Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 22054 nr. 379 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 22054 nr. 379 |
Vastgesteld 26 januari 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben op 21 december 2022 overleg gevoerd met de heer Hoekstra, Minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 14 juli 2022 inzake het Nederlandse exportcontrolebeleid in 2021 (Kamerstuk 22 054, nr. 370);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 29 november 2021 inzake afgifte vergunning voor export militair materieel naar Indonesië (Kamerstuk 22 054, nr. 354);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 16 december 2021 inzake afgifte vergunning voor export militair materieel naar India (Kamerstuk 22 054, nr. 355);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 25 augustus 2022 inzake afgifte vergunning voor export militair materieel naar India (Kamerstuk 22 054, nr. 371);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 1 december 2022 inzake reactie op verzoek commissie over exportcontrolebeleid voor halfgeleidertechnologie (Kamerstuk 22 054, nr. 376).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Wuite
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Rudmer Heerema
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Meijers
Voorzitter: Wuite
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Jasper van Dijk, Hammelburg, Klink, Koekkoek, Thijssen en Wuite,
en de heer Hoekstra, Minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 16.00 uur.
De voorzitter:
Het is klokslag 16.00 uur. Ik voel mij vereerd om dit commissiedebat van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking te openen. Het onderwerp van dit commissiedebat, dat is gepland tussen 16.00 uur en 19.00 uur, is het wapenexportbeleid. Het doet ons genoegen dat we in ons midden beide bewindspersonen hebben, namelijk de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Buitenlandse Zaken. We hebben immers afgesproken dat de commissie voor Buitenlandse Zaken de volgcommissie is. Aan mijn linkerzijde hebben we vijf commissieleden: de heer Klink, de heer Van Dijk, mevrouw Koekkoek van Volt, Alexander Hammelburg en de heer Thijssen. Er is ook een grote interesse vanaf de tribune. Wij vinden het fijn dat u in ons midden bent. Hartelijk welkom. Ik wil graag met dit commissiedebat beginnen volgens de regels dat we vier minuten spreektijd arrangeren voor de vijf leden, met ieder vijf losse vragen voor de eerste termijn. Misschien volgen er nog andere collega's. Ik geef graag de heer Klink als eerste het woord.
De heer Klink (VVD):
Dank u, voorzitter. Dit is het eerste debat over de export van strategische goederen sinds de oorlog in Oekraïne. De wereld is sindsdien veranderd. Hierdoor is het nog belangrijker geworden om ons te verdedigen. Hierbij hoort een sterke Europese en NAVO-defensie-industrie, die nauw samenwerken met de partners en waarin Nederland een substantieel aandeel levert. Dat toont niet alleen verantwoordelijkheid, maar bevordert ook onze strategische autonomie. Nederland is bij uitstek geschikt om deel te nemen aan de versterking van de samenwerking in de defensie-industrie, omdat onze bedrijven vooral toeleveranciers van hoogtechnologische onderdelen zijn. Exportcontrolebeleid hoort hierbij.
De leden van de VVD-fractie stellen dat trage en wispelturige besluitvorming met betrekking tot het afgeven van exportvergunningen contraproductief werkt. Ondanks uniforme toetsingskaders met acht criteria in het gemeenschappelijke standpunt van de EU inzake wapenexport, voeren soortgelijke landen in de Europese Unie, zoals Duitsland en Zweden, een ander beleid voor het afgeven van wapenexportvergunningen. Hun interpretatie van de acht criteria verschilt van de strikte en grillige Nederlandse interpretatie, waardoor de positie van Nederland verzwakt. Deze strikte interpretatie maakt Nederland immers minder betrouwbaar.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat er een gelijk speelveld is. Daarom vraag ik aan de Minister: wat gaat u doen zodat Nederland op dezelfde wijze als andere Europese Unielidstaten de acht criteria in het gemeenschappelijk standpunt van de EU gaat implementeren?
De voorzitter:
De eerste vraag is van meneer Hammelburg. Gaat uw gang.
De heer Hammelburg (D66):
Ik beaam wat de heer Klink van de VVD zegt over dat het raar is dat we binnen de Europese Unie toch verschillende interpretaties hebben van de gemeenschappelijke regels die we hebben opgesteld voor wapenexport. Nederland heeft inderdaad een stringente interpretatie daarvan. Dat is ook goed, want we willen niet met Nederlandse wapens en materieel de onderdrukking van bevolkingen steunen en mensenrechtenschendingen bevorderen. Dat wil je niet op je geweten hebben. Mijn vraag aan de heer Klink is of hij nog aan het kopje mensenrechten toekomt en of de balans tussen verdienmodel en mensenrechten later in zijn betoog nog aan bod komt.
De voorzitter:
Dat is gelijk stevig. De heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Mensenrechten zijn uiteraard zeer belangrijk. Je moet altijd keuzes maken in de paar schaarse minuten die je hebt, maar ik kan deze interruptie in ieder geval gebruiken om er iets over te zeggen. Ik begon er al mee dat sinds de oorlog in Oekraïne het gewoon anders is geworden in de wereld. Het is heel belangrijk dat we ons kunnen verdedigen. Als je je wil kunnen verdedigen, heb je daar een defensie-industrie voor nodig. Anders kan je gewoon niet goed verdedigen en zou Rusland nu al veel verder zijn gekomen. Daarom is het belangrijk dat je met elkaar samenwerkt. Die samenwerking doen we vanuit Nederland meestal met westerse landen en bedrijven, die mensenrechten natuurlijk ook heel belangrijk vinden. In zijn algemeenheid moet dat ook steeds het uitgangspunt zijn. We willen naar een wereld toe waarin de mensenrechten hoog in het vaandel staan, maar we moeten niet naïef zijn. We moeten een sterke defensie-industrie hebben om samen te kunnen werken. Het stukje van die industrie dat in Nederland actief is, levert vaak een relatief beperkt onderdeel van het eindproduct, maar dat is vaak hoogtechnologisch en van grote toegevoegde waarde. Die bedrijven moeten gewoon kunnen exporteren. Dat is wel belangrijk.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Ik hoor niet echt een keuze. Dat is wel zorgelijk, want ik heb de Minister al wel een keuze horen maken en echt horen pleiten voor het sterk verankeren en hooghouden van mensenrechten in ons wapenexportbeleid. Ik heb ook gehoord dat we volgens haar in het gesprek richting 2024, waarin we het beleid van Europa gaan herzien, eerder moeten gaan pleiten voor de plek waar Nederland de lat legt. We moeten volgens de Minister dus echt goed kijken naar mensenrechten en het voorkomen van onderdrukking van bevolkingen met ons materieel, en niet de standaard verlagen aan de hand van andere Europese landen. Dus ja, ik ben het helemaal eens met de keuze voor een level playing field binnen de Europese Unie, maar dan wel volgens de hoogste standaarden. Want we kunnen toch niet hebben dat Nederlands, Duits, Oostenrijks of Italiaans materieel wordt ingezet tegen de burgerbevolking in andere landen? Aangezien de VVD de internationale rechtsorde en mensenrechten ook zo hoog in het vaandel heeft staan, kan het volgens mij niet anders dat jullie daar een duidelijke keuze in kunnen maken en zeggen: wij pleiten er samen met D66 bij deze Minister voor om de Nederlandse lat inderdaad leidend te laten zijn in die Europese discussie.
De heer Klink (VVD):
Natuurlijk vinden wij de internationale rechtsorde en mensenrechten ook belangrijk, dus daar kan geen discussie over zijn. Maar het gaat er hier om dat we in de Europese Unie acht criteria hebben. Het is vooral belangrijk om die op dezelfde manier te implementeren als andere landen. Ik noem landen als Zweden en Duitsland als voorbeeld. Dat zijn natuurlijk geen landen die, als je op de internationale ranking kijkt, mensenrechten maar een beetje verdoezelen. Absoluut niet, zou ik zeggen. Het is vooral belangrijk dat je die criteria op dezelfde manier gaat implementeren. Als dat in die landen op diezelfde manier gebeurt en we het met zijn allen op hetzelfde niveau doen, dan snap ik wat de heer Hammelburg zegt. Maar we moeten daarin niet naïef zijn. Die landen zijn ook gewoon westerse parlementaire democratieën, vinden mensenrechten belangrijk en handelen ook op deze manier. Dus zeg ik nu: laten we vooral kijken naar hoe andere West-Europese landen als Duitsland en Zweden dit implementeren en het vervolgens op dezelfde manier doen.
De voorzitter:
De heer Hammelburg laat niet los en gaat voor een derde interruptie. Daarbij doe ik de oproep om het goed bondig te houden in het kader van de vijf losse vragen. Gaat uw gang.
De heer Hammelburg (D66):
Ik doe mijn best.
Franse wapens worden gebruikt om burgerslachtoffers te maken in Jemen. Voor 1 miljard euro aan Franse patrouilleboten en Duits materieel wordt door Saudi-Arabië ingezet om havens te blokkeren in Jemen. De heer Klink had het over landen om ons heen die ook de mensenrechten respecteren. Dat is in zekere zin waar, maar tegelijkertijd zien we gewoon dat het tegenovergestelde gebeurt en zien we dat Nederland strenger is dan de ons omringende landen. Wij zouden als Nederland toch samen met deze Minister moeten pleiten voor het verhogen van de mensenrechtenstandaarden in het wapenexportbeleid in Europa? Dan zegt Nederland richting Duitsland, Frankrijk en andere Europese landen: dit is de standaard en niet lager dan dat. Is de VVD dat met D66 eens?
De heer Klink (VVD):
Niet op voorhand, want ik denk echt dat je gezamenlijk met die andere landen tot iets moet komen. Natuurlijk kun je je ambitie uitspreken – het is altijd goed om mensenrechten zo veel mogelijk te respecteren – maar ik denk wel dat als je echt samen met de ons omringende landen die acht criteria wil implementeren, je dan ook samen met hen aan de voorkant tot dat inzicht moet komen. Daar zijn gewoon meerdere onderdelen van. Dus zo simpel «ja of nee» zoals de heer Hammelburg nu voorstelt, kan je wat mij betreft nu niet op voorhand als antwoord geven.
De voorzitter:
Dat is helder voor de heer Hammelburg, maar ik meen te zien dat de heer Thijssen ook een vraag heeft.
De heer Thijssen (PvdA):
Ja, hier wil ik nog wel even op doorgaan. Want het klinkt een beetje alsof de heer Klink zegt: als die burger- of mensenrechten nu worden geschonden door onze of hun wapens, laat het dan door onze wapens zijn, want dan hebben we er nog wat aan. Dat vind ik toch eigenlijk wel kwalijk om te merken in dit debat. Ik ben het helemaal met de heer Klink eens als hij zegt dat we met onze Europese partners tot een gemeenschappelijke interpretatie van die acht criteria moeten komen. Ik denk dat dat superbelangrijk is en ga daar dadelijk ook vragen over stellen aan de Minister. Maar wat ons betreft ligt daar wel een bodem in. Dat is dat onze wapens niet ingezet worden voor het schenden van burger -of mensenrechten. Dat is de VVD toch wel met D66 en de PvdA eens?
De heer Klink (VVD):
Ja, natuurlijk. Ik geloof dat niemand in deze ruimte het wel leuk vindt om even de mensen -of burgerrechten te schenden, ook al werk je in de productie van strategische wapens. Daar geloof ik helemaal niets van; niemand wil dat. Maar hier gaat het er natuurlijk weer om dat Nederland in die zin een beperkte partner is. Wij zijn toeleverancier van hoogwaardige producten, van een eindproduct, soms voor 20% en soms voor een nog kleiner percentage van het totale eindproduct. Dat is iets wat je in gezamenlijkheid doet. Ik blijf erbij – dat heb ik net ook al richting de heer Hammelburg gezegd – dat als je hier stappen in wilt zetten, je dat dan echt in gezamenlijkheid zal moeten doen en borgen. Natuurlijk kun je in gesprek gaan om die criteria aan te passen. Ik snap dat bewindspersonen zeggen dat we hier nog eens naar moeten kijken. Maar het is voor mij wel echt heel belangrijk dat we dat dan gezamenlijk doen. Het kan niet zo zijn dat de uitkomst is «we hebben het gezegd en de rest doet niks, dus gaan wij maar even als enige strenger implementeren», en dat er dan dus helemaal geen sprake is van een gelijk speelveld.
De voorzitter:
Meneer Thijssen, een vervolgvraag?
De heer Thijssen (PvdA):
Ja, dan nog wel even. Ik hoor de heer Klink toch eindigen met waar ik mee begon, namelijk: «Als het onze wapens niet zijn, zijn het de wapens van anderen die de burger -of mensenrechten schenden. Dan kunnen we maar beter een gelijk speelveld hebben en daar ook een graantje van meepikken.» Dat vind ik gewoon kwalijk. We kunnen toch hier met elkaar zeggen dat we het onmenselijk vinden dat Nederlandse wapens daarvoor worden ingezet en dat wij ons in Europa hard gaan maken voor een gelijke interpretatie van die acht criteria, maar dat dit voor ons de lat is? Dan zeggen we dus: «Geen burger- en mensenrechtenschendingen met Nederlandse wapens. Wij vinden dat dat voor alle Europese wapens moet gelden. We gaan onze stinkende best doen om daar met elkaar uit te komen. Als dat niet lukt, hebben we een probleem met elkaar.» Het is fijn dat de Minister dit zegt, maar het zou fijn zijn als de grootste regeringspartij dit ook zegt.
De heer Klink (VVD):
Ik heb hier nu al via verschillende vragen antwoord op gegeven. Volgens mij is het een heel overzichtelijk beeld dat ik daarover geef. Natuurlijk kun je met elkaar de ambitie uitspreken om daar verder in te gaan, maar dan moet je dat echt met elkaar doen. Ik vind niet dat het zo kan zijn dat we als Nederland dan maar zeggen: ze willen niet, dus wij gaan maar een alleingang en zijn strenger dan de rest van de ons omringende landen. Wat mij betreft heb je die acht criteria om ze zo veel mogelijk op dezelfde manier te implementeren.
De voorzitter:
Dat is vooralsnog voldoende. Er zijn geen vervolgvragen. Ik zou de heer Klink dus willen vragen om zijn inbreng voort te zetten. U zit pas op anderhalve minuut.
De heer Klink (VVD):
Dank u, voorzitter. Ik heb dus nog eventjes.
De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor meerjarige vergunningen voor één leveringscontract dat uit meerdere producten bestaat. Elk jaar dienen exporteurs nieuwe vergunningen aan te vragen, waardoor er veel onzekerheid heerst in de levering. Als een bedrijf bijvoorbeeld een contract tekent voor vier radars die in een periode van drie jaar gebouwd en geleverd worden, zou dat wat de VVD-fractie betreft op één vergunning moeten kunnen. De huidige vergunningsstructuur en aanverwante termijnen staan haaks op de realiteit, omdat hoogtechnologische defensieproducten niet op voorraad liggen, maar in kleine hoeveelheden op aanvraag geproduceerd worden. Zou de Minister willen toezeggen dat zij met een realistische bril naar meerjarige vergunningverlening gaat kijken?
Daarnaast zien de leden van de VVD-fractie dat bedrijven lasten ervaren bij het onderhouden van geleverde strategische goederen. De strategische goederen zijn vaak hoogtechnologische exportproducten die regelmatig onderhoud vereisen door gespecialiseerde medewerkers. Bedrijven bieden een dergelijke service doorgaans aan bij de export van strategische goederen, maar ervaren last bij het uitvoeren van dit onderhoud vanwege de vergunningskwesties. Voor mkb'ers zijn de procedures onbekend. Zij worden hierover amper voorgelicht. Grote bedrijven hebben last van de wispelturigheid bij het verstrekken van vergunningen, waardoor ook zij belemmerd worden en hun concurrentiepositie onder druk staat. De bedrijven trachten bij een onderhandeling niet alleen te verkopen, maar ook een langetermijnrelatie op te bouwen en een commitment aan te gaan. Daarnaast blijven vergunningsaanvragen lang op de plank liggen, waardoor bedrijven onzekerheid ervaren. In het kader van het verminderen van regeldruk zou voor de levering toe kunnen werken naar een systeem met een vergunning voor langere termijn. Kan de Minister onderzoeken of de onzekerheden voor bedrijven met betrekking tot onderhoudscontracten voor meerjarige vergunningen zo veel mogelijk weggenomen kunnen worden?
Tot slot, voorzitter. Bedrijven geven geregeld aan dat de informatie van de overheid vaak als niet concreet genoeg wordt ervaren en daardoor onvoldoende voldoet aan de behoeftes van bedrijven. De Vlaamse en Duitse websites over exportcontrole zien zij als goede voorbeelden van informatievoorziening. Een belangrijk verschil met de Nederlandse website en bijvoorbeeld het Handboek strategische goederen en diensten, is dat op de Vlaamse en Duitse websites informatie voor bedrijven makkelijk te vinden is en op een toegankelijke en relevante manier wordt gepresenteerd. Mijn laatste vraag aan de Minister is daarom of de informatievoorziening op de Nederlandse website het voorbeeld van de Vlaamse en Duitse websites kan volgen.
Tot zover.
De voorzitter:
Er zijn inderdaad ook nog vervolgvragen. De eerste is van de heer Hammelburg, maar ik zie ook de heer Van Dijk voor een vervolgvraag.
De heer Hammelburg (D66):
Ook mijn fractie worstelt een beetje met die onzekerheden voor bedrijven met wapenexportvergunningen. Ieder jaar moeten ze opnieuw een vergunning aanvragen. De red tape die daarbij komt kijken, geeft de koper/verkoper ontzettend veel onzekerheden. Tegelijkertijd is het een waarborg. Mocht een land afglijden door zijn wapens op een manier te gebruiken die wij niet graag zien en die ook nog eens tegen die acht criteria ingaat, wil je ergens wel grip hebben op de export. En in een oorlog kan dat soms in een rap tempo gaan. Is de VVD het met D66 eens dat we wel kunnen kijken naar een methode om daarmee om te gaan zonder dat we ergens ons houvast en de controle verliezen? Dat is misschien ook een vraag aan de Minister. Is de VVD bereid om die vraag aan de Minister te stellen en om niet alleen te pleiten voor exportvergunningen van vijf jaar of langer? Met andere woorden, wil zij vasthouden aan waarborgen voor het geval het echt misgaat in een land waar we naartoe exporteren?
