21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 239 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 november 2014

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 3 november 2014 over de geannoteerde agenda van de OJCS-Raad1 van 25 november en 12 december 2014 en het verslag van de informele Cultuurraad van 24 september 2014 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 236), over de brief van 18 november 2014 over de geannoteerde agenda van de Sportraad van 25 november 2014 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 237), over de brief van 22 september 2014 houdende het verslag van een schriftelijk overleg over de informele Cultuurraad van 24 september 2014 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 233)en over de brief van 26 september 2014 over het Fiche: Mededeling «Naar een geïntegreerde aanpak van cultureel erfgoed voor Europa» (Kamerstuk 22 112, nr. 1914).

De vragen en opmerkingen zijn op 20 november 2014 aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 24 november 2014 zijn de vragen over de onderdelen Onderwijs, Jeugd en Cultuur beantwoord door de Minister en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Kamerstuk 21 501-34, nr. 238). Bij brief van 25 november 2014 zijn de vragen over het onderdeel Sport beantwoord door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

De adjunct-griffier van de commissie, Arends

Inhoudsopgave

blz.

   

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

   

Algemeen

2

Raadsagenda 25 november en 12 december

2

Werkplan Cultuur 2015–2018

2

Sport

3

Verslag informele Cultuurraad – Turijn 24 september 2014

4

Fiche: Mededeling «Naar een geïntegreerde aanpak van cultureel erfgoed voor Europa»

4

   

II Reactie van de Minister

4

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van het kabinet en onderschrijven de inzet van Nederland. De leden zijn tevreden dat het kabinet heldere lijnen uitzet naar andere lidstaten inzake de rol van Europa ten aanzien van cultuur. Zij zien aanleiding tot het stellen van een enkele vraag.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken. Zij hebben een aantal opmerkingen en vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben een aantal opmerkingen en vragen.

Raadsagenda 25 november en 12 december

Werkplan Cultuur 2015–2018.

De leden van de VVD-fractie merken op dat uit onderliggende stukken blijkt dat er acht OMC2-werkgroepen worden voorgesteld, waaronder de groep «Stimuleren van de bijdrage van cultuur aan sociale inclusie». Deze leden vragen naar de afweging van Nederland om wel of niet deel te nemen aan deze werkgroep en wat, indien aan deze werkgroep wordt deelgenomen, de Nederlandse inzet is.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet in te gaan op de wens van enkele lidstaten om te komen tot nieuwe wetgeving op het gebied van audiovisueel beleid. Kunnen de punten waarop deze lidstaten nieuwe wetgeving wensen, worden toegelicht? Zij vragen of bekend is waarom er door deze lidstaten op nieuwe wetgeving wordt aangestuurd. Ook vragen zij het kabinet de inzet van Nederland op dit gebied toe te lichten. Wat zijn de verhoudingen tussen voor- en tegenstanders van deze nieuwe wetgeving? Verder vragen zij wat de vervolgprocedure is.

De voornoemde leden vragen wat de aanleiding is het agendapunt over TTIP3 op te voeren. Kan het kabinet een uitgebreide terugkoppeling geven op dit agendapunt? Wordt audiovisueel beleid van TTIP uitgezonderd?

De leden van deze fractie wijzen er nogmaals op dat terughoudendheid ten opzichte van meer regel- en wetgeving vanuit de EU geboden is.

De leden van de CDA-fractie lezen dat met betrekking tot de raadsconclusies voor het EU Werkplan Cultuur 2015–2018 het kabinet opmerkt dat een aantal OMC-werkgroepen interessant is voor Nederland om aan deel te nemen. Deze leden vragen of het kabinet kan aangeven waarom voor haar de onderwerpen «digitale leendiensten bibliotheken», «alternatieve financiering», « cultureel ondernemerschap», «relatie met andere maatschappelijke sectoren» en «participative governance» van belang zijn en welke doelstellingen ze binnen die werkgroepen heeft. Zij vragen of het kabinet tevens kan aangeven of ze hiermee voorsorteert op prioriteiten tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap.

Met name rond de «participative governance» zijn de voornoemde leden benieuwd welke consequenties de aanmoedigingen van de Raadsconclusies voor het beleid ten aanzien van amateurs en vrijwilligers in het kader van cultureel erfgoed zullen hebben. Deze leden vragen met andere woorden wat het concreet betekent dat Nederland deze aanmoediging steunt.

Sport

De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet heeft kennisgenomen van de open brief van Niels Kerstholt en Mark Tuitert aan Eurocommissaris Vestager over de International Skating Union4. Zij vragen tevens of het kabinet kan aangeven hoe ze tegen deze materie aankijkt en wat Europa hier aan kan doen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat met betrekking tot de Raadsconclusies «sport en innovatie» het kabinet aangeeft dat zij zich goed kan vinden in de insteek dat sport niet alleen van grote maatschappelijke waarde is maar ook een belangrijke economische waarde heeft. Hoewel de leden van deze fractie deze insteek onderschrijven, willen zij wel benadrukken dat de maatschappelijke waarde van sport geenszins onderhevig mag worden aan de economische waarde. Economische waarde van sport, mag naar mening van deze leden, nooit prevaleren boven het publieke maatschappelijke belang van sport. Deze leden vragen of het kabinet dit uitgangspunt kan onderschrijven.

