22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 293 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2017

Zoals toegezegd informeert het kabinet u schriftelijk over de volgende eerder besproken onderwerpen:

  • i. Verbetermogelijkheden t.a.v. rapportage over Gender Based Violence bij toetsing wapenexportvergunningen (toezegging AO wapenexport 12 september jl., Kamerstuk 22 054, nr. 287);

  • ii. Aanbevelen van Nederlandse rapportagewijze over wapenexportbeleid bij EU-lidstaten (toezegging AO wapenexport 12 september jl., Kamerstuk 22 054, nr. 287);

  • iii. Navraag bij Oekraïne over eventuele wapenleveranties aan Myanmar (toezegging AO Myanmar van 25 oktober jl., Kamerstuk 32 735, nr. 174);

  • iv. Nagaan of Nederlandse wapens via India aan Myanmar zijn geleverd (toezegging AO Myanmar van 25 oktober jl., Kamerstuk 32 735, nr. 174);

  • v. Bespreken in EU-verband van problematiek aangaande mogelijk misbruik van uitgevoerde goederen (besproken tijdens het VAO wapenexport van 5 oktober jl., Handelingen II 2017/18, nr. 9, item 13).

Ad i) Nagaan van verbetermogelijkheden in het expliciet rapporteren over gender based violence bij de toetsing van wapenexportvergunningen

Zoals uiteengezet tijdens het AO wapenexport van 12 september jl., is het bepalen van het risico op gender based violence integraal onderdeel van de toetsing aan criterium 2 van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportbeleid, ook wel het mensenrechtencriterium genoemd. Die toetsing geldt voor alle mogelijke vormen van mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair oorlogsrecht waaraan de uitvoer kan bijdragen gezien de aard van de goederen, de eindgebruiker en het eindgebruik. Wanneer een vergunningaanvraag is afgewezen op criterium 2 wordt in de jaarrapportage niet de specifieke soort schending vermeld. Dat doet geen enkele EU-lidstaat, aangezien dit de bilaterale betrekkingen met het betreffende land kan schaden. Gezien het belang dat het kabinet aan gender based violence hecht, is het kabinet echter bereid om in het vervolg expliciet te vermelden wanneer dit mede de afwijzingsgrond is.

Ad ii) De Nederlandse wijze van rapporteren over het wapenexportbeleid voorleggen aan EU-partners en tevens EU-lidstaten oproepen ook deze meer transparante wijze te volgen

Het kabinet heeft zowel in de EU Raadswerkgroep inzake wapenexportbeleid als de Raadswerkgroep inzake exportbeleid van dual-use goederen aandacht gevraagd voor de gedetailleerde Nederlandse rapportages inzake de uitvoer van strategische goederen. Nederland heeft de EU-lidstaten opgeroepen dit voorbeeld te volgen en een grotere transparantie te betrachten. Slechts één lidstaat toonde tijdens de werkgroepvergaderingen hiervoor belangstelling. Aangezien dit een lidstaat is die reeds een vergelijkbare mate van transparantie betracht als Nederland, ligt het niet in de lijn der verwachting dat andere lidstaten hierop op korte termijn nieuwe stappen voor meer transparantie zullen zetten. Desondanks zal Nederland dit blijven benadrukken.

Ad iii) Navraag bij Oekraïne over wapenleveranties aan Myanmar

De Oekraïense autoriteiten gaven bij navraag aan geen wapens aan Myanmar te leveren. Wel heeft Oekraïne in het verleden militaire systemen naar Myanmar uitgevoerd. Reserve-onderdelen voor het operationeel houden van die systemen worden nog steeds geleverd.

Ad iv) Nagaan of Nederlandse wapens via India aan Myanmar zijn geleverd

Zoals aangegeven in de beantwoording van 21 september 2015 op vragen van het lid Van Dijk (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 79) heeft het toenmalige Holland Signaal Apparaten (het huidige Thales Nederland B.V.) in de jaren ’60 radartechnologie uit de jaren ’50 uitgevoerd naar dat Indiase bedrijf Bharat Electronics. Thales zelf gebruikt deze technologie van halverwege de vorige eeuw reeds enkele decennia niet meer. Het Indiase bedrijf heeft de inmiddels verouderde technologie sindsdien zelf verder doorontwikkeld en op basis daarvan eigen radarsystemen ontworpen. Die eigen radarsystemen zouden vervolgens verkocht zijn aan de strijdkrachten van Myanmar. Nederland heeft echter geen zeggenschap over de export van in India (door)ontwikkelde technologie. Er zijn derhalve geen Nederlandse militaire goederen door India doorgevoerd naar Myanmar.

Ad v) Bespreken in EU-verband van problematiek van misbruik door afnemers achteraf

Slechts enkele Europese landen voeren op dit moment in het land van eindbestemming fysieke controles uit nadat de goederen zijn uitgevoerd (zogeheten on site post shipment controls) om misbruik achteraf te voorkomen. Uit gesprekken met deze landen bleek dat deze controles met name worden toegepast voor kleine en lichte wapens, vanwege het grote omleidingsrisico van die goederen. Componenten zijn expliciet uitgezonderd van de controles, omdat dat praktisch niet haalbaar is. Voorts werd duidelijk dat de controles met veel moeite en vertragingen plaatsvinden, waardoor de toegevoegde waarde beperkt is. Ook voor deze Europese landen blijft de nadruk daarom liggen op ex-ante controles, voorafgaand aan de vergunningverlening.

Uit het bovenstaande blijkt dat on site post shipment controls voor EU-lidstaten zoals Nederland, zonder kleine en lichte wapens industrie en een export die voor meer dan 80% uit componenten bestaat, geen voor de hand liggend instrument is. Er zijn echter ook andere mogelijkheden binnen het internationale exportcontrolekader om misbruik na levering zoveel mogelijk tegen te gaan. Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie1 op de initiatiefnota Wapens en Principes, Ambities voor een geloofwaardig en geharmoniseerd wapenexportbeleid in Europa 2 (ingediend door het lid Sjoerdsma en het toenmalige lid Servaes) heeft Nederland in het Wassenaar Arrangement een voorstel ingediend voor het delen van informatie over fraude en misbruik met eindgebruikersverklaringen. In juli 2016 informeerde het kabinet de Kamer dat een dergelijk voorstel enkel met consensus kan worden aangenomen.3 Het kabinet is derhalve verheugd dat dit Nederlandse voorstel op 6 december jl. door de plenaire vergadering van het Wassenaar Arrangement is aangenomen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

De Minister van Buitenlandse Zaken, H. Zijlstra


X Noot
1

Kamerstuk 34 103, nr. 3

X Noot
2

Kamerstuk 34 103, nr. 1

X Noot
3

Kamerstuk 22 054, nr. 277

Naar boven