De voorzitter:
En anders kan de heer Hammelburg die vraag natuurlijk ook zo meteen zelf stellen. Maar ik ben benieuwd naar het antwoord.
De heer Klink (VVD):
Ook dit is weer een best wel complexe vraag om eventjes met ja of nee te beantwoorden. Het hangt namelijk af van wat de heer Hammelburg met die waarborgen bedoelt. Mijn tegenvraag om dat goed te kunnen beantwoorden zou dus zijn wat de heer Hammelburg daarmee bedoelt. Maar als ik D66 aan mijn zijde vind als ik vraag om realistischer te kijken naar de meerjarige contracten en de onderhoudscontracten, dan zie ik dat alleen maar als een goede ontwikkeling. Ik wil namelijk met een eigentijdse bril naar het huidige wereldbeeld kijken.
De voorzitter:
Voldoende, meneer Hammelburg? U heeft nog één interruptie over en ik kan me voorstellen dat het belangrijk is om te kijken wat de inbreng van de anderen wordt.
De heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
We horen een bekend pleidooi van de VVD. De VVD wil zo veel mogelijk drempels weghalen voor wapenbedrijven om wapens te kunnen exporteren. Maar ik weet zeker dat de VVD ook niet blij wordt als wapens in verkeerde handen terechtkomen, bijvoorbeeld in die van Rusland of Iran, of dat er producten in verkeerde handen komen die leiden tot wapens, de zogeheten dual-usegoederen. De heer Klink kent ongetwijfeld het voorbeeld van de Iraanse drones waar Nederlandse chips in zitten. Die zijn gebruikt in Oekraïne om dood en verderf te zaaien! Hoe gaat de VVD dat nou voorkomen?
De heer Klink (VVD):
In de brief die de Minister op 1 december heeft gestuurd, staan drie criteria: voorkomen dat Nederlandse goederen bijdragen aan ongewenst eindgebruik, zoals militaire inzet of massavernietigingswapens; het voorkomen van ongewenste strategische afhankelijkheden, en behoud van Nederlands technologisch leiderschap en Westerse standaarden. Om dat steeds als uitgangspunt te nemen lijkt mij een hele goede aanpak, ook in het geval van de chips waar de heer Van Dijk nu naar verwijst. Ik denk dus dat het heel goed is om er zo naar te kijken.
Ik ben het verder zeker met de heer Van Dijk eens dat het onwenselijk is dat chips uit Nederland via een omweg in Rusland terechtkomen om vervolgens een rol te gaan spelen in de oorlog met Oekraïne. We zeggen ook in dit debat dat het juist goed is om naar je defensie-industrie te kijken. Je moet een florerende defensie-industrie hebben om je te kunnen verdedigen en daar hoort exporteren bij. Daar horen exportvergunningen bij en het is belangrijk om daar op een volwassen realistische manier naar te kijken. Maar aan de andere kant moet je wel zo realistisch zijn dat het niet zo kan zijn dat die chips uiteindelijk wapens faciliteren om de Russen te helpen. We zouden dan twee kanten faciliteren en dat moet je natuurlijk niet willen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik ben het eens met het laatste punt van de heer Klink. Ik heb misschien wel een oplossing en die zal ik in mijn termijn toelichten. Daarom laat ik het hier even bij wat betreft de interrupties. Daar moet je zuinig op zijn!
De voorzitter:
En dus beschouwen we dit niet als een interruptie, maar als ...
De heer Jasper van Dijk (SP):
... een aanloop tot mijn eigen termijn.
De voorzitter:
... een aanloop. Dan heeft u er dus nog vier over. Daar zijn we coulant in. Ik zou iedereen wel willen vragen om de aftrap zo bondig mogelijk te laten zijn als we het tenminste op die vijf losse vragen willen houden. We zijn hier tot 19.00 uur en we hebben twee bewindspersonen voor dit grote en belangrijke onderwerp.
Ik heb trouwens verzaakt om ook de staf van beide bewindspersonen hartelijk welkom te heten. Mijn excuses daarvoor. En daarmee wil ik graag het woord geven aan de heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank, voorzitter. Nederland is kampioen export. We zijn de tweede exporteur van de wereld en ook als het gaat om wapenexport scoort Nederland hoog. Niet voor niets kwamen wij met onze publicatie Atlas van de Wapenmacht, over de rol van Nederland in de wereldwijde wapenindustrie. Ik zal zorgen dat u aan het eind van het debat een exemplaar overhandigd krijgt. Van mij persoonlijk!
Voorzitter. We staan op plek elf van grootste wapenexporteurs van de wereld. Sinds de oorlog in Oekraïne is er een luidruchtige lobby om de wapenindustrie financieel te steunen. De Commandant der Strijdkrachten pleit bijvoorbeeld voortdurend voor meer investeringen in wapenbedrijven door pensioenfondsen, banken en verzekeraars. Een wonderlijke oproep, want het komt neer op een schot hagel. Banken moeten meer investeren, maar dat mag overal ter wereld en dat kan dus ook overal terechtkomen, dus ook op de verkeerde plek. Zie bijvoorbeeld het onderzoek van PAX waaruit blijkt dat de vijftien grootste Europese banken, waaronder ING, voor bijna 90 miljard euro investeren in wapenbedrijven, wier wapens onder andere terechtkomen in Saudi-Arabië. En die gebruiken die wapens om in Jemen te bombarderen. Deelt de regering mijn zorg dat dit pleidooi van Defensie nogal ongericht is en dat investeringen in wapenbedrijven niet bepaald passen bij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen? En dat is iets waar deze Minister bijzonder veel waarde aan hecht.
Voorzitter. Wapens zijn geen bloemen. Daarom is het belangrijk dat er strenge regels zijn rond wapenexport. Dat geldt ook voor de wapens die naar Oekraïne gaan. De controle en het toezicht schieten echter tekort. Zie het Europees Vredesfonds, waaruit nu al voor bijna 8 miljard aan wapens kan worden gedeclareerd, terwijl het toezicht zwaar tekortschiet. Zie ook mijn motie om dit te verbeteren. Het blijft verder wonderlijk dat de Verenigde Staten en Duitsland heel open zijn over wapenleveringen, maar dat Nederland die geheimhoudt.
Voorzitter. Ik had het al even met meneer Klink over het gevaar van dual-usegoederen. Maatschappelijke organisaties dringen aan op tijdige rapportages over de wapenexport, want anders kan er niet tijdig op problematische wapenleveranties worden gereageerd. Dubieuze voorbeelden van dual use: technologie voor kernreactoren naar China en navigatietechnologie voor civiele luchtvaart naar Myanmar en voor een satelliet naar Israël. En ook worden er nog steeds potentieel gevaarlijke materialen geleverd aan Egypte, een land dat samenwerkt met Saudi-Arabië en met veel geweld conflicten in Noord-Sinaï aangaat.
Voorzitter. Recent bleek uit onderzoek van het Algemeen Dagblad dat er Nederlandse chips zijn gebruikt in Iraanse drones. Deze drones zaaien dood en verderf in Oekraïne. De fabrikant van de chips geeft zelf aan dit nooit gewild te hebben. Dat had dus voorkomen moeten worden. Wat kan daaraan gedaan worden?
Het beleid moet scherper. Fabrikanten moeten afdwingen dat producten niet zonder toestemming mogen worden doorverkocht. Ook moeten zij nagaan waar hun producten terechtkomen. Dat zou kunnen met een soort track-and-tracesysteem, zoals we dat kennen bij pakketten die je bestelt of met een tracking device, een volgsysteem. Met een dergelijke chip kunnen goederen te allen tijde worden opgespoord. Is de regering bereid om dit te onderzoeken? Want ik weet zeker dat deze Minister ook niet blij wordt van Nederlandse chips in Iraanse drones. Dus dat moeten we voorkomen. Zou dat kunnen met zo'n tracking device?
Voorzitter. Mijn partij staat al jaren voor een strikt wapenexportbeleid. Zorg dat het bij vergunningen duidelijk is om welke producten het gaat en naar welke landen het gaat. Zorg dat je daarover transparant bent. Zorg dat rapportages op tijd komen. Zorg dat bedrijven er niet mee wegkomen als ze regels overtreden. En zorg nou dat dat pleidooi voor meer investeringen in wapenbedrijven niet doorgaat, want dat is in strijd met onze normen rond maatschappelijk verantwoord ondernemen.
De voorzitter:
Dat is volgens mij het einde van uw inbreng, maar ik begrijp dat er nog een vraag is van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
De heer Van Dijk sluit ook af met maatschappelijk verantwoord ondernemen en dat is in deze commissie dan ook echt wel een onderwerp. U bent, meneer van Dijk, ook de initiatiefnemer van de initiatiefwet imvo. Het gaat daarbij onder andere over langjarige relaties in de keten. Ik ben benieuwd hoe de heer Van Dijk mijn punt van zojuist dan ziet, namelijk die langjarige relaties voor onderhoud tussen medewerkers en bedrijven. Hoe kunnen we dat borgen, zonder dat te frustreren met de eis dat er steeds weer een nieuwe exportvergunning moet worden afgegeven. Vindt hij ook dat we dat langjarige aspect moeten laten prevaleren? Want dat is volgens mij een van de dingen waar de heer Van Dijk juist voor pleit bij de imvo-wetgeving.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De heer Klink zegt terecht dat wij de trotse indieners zijn van een wet rond internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, overigens met de ChristenUnie als eerste indiener. Die wet heeft de heer Klink kunnen zien en daar staan een aantal fantastische voorstellen in om duurzaam te ondernemen en daarbij wordt uiteraard ook naar klantrelaties gekeken.
Vandaag spreken we over wapenexport en ik zei, meneer Klink, het al: wapens zijn geen bloemen. Dus daar zou ik echt een heel zorgvuldig exportbeleid voor willen bepleiten. Het zijn geen normale goederen. Het zijn goederen die gemaakt zijn om te doden. Dus daar kan je eigenlijk nooit zorgvuldig genoeg in zijn. Ik hoop dat ik in mijn pleidooi duidelijk heb gemaakt hoe strikt ik aan die criteria wil vasthouden.
De heer Klink (VVD):
Ik vind het toch wel bijzonder om zo hard te zeggen «die goederen zijn gemaakt om te doden», want we hebben het hier ook over dual-usegoederen. Dat kan je echt niet zo generiek stellen. Zegt de heer Van Dijk echt «alle dual-usegoederen hebben als primaire doel om te doden?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Vanzelfsprekend niet. Dual-usegoederen zijn goederen die zowel civiel als militair gebruikt kunnen worden. Er is het beroemde voorbeeld van het stangetje dat in de Sovjetunie voor het publiek gebruikt werd om kinderwagens mee te maken. Maar toen het decor werd weggehaald, bleek het voor tanks te worden gebruikt. Dat is het ultieme dual-usegoed. Dus natuurlijk zijn niet alle dual-usegoederen gemaakt om te doden. Wapens zijn gemaakt om te doden. Dual-usegoederen kúnnen gebruikt worden voor wapens. Het voorbeeld van de Iraanse drones is buitengewoon pijnlijk. Dus ik hoop dat ook de VVD met mij wil nadenken over een manier om te voorkomen dat ze daarvoor worden gebruikt. En ik heb volgens mij een mooi voorstel gedaan met het zogenaamde volgsysteem.
De voorzitter:
De heer Amhaouch is inmiddels bij dit debat aangeschoven. Hartelijk welkom! Hij heeft ook een vraag.
De heer Amhaouch (CDA):
De heer Van Dijk geeft aan dat Nederland op de elfde plek staat op de ranking van wapenexporteurs. Vindt de heer Van Dijk dat een goede uitgangspositie? Is dat goed of is dat slecht? Moeten wij misschien omhoog? Ik vraag dat juist in de context dat de Kamer heeft besloten om meer te gaan investeren in defensie, in onze veiligheid. We investeren niet in wapens, omdat wij paf-paf graag willen schieten, maar omdat wij onze eigen veiligheid willen waarborgen. Is de heer Van Dijk het er in die context mee eens dat Europa, en dus ook Nederland, juist steviger zou moeten inzetten op de eigen wapenindustrie. Zouden we zo niet wat minder afhankelijk moeten worden van landen buiten Europa?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik ben over het algemeen groot voorstander van rankings, zeker tijdens het WK voetbal, de Top 2000 en dat soort zaken. Maar als het gaat om wapens, dan ben ik een stuk terughoudender. Ik ben er niet trots op dat we zo'n hoge plek hebben. Ik snap heus dat we nu in een bijzondere geopolitieke situatie zitten en dat er van alles gebeurt rond defensie. Maar dat is wat anders dan de wapenindustrie, hè. Dat zijn de Nederlandse wapenbedrijven en die exporteren wapens ook naar landen waar u en ik niet blij van worden, bijvoorbeeld Saudi-Arabië. Dus als Nederland zou moeten klimmen op dat lijstje door nog meer wapens te gaan exporteren naar foute landen, dan zou ik dat buitengewoon schrijnend vinden. Ik denk dan aan Iran, waar goederen in drones terechtkomen die vervolgens gebruikt worden om Oekraïne te bombarderen. Ik zou het echt buitengewoon schrijnend vinden als partijen er trots op zijn dat wij nog meer wapens hebben geëxporteerd, maar dat die wel op precies de verkeerde plek terecht zijn gekomen.
De heer Amhaouch (CDA):
De heer Van Dijk geeft geen antwoord op mijn vraag. Mijn vraag ging over het feit dat de Kamer heeft besloten om meer te investeren in defensiemateriaal om onze veiligheid in Nederland en die van Europa te borgen. Dat is niet een nice-to-have, want dat is gewoon sinds februari van dit jaar werkelijkheid. Er is een oorlogsdreiging en gezien de schuivende panelen zal die dreiging in de toekomst alleen maar groter worden. De heer Van Dijk slaat mijn vraag over, want hij springt naar Iran. Nee! Ik heb het over een sterke defensie-industrie in Europa. Als Nederland exporteert, is dat ook vaak binnen Europa. Het meeste exporteren wij gewoon naar andere Europese landen. Dat is onderlinge handel en daarom vraag ik of wij als Nederland, samen met Europese landen, niet een stevige defensie-industrie in Europa moeten opbouwen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De heer Amhaouch gooit allerlei zaken bij elkaar en daarom heeft hij dit antwoord van mij gekregen.
Als het gaat om de Nederlandse defensie en de Nederlandse krijgsmacht alsmede de krijgsmachten van andere Europese landen, begrijp ik heel goed dat zij nu kijken hoe zij zich moeten verhouden tot Rusland. Daar gebeurt van alles en daar hebben we het vaker over gehad. Ik ben ervoor dat landen samenwerken en ik begrijp goed dat landen hun defensie op orde brengen. Daarover geen enkele discussie. Maar we praten vandaag over wapenexport en wapenindustrie. De wapenindustrie levert aan allerlei landen over de hele wereld. Het komt dus ook op verkeerde plekken terecht. Ik vind het dus een beetje ongenuanceerd om te zeggen dat Europese wapenbedrijven groter moeten worden, meer moeten investeren en nog meer moeten gaan doen, zonder te clausuleren wat je precies gaat doen.
De voorzitter:
Er is geen behoefte aan een vervolgvraag, geloof ik. Dan nodig ik graag mevrouw Koekkoek van Volt uit voor haar inbreng.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Er staan heel veel belangrijke onderwerpen op de agenda, maar ik wil mij in mijn inbreng richten op twee onderwerpen. Dat zijn dual use en de Amerikaanse aansporingen om DUV-machines daar opnieuw onder te scharen, en de noodzaak van een geharmoniseerd Europees wapenexportbeleid.
Allereerst dual use en DUV-machines. De Amerikaanse overheid wil graag de DUV-machines van ASML terug op de lijst van dual-usegoederen van het Wassenaar Arrangement, omdat, zo stellen zij, geavanceerde chips in handen van de Chinese regering een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. Mijn vraag is dan: wat zijn geavanceerde chips? De exportrestricties voor lithografie worden bewust regelmatig geüpdatet om recht te doen aan de nieuwste ontwikkelingen. Met de komst van geavanceerde technologie werd de DUV-technologie van de lijst gehaald. Voor de meeste militaire toepassingen wordt namelijk oude technologie gebruikt, die China zelf beheerst. Voor kunstmatige intelligentie en cloudcomputing is geavanceerdere EUV-technologie nodig. Welk nut dient het dan om de meest geavanceerde DUV-machines terug op de lijst met dual-usegoederen te zetten? Waarom pleit de Amerikaanse regering er nu voor om dit terug te draaien, terwijl zij, zoals ik het heb begrepen, er in 2014 juist op stonden om DUV van de lijst af te halen? Daar hoor ik graag van de Minister een antwoord op.
Dan een onderwerp waar de Minister en ik het al vaker over gehad hebben. Volgens mij hebben we er ook een gezamenlijk inzicht over, namelijk dat de Amerikaanse regering de situatie nu presenteert als een gedeelde dreiging van de nationale veiligheid, maar dat dit slechts een deel van het verhaal is. De Amerikaanse beslissingen zijn namelijk ook economisch gemotiveerd, niet vanzelfsprekend in het voordeel van Europa en Nederland. Bovendien is de oplossing die de Amerikanen bieden net zo goed een bedreiging voor de Nederlandse en Europese veiligheid. Op dit moment bestaat er namelijk een wederzijdse afhankelijkheid tussen de VS, die leidend zijn in chipsdesign, Azië, dat leidend is in chipsproductie, en Europa, dat leidend is in geavanceerde manieren om chips te produceren. Daardoor is er een bereidheid om elkaar van de benodigde onderdelen te voorzien. Maar stel dat de VS China afsluiten van deze samenwerking, dan wordt een groot deel van de productie naar de VS toegetrokken door TSMC in te lijven en wordt de afzetmarkt van Europa beperkt. Dan wordt de strategische autonomie van Europa ernstig beperkt. De belangen zijn dus te groot om dit als Europa alleen aan te pakken. Mijn vraag is dus, ook omdat we het er al eerder over gehad hebben, wanneer de Minister gaat inzetten op de onderhandelingen met de VS over het exporteren van chipstechnologie naar China in een coalitie met andere Europese landen om dit samen in te gaan voeren.
