstellen beoordelen op (o.a.) financiële consequenties.

Er zijn geen gevolgen voor de rijksbegroting; de modernisering van het hoger onderwijs in Nederland wordt vormgegeven op basis van de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap.

Administratieve lasten en regeldruk

Nederland heeft vraagtekens bij het «Europees register voor tertiair onderwijs». Onduidelijk is wat de reikwijdte hiervan is. Nederland zal de Commissie vragen om toelichting en daarbij scherp letten op meerwaarde en administratieve lasten voor instellingen.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland verwelkomt de mededeling van de Commissie en onderschrijft het belang van het bewerkstelligen van hervormingen in het hoger onderwijs om zo de bijdrage van de Europese hoger onderwijssystemen aan slimme, duurzame en inclusieve groei te maximaliseren. Nederland waardeert het langetermijnperspectief van deze mededeling. Tevens steunt Nederland de door de Commissie gekozen koers, namelijk naar een toekomstbestendig hoger onderwijsstelsel, een stelsel met een internationale aantrekkingskracht, waarin studenten en docenten worden uitgedaagd en onderzoekers bijdragen aan het oplossen van de grote maatschappelijke vraagstukken en het vergroten van onze economische welvaart.

Hoewel hoger onderwijs meer is dan een instrument voor economische groei en bijvoorbeeld ook van belang is voor ontplooiing van mensen en de maatschappij als geheel, deelt Nederland in grote lijnen de visie in deze mededeling en stelt zich achter de maatregelen die de EU voorstelt om de in de mededeling genoemde doelstellingen te realiseren. De mededeling sluit inhoudelijk goed aan bij de brief die Staatssecretaris Zijlstra in maart aan eurocommissaris Vassiliou stuurde in reactie op de Europese consultatie over de modernisering van het hoger onderwijs in Europa (Tweede Kamer, 2010–2011, 31 288, nr. 162).

De mededeling is opgebouwd uit twee delen: een deel waarin de uitdagingen voor de lidstaten en de HO-instellingen worden beschreven en een deel waarin de ondersteunende rol die de EU daarbij kan spelen wordt uitgewerkt.

Uitdagingen voor lidstaten en HO-instellingen

De geschetste doelstellingen voor lidstaten en hoger onderwijs instellingen zijn in lijn met Nederlands beleid, zoals neergelegd is in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap «Kwaliteit in verscheidenheid» (Tweede Kamer, 2010–2011, 31 288, nr. 194).

Nederland kan zich vinden in de aandacht die uitgaat naar het aandeel hoger opgeleiden en de carrièreperspectieven voor onderzoekers.

Mede omdat het aantal hoger opgeleiden in Nederland reeds boven de Europese doelstelling van ten minste 40% in 2020 is gestegen – het aandeel hoger opgeleiden is in Nederland 41% en de verwachting is dat het nog stijgt – ligt de nadruk van Nederland op het verder verbeteren van de kwaliteit van het hoger onderwijs. Het door de Commissie bepleitte verhogen van de kwaliteit van het hoger onderwijs, profileren en het belonen van excellentie, vormen dan ook kernpunten uit de Nederlandse Strategische Agenda.

Nederland onderschrijft het belang van studentenmobiliteit. De overheid speelt daarbij een faciliterende rol. Het is aan de hoger onderwijs instellingen om hun profiel te kiezen en internationaliseringsbeleid te formuleren. Nederland waardeert het dat de Commissie in haar mededeling (zij het vrij summier) ingaat op het belang van gebalanceerde mobiliteitsstromen. Vanuit Nederland zal ook richting de Europese Commissie aandacht gevraagd blijven worden voor een vorm van balans in de mobiliteitsstromen.

Nederland wacht de voorstellen van de Commissie af op het aangekondigde Europees garantiefonds voor masterstudenten die bij een private bank willen lenen voor een studie buiten hun eigen land en zal deze grondig bestuderen.

In lijn met de Strategische Agenda kan Nederland zich vinden in de prioriteit die in de mededeling wordt gegeven aan het versterken van de kennisdriehoek, uiteraard zonder dat dit de academische integriteit aantast. De basis voor de Nederlandse welvaart ligt in de kennisdriehoek onderzoek, onderwijs en ondernemerschap. Nederland kan zich dan ook vinden in de mededeling genoemde maatregelen voor een betere benutting van de kennisdriehoek.

