Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 21501-34 nr. 236 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 21501-34 nr. 236 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 november 2014
Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda op het terrein van onderwijs en cultuur/audiovisueel voor de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van 25 november (cultuur en audiovisueel) en 12 december (onderwijs) aanstaande.
In de bijlage worden deze onderwerpen nader toegelicht en treft u per onderwerp de kabinetsinzet aan. Ik wijs u erop dat, zoals te doen gebruikelijk, over de definitieve standpuntbepaling van Nederland nog afstemming in de ministerraad zal plaatsvinden. Over de jeugd- en sportonderdelen wordt u apart geïnformeerd door mijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Bij deze geannoteerde agenda is het verslag van de informele Cultuurraad van 24 september jl. toegevoegd.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
Geannoteerde agenda OJCS-Raad 25 november en 12 december 2014
Er is op dit moment nog geen definitieve agenda voor deze OJCS-Raad beschikbaar. Naar verwachting zullen de volgende onderwerpen worden geagendeerd:
Cultuur en Audiovisueel (25 november)
• EU Werkplan Cultuur 2015–2018 (aannemen raadsconclusies)
• «Participatory governance» en cultureel erfgoed (aannemen raadsconclusies)
• Audiovisueel beleid (aannemen raadsconclusies)
• Cultuur in relatie tot de evaluatie van de EU2020 strategie (beleidsdebat)
• Optioneel: Europees audiovisueel beleid (lunchdebat)
Onderwijs (12 december)
• Ondernemerschapsvaardigheden (aannemen raadsconclusies)
• Onderwijs in de EU2020 strategie (beleidsdebat)
• Optioneel: Mobiliteit (lunchdebat)
Cultuur en Audiovisueel
EU Werkplan Cultuur 2015–2018 (aannemen raadsconclusies)
Het Italiaanse EU-voorzitterschap heeft raadsconclusies geagendeerd voor het EU Werkplan Cultuur 2015–2018. Het huidige EU Werkplan Cultuur loopt af in 2015. Op basis van een evaluatie van het vorige Werkplan, een beleidsdebat tijdens de OJCS-Raad op 22 mei jl. en ambtelijke besprekingen door de lidstaten en de Commissie heeft het Voorzitterschap een nieuw Werkplan opgesteld. Het gaat om activiteiten die de Commissie organiseert om nationaal cultuurbeleid te ondersteunen: enkele tijdelijke Open Methode van Coördinatie groepen (voor uitwisseling van kennis en ervaringen tussen de lidstaten), studies en bijeenkomsten. De activiteiten zijn gerangschikt onder vier thema’s: 1) toegang tot cultuur en publieksbereik; 2) cultureel erfgoed; 3) creativiteit en innovatie in de culturele en creatieve sector; 4) culturele diversiteit, mobiliteit van werken en makers, en cultuur in externe betrekkingen van de EU. Het Werkplan is niet uitputtend; lopende zaken zoals het subsidieprogramma Creative Europe en diverse Europese titels en prijzen staan er niet in.
Inzet Nederland
Nederland heeft in de onderhandelingen bepleit het aantal activiteiten te beperken en te richten op terreinen waar samenwerking op EU niveau meerwaarde heeft. Het Werkplan moet met consensus worden aangenomen en het bleek voor het Voorzitterschap lastig aan de uiteenlopende wensen van Lidstaten te voldoen.
Nederland heeft voorgesteld een OMC groep te wijden aan digitale leendiensten van openbare bibliotheken. Ten tijde van dit schrijven steunden negen lidstaten dit voorstel. Mogelijk wordt het thema onderdeel van een breder opgezette OMC groep. Van de overige zeven OMC groepen zijn meerdere interessant voor Nederland, zoals de groepen over alternatieve (niet publieke) financiering, cultureel ondernemerschap, de relatie met andere maatschappelijke sectoren en «participative governance» van erfgoed.
Alles afwegend, zal Nederland instemmen met de raadsconclusies voor het Werkplan Cultuur 2015–2018. Ook de andere lidstaten zullen naar verwachting instemmen.