Voorzitter. Dan de noodzaak voor een geharmoniseerd Europees wapenexport. We kunnen hier in detail bespreken, en dat is ook al een beetje gebeurd, aan welke landen Nederland al dan niet wapens zou moeten leveren. Maar het heeft in mijn optiek pas echt effect als we hier op Europees niveau consensus over bereiken. Dat zagen we net ook een beetje in het debat terug. Op dit moment zorgt een gebrek aan consensus voor een ongelijk speelveld. Nederland heeft met name mkb-bedrijven die onderdelen leveren en zouden kunnen leveren aan de defensie-industrie. Over het algemeen verkiezen grote bedrijven in het buitenland eigen nationale bedrijven als toeleverancier. Het Europees Defensiefonds biedt de mogelijkheid voor Nederlandse toeleveranciers om een voet tussen de deur te krijgen omdat het fonds alleen uitgekeerd wordt voor samenwerkingsprojecten tussen meerdere Europese lidstaten. De uitdaging is dus dat het Nederlandse wapenexportbeleid strenger is dan dat van andere lidstaten. Dat betekent dat het minder interessant is om samen te werken met een Nederlands bedrijf omdat dit mogelijk de exportmogelijkheden voor het uiteindelijke product beperkt.
Nu gaf Minister Kaag als Minister voor BuHa-OS in een debat in 2018 aan dat bij een eventuele herziening van de implementatie van het gemeenschappelijke EU-beleid voor wapenexport EU-harmonisatie het streven van het kabinet is. Nu wil het toeval dat de Commissie in oktober van dit jaar liet weten dat de Europese regelgeving omtrent wapenexport toe is aan herziening. Mijn vraag aan de Minister is dan ook of zij zich wil inzetten voor een herziening van die EU-regelgeving met EU-harmonisatie als uitgangspunt.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Koekkoek is aan het einde van haar betoog. Er is een vraag van de heer Hammelburg en daarna van de heer Klink.
De heer Hammelburg (D66):
Dank aan mevrouw Koekoek. Er komt inderdaad een herziening aan van het Europese beleid. Het laat zich raden dat de Minister zich ook op een kabinetspositie gaat beraden en daarmee op de inzet in de Europese discussie. De essentiële vraag die ik zo meteen ga stellen en die ik per interruptie ook aan de heer Klink stelde, is natuurlijk: hoe ga je om met het schisma tussen enerzijds het waarborgen van de strenge criteria waarmee we zorgen dat onze wapens niet worden ingezet tegen mensen voor mensenrechtenschendingen of de onderdrukking van de bevolking of in vuile oorlogen, en anderzijds het verdienmodel, op het belang waarvan ik later nog zal terugkomen? Kan ook Volt aangeven waar de prioriteit ligt en waar de standaard zou moeten liggen? Ik zou dan zeggen: zorg ervoor dat de Nederlandse hoge standaard geldend wordt in de hele Europese Unie. Is Volt dat met D66 eens?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Het korte antwoord is: ja, daar ben ik het mee eens. Om daar even over uit te weiden: ik benoemde onder andere dat het Europees Defensiefonds belangrijk is om een voet achter de deur te krijgen, omdat ik het zo zie dat Frankrijk en Duitsland de grotere machten in Europa zijn die op wapenexportbeleid zo groot zijn dat ze ook een beetje de dienst uitmaken, om het maar zo te zeggen. Als je een hoge standaard hebt, is het belangrijk om ook invloed te hebben. Als Nederland het beleid verder zou ontwikkelen, een voet tussen de deur krijgt en niet alleen via het Europees Defensiefonds maar ook daarbuiten projecten kan aangaan, kan Nederland ook zijn invloed uitoefenen in Europa door te zeggen: dit is onze hoge standaard, dit is de macht en de invloed die we hebben, ook commercieel. Daarmee kan Nederland andere landen meetrekken. Dat zou mijn routevoorstel zijn: je zet een anker neer en dan ga je daar samen naartoe.
De voorzitter:
Een kort antwoord met een toelichting. Tevens was dit de laatste interruptie van de heer Hammelburg. Er is ook nog een vraag van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Ik wil nog even ingaan op het eerste deel van het betoog van mevrouw Koekkoek over de export en de exportrestricties van de EUV- en DUV-machines. Waar staat Volt? U heeft daar behoorlijk wat vragen aan de Minister over gesteld, maar ik neem aan dat u zorgvuldigheid boven snelheid verkiest en dat u voorstander bent van de constructieve dialoog in de Trade and Technology Council om dit geschil te beslechten. Klopt dat of zit het anders?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Sorry, ik moet misschien een klein beetje meer duiding vragen. De vraag gaat over het eerste deel, waarin ik het voornamelijk heb gehad over waarom we DUV's op de lijst zetten. Dat is eigenlijk wat de Amerikanen vragen. Ik heb dat aan de Minister gevraagd. Ik heb dat eerder in het vragenuur ook aan de Minister gevraagd. Mijns inziens is dat inmiddels dusdanig verouderde technologie dat de dreiging van het delen daar veel minder is. Zelfs vanuit de zorgvuldigheid waarnaar de heer Klink verwijst, zou het in die zin niet erg zijn om dat niet op de dual-uselijst te hebben, waar dat voor EUV-technologie wel het geval zou zijn. Ik weet niet of de heer Klink daarop duidde?
De heer Klink (VVD):
Dit is ook best weer een complex onderwerp. We hebben inderdaad tijdens een vragenuur al een keer een kort debat hierover gehad. EUV staat natuurlijk al op de lijst, maar het gaat meer over de sancties die Amerika heeft aangekondigd en die juist gaan over de DUV. U stelt eigenlijk de technische vraag aan de Minister waarom dat allemaal zo is. Mijn vraag is eigenlijk waar Volt zelf staat in dezen. Wil Volt snelheid omdat we eensgezind moeten optrekken naar China? Of zegt Volt: dit is best wel gek, laten we als Nederland ook zelf nadenken; in het verleden zijn andere keuzes gemaakt, laten we ook vanwege de belangen in Nederland eerst voor de zorgvuldigheid gaan? Dat is eigenlijk de vraag die ik stel: waar staat u zelf?
De voorzitter:
Ik moet bijna strenger worden. Mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Nu begrijp ik de vraag helemaal. Het is het eigenlijk het laatste wat de heer Klink aangeeft. Ik stel de vraag ook omdat ik zelf van mening ben dat we niet, in het ergste geval, blind de Amerikaanse lijn moeten volgen maar juist moeten kijken naar het belang dat erachter zit. Ik benoemde in mijn inbreng dat ook de Amerikanen nu bepleiten: dit is ons gezamenlijk belang, want vanuit nationale veiligheid moeten we onszelf beschermen. Tegelijkertijd gaf ik al aan dat er ook een economisch belang achter zit. Ik vind dat we als Nederland in Europa die afweging zelf moet maken en niet onze strategische autonomie daarvoor moeten opofferen. In die zin zou ik inderdaad zeggen: doe een stap terug en kijk naar het grotere geheel. Loop niet zomaar achter een lijn aan, ondanks dat we natuurlijk goede relaties hebben met de VS.
De voorzitter:
Hartelijk dank aan het lid van Volt. Dan ga ik graag door naar de heer Hammelburg voor zijn inbreng.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Er is veel gezegd en veel gevraagd. Er is al heel veel duidelijk geworden in de interruptiedebatjes. Laat ik in eerste instantie toch maar aansluiten bij de woorden van de heer Amhaouch in een interruptiedebatje dat het versterken van de Nederlandse defensie-industrie en de Europese defensie-industrie echt essentieel is, ook voor onze veiligheid. Landen die zich houden aan alle mensenrechtenverdragen en keurig volgens het boekje van de internationale veiligheid en rechtsorde spelen, verdienen het ook om zichzelf te beschermen en te verdedigen. Daarvoor heb je wapens nodig. Ja, wapens kunnen doden. Daarom moeten we er ook voor zorgen dat waar wij wapens en defensiematerieel exporteren, we dat geheel volgens de regels doen, mensen er niet mee worden onderdrukt en mensenrechten niet worden geschonden. Laten we ook gewoon zeggen dat de defensie-industrie in Nederland voor heel veel innovatie en werkgelegenheid zorgt en ook voor civiele doeleinden heel belangrijk is. We mogen dat niet onderschatten, ook niet voor ons innovatieniveau in Nederland en voor ons ... Nou ja, genoeg gezegd; ik hoor het CDA naast mij giechelen.
Voorzitter. Dat neemt niet weg dat, waar we de Minister laatst heel duidelijk in de media hebben horen zeggen dat mensenrechten vooraan staan, er in 2024 een herziening komt van het Europees gemeenschappelijk beleid als het gaat om wapenexport. Het is geen verrassing dat de acht criteria die we gemeenschappelijk hebben vastgesteld, door verschillende Europese lidstaten verschillend worden geïnterpreteerd. Nederland is daar redelijk streng in ten opzichte van andere landen. Ik gaf zojuist in een interruptiedebatje met de VVD al aan dat behoorlijk wat landen sommige regels zo ruim interpreteren – ik heb hier een voorbeeld van Duitsland en een voorbeeld van Frankrijk – dat er gewoon Europese wapens zijn ingezet door Saudi-Arabië in de oorlog in Jemen. Dat is maar één voorbeeld. De Telegraaf maakt er overigens melding van dat dat ook met Nederlandse wapens is gebeurd. Het is dus niet voor het eerst dat we dit horen. Dit is een lacune in het Europese gemeenschappelijke beleid als het gaat over wapenexport. Ik wil graag een analyse van de Minister. Hoe zit dat op dit moment? Hoe zou dit naar de toekomst toe moeten worden vormgegeven? Hoe gaat Nederland positie innemen richting 2024? Waar gaat de lat liggen?
Wat mij betreft – hopelijk vindt een meerderheid van de Kamer dat ook – gaan wij in Europa inzetten op een zo streng mogelijk beleid, voorkomen wij mensenrechtenschendingen met wapens uit Europa, voorkomen wij onderdrukking van bevolking door autoritaire regimes met wapens uit Europa en dus ook uit Nederland, en doen we dat inderdaad, zeg ik dan maar richting Volt, gezamenlijk als Europeanen, maar wel op de strengst mogelijke wijze. Graag een reflectie daarop van de Minister, mét concrete afspraken. Hopelijk kan de Minister ons in de loop van 2023, liefst in Q1 of Q2, verder informeren over de kabinetspositie en -inzet en over het precieze verloop van de procedure.
Voorzitter. Er is al veel gezegd over de dual-usegoederen. Zoals de heer Van Dijk niet geheel onterecht zei en zoals we ook al hebben gezien in verschillende landen: westerse producten, waaronder Nederlandse producten, zijn teruggevonden op de grond in neergeschoten drones. Dit is maar een van de vele voorbeelden waarin westerse dual-usegoederen worden gebruikt voor wapens van verschrikkelijke regimes in vuile oorlogen. We moeten dat voorkomen, maar het is ontzettend gecompliceerd, want hoe gaan we dat doen? Ik hoorde de SP inderdaad met een interessante suggestie komen. Mijn vraag aan de Minister is in hoeverre het ministerie hier al mee bezig is. Aan welke oplossingen wordt gedacht? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit verbetert, om tegelijkertijd te voorkomen dat Nederlandse bedrijven met een enorme, onmogelijke administratie te maken krijgen die onuitvoerbaar is en waardoor het überhaupt niet meer lukt?
De voorzitter:
Puntkomma.
De heer Hammelburg (D66):
Puntkomma.
De voorzitter:
Er zijn vragen van de heer Amhaouch en de heer Klink.
De heer Amhaouch (CDA):
De heer Hammelburg haalt een mooie casus aan, waarmee ik zelf ook een beetje worstel. Hij pakte inderdaad het voorbeeld van Saudi-Arabië in Jemen, waarover we het vaker hebben gehad. Het doet daar vreselijke dingen. Tegelijkertijd is de realiteit dat Saudi-Arabië ook een soort stabiele basis is als je kijkt naar een aantal NAVO-landen. Amerika heeft daar straaljagers staan. We leveren inderdaad al jarenlang aan bepaalde landen. Wat is de reflectie van de heer Hammelburg op hoe je daarmee omgaat? De wapens die ze nu gebruiken, hebben we al jaren geleden geleverd. Tegelijkertijd zit er een dilemma in vanuit het Midden-Oosten. We hebben gezien wat er allemaal in het Midden-Oosten gebeurde. Het is een belangrijke basis. Hoe kijkt de heer Hammelburg daarnaar?
De heer Hammelburg (D66):
Als de heer Amhaouch bedoelt dat het niet zo makkelijk is, dan beaam ik dat natuurlijk. Inderdaad heb ik gezegd dat landen ook het recht hebben om zich te verdedigen. Ik kan me ook voorstellen dat het bij strategische bondgenoten soms van belang is dat bepaalde typen wapens wel voor verdedigingsdoeleinden kunnen worden geleverd, maar we moeten dan wel heldere afspraken maken met landen waar ze voor verkeerde doeleinden worden gebruikt. Dat is een nuance. Ik stel dan ook de vraag aan de Minister hoe we daar precies mee omgaan. Laat ik wel wezen: de manier waarop Saudi-Arabië wapens uit Europa gebruikt in de oorlog in Jemen kan dus niet en daar moeten we een stokje voor steken, en volgens mij is het CDA dat met mij eens. Mijn vraag is dan ook: hoe heeft dit kunnen gebeuren en hoe kunnen we dit in de toekomst in Europa gemeenschappelijk voorkomen?
Voorzitter. Ik heb het ook al over dual-use ... O ja, de heer Klink.
De voorzitter:
Er is ook een vraag van de heer Klink. Gaat uw gang.
De heer Klink (VVD):
Volgens mij is de heer Hammelburg, en D66 met hem, altijd een warm pleitbezorger voor Europese samenwerking en meer op het Europese toneel doen. Net deelde de heer Hammelburg in zijn bijdrage toch wel een tik uit aan Duitsland en Frankrijk door te zeggen dat zij ergens veel ruimer mee omgaan dan Nederland dat doet. Mijn vraag aan de heer Hammelburg is dus eigenlijk: vertrouwt u de Duitsers en de Fransen wel als het gaat om Europese samenwerking? Want dit is natuurlijk wel hoe er nu gehandeld wordt en de realiteit van vandaag de dag.
De heer Hammelburg (D66):
Misschien is dat dan het verschil tussen de VVD en D66. Ik heb geen idee, maar wij zeggen het volgende. We zien wel hoe het nu is; we zien wat landen doen en we willen dat het anders gaat. Dat moeten we inderdaad in Europees verband doen. We hebben hier twee Ministers zitten die ongetwijfeld ... Ik heb Minister Schreinemacher al een paar dingen horen zeggen in het publieke domein die mij welgevallig zijn. Het lijkt me bijna een vanzelfsprekendheid dat wij als Nederland inzetten op mensenrechtenstandaarden, op de internationale rechtsorde. Ik zie de Minister ook knikken. Dus dat dilemma ... Ik hoor de VVD alleen maar pleiten: nou ja, als de Duitsers en Fransen het niet willen, dan zwakken wij ons beleid ook maar af. Nee, ik wil dat Nederland de boer op gaat en de lead neemt in deze discussie in Europa richting 2024 om ervoor te zorgen dat de Europese Unie ervoor zorgt dat wij de internationale rechtsorde respecteren, dat wij autocraten en autoritaire regimes niet steunen als het gaat om het onderdrukken van hun bevolking met onze wapens. Ik hoop toch echt dat de VVD-fractie dat met D66 en andere fracties eens is.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van de heer Klink en vervolgens ook nog een vraag van de heer Van Dijk. Het is de laatste van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Dat gaat dan weer heel snel ineens. Niet? Nou ja, goed, ik ga hem inderdaad toch stellen, want dit is wel een belangrijk punt. Ik snap de reactie van de heer Hammelburg over mensenrechten. Volgens mij hebben we daar tijdens mijn bijdrage ook al een interruptiedebatje met elkaar over gehad. Die reactie snap ik heel goed. Maar toch, als je meer op Europees niveau wil samenwerken, dan ben je hoe dan ook gewoon afhankelijk van de Duitsers en de Fransen. Natuurlijk snap ik dat je een hoger ambitieniveau wil hebben, maar hoe zit D66 er dan in als dat niet lukt, als we wel naar een beter niveau komen, maar het misschien niet het gewenste niveau is dat D66 wil bereiken? Laten we die Europese aanpak, dat we dat op een gelijke manier doen, dan maar varen? Is dat dan de route?
De heer Hammelburg (D66):
Ik zou bijna zeggen: heb een beetje vertrouwen in uw eigen kabinet. Premier Rutte was degene die altijd zei: ik geef geen antwoord op als-danvragen. Ik wacht de beantwoording van deze Ministers nog even af, maar ik heb er vertrouwen in dat dit kabinet gewoon gaat vechten als een leeuw in Brussel om ervoor te zorgen dat de lat op Nederlands niveau wordt gelegd en niet op dat van de landen die mensenrechten respecteren op een lager pitje hebben staan.
De voorzitter:
Meneer Hammelburg, u heeft nog een vervolgvraag van de heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik wilde ook vragen of de heer Hammelburg het eens is met mij en met het onderzoek van PAX waaruit blijkt dat bedrijven, banken, verzekeraars en pensioenfondsen miljarden investeren in wapenbedrijven waarvan de wapens ook weer op verkeerde plekken terechtkomen, bijvoorbeeld in Saudi-Arabië. Deelt hij mijn mening dat we dat zo goed mogelijk moeten reguleren, bijvoorbeeld via imvo-wetgeving, het liefst op Europees niveau, en dat we ervoor moeten zorgen dat zo'n bank niet gaat investeren in een wapenbedrijf dat vervolgens wapens levert aan Saudi-Arabië om Jemen mee te bombarderen?
De heer Hammelburg (D66):
Ik heb twee dingen. Banken en pensioenfondsen in Nederland die investeren in de Nederlandse defensie-industrie zijn gewoon gebonden aan het wapenexportbeleid van Nederland, dus zo reguleren wij dat. Bovendien hoop ik er als mede-indiener van de nationale imvo-wetgeving inderdaad op dat dat natuurlijk onderdeel is van dit verhaal, want mensenrechten zijn daarin ook een standaard. Ik maak me daar dus niet zo veel zorgen over. Waar ik me wel meer zorgen over maak, zijn de investeringen van pensioenbedrijven en Nederlandse banken in bedrijven overzees die niet vallen onder het Nederlandse of Europese wapenexportbeleid. Daar zit je echt in een grijs gebied. Maar dan zeg ik ook dat Nederlandse nationale imvo-wetgeving daar al een hele grote rol in zou moeten gaan spelen. Ook de Europese richtlijn, de due diligence directive, zou daar een grote rol in moeten spelen. Maar laten we daar inderdaad op inzetten.