Nederland is kritisch over de zwakke coherentie tussen het beleid van de Commissie ten aanzien van het onderwijs aan de ene kant en het onderzoeks- en innovatiebeleid aan de andere kant. De kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie/ondernemerschap vraagt ook op Europees niveau een gezamenlijke inspanning om zo maximaal effect te hebben van de inspanningen op het gebied van onderwijs en onderzoek.

Bij het beter benutten van de kennisdriehoek hoort daarom ook het streven naar het zoveel mogelijk in onderlinge samenhang ontwikkelen van de Europese Hoger Onderwijs Ruimte (EHEA – «Bologna») en de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Zaken die nadrukkelijk op de grens van onderwijs- en onderzoeksbeleid liggen zijn de mobiliteitsprogramma’s voor onderzoekers en het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). Nederland kijkt dan ook uit naar de door de Commissie aangekondigde Strategische Innovatieagenda voor het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). Nederland is benieuwd in hoeverre de kennis en Innovatiegemeenschappen (KICs) van het EIT, waarin Nederlandse instellingen en bedrijven sterk vertegenwoordigd zijn, bijdragen aan het realiseren van de kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie/ondernemerschap.

Nederland steunt de zoektocht naar alternatieve financieringsbronnen als aanvulling bij het duurzaam waarborgen van hoger onderwijs. In de context van de Europese Unie kan extra benadrukt worden dat m.b.t. het aantrekken van private investeringen nog veel te winnen valt. Zo blijkt uit onderzoeken dat nog veel EU-lidstaten weinig gebruik maken van private investeringen in de financiering van hun hoger onderwijssysteem.

Aanvullende acties op EU-niveau

Nederland deelt de wens van transparantie en het verbeteren van betrouwbare vergelijkbare statistische gegevens, met name op het terrein van mobiliteit. Echter bij het leveren van beleidsgegevens dienen administratieve lasten voor instellingen, en kosten en baten in het oog gehouden te worden. Het Europees Kwalificatieraamwerk-LLL (EQF) is een waardevol hulpmiddel als het gaat om het inzichtelijk maken van kwalificatieniveaus, vooral als het in alle lidstaten wordt toegepast. Ook U-Map is reeds ontwikkeld in EU-kader, een instrument waarmee instellingen zich met instellingen in andere landen kunnen vergelijken wat betreft de condities waaronder het hoger onderwijs wordt aangeboden.

Nederland voert op dit moment met een aantal andere Europese landen een onderzoek uit naar een brede implementatie van U-Map in diverse EU landen. U-Multirank gaat een stap verder in de zin dat ook de prestaties betrokken worden. Dit kan een nuttige aanvulling zijn op bestaande rankings van instellingen van hoger onderwijs die vooral zijn gebaseerd op gegevens over onderzoekprestaties. U-Multirank daarentegen vertegenwoordigt veel meer de diversiteit van onderwijsinstellingen, omdat het niet alleen kijkt naar prestaties van onderwijsinstellingen op onderzoek, maar ook op andere belangrijke terreinen, zoals onderwijskwaliteit, internationalisering en onderzoek. Nederland was voorstander van het vergroten van transparantie over het hoger onderwijs in Europa via de projecten van U-Map en U-Multirank.

Nederland heeft vraagtekens bij het «Europees register voor tertiair onderwijs». Onduidelijk is wat de Commissie hiermee precies bedoelt. Nederland zal de Commissie vragen om een toelichting over betekenis en meerwaarde. Vooralsnog is moeilijk in te schatten wat dit register voor administratieve lasten creëert voor (onderwijs)instellingen en wat het zou kosten om een dergelijk register op te zetten en te onderhouden.

Wat de toekomst van het Leven Lang Leren-programma (LLP) betreft, wacht Nederland de Commissievoorstellen, die naar verwachting eind november zullen worden gepresenteerd, met grote belangstelling af. Nederland zal de voorstellen, inclusief de in de mededeling geschetste plannen voor een garantiefaciliteit voor studieleningen voor mobiliteit in de masterfase, beoordelen en op basis daarvan een positie bepalen. Daarbij zal de brief van Staatssecretaris Zijlstra over de toekomst van het LLP van december 2010 een belangrijk uitgangspunt vormen. (Tweede Kamer, 2010–2011, 30 012, nr. 33).

Nederland kan zich vinden in de door de Commissie voorgestelde betere inbedding van hoger onderwijs in het externe beleid van de Unie. De met het Verdrag van Lissabon in het leven geroepen Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) kan daar behulpzaam bij zijn.

Naar boven