«Participatory governance» en cultureel erfgoed (aannemen raadsconclusies)
Met de Raadsconclusies participatory governance en cultureel erfgoed worden lidstaten en de Commissie uitgenodigd om actief burgerschap in te zetten bij een duurzaam erfgoedbeheer voor een duurzame samenleving. Dit biedt ook kansen voor het versterken van het draagvlak voor erfgoed, voor creatief (her)gebruik van (kennis over) erfgoed, het breed toegankelijk maken van erfgoed, onder andere met digitale middelen en om het cultureel erfgoed te betrekken bij integrale afwegingen in haar omgeving.
Inzet Nederland
Nederland voert een beleid waarin de maatschappelijke rol van cultuur en erfgoed een belangrijk uitgangspunt is. Amateurs en vrijwilligers leveren een belangrijke bijdrage aan het levend houden en behouden van het cultureel erfgoed: materieel, immaterieel, roerend, onroerend en digitaal. De aanmoediging die van de Raadsconclusies uitgaat kan door Nederland gesteund worden.
Audiovisueel beleid (aannemen van raadsconclusies)
In de Raadconclusies over audiovisueel beleid staan de gevolgen van de convergentie in de audiovisuele sector centraal. In feite passen de conclusies daarmee in het lopende debat over de vraag of, hoe en wanneer de Europese richtlijn audiovisuele mediadiensten (AVMD-richtlijn) moet worden aangepast. Onder het kopje «regelgevend kader» wordt in deze raadsconclusies ingegaan op een aantal thema’s die meer direct raken aan de discussie over de mogelijke herziening van de AVMD-richtlijn. Daarbij wordt gevraagd om aandacht voor het functioneren van het «land van oorsprong beginsel» en wordt opgeroepen te kijken naar de effectiviteit van het instrumenten (quota) ter promotie van Europese werken. Ook wordt aandacht gevraagd voor het functioneren van de huidige reclameregels. Verder vragen de raadsconclusies aandacht voor filmfinanciering, de ontwikkeling van nieuwe exploitatiemodellen, filmerfgoed en filmeducatie. De lidstaten en Commissie worden uitgenodigd om op deze thema’s ondersteuning te bieden.
Inzet Nederland
De Nederlandse inzet in de onderhandelingen was gebaseerd op de kabinetsreactie op het Groenboek «Voorbereiding op een volledig geconvergeerde audiovisuele wereld».1 Kort gezegd bepleit Nederland een open houding ten aanzien van de nieuwe ontwikkelingen en terughoudendheid met extra regulering en protectie. Tijdens de onderhandelingen over de raadsconclusies bleek dat lidstaten verschillend denken over herziening van de AVMD richtlijn. Waarschijnlijk blijft voor de OJCS Raad een tekst over die inhoudelijk geen duidelijke richting geeft, maar wel de door de Commissie geplande evaluatie in 2015 verwelkomt.
Cultuur in relatie tot de evaluatie van de Europa 2020-strategie (beleidsdebat)
Het Italiaanse voorzitterschap organiseert een beleidsdebat over cultuur in relatie tot de Europa 2020-strategie. De bijdrage die cultuur kan leveren aan duurzame economische ontwikkeling staat hierin centraal. Dit debat past in het proces van de consultatie van de Europese Commissie over de tussentijdse evaluatie van de Europese strategie voor banen en groei. In de huidige strategie staan geen cultuurdoelstellingen opgenomen. Een groot aantal lidstaten ziet graag dat cultuur een plaats krijgt in de herziene Europa 2020-strategie, al is niet duidelijk hoe.
Inzet Nederland
Nederland wil samen met enige andere lidstaten de EU2020-strategie smal houden (gericht op economische groei en banen). De potentiële bijdrage van de culturele en creatieve sector aan duurzame groei mag natuurlijk erkend en gesteund worden, maar Nederland wil in de herziene EU2020-strategie geen meetbare doelstellingen en daaruit voortvloeiende verplichtingen voor cultuurbeleid opnemen.
Optioneel: Europees audiovisueel beleid (lunchdebat)
Mogelijk organiseert het Voorzitterschap tijdens het cultuurgedeelte van de OJCS-Raad een oriënterend beleidsdebat over Europees audiovisueel beleid. Momenteel is nog niet bekend of dit debat inderdaad plaats zal vinden en is er nog geen discussiedocument beschikbaar.