De voorzitter:
De heer Van Dijk heeft een vervolgvraag. Dat is zijn derde interruptie.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik wijs de heer Hammelburg op het onderzoek waaruit blijkt dat er veel geld wordt geïnvesteerd, bijvoorbeeld in Amerikaanse bedrijven. Die Amerikaanse bedrijven exporteren hun goederen dan weer naar verkeerde landen. Vindt u het net als ik ook vreemd om dan vanuit Defensie zo'n pleidooi te horen dat de verzekeraars, pensioenfondsen en banken nóg meer geld, ongericht en zonder dat te clausuleren, in wapenbedrijven moeten gaan investeren? Dat is toch vreemd?
De heer Hammelburg (D66):
Het mooie aan nationale imvo-wetgeving is dat wij in de hele waardeketen, kunnen controleren wat er gebeurt. Dat betekent dus dat ook deze specifieke casus daaronder zou vallen. Dan krijg je met een toezicht- en handhavingsregime te maken. Ik hoef het u niet uit te leggen, zeg ik tegen de heer Van Dijk. Hij heeft namelijk meegeschreven aan de wet. Die geldt natuurlijk voor alle OESO-richtlijnen en daar valt dit onderwerp ook onder.
De voorzitter:
Ik geloof dat de heer Hammelburg zijn verhaal vervolgt, mits er geen behoefte is aan een derde interruptie. U heeft nog een halve minuut.
De heer Hammelburg (D66):
Dan sluit ik mij kortheidshalve aan bij de vragen van mevrouw Koekkoek over de chips richting China. Ik heb één centrale vraag. In de brief van 1 december staan drie heldere criteria waaraan we moeten voldoen, maar als ik heel eerlijk ben, mis ik er eentje. Het ligt aan de veiligheidsanalyse van de toekomst. Hoe zorgen we ervoor dat een land als China onze veiligheid uiteindelijk niet gaat bedreigen? Ik mis dat geheel in de analyse. Er staan heel veel factoren in benoemd, maar uiteindelijk willen we de beslissing niet alleen laten afhangen van het hier en nu. We willen het niet laten afhangen van technologische voorsprong, of het wel of niet militair inzetten of van vernietigingswapens. We willen ook een veiligheidsanalyse voor de komende vijf, tien of twintig jaar. Dat heeft wellicht te maken met de technologische voorsprong. Misschien valt dit onder categorie III, maar misschien ook niet. Ik hoor het graag van de Minister.
De voorzitter:
U rondt af.
De heer Hammelburg (D66):
Afrondend sluit ik mij dan ook maar aan bij de vraag van mevrouw Koekkoek over het Europees Defensiefonds en alles wat zij daarover heeft gezegd. Die vraag had ik namelijk ook.
De voorzitter:
Heel goed. Dank, meneer Hammelburg. We vervolgen met de inbreng van de heer Thijssen. Gaat uw gang.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank, voorzitter. Een van de stukken die bij dit debat zijn meegekomen, gaat over een vergunning die is afgegeven voor leveranties aan Indonesië. In het stuk wordt gezegd dat er in Indonesië onderdrukking is van de bevolking van West-Papoea. Dat is beoordeeld, maar daarover is gezegd dat er een laag risico is dat deze spullen daarvoor worden ingezet en dat de export dus kan doorgaan.
Maar nu lees ik dat er is geleverd aan de Indonesische marine. West-Papoea is een eiland in Indonesië. Ik kan me dus eigenlijk niet voorstellen dat de Indonesische marine niet betrokken is bij de operaties van het Indonesische leger in West-Papoea, en dat die dus ook niet betrokken is bij de onderdrukking van de bevolking aldaar. Ik wil de Ministers vragen hoe zij daarnaar kijken. Is dit goed beoordeeld, of is er toch een risico dat we nu wapens of spullen leveren aan de Indonesische regering, die ze gebruikt om de eigen bevolking in West-Papoea te onderdrukken?
We hebben een paar weken geleden hier in de Kamer West-Papoea's op bezoek gehad. Die hebben verteld wat daar de afgelopen decennia is gebeurd. Dat is allemaal pijnlijk om te horen. Dat onderwerp is ook nog een voor een ander debat geschikt, maar voor nu vraag ik of wij wel spullen moeten leveren aan de Indonesische marine. Graag meer duidelijk daarover.
Als we hier dan toch zitten, heb ik nog een vraag aan de Minister. Het lijkt misschien een grijs gebied te zijn. Er zijn landen waarvan heel duidelijk is dat wij daar geen wapens aan willen leveren, zoals Rusland, en landen waarbij dat geen enkel probleem is, maar er is natuurlijk ook een grijs gebied. Kan zij daar meer over zeggen? Waar ligt het precies aan? Zijn er landen waarover twijfel is of we daar wel of niet aan moeten leveren? De zwarte lijst is duidelijk, van de landen daarop vinden we dat er niet aan geleverd mag worden, maar zijn er ook landen waarvan we denken dat we misschien toch eens tot een herbeoordeling moeten komen?
Daarmee kom ik ook op wat al eerder besproken is in Europa. In Europa verschilt de interpretatie van die acht criteria. Het lijkt mijn fractie een goed idee dat er een soort onafhankelijk toezichthouder komt in Europees verband, die gaat proberen om die acht criteria te verhelderen en die duidelijk maakt hoe we het als Europa willen. Wil de Minister zich daarvoor inzetten? Wil ze zich ook ervoor inzetten dat onze standaard de bodem wordt, zodat we voorkomen dat niet alleen Nederlandse wapens, maar ook Europese wapens worden ingezet voor het onderdrukken van de eigen bevolking?
Er is al een hoop gezegd over de dual-usechips. Mijn fractie vindt het ook vreselijk om die verhalen te lezen. Ik hoor heel erg graag van het kabinet hoe zij dit wil voorkomen in de toekomst.
Mijn laatste vraag gaat over Nederlandse investeringen in kernenergie en daarmee kerntechnologie en de mogelijkheid dat daar kernwapens mee gemaakt worden. In het coalitieakkoord lezen we: we dragen binnen de bondgenootschappelijke verplichtingen bij aan een kernwapenvrije wereld. Nou is er onderzoek naar buiten gekomen, waaruit blijkt dat Aegon toch investeert in het buitenland en dat dat toch zou kunnen leiden tot verboden kernwapens, of überhaupt tot kernwapens. Ik ben benieuwd of de Minister dit onderzoek kent en of ze bereid is om het gesprek aan te gaan met Aegon om zich hieruit terug te trekken, want dit staat haaks op een kernwapenvrije wereld en dus ook op het coalitieakkoord, volgens mij.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Perfect! Ruim binnen de tijd, meneer Thijssen. Hartelijk dank. Het werd best even spannend. Het debat was goed, maar bij die interrupties dacht ik: o, o, redden we het? Er zijn geen vragen van de andere collega's, zie ik. Mevrouw Koekkoek heeft nog alle interrupties, als zij zou willen, maar daar gaat zij zelf over. Ik geef graag het woord aan de heer Amhaouch, als laatste. Gaat uw gang.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. Door het uitbreken van de oorlog, in februari dit jaar, is er weer veel aandacht gekomen voor militaire goederen, maar ook voor de uitvoer en waar wapens wereldwijd terechtkomen. In mijn inbreng wil ik het kort hebben over de levering aan Oekraïne, de dual-usegoederen en de doorvoer van wapens.
Allereerst staat voorop dat wij Oekraïne moeten leveren wat wij als Nederland kunnen bieden, zeker nu de strijd langer door blijft gaan en voldoende wapens en munitie het verschil kunnen maken. In het begin van de strijd zagen wij dat redelijk wat westers materieel in handen is gevallen van de Russen, zoals in Marioepol. Deze zomer zagen wij juist het omgekeerde: dat veel materieel van de Russen in handen van Oekraïne is gekomen tijdens de opmars terug richting de Donbas. Dit over en weer gaan van materieel is bijna inherent aan de oorlog, zou ik stellen, maar ik vraag mij af in hoeverre wij kunnen voorkomen dat materieel dat geëxporteerd wordt naar Oekraïne, in handen valt van de Russen. In hoeverre kunnen wij daadwerkelijk stellen dat het risico dat het in ongewenste handen valt gering is?
Dan dual-usegoederen. Afgelopen weken stond in de kranten beschreven hoe Nederlandse chips terecht zijn gekomen in Iraanse drones die nu ook in Oekraïne worden gebruikt. De Europese Unie heeft al geruime tijd, sinds 2007, ruime sancties tegen Iran en daar vallen ook dual-usegoederen onder. Hoe verklaart u dat deze chips toch in de drones terecht zijn gekomen? En hoe kunnen wij het risico minimaliseren dat deze chips in de toekomst in wapens in Iran belanden? Kan de Minister erop reflecteren of er reden is, naar aanleiding van deze bevindingen, om het beleid aan te scherpen of gerichter te maken? Hoe voeren wij proactief beleid en actie om dekmantelbedrijven op te rollen die handelen in dual-usegoederen of andere producten waarvan zeer aannemelijk is dat zij terecht kunnen komen bij de Russen? Zijn er al dekmantelbedrijven opgerold, en zo ja, hoeveel?
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Terechte vragen van het CDA. Ik denk dat iedereen snakt naar een oplossing om te voorkomen dat goederen – Nederlandse goederen nota bene – in Iraanse drones terechtkomen. Ik heb een voorstel gedaan dat je een volgsysteem zou kunnen invoeren. Heeft de heer Amhaouch zelf ideeën of is hij het met mij eens dat we een dergelijk systeem moeten gaan onderzoeken?
De heer Amhaouch (CDA):
Ik hoorde het toen de heer Van Dijk het noemde, maar daar ben ik eigenlijk heel sceptisch over. We leven niet in een theoretische wereld. Als je deze dual-usegoederen in handen krijgt en een bepaald doel hebt waarvoor je Iraanse drones wil hebben ... Onderzoeken kan altijd. In die zin is er innovatief heel veel mogelijk. Maar ik ben wel zeer sceptisch of dit inderdaad gaat functioneren.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat mag.
De voorzitter:
De heer Van Dijk, uw laatste interruptie.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Aan de andere kant stelt de heer Amhaouch zelf ook de vraag aan de regering hoe we dit kunnen voorkomen. Kunnen we de criteria aanscherpen of zijn er andere oplossingen? Daarom probeer ik juist op deze manier een weg te vinden. Natuurlijk, er zijn allerlei bezwaren bij te bedenken, maar laten we verkennen of dit een mogelijkheid is. We hebben moderne technologie. Als we hiermee kunnen voorkomen dat Iraniërs hun drones verkopen aan Rusland, om er vervolgens in Oekraïne mee te doden, dan zou dat toch heel mooi zijn?
De heer Amhaouch (CDA):
Kijk, het punt is vaak hoe die spullen in Iraanse drones komen. Daarom noemde ik ook die dekmantelbedrijven. Als ze er eenmaal in zitten, dan kun je niet scannen zoals bij track-and-trace bij pakketten van PostNL, want dan zitten ze al in die drones. Vandaar mijn scepsis. Dan zal het die Iraniërs of die Russen worst wezen of je kunt zien dat die daarin zitten. Wij moeten dat voorkomen en de kraan dichtdraaien, als er dekmantelbedrijven zijn. Als er verkeerde routes zijn, moet je die afsnijden. Ik heb er geen principiële bezwaren tegen om te verkennen wat er technisch mogelijk is, vandaar mijn vraag om reflectie aan de Ministers. Als we het kunnen gebruiken, oké, maar ik spreek alleen mijn scepsis uit.
De voorzitter:
Meneer Amhaouch vervolgt.
De heer Amhaouch (CDA):
Daarom is mijn vraag over die dekmantelbedrijven heel belangrijk. Wat speelt daar allemaal en hebben we er al een aantal te pakken gehad?
Voorzitter. We zien, zeker nu wapens en munitie schaarser beginnen te worden, dat landen steeds meer op zoek zijn naar deze middelen. Ook het risico op doorvoer naar andere landen lijkt daarmee groter te worden. Hoe ziet de Minister deze risico's?
In de huidige tijden zijn de wapenexportcontrole en de wapenmarkt niet makkelijker geworden. Daarom is het ook belangrijk dat er een gecoördineerde exportcontrole plaatsvindt bij een EU-wapenindustrie – een aantal leden hebben daar al voor gepleit – waarbij op alle fronten wordt samengewerkt, en op z'n minst met de direct omringende landen. Kan de Minister erop reflecteren in hoeverre er bij wapenexportcontrole samengewerkt wordt met counterpartners in omringende landen en in andere EU-lidstaten?
Voorzitter. Ten slotte wordt ons exportcontroleregime gestuurd door verschillende internationale akkoorden en wetgeving op nationaal en Europees niveau. Kan de Minister een opsomming geven van alle verschillende akkoorden en wetgeving waaraan getoetst moet worden? Houden wij ons hier ook aan? Of hebben wij als Nederland nog aanvullende criteria bij de besluitvorming? Als export sec aan de criteria voldoet, exporteren wij dan ook altijd? En als deze niet voldoet, blokkeren we het dan? Hoeveel grijs gebied is hier omheen?
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Amhaouch. Ik zie geen behoefte aan vragen ter verheldering of interrupties, maar de heren Van Dijk, Hammelburg en Klink zaten al op het maximum van hun inzet. Gelet op de tijd denk ik dat dat prima is. Er is ook nog gelegenheid in tweede termijn.
Daarmee zijn we aan het einde van de eerste termijn van de leden van de commissie. Beide bewindspersonen verzoeken om een schorsing van 15 minuten om het antwoord voor te bereiden.
De vergadering wordt van 17.03 uur tot 17.19 uur geschorst.
De voorzitter:
We hebben de inbreng van de zijde van de Kamerleden afgerond. Graag geef ik het woord aan beide Ministers. Ik neem aan dat we beginnen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Aan u het woord, Minister.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter, en ook dank aan de leden, ook voor de interessante debatten die onderling zijn gevoerd. Daaruit kun je afleiden dat over sommige dingen echt verschillend wordt gedacht. Het is goed om vandaag het debat te voeren over zo'n belangrijk onderwerp.
Allereerst zal ik iets zeggen over de verdeling van de onderwerpen tussen de Minister van Buitenlandse Zaken en mijzelf. Ik ben politiek eindverantwoordelijke voor de exportcontroles, zowel voor militaire goederen als dual-use. Tevens ben ik verantwoordelijk voor de implementatie van de sancties. Minister Hoekstra geeft politiek advies over de afgifte van wapenexportvergunningen voor landen buiten de EU of NAVO-partners, naar Turkije en Cyprus. Hij heeft de verantwoordelijkheid voor het sanctiebeleid.
We hebben een aantal kopjes bedacht. Dat is allereerst exportcontrolebeleid algemeen. Twee: de harmonisatie en een gelijk speelveld binnen de EU. Drie: de exportcontrole voor halfgeleiders. Vier: overig, met name de chips in Iraanse drones. Daarna zal Minister Hoekstra nog ingaan op Oekraïne en de sancties en alles wat ik verder nog niet heb beantwoord.
De voorzitter:
In totaal zijn er vijf blokken. Ik heb trouwens nog niet aangegeven hoeveel losse vragen er nog kunnen worden gesteld door de Kamerleden. Ik wilde voorstellen om dat weer vier à vijf losse vragen te laten zijn, net als bij de start van de zijde van de commissie. Minister, gaat uw gang.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. De export van strategische goederen is geen doorsnee handel. De heer Van Dijk zei het al: wapens zijn geen bloemen, en dat ben ik ook helemaal met hem eens. Volgens mij is het heel belangrijk om nog een keer te benadrukken dat het kabinet de volgende uitgangspunten hanteert bij het exportcontrolebeleid: we dragen niet bij aan de ontwikkeling en verspreiding van massavernietigingswapens; export mag niet in strijd zijn met onze internationale verplichtingen of bijdragen aan mensenrechtenschendingen, interne repressie en internationale agressie; veiligheidsbelangen wegen altijd zwaarder dan onze economische belangen; het kabinet streeft naar een gelijk speelveld voor Nederlandse bedrijven en het beperken van administratieve lasten. Dat zijn de uitgangspunten van ons exportcontrolebeleid. Er werden verschillende vragen over gesteld door de leden aan elkaar, maar ik vind het toch belangrijk om die hier nog een keer heel duidelijk te benadrukken.
Als het gaat om militaire export en de export van militaire goederen, passen wij een toetsing van de export aan de Europese criteria inzake wapenexportcontrole toe. Bij een vergunningaanvraag voor dual-usegoederen geldt dat het risico op ongewenst eindgebruik per geval wordt ingeschat, door te kijken naar de aard van de goederen, de aannemelijkheid van het opgegeven eindgebruik, de eindgebruiker en het land van bestemming.
De heer Klink vroeg allereerst of wij willen toezeggen om met een realistische bril naar meerjarige vergunningaanvragen te kijken. Vergunningen zijn in beginsel één jaar geldig, om ervoor te zorgen dat het moment van toetsing in voldoende mate aansluit op het moment van de daadwerkelijke uitvoer. Daarom is dat kader best kort; om ervoor te zorgen dat de transacties worden getoetst aan de op dat moment geldende realiteit. Tegelijkertijd hebben we ook gezien dat de systematiek voor het bedrijfsleven soms uitdagingen met zich meebrengt. Soms heeft een bedrijf een vergunning, maar nog niet uitgevoerd, en dan moeten ze dat hele vergunningsproces weer opnieuw doen.
