22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 275 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2016

Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen naar € 2.000.000,– (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven vergunning ter waarde van € 6.635.000,00 voor uitvoer van overtollig defensiematerieel naar Jordanië.

Het Ministerie van Defensie heeft onlangs een exportvergunning verkregen voor de uitvoer van vijfentwintig Cheetah pantserrupsvoertuigen tegen luchtdoelen (PRTL) en gereedschap, vijf donor chassis Leopard 1, vijf donor voertuigen PRTL en één bergingsvoertuig (Armoured Recovery Verhicles) naar Jordanië.

De Cheetah PRTL is een dubbelloops 35 mm kanon op een Leopard 1 onderstel met een zoek- en volgradar voor verdediging tegen aanvallen vanuit de lucht. Eindgebruiker is de Jordaanse krijgsmacht, voor landsverdediging.

Het betreft de derde (tevens laatste) levering van overtollig defensiematerieel die onderdeel uitmaakt van een contract met Jordanië ad € 21 miljoen (all-in) waarover de Kamer op 8 februari 2013 is geïnformeerd door de Minister van Defensie (Kamerstuk 22 054, nr. 208). De levering is voorzien in juni 2016.

De leveringen van de eerste en tweede partij vonden respectievelijk plaats in 2014 en 2015. Over deze leveringen is uw Kamer versneld geïnformeerd middels de Kamerbrieven met Kamerstuk 22 054, nrs. 239 en 254.

De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport1. Deze toetsing, waarvan hier de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria wordt weergegeven en waarbij vooral de mensenrechtensituatie (criterium 2), de interne situatie (criterium 3) en de regionale context (criterium 4) goed in ogenschouw is genomen, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende argumenten:

Mensenrechten (criterium 2):

De mensenrechtensituatie in Jordanië wordt beter beoordeeld dan in veel andere landen in de regio; in vergelijking is Jordanië stabiel en gematigd. Toch blijft er aanleiding tot zorg. Zorgen bestaan over incidentele slechte behandeling van gevangenen, schending van rechten van Palestijnse vluchtelingen, beperkingen van de democratische vrijheden (persvrijheid, vrijheid van meningsuiting en van vergadering) en het eind december 2014 verbroken achtjarig moratorium op de doodstraf. De Jordaanse krijgsmacht is echter niet in verband te brengen met geconstateerde mensenrechtenzorgen.

Interne conflicten (criterium 3):

De economische situatie van het land blijft zorgelijk. Veel Jordaniërs zijn ontevreden. De werkeloosheid is hoog. De burgeroorlog in Syrië en de recente opmars van ISIS in Irak en Syrië heeft een aanzienlijk spillover effect naar Jordanië. De toestroom van vluchtelingen heeft tot grote schaarste geleid op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting en water.

Ondanks alle turbulentie in de regio is de interne situatie in Jordanië relatief stabiel. De regering doet haar best om de rust en vrede te bewaren en de kans op conflicten is beperkt. Bovendien is de krijgsmacht in de afgelopen jaren niet ingezet bij het in bedwang houden van demonstraties. Mede gezien de aard van de goederen (luchtverdedigingssystemen) bestaat er geen risico dat deze in de toekomst tegen de eigen bevolking worden ingezet.

Regionale stabiliteit (CR4)

Jordanië speelt een belangrijke stabiliserende rol in de regio, o.a. bij de Israëlisch-Palestijnse besprekingen als ook inzake Syrië en ISIS. Jordanië heeft daarnaast een zeer legitieme veiligheidsbehoefte en heeft geen intentie om een territoriale claim af te dwingen. Bovendien is Jordanië een militaire bondgenoot van Nederland en is het land onderdeel van een brede internationale coalitie tegen ISIS. Jordanië is niet betrokken bij de grondoperaties van de door Saoedi-Arabië geleide coalitie in Jemen.

Onderhavige goederen zijn in principe defensief van aard: zij dienen ter bescherming van het luchtruim. De levering van deze laatste partij Cheetah’s en gerelateerd materieel zal derhalve naar verwachting geen verdere destabilisering in de regio tot gevolg hebben. Toetsing aan dit criterium is dan ook positief.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

GS 2008/944 van 8 december 2008

Naar boven