Inzet Nederland
De hierboven reeds aangehaalde kabinetsreactie op het Groenboek «Voorbereiding op een volledig geconvergeerde audiovisuele wereld» zal leidend zijn voor de Nederlandse inbreng in dit debat.
Onderwijs
Ondernemerschapsvaardigheden (aannemen raadsconclusies)
Het Italiaanse voorzitterschap heeft het initiatief genomen om raadsconclusies op te stellen over ondernemerschapsvaardigheden. De nadruk in deze raadsconclusies ligt op het belang van ondernemerschapsvaardigheden ten behoeven van inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, zelfredzaamheid en burgerschap. Alle onderwijssectoren kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van ondernemerschapsvaardigheden, zodat EU-burgers er op zeer jonge leeftijd mee in aanraking komen. Specifieke aandacht gaat naar de rol van leraren: zowel tijdens de lerarenopleiding als voor leraren in functie, bijvoorbeeld door het stimuleren van debatten tussen leraren, leerlingen en ondernemers over ondernemerschap.
Onderwijsinstellingen worden uitgenodigd gebruik te maken van Europese nog in ontwikkeling zijnde self-assessment instrumenten zoals HEInnovate (voor HO) en Entrepreneurship360 (voor MBO) om een beter beeld te krijgen waar ze staan als het gaat om aandacht voor ondernemerschapsvaardigheden. Ook zal de meerwaarde en haalbaarheid onderzocht worden van de ontwikkeling van een Europees referentiekader voor ondernemerschapsvaardigheden, vergelijkbaar met het Europees referentiekader voor talen. Om het «evidence based» karakter voor beleid te versterken zal gewerkt worden aan indicatoren op het terrein van ondernemerschapsonderwijs.
Inzet Nederland
Nederland steunt de raadsconclusies. De tekst sluit aan bij het Nederlandse beleid om ondernemerschapsvaardigheden in het onderwijs te bevorderen. Via het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen is flink geïnvesteerd om ondernemerschapsvaardigheden meer aandacht te geven binnen het onderwijs. Nederland zet nu in op verankering en consolidatie van de behaalde resultaten.
In de raadsconclusies wordt gesproken over een referentiekader waarmee ondernemerschapsvaardigheden kunnen worden vastgesteld en onderling getoetst. Dit raamwerk is aan de orde gekomen in de EU-Werkgroep Entrepreneurship in Education (waaraan ook Nederland deelnam), waarin de conclusie werd gedeeld dat ondernemerschapsvaardigheden één van de gebieden is waar meer samenwerking noodzakelijk is omdat het operationaliseren van het concept ondernemerschap zeer lastig is. Nederland moedigt initiatieven aan binnen EU-verband om «evidence based» beleid te versterken en goede praktijken uit te wisselen. Op de toepasbaarheid van dit instrument zal Nederland kritisch toezien, onder meer om te voorkomen dat er extra administratieve lasten uit voortvloeien.
Onderwijs in de EU2020 strategie (beleidsdebat)
Het Italiaans voorzitterschap organiseert een beleidsdebat over onderwijs in de Europa 2020-strategie. Dit debat past in het proces van de tussentijdse evaluatie van de Europese strategie voor banen en groei. De Europa 2020-strategie heeft vijf hoofddoelstellingen, waarvan één zich richt op onderwijs. Concreet gaat het om het verhogen van het aantal hoger opgeleiden en het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters. In de discussienotitie wordt gepleit voor het behoud van deze doelstelling, mede vanuit de relatie tussen onderwijs en economische groei. Daarnaast wordt gevraagd naar de ondersteunende rol die de EU kan spelen in het bereik van de onderwijsdoelstelling op nationaal niveau en de synergie met de andere doelen van de Europese groeistrategie.