Ik kan me voorstellen dat we in sommige gevallen moeten kijken naar een langere vergunningprocedure bij bepaalde typen transacties. Voor bepaalde transacties naar EU- of NAVO-landen bestaat deze mogelijkheid al; met een globale vergunning met een looptijd van drie jaar. Voor dual-usegoederen geldt dat de herziene verordening ruimte biedt om ingeval van grote projecten een langere vergunningtermijn te hanteren. In EU-verband verkennen de lidstaten gezamenlijk welk type projecten hiervoor in aanmerking zou kunnen komen. Voor dual-use kijken we daarnaar in Europees verband. Militair zouden we daar wel naar kunnen kijken, maar er is dus wel een reden, namelijk dat het moment van toetsing recht moet doen aan de geldende realiteit. Je zou ook een vergunning voor meerdere jaren kunnen doen, die ingetrokken zou kunnen worden als de situatie wijzigt. Dat zou een model kunnen zijn waar we naar zouden kunnen kijken, maar op dit moment hebben we dat niet onderzocht.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Klink en vervolgens ook van de heer Hammelburg.
De heer Klink (VVD):
Dit is een mooie reactie van de Minister op de toezegging die ik vroeg. De Minister geeft ook zelf aan dat we moeten kijken naar de geldende realiteit. Dat is precies het verzoek dat ik heb. U geeft heel mooi het kader aan waar de mitsen en maren in zitten. Dat is precies waar ik naar vraag. Zou de Minister daarover begin 2023 een brief aan de Kamer kunnen sturen?
Minister Schreinemacher:
Ja, maar begin 2023 ... We zijn nu ook in Europees verband aan het kijken bij welk type projecten een vergunning voor een langere termijn kan. Het zou mooi zijn als we dat gelijk op kunnen laten lopen. Ik kom graag in tweede termijn even terug op wanneer ik verwacht binnen de EU eruit te zijn inzake dual-use. Dan kunnen we kijken of we dat op de een of andere manier ook van toepassing kunnen verklaren op de Nederlandse wapenexport. Ik kom er in tweede termijn even op terug op wat voor termijn ik dat zou kunnen doen. Goed?
De heer Klink (VVD):
Om van mijn kant mee te bewegen, ik zeg begin 2023, maar dat kan ook het eerste kwartaal van 2023 zijn. Het is niet zo dat het in week 1 van 2023 moet zijn, want ik snap dat dat sowieso niet kan.
De voorzitter:
Ik teken het in potlood alvast als een toezegging van de Minister op en de Minister gaat zelf in tweede termijn invulling geven aan de tijdsperiode die ze zou willen toezeggen. Als er geen vervolgvraag is van de heer Klink, zou ik graag de heer Hammelburg het woord geven.
De heer Hammelburg (D66):
Dat klinkt goed. Ik zie de zoektocht naar een eventuele verandering in hoe wij zouden omgaan met meerjarige vergunningen en hoe we die op een andere manier zouden kunnen intrekken als een onderdeel van die harmonisatie richting 2024. Ik vroeg in mijn bijdrage – er komt nog een blokje – of de Kamer meegenomen kan worden bij de standpuntbepaling van het kabinet bij de inzet in Europa. Daar zou dit eigenlijk bij betrokken moeten worden, omdat dit daar een onderdeel van is. Kan de Minister dat toezeggen? Volgens mij is dat precies de richting die zij aangaf, maar dat weet ik niet zeker.
Minister Schreinemacher:
Dat klopt. Misschien is het goed om dat te betrekken bij de standpuntbepaling en onze inzet in Brussel als het gaat om harmonisering van de exportcriteria, waar ik nog op terugkom. We zullen dat meenemen en u daarover informeren, als we u over die inzet informeren.
De voorzitter:
De Minister vervolgt.
Minister Schreinemacher:
De heer Van Dijk vroeg naar tijdige rapportage over de wapenexport. Transparantie en tijdige publicatie van die rapportages zijn inderdaad belangrijk. Het streven is publicatie binnen twee maanden. Dat was in het afgelopen jaar vaak vier tot vijf maanden. De reden voor de vertraging is de zware belasting van de exportcontrole als gevolg van de oorlog in Oekraïne en de Ruslandsancties. Ondanks de vertraging is Nederland op dit terrein nog steeds een van de snelste en meest transparante binnen Europa. Dat betekent niet dat we niet beter ons best kunnen doen, maar het is wel zo dat de Centrale Dienst in- en uitvoer bij BZ een zware belasting heeft en flink wat meer werk heeft gekregen door die exportcontrole. We werken nu aan een inhaalslag op het vlak van de rapportage.
De heer Amhaouch vroeg om een opsomming van de verschillende akkoorden en wetgevingsregimes waaraan moet worden voldaan bij de exportcontrole. Nederland is lid van alle internationale exportregimes. Elk exportcontroleregime heeft zijn eigen focusgebied en doelstellingen. De meeste regimes focussen op het voorkomen van proliferatie van massavernietigingswapens, waarvoor je de Nuclear Suppliers Group hebt, op de ontwikkeling en/of de productie van kernwapens, de Australia Group, op de ontwikkeling en productie van chemische of biologische wapens, het Missile Technology Control Regime, en op de ontwikkeling en/of productie van overbrengingsmiddelen voor massavernietigingswapens, zoals ballistische raketten, kruisraketten en UAV's. Tot slot is er nog het Wassenaar Arrangement, waarbij de focus ligt op militaire en dual-usegoederen voor conventionele inzet.
Al die exportcontroleregimes werken met technische lijsten van goederen en technologieën die jaarlijks in de Europese dual-useverordening worden overgenomen. We zijn consequent en consistent bij de toepassing daarvan, omdat zekerheid of dat je bij voorbaat kan weten of je een vergunning krijgt van groot belang is voor het bedrijfsleven. Tegelijkertijd beoordelen we bij elke vergunningaanvraag per geval de aard van de goederen, de aannemelijkheid van het eindgebruik, de eindgebruiker en het land van bestemming, zoals ik al zei.
De heer Klink vroeg nog naar de informatievoorziening voor bedrijven op de Nederlandse website en of daarbij meer het voorbeeld van de Vlaamse en Duitse websites gevolgd kan worden. We hebben een jaarlijks exportcontroleseminar voor de informatievoorziening aan bedrijven. Er zijn ook bijeenkomsten gericht op specifieke sectoren. We delen veel informatie online over sancties, bijvoorbeeld via RVO. Los daarvan zijn er ook al veel afzonderlijke contacten met het bedrijfsleven. Ik ken de Vlaamse en Duitse voorbeelden niet, maar ik ga daar graag naar kijken, om te zien hoe we daarvan kunnen leren. Wat we daarvan kunnen leren, zullen we zeker overnemen.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Amhaouch. Gaat uw gang.
De heer Amhaouch (CDA):
De Minister noemde net de internationale richtlijnen tot en met het Wassenaar-akkoord. Mijn vraag was erop gericht of er meer gevallen komen in het grijze gebied. Als je kijkt naar de huidige richtlijnen en de toetsing die we hebben, bij de technologische ontwikkelingen, dan gaat het om duidelijkheid voor onszelf maar ook voor het bedrijfsleven. Kan de Minister daar iets over zeggen? Komen we vaker in een grijs gebied waarbij we steeds meer gaan twijfelen of we wel of niet moeten gaan exporteren?
Minister Schreinemacher:
Bij een grijs gebied zou het meer om de technologie gaan. De mensenrechten zijn natuurlijk geen grijs gebied; dat heb ik eerder gezegd. Hoe dan ook willen we niet dat onze bedrijven, of de goederen die onze bedrijven produceren, bijdragen aan mensenrechtenschendingen, maar bij dual-use is dat soms wel lastig in te schatten. Ik kom straks op de chips in Iraanse drones. Ook ik vind dat soort berichten verschrikkelijk om te lezen, maar die chips zitten vaak gewoon in een magnetron of in een tostiapparaat. Het is dus niet zo eenvoudig om te zeggen: we stoppen de export van dat soort chips helemaal, en gelukkig hebben de leden dat allemaal ook zo benoemd. Dat zijn gewoon hele normale chips. We hebben het dan niet over de advanced chips, de technologisch heel hoogwaardige chips. Dat is dus soms lastig, zeker als het chips in de magnetron betreft.
Ik kom straks nog op de dual-usewetgeving. Die is in Europa onlangs nog herzien, in 2001. Daar zijn meer criteria bij ondergebracht, zoals voor cyber-surveillancegoederen. Daarover is eerder gevraagd of dat een mensenrechtenschending is of niet. Als die worden ingezet op een heimelijke manier om de bevolking te bespioneren, dan vallen ze daar bijvoorbeeld onder. Op die manier proberen we binnen Europa verder in te kaderen wat onder dual-use valt. Er is ook een expertgroep in het leven geroepen bij de Europese Commissie, de Surveillance Technology Expert Group, die zich specifiek richt op het operationaliseren van de cyberbepaling, dus wanneer het wel of niet vergunningplichtig zou moeten zijn. Bij de dual-useverordening wordt ook gekeken of bedrijven zelf een zorgvuldigheidsonderzoek moeten doen, om te kijken of er een risico kan zijn van mensenrechtenschendingen bij dit of dat product. Dan is het aan bedrijven om een exportvergunning aan te vragen.
De voorzitter:
De Minister vervolgt.
Minister Schreinemacher:
Over de defensie-industrie en een gelijk speelveld zijn veel vragen gesteld en kleine debatten geweest. De oorlog in Oekraïne heeft het belang van Europese samenwerking en van investeren in de defensiesector wel weer onderstreept, zoals veel leden ook hebben gezegd. Daarover is ook in de Defensienota geschreven. Er zijn brieven over de open strategische autonomie. De Defensie Industrie Strategie gaat daar natuurlijk ook over. De Nederlandse defensie-industrie heeft een publieke taak. De sector draagt bij aan de operationele inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht en helpt onze nationale veiligheid te garanderen. Gezien de beperkte thuismarkt is de sector dus ook afhankelijk van export. Ruim de helft van de omzet, 2,5 miljard per jaar, is afkomstig uit die export.
Door verschillende partijen werd aangekaart dat de toenemende Europese defensiesamenwerking ook vraagt om verdere Europese samenwerking op het gebied van wapenexportbeleid. Dit vergroot het gelijke speelveld en daarmee ook het onderling vertrouwen van de defensie-industrie. Op het European Defence Fund zal Minister Hoekstra straks nog verder ingaan. Dit raakt daar natuurlijk aan, omdat je samen met een aantal landen en een aantal bedrijven uit landen een project moet indienen. Als je een van die landen bent, wil je wel zeker weten dat die spullen op een gegeven moment dan ook geëxporteerd kunnen worden. Hierbij is het belangrijk te benadrukken wat ook in de brief van 1 december stond en waaraan al eerder is gerefereerd: waar we nou precies aan toetsen als het gaat om de wapenexport. De exportcontrole is een instrument dat verantwoorde internationale handel bevordert en dat ondernemers voorspelbaarheid en een duidelijk kader biedt.
Wij willen ons technologisch leiderschap behouden. Daar werd ook al eerder aan gerefereerd. Dat is een van de dingen die heel belangrijk zijn. Ik schaar daar ook datgene onder wat de heer Hammelburg vroeg. We kijken naar de toekomst, maar eigenlijk zie ik dat toekomstscenario meer als onderdeel van die drie punten: het behoud van technologisch leiderschap, het tegengaan van ongewenst eindgebruik en het afbouwen van strategische onafhankelijkheden. Als je wilt weten waar de afhankelijkheden zitten, moet je ook wel kijken naar de afhankelijkheden in de toekomst. Die toetsing vindt ook plaats gedurende een langere termijn.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Hammelburg. Gaat uw gang.
De heer Hammelburg (D66):
Dit is precies het punt waarover meerdere leden van deze Kamercommissie, onder wie ik, al een tijdje met de Minister over in debat zijn, omdat het echt ingewikkeld is om dit te kwantificeren en meetbaar te maken. Dat begrijp ik, want elke keer moet per geval de situatie worden beoordeeld aan de hand van de lijst met criteria. De Minister benoemt er drie heel specifiek. Die noemde ze net ook op. Ik zei net al in mijn betoog, dat wat verkort was omdat ik geen tijd meer had, dat ik daar eigenlijk een vierde in mis: de veiligheidsanalyse richting de toekomst. Dat zit ’m inderdaad voor een deel in ongewenste strategische afhankelijkheden in de toekomst, maar bijvoorbeeld ook in de militaire dreiging die in de toekomst ervan uit zou kunnen gaan. Het is dus een combinatie van economische dreiging en economische afhankelijkheid, maar ook militaire dreiging. Dat mist hier eigenlijk toch wel in. Mijn vraag aan de Minister is dan misschien of zij kan toezeggen nog een keer goed te kijken, ook met de Minister van Buitenlandse Zaken en wellicht de Minister van Defensie, of die criteria voldoende zijn of dat er toch een vierde aan moet worden toegevoegd. Wellicht kan zij de Kamer daar later over informeren.
De voorzitter:
Kijk, zo heeft u toch weer de gelegenheid om iets extra's mee te geven. De Minister.
Minister Schreinemacher:
Zoals ik zei, ben ik wel van mening dat wij dat voldoende meenemen. Maar als ik de heer Hammelburg ermee geruststel dat we het toch eens bekijken, ook samen met mijn collega's, de Ministers Hoekstra en Ollongren, dan wil ik dat doen. Ik zal de Kamer daar dan over informeren.
De voorzitter:
De Minister vervolgt, tenzij er nog een vraag is. Nee, zij vervolgt. Dit was een tweede toezegging; dank.
Minister Schreinemacher:
Verschillende leden vroegen naar onze inzet bij de harmonisatie bij de herziening van het gemeenschappelijke EU-standpunt en hoe we daarmee omgaan. We zijn nauw aangehaakt bij de voorbereidende discussies over de herziening. Het doel daarbij is onder andere een beter gezamenlijk begrip van de toetsingscriteria, om bij te dragen aan eenzelfde vertrekpunt voor de toetsing. Het helpt natuurlijk ook bij het European Defence Fund. Ik wil er niet te veel op vooruitlopen en ik denk dat het heel goed is dat we uw Kamer begin volgend jaar informeren hoe wij daar als Nederland in staan, maar ik heb de uitgangspunten al gegeven. Mensenrechten staan bovenaan. Ik noemde ook de veiligheidsbelangen et cetera. Zoals ik al eerder zei, zal dat de inzet zijn. Zoals we als een leeuw vechten wat betreft imvo-wetgeving, doen we dat in Europa ook wat betreft de harmonisatie bij het gemeenschappelijk standpunt. Maar ik voeg er meteen wat realiteitszin aan toe: ook ten aanzien van imvo zijn niet alle lidstaten zo ambitieus als wij. Ik vrees dat dat ook bij het gemeenschappelijk standpunt niet het geval zal zijn, maar dat weerhoudt ons er niet van om hier vol op in te zetten.
De voorzitter:
Er zijn vervolgvragen, eerst van de heer Hammelburg en daarna van de heer Klink.
De heer Hammelburg (D66):
Ik ben blij om van de Minister te horen dat mensenrechten pal bovenaan staan, stipt op nummer één. Ik snap dat er realiteitszin moet zijn; we zijn met 27 en niet alleen. Ik noem twee voorbeelden waarbij de Minister het afgelopen jaar samen met gelijkgezinde landen in Europa is opgetrokken om een alliantie te vormen om zo streng mogelijk of zo goed mogelijk beleid te krijgen. Dat gaat bijvoorbeeld over het bevorderen van goede, progressieve en duurzame handelsverdragen. Onder een brief stond de naam van de Minister samen met die van veertien andere Ministers voor Buitenlandse Handel in Europa. Een fantastisch voorbeeld.
Dan over imvo. De Minister organiseert binnenkort een conferentie en nodigt daarvoor zowel gelijkgezinde landen uit als landen die nog op de wip zitten, die twijfelen of gewoon onvoldoende kennis over het onderwerp hebben omdat het geen prioriteit was. Ook daar heeft de Minister laten zien dat samenwerking weleens zou kunnen leiden tot een positieve formulering van standpunten in Brussel. Is de Minister bereid om op dit onderwerp eenzelfde vorm van alliantievorming te doen en daar ook een voortrekker in te zijn?
Minister Schreinemacher:
Ja, daar ben ik van harte toe bereid.
De heer Thijssen vroeg nog of wij bij die gemeenschappelijke standpunten voor een onafhankelijk toezichthouder zouden willen pleiten. In principe lijkt me dat een heel goed idee. Als de heer Thijssen het goed vindt, neem ik dat mee als we uw Kamer informeren over onze inzet bij het gemeenschappelijk standpunt. Maar in principe lijkt me dat een goed plan.
De voorzitter:
De heer Thijssen knikt instemmend. Dan nog de vraag van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Ook op dit punt. Het is goed dat de Minister met veel ambitie daarnaartoe gaat en andere landen ambitieuzer probeert te maken. Daar kan volgens mij niemand tegen zijn. Het is ook goed dat de Minister zegt: er is ook realiteitszin. Kan ik dat gedeelte van het antwoord van de Minister zo interpreteren dat als er een nieuw kader is met eventueel nieuwe criteria – maar goed, u weet nog niet hoe dat er precies uitziet – we er ook naar streven dat die al dan niet nieuwe criteria zo veel mogelijk op dezelfde manier geïmplementeerd zullen worden?
Minister Schreinemacher:
Dat wil ik de heer Klink graag toezeggen. Dat is namelijk het belangrijkste: we kunnen allemaal afspraken maken in Europa, maar we moeten die wel op dezelfde manier interpreteren om mensenrechtenschendingen tegen te gaan, maar ook voor het gelijke speelveld van onze bedrijven en onze defensie-industrie. Uiteindelijk is iedereen erbij gebaat als het hetzelfde is. Ik vind het persoonlijk jammer dat we in de dual-useregelgeving niet tot een Europese lijst hebben kunnen komen. Ook dat had geholpen, want nu hebben we allemaal verschillende nationale lijsten. Er was in Europa nog te weinig steun voor om de handen daarvoor op elkaar te krijgen. Misschien lukt dat in de toekomst; dat zou mooi zijn. Ik zal er mijn best voor doen.
De voorzitter:
Er is ook nog een vraag van de heer Van Dijk van de SP. Gaat uw gang.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het is natuurlijk hartstikke mooi als je dingen Europees kunt regelen, mits ze daarbij de hoogste standaard hanteren. Dat zou mijn advies daarbij zijn. Het moet een race to the top worden in plaats van een race to the bottom. Mocht dat nou niet lukken, is de Minister het dan met mij eens dat Nederland altijd de ruimte moet hebben om de lat hoger te leggen?
