22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 396 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 september 2023

In een wereld van toenemende verweving van economische- en veiligheidsbelangen en groeiende internationale afhankelijkheden is een gedegen controle op de export van strategische goederen en technologie voortdurend van groot belang. Door middel van exportcontrole voorkomt het kabinet dat Nederlandse goederen of technologie met een bijzondere, strategische waarde, zowel militair als dual-use, op ongewenste wijze worden ingezet. Daarmee draagt Nederland bij aan wereldwijde veiligheid variërend van het voorkomen van mensenrechtenschendingen tot het beschermen van hoog strategische technologie.

Jaarlijks blikt het kabinet terug op het Nederlandse exportcontrolebeleid in het afgelopen jaar, in aanvulling op de publieke maandrapportages over de export van strategische goederen. Bijgaand bied ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, het rapport aan over 2022, waarin wordt ingegaan op de instrumenten, procedures en uitgangspunten van het Nederlandse exportcontrolebeleid. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het karakter van de Nederlandse defensie- en veiligheidsindustrie en aan internationale ontwikkelingen op het terrein van exportcontrole. Ook geeft het rapport de aard en omvang van de in 2022 afgegeven uitvoervergunningen weer. De terugblik zal tevens als Engelstalige publicatie verschijnen om zo ook internationaal invulling te geven aan «transparantie» als een van de pijlers van het Nederlandse exportcontrolebeleid.

Het exportcontrolebeleid in 2022 moet worden bekeken vanuit de geopolitieke context die in februari van dat jaar drastisch wijzigde toen Rusland een onrechtmatige oorlog startte tegen Oekraïne. Naast een sterke veroordeling in VN-verband heeft Nederland samen met internationale partners op de Russische inval gereageerd door volledige steun voor Oekraïne uit te spreken en hier invulling aan te geven op economisch, humanitair en militair vlak. Samen met partners legde de EU ongekend zware sancties op aan Rusland, om de Russische overheid zowel financiële als materiele middelen die nodig zijn om de oorlog voort te zetten, te ontzeggen. Vanwege deze sancties is er een enorme toename geweest van de hoeveelheid goederen en diensten die onder exportcontrole vallen. Dit heeft een groot beslag gelegd op het bedrijfsleven en op de capaciteit van de exportcontrole-autoriteiten.1

De Nederlandse militaire steun aan Oekraïne krijgt onder meer vorm door de bilaterale levering van militaire goederen door het Ministerie van Defensie, zowel vanuit eigen voorraad als via commerciële inkoop. Voor alle geleverde goederen is, waar nodig, een toets aan de Europese wapenexportcriteria gedaan en is, na positieve uitkomst, een uitvoervergunning verleend. Als gevolg van deze grootschalige leveranties maken afgegeven vergunningen voor uitvoer naar Oekraïne in 2022 een aanzienlijk deel (21%) uit van de totale waarde van afgegeven vergunningen. Het kabinet zet de militaire steun aan Oekraïne ook in 2023 voort en blijft, in nauwe samenwerking met internationale partners, doen wat het kan om bij te dragen aan de Oekraïense zelfverdedigingscapaciteit.

Daarbij houdt het Kabinet ook oog voor de risico’s die inherent verbonden zijn aan grootschalige wapenleveranties. Er zijn op dit moment geen signalen dat geleverd materieel op ongewenste wijze wordt ingezet. Tegelijkertijd moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat een deel van deze goederen verloren gaat in de gewapende strijd of op termijn anderszins op ongewenste plekken terecht komt. Om deze onvermijdelijke risico’s inzichtelijk te maken wordt elke leverantie zorgvuldig, maar gezien de omstandigheden versneld, getoetst aan de EU-wapenexportcriteria. Ook worden de Oekraïense autoriteiten verzocht om een eindgebruikersverklaring te tekenen waarin de kaders voor gebruik zijn vastgelegd.