Het kabinet schrijft dat de concept-Raadsconclusies op nationaal niveau besproken zijn met een aantal betrokken partijen uit de sport- en innovatiesector. De leden van deze fractie vragen welke partijen het hier betreft. Daarnaast vragen deze leden of het kabinet kan aangeven welke onderwerpen naar haar mening in een strategische onderzoeksagenda op dit gebied zouden moeten komen te staan.

Met betrekking tot het beleidsdebat «Sport en lichaamsbeweging in de schoolgaande leeftijd» geeft het kabinet aan dat Nederland aan zal dragen dat de grootste belemmering voor het aanbieden van meer uren bewegingsonderwijs zowel in het primair als voortgezet onderwijs het tekort aan accommodaties is. De leden van deze fractie vragen waar het kabinet dit op baseert. De Staatssecretaris van Onderwijs Cultuur en Wetenschap schreef immers op 15 november 20135 dat de voornaamste problemen waren dat er te weinig vakleerkrachten waren, te veel on(der)bevoegdheden voor de klas stonden en dat scholen te weinig tijd voor gymlessen hadden. Waarom worden deze belemmeringen, die ook tijdens het algemeen overleg bewegingsonderwijs van 24 september 20146 besproken zijn, niet ingebracht? Deze leden vragen waarom het kabinet nu aangeeft dat vooral accommodaties het probleem zijn. Kan het kabinet aangeven welke problemen er op dat gebied zijn en wie deze problemen moet aanpakken? Doet het kabinet zelf iets om deze, volgens het kabinet, «grootste belemmering» aan te pakken, zo vragen de voornoemde leden.

Op de agenda voor de Sportraad staat ook een terugkoppeling van de WADA7-bijeenkomst van 15-16 november 2014. De voornoemde leden vragen of het kabinet de Kamer kan informeren over deze terugkoppeling.

Verslag informele Cultuurraad – Turijn 24 september 2014

De leden van de VVD-fractie danken het kabinet voor het verslag. Zij onderschrijven de inzet van Nederland. Meer specifiek vragen zij nog wel naar het krachtenveld ten aanzien van het opnemen van cultuur in de EU2020 strategie. Deze leden maken zich wel zorgen over de inzet van sommige andere lidstaten. Hoe ligt het krachtenveld? Zij vragen tevens wat de inschatting van het kabinet is in hoeverre Nederland kan voorkomen dat cultuur opgenomen wordt in de EU strategie.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet schrijft dat Nederland samen met enige andere lidstaten de EU2020-strategie smal wil houden (gericht op economische groei en banen). Nederland wil geen meetbare doelstellingen en daaruit voortvloeiende verplichtingen voor cultuurbeleid opnemen. Deze leden vragen hoe kansrijk het is dat Nederland in deze opzet slaagt, gezien het feit dat het kabinet zelf al schrijft dat een groot aantal lidstaten graag ziet dat cultuur een plaats krijgt in de herziene EU2020-strategie.

Fiche Mededeling «Naar een geïntegreerde aanpak van cultureel erfgoed voor Europa»

De leden van de VVD-fractie zien in dit fiche geen aanleiding tot overschrijding van Europese bevoegdheden. Wel is voor hen onduidelijk wat de financiële consequenties zijn van het harmoniseren van gegevens. Wordt er nu een systeem ontwikkeld of worden bestaande systemen vereenvoudigd? De voornoemde leden vragen hoe daar een werkplan voor wordt ontwikkeld en wat daar de kosten van zijn.

II Reactie van de Minister

Ik wil de fracties danken voor hun inbreng en betrokkenheid bij dit dossier. In reactie op de vragen deel ik u mijn standpunt.

Antwoord op vragen en opmerkingen van de CDA-fractie naar aanleiding van de raadsconclusies over sport en innovatie

Met betrekking tot de Raadsconclusies «sport en innovatie» en de opmerking dat de economische waarde van sport naar mening van de leden van de CDA-fractie nooit mag prevaleren boven het publieke maatschappelijke belang van sport, kan ik u antwoorden dat ik dit uitgangspunt onderschrijf. Desalniettemin is de economische waarde zeer interessant en moeten we kijken hoe we daarvan meer gebruik kunnen maken.

Verder kan ik u melden dat met de volgende partijen op nationaal niveau de raadsconclusies sport en innovatie zijn besproken: het Nederlands Olympisch Comité/Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF), Mulier Instituut, Stichting Technologie en Wetenschap (STW), de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), Sport&Technology, InnoSportNL, Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie (ZonMw), Nederland Instituut voor Sport en Bewegen (NISB), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de Haagse Hogeschool en de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO).