Minister Schreinemacher:
Er werd net al gezegd dat als-danvragen beantwoorden altijd levensgevaarlijk is.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Maar daar doet deze Minister niet aan.
Minister Schreinemacher:
De heer Van Dijk weet dat ik echt voorstander ben van Europese wetgeving en dat ik terughoudend ben wat betreft Nederlandse koppen, juist vanwege het speelveld en de kracht van onze interne markt. Maar we kijken natuurlijk altijd naar mensenrechtenschendingen en naar onze eigen nationale veiligheid. Dat laatste speelt namelijk ook bij de export van bepaalde dual-useproducten. We moeten die ruimte dus blijven houden. Maar ik blijf inzetten op: zo veel mogelijk op Europees niveau en zo veel mogelijk dezelfde interpretatie in alle Europese lidstaten.
De voorzitter:
Er is geen behoefte aan een vervolgvraag. De Minister vervolgt.
Minister Schreinemacher:
Dan ga ik door naar het volgende kopje: halfgeleiders. Daar zijn verschillende vragen over gesteld. We hebben hier natuurlijk ook al in een debat en bij mondelinge vragen over gewisseld. U heeft een rondetafelsessie gehad met bedrijven. Er is ook een vertrouwelijke technische briefing geweest van onze mensen. En we hebben natuurlijk die brief van 1 december, waaraan we net al refereerden.
Mevrouw Koekkoek stelde een aantal vragen over de DUV-technologie: is die van de Wassenaarlijst gehaald en, zo ja, moet die er dan weer op of niet? Ik heb al eerder aangegeven dat Nederland daarbij echt z'n eigen belangenafweging maakt, waarbij de veiligheidsbelangen het zwaarst wegen. Elke casus vraagt om een zorgvuldige afweging. Daarbij is internationale samenwerking van groot belang. Dat betreft samenwerking binnen Europa maar ook buiten de EU. We praten dus met onze partners binnen de EU, maar we hebben ook een goede samenwerking met de VS en met onze Aziatische partners, zoals Japan en Zuid-Korea. Volgens mij is het heel goed om ook te kijken naar gelijkgestemde landen, zoals mevrouw Koekkoek ook suggereerde. Maar het is bij EUV of DUV natuurlijk wel zo dat Nederland het enige land is dat die machines kan leveren. Volgens mij is het dus heel belangrijk dat we hier binnen Europa met elkaar naar kijken. Waar liggen onze veiligheidsbelangen? Waarin willen wij autonoom zijn? Welke productiefaciliteiten willen wij sowieso in Europa hebben? Gaat het om mature chips of advanced chips? En hoe willen we die productiecapaciteit naar Europa halen als we die nog niet voldoende hebben? De export van deze technologie is heel uniek voor Nederland. Ik vind het dus heel belangrijk om dat in Europees verband te doen. Maar ik wil ook met onze partners die gesprekken voeren. Over de inhoud daarvan kan ik natuurlijk niet veel zeggen, zoals we al eerder hebben gewisseld. U bent daar zelf ook vertrouwelijk over gebriefd. Wat we kunnen delen, hebben we gedeeld in die brief van 1 december. Ik herhaal dat ik u uiteraard informeer in geval van beleidswijzigingen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik begrijp de Minister heel goed. Ik heb die briefings bijgewoond en de brief gelezen. Het is niet zo dat ik zeg dat we ongeïnformeerd zijn. Laat daar geen misverstand over bestaan. Maar ik blijf hameren op die oproep om dit in een Europese coalitie te doen. Ik zie namelijk dat Nederland hierin heel belangrijk is. Tegelijkertijd zie ik ook dat met name de VS proberen om met al die strategische partners afspraken te maken. We lezen bijvoorbeeld op Bloomberg dat Japan al zou hebben toegezegd. Dat zie ik verder nergens officieel bevestigd worden, maar ik lees dat dan wel als een manier van de Amerikaanse regering om alvast een beetje druk te zetten: kijk, deze partner gaat al overstag en gaat al mee in onze lijn, dus Nederland moet ook maar gaan aansluiten. Mijn zorg zit er dus niet zozeer in dat Nederland dit niet aan zou kunnen qua expertise of qua het besef van het belang, maar wel dat wij als Nederland maar in ons eentje staan. Als Europa kun je misschien indien nodig wat harder terugduwen richting de VS. Dan zeg je: wij maken onze eigen afwegingen. Dat zei ik ook een beetje in het interruptiedebat met de heer Klink. Het gaat hier ook om de veiligheid, maar we moeten ook de afweging maken of het om onze veiligheid gaat of om het economische belang van de VS.
Minister Schreinemacher:
Ik ben het helemaal met mevrouw Koekkoek eens dat wij een eigen afweging moeten maken. Die maken wij als kabinet ook. Ik val in herhaling, maar ons veiligheidsbelang staat voorop. We nemen daarin echter ook het belang van het behouden van technologisch leiderschap mee. Natuurlijk doen we dat ook met Europese partners, want we kunnen niet heel Nederland vol met chipsfabrieken zetten. Ook daarbij moeten we dus kijken naar andere lidstaten, om in ieder geval binnen Europa die expertise te hebben en die productiefaciliteiten. Wat dat betreft maken we over de export een eigenstandige afweging, maar natuurlijk doen we dat wel in een Europees kader met partners, met landen die dichtbij liggen of iets verder liggen. Maar uiteindelijk maken we onze eigen afweging. Ik begrijp natuurlijk dat veiligheidsbelangen en economische belangen soms samen kunnen vallen, maar uiteindelijk staat het veiligheidsbelang voorop.
De voorzitter:
De Minister vervolgt. O, toch nog een vraag van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Dit past weer in het punt dat ik eerder aanreikte: op welke criteria toetsen we? We hebben verschillende internationale criteria. Die noemde de Minister net allemaal op. We hebben ook het Wassenaar-akkoord. Mijn vraag was net ook: hoeveel zit er in het grijze gebied? Ik begrijp dat de halfgeleidertechnologie nu in Nederland valt. Het kan morgen net zo goed een andere technologie zijn. Ik ben het er dus ook mee eens dat we dat meer naar het Europese moeten trekken als we daarin een vuist willen kunnen maken. Morgen kan het namelijk een andere technologie zijn, die de Duitsers of de Fransen dan hebben. Maar de vraag is: is dit een grijs gebied als je het toetst op de criteria die we hebben?
Minister Schreinemacher:
Nou, dit is zo'n technologie als waar we het net ook al over hadden. Dit is een nieuwe technologie. Dit zijn technologieën waarbij we in het verleden misschien dachten dat we er alleen maar mature chips mee konden maken, de huis-tuin-en-keukenchips. Maar als je er bepaalde andere technologieën tegenaan zet, kun je er bijvoorbeeld wel weer hoogwaardige chips mee maken. Het is dus ook een speelveld dat de hele tijd in beweging is. Je moet er dus ook steeds op een nieuwe manier naar kijken. Je moet ook kijken hoe andere landen met die technologie aan de slag gaan. Proberen zij eventueel een monopoliepositie te veroveren? Dat zijn ook allemaal dingen die in de loop der tijd veranderen. Dat toets je dus steeds opnieuw. Daar praat je ook over met je partners binnen Europa en buiten Europa. Dat lijkt me heel logisch. Een technologie die misschien eerst nog in een zwart of wit gebied valt, kan dan zomaar toch meer in een grijs gebied vallen. Het is dus geen stilstaand paneel. Dat is eigenlijk wat ik zeg. Maar zoals gezegd kan ik verder over de inhoud ook niet zo veel zeggen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik begrijp de positie van de Minister in dezen, maar het gaat mij om het volgende. Ik zie ook dat dit een worsteling is. We zijn hierin gerold. Het zijn allemaal nieuwe technologieën. Maar de vraag is hoe je vanuit deze casus verdergaat. Het bedrijfsleven heeft ook duidelijkheid nodig. Je kunt namelijk niet zeggen dat we criteria hebben, terwijl die criteria dan niet gelden voor deze situatie, omdat alles in beweging is. Dan maken we de bloemkool heel groot, want iedereen moet er dan iets van vinden. De Amerikanen moeten er iets van vinden. De Japanners moeten er iets van vinden. Op een gegeven moment moeten we dus van deze casus leren. Dan verwacht ik dat er duidelijkere criteria komen. Daarom vraag ik ook: wat zijn dadelijk die criteria? Dat hoeven we niet nu ter plekke te beantwoorden, maar wat zijn dan de criteria waarop we nieuwe technologieën gaan toetsen? Want er komen elke dag nieuwe technologieën. Dat is volgens mij de worsteling die we door moeten maken. Ik wil daarbij meegeven dat je niet kunt zeggen: we hebben criteria, maar we gaan elke keer toetsen, want dit is in beweging. Dan vervalt namelijk het uitgangspunt dat we ook het bedrijfsleven helderheid willen geven. Dan weten zij namelijk niet waar ze aan toe zijn.
Dat als laatste opmerking over dit onderdeel, voorzitter.
De voorzitter:
Het was een opmerking, maar misschien heeft de Minister nog de behoefte om daarop te reageren. Anders kan zij natuurlijk ook haar betoog vervolgen.
Minister Schreinemacher:
Ik ben het met de heer Amhaouch eens dat we die duidelijkheid zo veel mogelijk moeten proberen te geven. De technologie waar mevrouw Koekkoek het over had, is natuurlijk wel heel specifiek. Zoals ik al zei, zijn we nu dus ook in Europa aan het kijken wat er qua dual-usetechnologie op die lijst zou moeten komen en wat niet. Maar verder hebben we natuurlijk die drie criteria. Daar wordt dan voor de heer Hammelburg misschien nog een vierde aan toegevoegd, of misschien moet die deel uitmaken van die andere drie. Maar uiteindelijk moeten we dat zo veel mogelijk in Europa coördineren. We hebben de Wassenaar Arrangement, maar een update daarvan is op dit moment lastig, vanwege een aantal leden.
Dan de Iraanse drones. We gaan dus door naar het volgende kopje. Zoals ik al eerder zei, neemt het kabinet de berichten echt heel serieus. Het is vreselijk om te lezen dat Nederlandse chips zouden zijn gebruikt in Iraanse drones. We moeten kijken hoe we dat in de toekomst kunnen voorkomen. Maar zoals ik al zei, is dat best weerbarstig, omdat het in dit geval ging over elektronische componenten uit huis-tuin-en-keukenapparatuur. Je moet kijken waar je kunt beperken. Dat doen we bijvoorbeeld door chips in de sanctiepakketten onder te brengen. Dat is al gebeurd. Minister Hoekstra kan daar zo ook nog wel wat over zeggen. Juist op voorspraak van Nederland zijn ook dat soort goederen in de sanctieverordening tegen Rusland terechtgekomen. Verder kijken we natuurlijk nog steeds in hoeverre goederen die niet onder de dual-useverordening vallen, onder sancties moeten vallen, en in hoeverre andere technologie toch ook vergunningplichtig zou moeten zijn. Maar met hele eenvoudige chips is dat echt lastig. Het is wel zo dat bij mogelijk ongewenst eindgebruik van Nederlandse technologie altijd contact wordt gezocht met de producent en de exporteur. Dat hebben we in dit geval ook gedaan. We kijken met hen of er een manier is waarop we dit kunnen voorkomen. Op dit moment staan chips nog niet op een exportcontrolelijst. Ik denk dat het, zeker wat betreft de meer mature chips, ook niet wenselijk is, omdat je dan bijna de hele chipexport stillegt.
De heer Van Dijk vroeg nog naar de mogelijkheid voor een track and trace van die chips. Ik vind het een mooi voorstel, maar het moet wel uitvoerbaar zijn. Dat is natuurlijk lastig als het om miljoenen en miljoenen chips gaat. Hoe volg je die? Hoe maak je bedrijven daarvoor verantwoordelijk? Of zijn wij daar dan voor verantwoordelijk? Wie is dan verantwoordelijk? Hoe is dat uitvoerbaar? Ik vind het een interessant voorstel, maar ik vraag mij af hoe het uitgevoerd zou moeten worden.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De Minister stelt hele legitieme vragen. Tegelijkertijd worstelt ze volgens mij net als ik met het vraagstuk: hoe voorkom je dat ze in die drones terechtkomen? Is het dan niet de moeite waard om dat te verkennen? Ik zal u eerlijk zeggen dat ik daartoe eigenlijk een voorstel aan de Kamer wil voorleggen. Ik ben uiteraard benieuwd naar het antwoord van de Minister.
Minister Schreinemacher:
U kunt het voorstel natuurlijk altijd aan de Kamer voorleggen. Daar ga ik helemaal niet voorliggen. Ik zet wel echt grote vraagtekens bij de uitvoerbaarheid daarvan en ook bij de controle die mijn ministerie of de Douane zou moeten hebben ten aanzien van die miljoenen chips. Dat wil ik er toch wel bij gezegd hebben. Als er een voorstel komt in de vorm van een motie, kan ik misschien al een beetje een voorschot geven op het oordeel daarover.
De voorzitter:
U proeft de positie van de Minister.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, heel goed.
De voorzitter:
De heer Van Dijk, voor zijn vierde interruptie.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Tegenover de Minister? Gaat het zo hard?
De voorzitter:
Ja, dit is uw vierde vraag.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Nou, dan moet ik oppassen, want ik heb ook nog wat voor de andere Minister.
De voorzitter:
Daarom wil ik het ook benoemen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Of krijgen we dan weer vijf nieuwe?
Er zijn uitvoeringsvragen, zeer terecht. Het gaat volgens mij overigens niet alleen over chips. Het gaat over goederen waarvan wij kunnen verwachten dat ze in verkeerde handen komen. Ook dat is natuurlijk moeilijk hier nu af te bakenen, maar volgens mij valt er best een weg te vinden in hoe je daarmee zou kunnen experimenteren.
De voorzitter:
De Minister. Vervolgens is er zo meteen ook nog een vraag van de heer Hammelburg.
Minister Schreinemacher:
Nogmaals, ik vind het een sympathiek idee, maar ik denk dat de uitvoerbaarheid ingewikkeld is. Je kunt een trackingsysteem niet op een chip zetten. Tot hoever in de keten wordt een bedrijf dan verantwoordelijk voor wat zij verkopen? Daar heeft u natuurlijk zelf ook een voorstel voor gedaan. Maar ik denk dat dat bij sommige goederen wel echt heel ingewikkeld is. Op dit moment zijn chips niet gecontroleerd, dus dat is ook nog wel een punt van aandacht.
De voorzitter:
Dat is de reactie van de Minister, maar er is toch een vervolgvraag van de heer Hammelburg. De vierde al.
De heer Hammelburg (D66):
Ik begrijp het dilemma van de Minister over de uitvoerbaarheid. Je kunt immers geen enorme papieren tijger opbouwen die het echt onuitvoerbaar maakt, zowel voor het ministerie alsook voor de bedrijven die produceren. Maar ik snap ook de vraag van de heer Van Dijk heel goed, want we hebben die Iraanse drones in Oekraïne gezien en dat zal niet het laatste voorbeeld zijn, helaas. Dus mijn vraag aan de Minister, in de zoektocht met de SP, is hoe we ervoor kunnen zorgen dat we, misschien in internationaal verband, toch gaan kijken of er innovatieve manieren zijn. En anders, een alternatief, kan de Minister misschien al een eerste assessment maken van wat de potentiële imvo-wetgeving in handhaving en toezicht op dit vraagstuk zou kunnen opleveren. Want dat is natuurlijk een andere manier. Je kunt zeggen: we tuigen een heel mechanisme op via de Douane. Dat wordt ontzettend ingewikkeld, duur en onuitvoerbaar; het zou bijvoorbeeld tot enorme kostenstijging leiden. Dat wil je niemand aandoen. Maar tegelijkertijd is er misschien wel een mogelijkheid om toezicht en handhaving op een andere manier te formuleren, een manier die wél zou passen, ook specifiek op dit vraagstuk. Dit is een ingewikkelde vraag, waar ik nu helemaal geen antwoord op verwacht, en volgens mij de heer Van Dijk ook niet, maar is dit een zoektocht die deze Minister met ons wil aangaan om te kijken of dit de best way forward zou zijn?
De voorzitter:
Een reflectie van de Minister.
Minister Schreinemacher:
Ik denk dat de heer Hammelburg hier ... In de imvo-wetgeving is dit natuurlijk een vraag op zich: is een bedrijf verantwoordelijk voor de hele waardeketen of alleen voor de partij aan wie het verkoopt? Ik weet niet of wij daar helemaal op één lijn zitten. Dus nogmaals, ik denk dat dit echt een lastige is. Ik zie niet hoe dit uitvoerbaar is voor goederen. Misschien voor sommige goederen wel, maar niet voor goederen die ook nu niet worden gecontroleerd.
De voorzitter:
Dat is precies de reden waarom we dit soort debatten nodig hebben, om die scherpte zichtbaar te maken. Helder, Minister, u vervolgt.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel. Dan kom ik bij het laatste antwoord. Dat gaat over pensioenfondsen die investeren in de wapenindustrie. Op dit moment wordt er opgeroepen om te investeren in de wapenindustrie. Ik moet eerlijk zeggen dat we allemaal staan te trappelen bij de pensioenfondsen, want ik vraag pensioenfondsen om te investeren in de SDG's. Dus volgens mij zijn er een heleboel bestemmingen waar pensioenfondsen het geld in kunnen investeren. Maar wat mij betreft kan de wapenindustrie daar ook een goede bestemming voor zijn. We hebben natuurlijk met elkaar afgesproken dat we bijvoorbeeld clustermunitie niet willen. En we willen altijd dat de OESO-richtlijnen worden toegepast bij wat voor investeringen dan ook van wat voor bedrijven dan ook. Maar als wij zeggen – en dat menen – dat we de wapenindustrie en de defensie-industrie waarderen, willen koesteren en in Nederland willen houden, dan vind ik dat investeringen in de defensie-industrie moeten kunnen en dat die ook aangemoedigd kunnen worden. Maar zoals gezegd, wat mij betreft lenen ook de SDG-projecten zich voor goede investeringen, zeg ik als Minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
De voorzitter:
Er was nog een vraag van de heer Amhaouch, volgens mij met betrekking tot een eerder deel in het blokje overige.