Als gevolg van de Russische oorlog in Oekraïne werd gedurende 2022 duidelijk dat het Europese zelfstandig militair-industrieel voortzettingsvermogen beperkt is en dat zodoende meer Europese zelfredzaamheid noodzakelijk is. Dit vraagt om verdere samenwerking tussen de Europese defensie-industrieën om op die manier de Europese veiligheid te versterken. Daarvoor is een gelijk speelveld in Europa en daarmee verdere convergentie van het Europese wapenexportbeleid van groot belang. Gedurende 2022 zijn de eerste oriënterende stappen gezet in de ontwikkeling van enkele maatregelen op dit vlak die in de loop van 2023 verder zijn uitgewerkt. De voornaamste maatregelen betreffen de voorgenomen toetreding tot het verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein, waar op het moment Frankrijk, Duitsland en Spanje bij zijn aangesloten, en de afschaffing van het aanvullend nationaal wapenexportbeleid in de vorm van het presumption of denial-beleid. De Tweede Kamer werd hierover onlangs per brief (Kamerstukken 22 054 en 33 279, nr. 395) geïnformeerd en ook bijgaand rapport geeft toelichting op deze inzet. Toetreding tot het verdrag zal een proces van middellange termijn zijn. Het kabinet is in afwachting van een formele uitnodiging van de verdragspartijen om de toetredingsprocedure te kunnen starten. Op basis van deze uitnodiging kan het kabinet het verdrag, gepaard met een advies van de Raad van State, voorleggen ter parlementaire goedkeuring. Uiteindelijk zullen de verdragspartijen akkoord moeten gaan met Nederlandse toetreding. Het kabinet benadrukt dat ook in de context van toenemende Europese samenwerking op het gebied van de defensie-industrie Nederland scherp blijft toezien op het belang dat Nederlandse goederen niet op ongewenste wijze worden gebruikt.

Het kabinet informeert uw Kamer middels deze brief dat bedrijven per 1 oktober wederom de mogelijkheid krijgen om een globale vergunning voor Turkije aan te vragen. Met een globale vergunning kan een bedrijf militaire goederen uitvoeren naar één of meerdere ontvangers in één of meer landen van bestemming. Daarmee brengt het kabinet het Nederlandse exportcontrolebeleid verder in lijn met de Europese afspraken. Turkije was sinds november 2019 uitgezonderd als mogelijke eindbestemming voor dergelijke vergunningen in reactie op de Turkse militaire betrokkenheid in Noord-Syrië.2 Elke aanvraag voor een globale vergunning wordt strikt getoetst aan de acht criteria van het Europese wapenexportbeleid. Indien er duidelijke risico’s bestaan dat goederen kunnen worden ingezet in Noord-Syrië zal de vergunning worden afgewezen.

Tot slot wil het kabinet de Kamer informeren over de opvolging van een toezegging aan het lid Hammelburg (D66), gedaan tijdens het Commissiedebat Wapenexportbeleid van 21 december 2022. Het lid Hammelburg verzocht te bekijken of er een «criterium» dient te worden toegevoegd aan het aanvullend strategisch kader voor exportcontrole van halfgeleidertechnologie dat (inter)nationale veiligheid als uitgangspunt neemt (Kamerstuk 22 054, nr. 376), namelijk de veiligheidsanalyse van de toekomst voor de komende vijf, tien of twintig jaar.3 Ik heb toegezegd om hiernaar te kijken samen met de Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie. en naar aanleiding daarvan concludeert het kabinet dat het huidige kader de veiligheidsanalyse van de toekomst voldoende in ogenschouw neemt. Het centrale uitgangspunt van het kader is (inter)nationale veiligheid. De bestaande criteria zijn opgesteld met dit uitgangspunt in het achterhoofd en worden ook op die manier getoetst. Een veiligheidsanalyse van de toekomst is reeds een integraal onderdeel van de toetsing die plaatsvindt binnen het bestaande kader. Inmiddels heeft het kabinet geconcludeerd dat aanvullende exportcontrole maatregelen noodzakelijk zijn voor geavanceerde productieapparatuur voor halfgeleiders. De ministeriële regeling die hiertoe is gepubliceerd is op 1 september 2023 in werking getreden4.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher


X Noot
2

Zie ook de Kamerbrief «Nadere invulling wapenexportbeleid Turkije» (Kamerstuk 22 054, nr. 316) van 25 november 2019.

X Noot
3

Kamerstuk 22 054, nr. 379

X Noot
4

Zie Kamerstuk 22 054, nr. 384 en Stcrt. 2023, nr. 18212 van 30 juni 2023.

Naar boven