De partijen zelf hebben aangegeven dat een strategische onderzoeksagenda breed opgezet moet worden en gericht op de toekomst. Het moet gaan om zowel de gezondheidskant van sport als de sociale kant en zowel gericht op topsport als op breedtesport. De partijen gaven aan dat innovaties vooral gericht zijn op de topsport en profsport, maar voor de (economische) impact moet de toepassing ook in de breedtesport en daarbuiten verspreid worden. Daarnaast moet er aandacht zijn voor de economische waarde van innovatie in de sport voor het bedrijfsleven en de R&D sector. Hierbij kan rekening gehouden worden met de maatschappelijke winst van innovatie (sport kan dienen als aanjager van productinnovatie, zowel in de eigen sector als in aanpalende sectoren).

Ik kan mij vinden in deze brede benadering van een onderzoeksagenda, waarbij het goed is te werken aan één nationale agenda voor sportonderzoek en -innovatie, waarbij vervolgens bezien kan worden welke thema’s vooral nationaal worden ingevuld en voor welke thema’s een Europese aanpak nodig is.

Antwoord op vragen en opmerkingen van de CDA-fractie naar aanleiding van het beleidsdebat sport en lichaamsbeweging in de schoolgaande leeftijd.

In 2013 heeft het Mulier Instituut een onderzoek gedaan naar bewegingsonderwijs PO en in 2014 naar bewegingsonderwijs Voortgezet Onderwijs, zie http://www.mulierinstituut.nl/actueel/nieuwsoverzicht/middelbare-scholen-geven-voldoende-gymles.html.

Beide onderzoeken zijn mede door mij gesubsidieerd. Het laatste onderzoek is naar de Kamer gestuurd door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De accommodatieproblematiek in het onderzoek wordt gerapporteerd op basis van enquêtes onder vakleerkrachten en schoolleiders. Specifiek aan basisschooldirecteuren is gevraagd tegen welke belemmeringen zij aanlopen indien overwogen zou worden om een extra gymlesuur te geven. Het betreft derhalve de situatie bij een uitbreiding van uren en niet de huidige status quo. Accommodatie is een mogelijke belemmering, maar het is niet helemaal duidelijk of het de grootste is. Belangrijkste punt is dat in verschillende gemeenten/regio’s de belemmeringen verschillend zijn: financiering, accommodaties, bureaucratie, te weinig bevoegde docenten. Dit zal ook door Nederland in de discussie worden ingebracht.

De ambitie van het Nederlands kabinet en de Primaire Onderwijs-raad is dat vanaf 2017 iedere basisschoolleerling twee uur bewegingsonderwijs door een bevoegd docent krijgt. Waar mogelijk wordt gestreefd naar drie uur. OCW gaat een bestuurlijke ronde langs de G37 houden om hen te overtuigen van het belang van meer bewegingsonderwijs en het in kaart brengen van goede voorbeelden en belemmeringen. Naar aanleiding van die ronde kan meer concreet aangegeven worden wat de belemmeringen zijn en hoe die weggenomen kunnen worden.

Antwoord op de vraag van de CDA fractie over de terugkoppeling van de WADA bijeenkomst 15-16 november 2014

Ik kan u antwoorden dat het verslag van de Raad, inclusief dit punt, via de gebruikelijke kanalen aan de Kamer zal worden gezonden.

Antwoord op de vraag van de VVD fractie of het kabinet heeft kennisgenomen van de open brief van Niels Kerstholt en Mark Tuitert aan Eurocommissaris Vestager over de International Skating Union.

Ik heb kennis genomen van de open brief en ik begrijp dat de ondertekenaars van de brief hier duidelijkheid van de Europese Commissie over wensen. Ze zijn als het gaat om de Europese mededingingsregels aan het juiste adres bij de Eurocommissaris voor mededinging, mevrouw Vestager. Zij heeft al aangegeven zich in de zaak te zullen verdiepen.

De Europese Commissie heeft de bevoegdheid om eventuele inbreuken op de EU-mededingingsregels te onderzoeken en te beboeten. Volgens de EU-regels is het ondernemingen niet toegestaan een dominante marktpositie te misbruiken om concurrenten uit de markt te drukken. Indien de Commissie van oordeel is dat de International Skating Union is aan te merken als een onderneming in de zin van het Europese recht en inbreuk maakt op de Europese mededingingregels kan de Commissie besluiten tegen de ISU op te treden. Het besluit van de Europese Commissie dient derhalve afgewacht te worden.


X Noot
1

Onderwijs-, Cultuur-, Jeugd- en Sportraad.

X Noot
2

OMC: Open Methode van Coördinatie groepen.

X Noot
3

TTIP: het trans-Atlantisch Vrijhandels- en Investeringsverdrag.

X Noot
5

Kamerstuk 31 293, nr. 186.

X Noot
6

Kamerstuk 31 293, nr. 222.

X Noot
7

WADA: World Anti-Doping Agency.

Naar boven