De heer Amhaouch (CDA):
Volgens mij zat het in het blokje rondom de drones en Iran. De vraag gaat over de dekmantelbedrijven. Ik weet niet of de Minister voor Buitenlandse Handel of die van Buitenlandse Zaken ... Ik zie nu aan de bodylanguage dat de Minister van Buitenlandse Zaken het gaat doen.
De voorzitter:
Als dat zo is, zou ik vooral de Minister willen bedanken en het woord willen geven aan ... Er is nog een vraag. Gaat uw gang.
De heer Klink (VVD):
Ik begrijp dat de Minister van BuHa-OS nu klaar is met haar termijn. Misschien heb ik niet goed opgelet, dat kan natuurlijk, maar ik heb niet goed gehoord wat de Minister voor reactie gaf op de vraag over de onderhoudscontracten, om daar met een langere termijn naar te kijken. Daar zou ik graag nog een reactie op willen, vanwege de meerjarige aspecten, zeker als het producten zijn die elk jaar opnieuw geleverd worden, als onderdeel van een initieel contract. Voor de langdurige relatie is het belangrijk dat je daar ook een langdurige onderhoudsrelatie mee hebt.
De voorzitter:
Misschien tot slot: de Minister.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Goed punt. Daar was ik inderdaad niet meer op ingegaan, maar dat neem ik graag mee bij de meerjarige vergunningen. Ik sta daar absoluut welwillend tegenover, dus we nemen dat graag mee.
De heer Klink (VVD):
Dat is dus onderdeel van die toezegging die al gedaan is en waarvan we in tweede termijn horen wanneer dat precies gebeurt.
Minister Schreinemacher:
Ja, dan hoort u wanneer.
De voorzitter:
De Minister komt er nog op terug. We hebben de toezegging in ieder geval opgetekend, maar de verdere duiding ervan horen we dan in de tweede termijn. Hartelijk dank aan de Minister voor Buitenlandse Handel en ... O, er is toch nog een vraag, van meneer Thijssen. Ze laten u niet los, Minister.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik had nog een vraag gesteld over Aegon en hun investeringen.
Minister Schreinemacher:
Ja. Pensioenfondsen die investeren, moeten dat doen conform de OESO-richtlijnen, zoals ik net zei. Daar moet Aegon zich ook aan houden. Ik heb daarover geen gesprekken gevoerd met Aegon. Zij maken natuurlijk een eigen afweging over waarin ze investeren, maar wel met inachtneming van het verbod om te investeren in ondernemingen die clustermunitie of cruciale onderdelen daarvan produceren, verkopen of distribueren. Ze moeten zich gewoon aan dat verbod houden. Ik kan hierover vanuit mijn departement nog het gesprek aangaan met Aegon.
De heer Thijssen (PvdA):
Dat was mijn vraag, want uit onderzoek blijkt dus dat ze inderdaad investeren in technologie die gebruikt kan worden om kernwapens te maken. Volgens mij willen de coalitie en de wereld dat niet. Vandaar mijn vraag aan de Minister. Kan de Minister het gesprek aangaan met Aegon en zeggen: hé joh, dit is toch niet conform hetgeen we met elkaar hebben afgesproken? Hopelijk stoppen ze dan en anders moeten we het debat maar verder voeren.
Minister Schreinemacher:
Ja, dat zal ik doen.
De voorzitter:
Helder en voldoende. Eenmaal, andermaal? Dan wil ik de Minister voor BHOS graag bedanken en de Minister van Buitenlandse Zaken graag het woord geven. Gaat uw gang.
Minister Hoekstra:
Voorzitter, dank. Dank ook aan uw leden voor de gestelde vragen en voor het voorrecht om in uw commissie te mogen figureren, al is het aantal vragen aan mijn adres beperkt. Mijn rol is die van de ultieme sidekick van de Minister voor BHOS. Dat is een rol die mij natuurlijk eigenlijk het beste past.
Een paar vragen zou ik graag nog namens ons beiden willen beantwoorden. In de eerste plaats is dat de vraag van de heer Van Dijk over specifiek Oekraïne. Hij vroeg naar controle en toezicht. Het is goed om nog eens te benadrukken dat elke leverantie, niet alleen door Nederland, maar breed, wordt getoetst aan de acht criteria van het EU-wapenexportbeleid. Dat laat overigens ruimte – dat weet de heer Van Dijk ook – om militaire goederen aan andere staten te leveren met het oog op zelfverdediging. Wat mij betreft bewandelen we daarin dus echt de juiste route.
Ten tweede. Helemaal aan het begin van de discussie over wapenleveranties – daar heeft de heer Van Dijk ook gelijk in – kwam in de commissie van Buitenlandse Zaken en mogelijk ook in deze commissie nog weleens de vraag naar voren: kunnen die goederen wellicht in verkeerde handen vallen? Er zijn natuurlijk meerdere van dat soort voorbeelden. In alle eerlijkheid, ik vind dat wij er als kabinet – dat doen andere partners ook – in de risicoafweging en in de balans der dingen goed aan doen om Oekraïne juist wel te blijven bewapenen, zeer massief, om ervoor te zorgen dat men daar het eigen grondgebied kan verdedigen. Maar eerlijk is eerlijk, wanneer je wapens levert die soms letterlijk aan de frontlinie worden ingezet, kunnen die natuurlijk ook buitgemaakt worden door de vijand. Dan kan je niet uitsluiten dat die op een later moment, in hetzelfde conflict of in een later conflict, nog eens worden ingezet door partijen waarvan je dat eigenlijk niet zou willen hebben. Dat is onderdeel van het spectrum waarin we ons begeven. Die afweging vind ik zelf overigens zeer valide, gegeven wat er op het spel staat, maar ik begrijp de vraag van de heer Van Dijk heel goed. Wat dat betreft is het een echo van de dialoog die we met name voor 24 februari, maar ook kort daarna met elkaar hadden: hoe moet je daar nou mee omgaan? Dat is dus mijn antwoord in zijn richting.
De vraag van de heer Amhaouch ging in dezelfde richting: hoe kun je voorkomen dat die zaken uiteindelijk in verkeerde handen vallen? Het is een aanvaardbaar risico, maar het is geen risico van nul, zeker niet wanneer je zo veel doet als Nederland. Het bedrag loopt inmiddels op tot een ordegrootte van ongeveer een miljard. Het beslaat, zoals de Kamer weet, een hele brede range aan artikelen, van meer op zelfverdediging gerichte zaken tot zaken als pantserhouwitsers. Sommige van die dingen worden ver van het slagveld ingezet, andere worden letterlijk aan de frontlinie ingezet. Dat betekent dus ook dat dit gebeurt.
Dan was er de vraag van de heer Amhaouch over Iraanse drones. Die zit in mijn set vragen, maar die is, denk ik, net afdoende beantwoord door de Minister voor BHOS in de dialoog met andere leden van uw Kamer.
Er was nog één ander ding dat ik ook aan de heer Amhaouch verschuldigd was en dat is de vraag die hij mij rappelleerde. Hoe moet je nou omgaan met dekmantelbedrijven? Wij hebben geen zicht op concrete aantallen bedrijven die via dekmantelconstructies de sancties ontwijken. Het is wel zo dat Nederlandse handelsstromen actief worden gemonitord. Dat wordt onder meer gedaan door de Douane, vanuit zijn toezichthoudende rol op sancties. Als Europese lidstaten wisselen we ook informatie uit om ervoor te zorgen dat we hier zo goed mogelijk zicht op hebben. Dan zou de vraag kunnen zijn: ja, maar wat doe je nou als je die signalen krijgt? Dan heb je natuurlijk de gelegenheid om het bedrijf op die sanctielijst te plaatsen of de mogelijkheid om daar ook via Justitie werk van te maken. Dat hangt natuurlijk af van wat er precies gebeurd is. Maar op het moment dat een bedrijf een strafwaardige activiteit verricht, zal je natuurlijk niet aarzelen om daar aangifte van te doen. Dat is ook de waarschuwing die we de hele tijd vanuit de kabinetszijde aan alle beroepsgroepen, niet alleen aan bedrijven, maar ook aan juridische experts – denk aan notarissen en advocaten – hebben laten uitgaan. Die sanctiewetgeving en het naleven van die sanctiewetgeving betekent ook wat voor marktpartijen. Die hebben zich daaraan te houden en die dienen ook op dat vlak de wet ten volle te respecteren.
Voorzitter. Dan was er een vraag van een hele andere categorie. De heer Thijssen vroeg specifiek naar de situatie op West-Papoea. Voor de goede orde, en dat is net ook uitvoerig door de Minister voor BHOS betoogd, we beoordelen echt of elke transactie voldoet aan de criteria van het beleid. Dat zien we, denk ik, allemaal. We kijken dan natuurlijk naar de aard van de goederen, de eindgebruiker en het eindgebruik. Daar wordt dus ook echt op getoetst. Dat gebeurt in elk geval, maar ook in het specifieke geval dat de heer Thijssen aanhaalde. Voor zover ons bekend, is de gewezen marinewaarnemer op geen enkele manier betrokken bij de genoemde mensenrechtenschendingen, maar dat zijn dingen die we altijd blijven monitoren.
Voorzitter. De heer Thijssen vroeg nog, en dat is misschien een vraag die een beetje tussen mij en de Minister voor BHOS in ligt of bij ons beiden hoort: wat nou als een land grijs gebied is? Je hebt eigenlijk een evident witte categorie en dat zijn, gemakshalve gezegd, natuurlijk de bondgenoten uit de Europese Unie en anderen. Er zijn landen aan wie je evident niet wilt leveren, maar je hebt ook een «grijs gebied». Dat is volgens mij letterlijk de bewoording die hij gebruikte. Ik zou zelf willen betogen dat je moet proberen – dat was volgens mij ook de portee van het debat dat net door de Minister voor BHOS is gevoerd – om te zorgen voor meer eenduidigheid in je Europese aanvliegroute. Dat is beter dan dat je weer voor een aparte grijze lijst of iets dergelijks zorgt. Op die manier zorg je ook voor voldoende objectiviteit en eenduidigheid in de executie van de criteria. Dat is in ieder geval een van de dingen die mij is opgevallen sinds ik deze portefeuille heb. Nogmaals, de Minister voor BHOS weet daar veel meer van dan ik, maar hoe we hier in Europa mee omgaan, heeft toch iets weg van een lappendeken. Daarom is het niet makkelijk, maar wel nodig dat we zorgen voor meer eenduidigheid daarin. Daar zou dus wat mij betreft de inzet echt op gericht moeten zijn.
Op de vraag over de grens en de bodem en de hypothetische vragen die we van de Minister-President nooit mogen beantwoorden, heeft de Minister voor BHOS volgens mij net antwoord gegeven. Daar zou ik het dus bij willen laten, met uw goedvinden, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Ik kijk of er vragen zijn en of er behoefte is aan een verhelderende vraag. De heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik had nog een vraag over het Europees Vredesfonds, namelijk of hij het met mij eens is dat we het toezicht daarop moeten verbeteren conform mijn motie. Heeft de Minister die vraag al beantwoord? Volgens mij hebben we daar ook in Buitenlandse Zakenverband over gesproken. Het komt natuurlijk hier ook weer terug.
Minister Hoekstra:
Ja, maar daar treedt het kabinet altijd op naar de letter en de geest van aangenomen moties. Ik had gemeend dat het niet verstandig is om wat in andere commissies al wordt besproken, hier te herhalen. Maar ik ken ook de behoefte van de heer Van Dijk om sommige evergreens gewoon zo breed mogelijk uit te venten. Maar als het helpt om de bevestiging hier te herbevestigen, dan doe ik dat bij dezen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter, met uw permissie. Dat is een beetje nietszeggend, hoewel ik dol ben op sommige evergreens hoor, mits van de juiste band. We moeten natuurlijk wel stappen maken. In het vorige debat heb ik vastgesteld dat er heel weinig toezicht is op het Europees Vredesfonds. Het toezicht dat er is, wordt gedaan door een audit committee en is besloten. Dat mogen wij niet inzien. Ik heb gezegd: dat moet openbaar worden zodat de Kamer er op een bepaalde manier inzicht in kan krijgen wat daarmee gebeurt. Kan de Minister daarvan al een follow-up geven?
Minister Hoekstra:
Niet nu hier. Maar nogmaals, wat ik zei was eerder bedoeld als tongue-in-cheek, gegeven de doorlopende dialoog die de heer Van Dijk en ik op meerdere onderwerpen hebben. Ik kom daar graag op terug. Laat ik de vraag hoe we daar invulling aan kunnen geven, meenemen. Ik weet niet of dat in het verslag gebeurt van de volgende RBZ of dat van die daarna. Dat hangt er een beetje van af hoe de discussie verloopt. Maar ik ken het perspectief van de heer Van Dijk op het Europees Vredesfonds en begrijp dat overigens ook goed. Hij zoomt er ook in dit debat speciaal op in wat er gebeurt met de inhoud. Daarnaast, maar dat is geloof ik meer aan bijvoorbeeld de commissie van Financiën, is er ook discussie over hoe je omgaat met de financiële verantwoording en die onderdelen. Ook dat is een discussie waarvan ik weet dat die zich kan verheugen over een bijzonder interesse van het parlement. Dat zeg ik hem dus toe.
De voorzitter:
De heer Van Dijk knikt instemmend. Hij berust en zal hier scherp op blijven. Dat is het voordeel als je in allebei die commissies zit. We hebben vaker besproken dat die twee commissies werkvelden hebben die beide raken. Dan kan het voorkomen dat we vragen hier herhalen, maar dat helpt om het perspectief ook van dit debat scherp te krijgen.
Met de beantwoording van de vragen door de Ministers zijn we aan het einde van de eerste termijn. We zijn nog steeds met zes man sterk aan de linkerkant. Mijn eerste vraag is natuurlijk of er behoefte is aan een tweede termijn. Men knikt instemmend. Ik zou de leden ook willen vragen of we daarmee gelijk kunnen starten of dat er behoefte is aan een korte schorsing. Wij gaan gelijk door, zie ik. Het gaat qua tijd eigenlijk heel goed. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Klink, gaat uw gang.
De heer Klink (VVD):
Dank u, voorzitter. Dank de Ministers voor de beantwoording. Ik denk dat het heel goed is om met de omringende landen juist goed samen te werken om ambitieus naar een bepaald punt te komen. Door sommigen werd gesteld dat landen als Duitsland en Frankrijk een loopje nemen met de mensenrechten. Ik denk dat dat niet het goede uitgangspunt is.
Reagerend op de zaken die de Minister heeft gezegd, dank ik hem ervoor dat hij beter wil kijken naar wat er in Vlaanderen en in Duitsland speelt met betrekking tot de informatievoorziening op websites en dat hij dat, waar het kan, zo veel mogelijk wil overnemen. Het is een hele mooie toezegging om dat uit te werken. Dank ook voor de toezegging om met een realistische bril te kijken naar meerjarige vergunningverlening en, zoals de Minister zelf aangaf, daarbij ook te kijken naar de geldende realiteit. Ik ben er heel benieuwd naar om in tweede termijn te horen in welke maand van 2023 de Minister denkt daarover terug te komen richting de Tweede Kamer, in combinatie met het onderzoek om de zorgen van bedrijven weg te nemen met betrekking tot meerjarige onderhoudscontracten, voor vergunningen die meerjarig lopen.
Tot slot. Het gaat natuurlijk om de verdediging in Europees en in NAVO-verband. In NAVO-verband – dat kwam ook zijdelings aan de orde – zijn kernwapens toch onderdeel van die verdediging. Als we ons graag goed willen verdedigen en ook trots zijn dat we onderdeel zijn van de NAVO, dan is dat een element dat daar ook bij hoort. Dan is het dus ook niet raar dat we daar via Nederlandse partijen in investeren of dat we er aan de andere kant in participeren met sommige bedrijven.
Daar wil ik het bij laten, voorzitter. Dank u wel.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mag ik daar een vraag over stellen?
De voorzitter:
Natuurlijk. Alhoewel, zullen we gelet op de tijd zeggen: een of twee losse vragen kunnen nog in tweede termijn.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik had helemaal niet gepland om nog een interruptie te plegen, maar toen ik de heer Klink dít hoorde zeggen, dacht ik ...
De voorzitter:
Daar kan altijd aanleiding toe zijn, meneer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De heer Klink is wel de Rubicon aan het overtrekken met dit voorstel. Volgens mij moet hij gewoon het coalitieakkoord even goed lezen, waarin staat dat de regering streeft naar wereldwijde kernontwapening. Dat vind ik terecht. Het is een van de beste passages uit het coalitieakkoord van deze regering. Volgens mij heeft de Minister net al keurig netjes opgesomd waar ze geen investeringen in wil doen: clustermunitie, chemische wapens, kernwapens en dergelijke. Ik wil de heer Klink vragen om dit nou niet te doen. We moeten geen kernwapens erbij bouwen, maar juist afbouwen.
De heer Klink (VVD):
We moeten ervoor waken om hier een hernieuwde discussie van te maken. Ik benoem dat het een onderdeel is van de NAVO en wij ook een onderdeel van de NAVO zijn. Goed. Daar wil ik het bij laten.
De voorzitter:
En daar gaat u over; zo is dat. De heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik reken op de Minister.
Voorzitter. Dank voor de antwoorden. Ik heb een punt over de rapportages. De Minister zei: het is heel lastig, want we hebben nu de situatie in Oekraïne en het is heel druk. Dat begrijp ik, maar aan de andere kant is dit een terugkerend probleem: de tijdige komst van rapportages naar de Kamer zodat wij ons controlerende werk goed kunnen doen. Ik dacht dat ze zei dat er naar twee maanden wordt gestreefd. Ik zou echt willen aandringen om daaraan vast te houden, zodat we echt ons werk goed kunnen doen.
Voorzitter. Met betrekking tot het vredesfonds dank ik de Minister van Buitenlandse Zaken, omdat hij heeft toegezegd om in het volgende verslag van de RBZ terug te komen op mijn motie, als ik hem goed heb verstaan. Dat is heel fijn.
Ik heb nog een punt over het volgsysteem voor goederen om zo goed mogelijk te achterhalen waar ze terechtkomen. Het liefst willen we natuurlijk dat ze niet op de verkeerde plek terechtkomen. Daar wil ik graag een motie over indienen. Ik vraag dus een tweeminutendebat aan.
Dan rest mij verder niks anders, voorzitter, dan het rapport aan u aan te bieden. Ik heb het al gesigneerd en ik heb er meerdere. Dat regelen we na afloop van het debat. Wellicht krijg ik daar wat ondersteuning bij.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Van Dijk. U heeft bevestigd dat u een tweeminutendebat aanvraagt, maar we zitten nu natuurlijk wel vlak voor het reces. Kunt u wat perspectief geven? Kan dat over het reces heen worden getild?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter, ik ben gewend dat het altijd netjes wordt ingepland.
De voorzitter:
Moet dat nog morgen of mag dat ook na het reces?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Poeh, wat een gewetensvraag: moet dat nog morgen? De heer Amhaouch wil het graag morgen, begrijp ik. Als het kan graag morgen, maar als het heel vervelend wordt qua planning wil ik er nog wel even over nadenken of het later kan.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik wil met de heer Van Dijk meedenken. We gaan nu de kerstperiode in. Daarin zouden we er ook over kunnen nadenken. De track and trace, waar toch een aantal mensen sceptisch over zijn, kan op zich een goede ideerichting zijn, maar de vraag is inderdaad of je dat met een tweeminutendebat en een motie moet doen. Moeten we daar niet eerst onze gedachten over laten gaan en ook eens met andere organisaties, zoals TNO of een andere organisatie, van gedachten wisselen over hoe daarnaar gekeken wordt? Een motie is natuurlijk zo ingediend. Als het moet, dan moet het en helpen we de heer Van Dijk door morgen aanwezig te zijn bij een tweeminutendebat. Het zou een overweging kunnen zijn om in de kerstperiode – ik wil nou ook weer niet zeggen dat we juist dan over wapens moeten gaan nadenken – de kans te krijgen om met mensen hierover te praten.
De voorzitter:
Meneer Van Dijk, ik probeer u ...
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik weet niet anders dan dat het gebruikelijk is dat er op de laatste dag voor het reces tweeminutendebatten worden ingepland en dat we allemaal aanwezig moeten zijn voor stemmingen. Dat is niks bijzonders, voor zover ik weet.
De voorzitter:
Er is mij wel ingefluisterd dat het best spannend is met de planning van alle tweeminutendebatten. Als het dus niet dringend nodig is ... Zoals de heer Amhaouch zegt, geeft het kerstreces wellicht mogelijkheid om het inhoudelijk beter voor te bereiden. Daarom geef ik u ter overweging of het na het reces kan, als de planning het niet toelaat.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik stel voor om even na het debat te kijken hoe het zit met de Griffie plenair. Dan kijken we even.
De voorzitter:
Heel goed. Dan spreken we dat af. De heer Van Dijk was klaar. Dan kunnen we door naar mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Dank wederom aan de bewindspersonen en ook de ondersteuning voor de antwoorden. Ik had eigenlijk nog maar één punt, en dat zal u niet heel erg verbazen. Ik heb de Minister heel goed gehoord over dat Nederland zelfstandig beslissingen neemt. Daar heb ik ook vertrouwen in. Ik ben ook blij om te horen dat veiligheid en daarmee technologische innovatie en de inzet om koploper te blijven vooropstaan. De vraag die ik daar nog bij had is of de Minister in algemene zin er ook bewust mee bezig is dat er vanuit een aantal Europese landen op z'n minst rugdekking is voor de onderhandelingspositie. Ik hoef niet te weten welke landen dat zijn, want dat hoeft niet publiek bekend te zijn, maar ik wil wel weten of we daar ook mee bezig zijn. In het verlengde daarvan vraag ik om in die positie die we dan hebben met rugdekking ook alvast na te denken over het volgende. Wat nou als de VS de maatregel die ze nu hebben ingevoerd, willen uitbreiden? Dat is ook vanwege het belang om zekerheid te geven aan bedrijven. Ik wil dus graag voor onze huidige positie maar ook voor de toekomst weten dat er rugdekking is en dat we dit kunnen standhouden, om het zo maar te zeggen.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Keurig binnen de tijd. Dank. Dan de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben blij met de woorden van deze Minister. Hij zegt het volgende. Ik ga vechten als een leeuw. Ik ga vechten als een leeuw in Europa, ook richting andere lidstaten, om like-minded landen te vinden. Ik ga ervoor zorgen dat ons Europees gezamenlijk wapenexportbeleid zo stringent mogelijk wordt, als het gaat over onze nationale en Europese veiligheid en als het gaat over het eerbiedigen van mensenrechten en burgerrechten waar dan ook ter wereld. We willen namelijk echt voorkomen dat Nederlandse en Europese wapens en defensief materieel worden ingezet tegen burgerbevolkingen op een oneigenlijke wijze die ingaat tegen onze eigen Grondwet. Laten we dat er ook maar helder bij zetten. Onze kerntaak is om de internationale rechtsorde te bewaken.
Voorzitter. Ik ben ook blij met de toezegging van de Minister om nog eens te kijken naar de criteria die we hebben voor het wapenexportbeleid en dual-usegoederen, de drie die zijn genoemd in de brief, of daar nog een veiligheidsanalyse richting de toekomst aan toegevoegd kan worden of in wat voor vorm dan ook.
Tot slot. Nogmaals, ik snap de worsteling rond de dual-usegoederen, die ook de SP heeft. Ik weet niet wat voor motie de SP wil indienen. Ik ga daar wel serieus naar kijken. Tegelijkertijd snap ik ook het dilemma waarmee de Minister worstelt. Ik ben ook nog, zeg ik richting de heer Van Dijk, aan het nadenken of het niet ook past binnen het kader van nationale en Europese imvo-wetgevingen. Dat is food for thought. Daar hebben we 1 nacht voor, of misschien 22 of 40 nachten voor. Dat moeten we nog even bekijken. We zullen zien.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. De heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank, voorzitter. Ik deel het ongemak van volgens mij ongeveer iedereen in deze Kamer over de dual-use en dat Nederlandse chips worden gebruikt op plaatsen waar we dat echt niet willen. Ik zou de Minister willen aansporen om toch wat harder te zoeken naar manieren om dit tegen te gaan. Misschien is het goed om in een pv eens te praten over een rondetafel, om eens met wat experts te praten, zodat we zelf ook wat kennis kunnen opdoen. Ik ben natuurlijk ook benieuwd naar de motie, of die nou morgen komt of iets later.
Tot slot wil ik nog aan de Minister van Buitenlandse Zaken vragen of hij die nadere analyse over de export naar Indonesië kan delen. Ik lees de brief. In een paar regels wordt daar gezegd: maak u geen zorgen; deze goederen worden niet op een verkeerde manier ingezet. Ik vraag me af of daar een nadere studie onder ligt die gedeeld kan worden met de Kamer, zodat we die ook nog tot ons kunnen nemen.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Thijssen. Als laatste geef ik het woord aan de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter, dank. Ook dank aan beide Ministers voor de beantwoording. De heer Van Dijk zegt af en toe zinnige dingen. Eentje daarvan is: wapens zijn geen bloemen. Daarom hebben wij volgens mij ook een vrij stringent beleid. Ik houd me al een paar jaar bezig met wapenexport. Volgens mij hebben we als Nederland een vrij transparante rapportage. Dan kun je nog spreken over de vraag of die op tijd komt of niet, maar de rapportage is volgens mij heel goed.
Ik zie twee verbeterpunten. Die zijn vandaag ook voorbijgekomen. Dat is de Europese harmonisering. Daarin zouden we echt stappen moeten maken, zowel in de defensie-industrie als de wapenexport. We moeten daar samen stevig inzetten. Het andere punt is het andere zinnige dat de heer Van Dijk aangaf, namelijk de ranking. Hij is dol op rankings. Ik ben blij dat – dat meen ik oprecht – in deze situatie waarin we investeren in onze veiligheid, Europese landen in die ranking staan. Ik zou me hele grote zorgen maken als er een ranking is in deze tijd waar geen Europese landen in staan.
Voorzitter, tot slot de dekmantelbedrijven. Zo noem ik het maar; het kan een brede categorie zijn. Dat is inderdaad de kraan dichtdraaien. De heer Van Dijk deed vandaag een suggestie van track and trace. Daar gaan we over nadenken. Het is niet altijd zo dat het via legale handel gaat. Daar moeten we kort op zitten, zodat als daar inderdaad boevenbedrijven zitten, we daar korte metten mee kunnen maken, zeker in deze tijd met de oorlog in Oekraïne.
De voorzitter:
Ook hartelijk dank aan de heer Amhaouch. Dan zou ik graag willen voorstellen om vijf minuten te schorsen. Ik hoor dat we gelijk door kunnen. O, toch graag even schorsen, zodat we nog iets kunnen bespreken. Dat wordt niet meer dan vijf minuten.
De vergadering wordt van 18.30 uur tot 18.34 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik hervat dit debat van de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het wapenexportbeleid. We zijn bijna bij het einde, maar er zijn nog een aantal vragen gesteld door onze commissieleden. Ik geef graag het woord aan de Minister.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor de gestelde vragen in tweede termijn. De heer Van Dijk en de heer Amhaouch refereerden allebei nog aan de rapportages en dat die echt binnen twee maanden moeten. We gaan echt ons uiterste best doen om de inhaalslag te maken en daarna weer te voldoen aan die tweemaandentermijn en die transparantie. Ik begrijp namelijk heel goed dat de controlerende taak van de Kamer ontzettend belangrijk is. We gaan daar dus absoluut ons best voor doen.
Dan de toezegging die ik heb gedaan aan de heer Klink, waar ik in tweede termijn nog op terug zou komen. In het eerste kwartaal van 2023 kunnen wij de gevraagde informatie aan de Kamer doen toekomen over wanneer we in ieder geval de inzet van de herziening van het EU-gemeenschappelijk standpunt meegeven, over de Europese toezichthouder van de heer Thijssen en over de mogelijkheden voor een meerjarige vergunning inclusief de onderhoudsvraag.
Dan het punt wat betreft de Europese toezichthouder. Ik begrijp dat dit punt in een eerder stadium al een keer is verkend en dat het nog wel heel lastig zal zijn om hier binnen Europa een gemeenschappelijk standpunt op te krijgen, omdat sommige lidstaten daar eigenlijk gewoon niet aan willen. Dat is niet Nederland, maar wel andere lidstaten. Desalniettemin zullen wij er in de brief op terugkomen. Het lijkt mij een goed idee, maar het is dus best lastig. Op dit moment is er al wel een adviserende taak voor EDEO als het gaat om wat wel en niet onder dual use zou vallen. Dus er is al wel advisering, maar het zal moeilijk worden om in Europa de handen op elkaar te krijgen voor een echt onafhankelijke toezichthouder. Maar ik wil daar mijn uiterste best voor doen. Als een leeuw, absoluut. Als een leeuwin.
Dan het track-and-tracesysteem. Uw Kamerleden hadden het er net al even over dat een rondetafelgesprek daaraan zou kunnen bijdragen, over wat kan en niet kan. U gaat natuurlijk helemaal zelf over uw eigen agenda, maar dat zou misschien wel interessant zijn, ook om zeker te weten dat je niet iets optuigt wat niet werkt, want dat kost ook heel veel capaciteit bij de Douane en bij bedrijven, en als het niet werkt, is dat uiteindelijk gewoon zonde. Dus ik ben benieuwd wat eruit komt, als u zo'n rondetafelgesprek doet.
Mevrouw Koekkoek vroeg nog naar de rugdekking, ook door andere lidstaten. Ik heb al eerder gezegd dat we inzetten op zo veel mogelijk Europese inbedding. Ik ga verder niet speculeren over welke landen dat zouden moeten zijn. Mevrouw Koekkoek heeft dat ook niet gevraagd. Maar we zijn er echt mee bezig. Verscheidene leden refereerden aan het belang van duidelijkheid voor het bedrijfsleven. Dit is ook voor ons van groot belang. We nemen dat echt mee in ons standpunt en ook in onze communicatie daarover, zowel in het openbaar als niet-openbaar.
De voorzitter:
Tot zover. Er is ook nog een aantal vragen voor de Minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Hoekstra:
Voorzitter, volgens mij een tweetal. De eerste ging over de toezegging die ik al had gedaan aan de heer Van Dijk. Als ik het zo mag formuleren: met de pro-activiteit die hem zo eigen is, maakte hij naar aanleiding van het antwoord dat het of de eerstvolgende RBZ of de tweede zou kunnen worden, er de eerste van. Maar ik zou even enige ruimte willen houden, omdat de eerste RBZ alweer vrij snel op het programma staat na het kerstreces. Maar ik ga het hoe dan ook con amore doen en ik hoop dat hij zich erin kan vinden dat we dan wellicht uitwijken naar die van februari, afhankelijk van de precieze timing. Dat ten aanzien van de eerste vraag.
Dan de vraag van de heer Thijssen over de nadere analyse. Mijn begrip is echt dat we zeer uitvoerig ingaan, ook in de Kamerstukken, op de argumentatie. Dat is volgens mij ook precies de manier waarop het zou moeten, want dan geef je met maximale transparantie inzicht in en inhoud aan de afweging. Dat doe je ook omdat je de Kamer zo goed mogelijk wil informeren. Tegelijkertijd is veel van de informatie die je hebt gekregen soms vertrouwelijke informatie van derden. Dat kan van bedrijven en andere overheden zijn. Ik begrijp zijn verzoek heel goed, maar ik zou het eigenlijk als volgt willen doen en daarbij abstraheer ik even van het specifieke land: laten wij bij volgende casuïstiek kijken hoe we zo veel mogelijk informatie, die we kunnen delen, op papier kunnen zetten. Dan wordt het de volgende keer wellicht wel nog wat uitgebreider, maar als daar behoefte aan bestaat, dan doen we dat uiteraard graag.
De voorzitter:
Er is geen behoefte aan een aanvullende of een verhelderende vraag. Daarmee zijn we aan het einde van de tweede termijn. Dat hebben we heel netjes gedaan.
Minister Hoekstra:
Voorzitter, ik wilde nog afsluiten met u zeer te bedanken dat u mij heeft gedoogd in deze commissie.
De voorzitter:
Het was voor mij in ieder geval sinds ik voorzitter ben een novum om twee bewindspersonen te hebben. Het bevestigt maar weer hoezeer er sprake is van overlap en dat het voor dit onderwerp heeft geholpen. Hartelijk dank dus aan beiden.
Het is belangrijk om te bevestigen dat we achter de schermen bekijken of het aangevraagde tweeminutendebat morgen nog zal plaatsvinden of dat dat in januari wordt ingepland na het reces. Dat zullen jullie morgen eventueel zien en horen. Door de Ministers zijn vier toezeggingen gedaan. Die lees ik graag nog even voor. De eerste is als volgt.
– De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gaat kijken naar de mogelijkheden voor een langere looptijd van vergunningen, ook in het kader van onderhoudscontracten, en informeert de Kamer daarover per brief in het eerste kwartaal van het volgende jaar, 2023. Dit is naar aanleiding van de vraag van de heer Klink.
Ik zie een hand van de heer Hammelburg, voor een ordevraag, neem ik aan.
De heer Hammelburg (D66):
Het is voor een interruptie op de voorzitter. Ik kijk even naar de Minister, maar volgens mij was onderdeel van die toezegging om daarbij ook te kijken naar hoe je afglijdende situaties wel mee kunt nemen in een eventueel nieuw regime, toch? Ja.
De voorzitter:
Met die interpretatie zullen wij dat ook zo opschrijven. Prima. De Minister bevestigt het ook. Dan de tweede toezegging.
– De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gaat samen met de Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie nog eens kijken naar de drie criteria, genoemd in de brief van 1 december over het exportcontrolebeleid voor halfgeleidertechnologie, en informeert de Kamer daarover. Er zit geen tijdsperiode aan vast. Dit is naar aanleiding van de vraag van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Excuses, maar daar hoort nog bij: waarbij de toekomstige veiligheidsanalyse specifiek wordt bekeken.
De voorzitter:
Ik voeg die specificatie erbij. De derde toezegging.
– De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking informeert de Kamer in het eerste kwartaal van 2023 over de Nederlandse inzet voor de herziening van het gemeenschappelijke standpunt van de EU en de mogelijkheid voor een Europese toezichthouder. Dit is naar aanleiding van de vragen van de heer Thijssen.
Ik zie dat hij hiermee instemt. Dit keer is de toezegging dus wel correct. De vierde toezegging.
– De Minister van Buitenlandse Zaken komt in het volgende of het daaropvolgende verslag van de Raad Buitenlandse Zaken terug op de verbetering van het toezicht op het Europees Vredesfonds. Dit is naar aanleiding van de persistente vraag van de heer Van Dijk.
Ik zie dat de heer Klink behoefte heeft om een vraag te stellen.
De heer Klink (VVD):
Even twee dingen nog: bij de eerste toezegging hoor ik het onderhoudsaspect heel duidelijk terug, maar staat het aspect van meerjarige vergunningen er ook in? De Minister heeft het namelijk wel uitgesproken. O, dat zat er wel in? Dan heb ik het niet goed gehoord. Dat kan gebeuren. Het is altijd goed om het nu even te vragen, in plaats van er later op terugkomen. Ik mis ook nog het aspect met betrekking tot de informatievoorziening en het meenemen van de Vlaamse en Duitse websites. De Minister heeft duidelijk aangegeven dat hij dat gaat doen, om daarvan te kunnen leren. Horen we daar nog iets over of gebeurt dat gewoon?
De voorzitter:
Ik ben even streng, meneer Klink. Er was geen brief gevraagd. Vandaar dat het niet als een toezegging is opgetekend. Misschien kan het in een van de toezeggingen worden meegepakt. Zullen we het zo doen, heel pragmatisch? Oké. Ik blijf streng.
We zijn aan het einde gekomen van dit commissiedebat over het wapenexportbeleid. Nogmaals, van harte dank voor de reacties en antwoorden van beide Ministers. Dank ook aan het hele team van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook natuurlijk dank aan het team van de Tweede Kamer, de bodes. Leuk dat de mensen ook zijn blijven zitten op de publieke tribune. Ook dank aan onze geweldige griffier. Het is het laatste debat van deze commissie dit jaar. Ik wens jullie echt hele fijne feestdagen en een goede tijd met familie en vrienden. Rust vooral goed uit, zodat we met hernieuwde energie en strijdbaarheid 2023 weer beginnen. Hartelijk dank.
Sluiting 18.45 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22054-379.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.