Inzet
Nederland is voorstander van continuïteit en focus van de Europa 2020-strategie en het behoud van de onderwijsdoelstelling. Nederland zal er in het debat op wijzen dat er veel literatuur is die de positieve relatie tussen onderwijs en economische groei aantoont. Onderwijs draagt zowel bij aan het economisch succes van individuen als aan het productieniveau van landen. Nederland zal ook het vormende aspect en de maatschappelijk toegevoegde waarde van onderwijs benadrukken. Binnen het Nederlandse beleid is de verbinding van onderwijs met de versterking van de economische kracht van Nederland op verschillende manieren in ontwikkeling. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om geven van voorlichting aan studenten over en hen alert te maken op hun kansen op de toekomstige arbeidsmarkt. Een ander voorbeeld zijn de centres of expertise (hbo) en centra voor innovatief vakmanschap (mbo), waarbij onderwijsinstellingen en werkgevers gezamenlijk zorgen voor onderwijs (en in het hbo ook praktijkgericht onderzoek) dat toegesneden is op de arbeidsmarkt van morgen. De centres of expertise bieden nieuwe mogelijkheden aan ons hoger onderwijs en onderzoek en leveren, net als de centra voor innovatief vakmanschap, een belangrijke bijdrage aan het op gang brengen en versnellen van innovaties door goed opgeleide mensen op alle niveaus. Wat betreft de rol van de EU en de synergie met de andere beleidsterreinen zal de Nederlandse inbreng in lijn zijn met de kabinetsreactie op de Europa 2020-consultatie (Kamerstuk 21 501-20 nr. 912). Nederland zal wat betreft de ondersteunende rol van de EU benadrukken dat de Open Methode van Coördinatie een belangrijk instrument is om ervaringen en goede voorbeelden met elkaar te delen.
Mobiliteit (lunchdebat)
Het Italiaanse voorzitterschap is voornemens om een oriënterend beleidsdebat te agenderen over mobiliteit. Momenteel is er nog geen discussiedocument beschikbaar. Waarschijnlijk zal de discussie zich richten op het opnemen van een mobiliteitsvenster in het curriculum.
Inzet Nederland
Nederland is voorstander van het opnemen van een mobiliteitsvenster in het curriculum. In mijn Visiebrief over de internationale dimensie van het hoger onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs (Kamerstuk 22 452 nr. 41) heb ik het belang van internationalisering binnen het hoger onderwijs en het mbo benadrukt. Zoals ik in die brief heb gesteld, richt dit belang zich niet alleen op het verwerven van kennis, vaardigheden en beroepscompetenties, maar ook op persoonlijke ontwikkeling en identiteitsvorming van studenten. Deze oproep tot versterking van de internationaliseringscomponent binnen het curriculum wordt door het veld gedeeld en opgepakt. Nederland erkent de toegevoegde waarde van internationalisering en mobiliteit, maar zal benadrukken dat de subsidiariteit niet in het geding mag komen en het niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van het primaire curriculum.
Tijdens de informele Cultuurraad zijn geen besluiten genomen, maar werd van gedachten gewisseld over de volgende twee onderwerpen:
• Sectoroverschrijdende aard van cultureel beleid
• Governance van cultureel erfgoed
Sectoroverschrijdende aard van cultureel beleid
De Italiaanse Minister voor Cultuur Dario Franceschini opende namens het EU Voorzitterschap de bijeenkomst. Hij pleitte ervoor om cultuur in 2015 onderdeel te maken van de herziene EU 2020-strategie, aangezien cultuur een motor is voor groei en banen. Verder moet de EU bij wetgeving op andere beleidsterreinen rekening houden met cultuur. Hij riep zijn collega’s op nationaal te blijven investeren in cultuur, zowel door fiscale voordelen als door subsidies.
Commissaris voor Cultuur Androulla Vassiliou benadrukte eveneens dat cultuur thuishoort in de EU2020-strategie. Ze riep de lidstaten op gebruik te maken van relevante EU-programma’s: Creative Europe, Horizon 2020, de Structuurfondsen, de Europese Culturele Hoofdsteden, het Europees Erfgoed Label, de Europese erfgoeddagen en diverse Europese cultuurprijzen. Ze riep de cultuurministers op om de herziening van het EU-auteursrecht te volgen en geen afspraken toe te staan over cultuur en media in het handelsakkoord met de VS.
Commissievoorzitter vanuit het Europees parlement Silvia Costa stelde dat de EU in al zijn beleid rekening moet houden met de culturele dimensie, in het bijzonder bij een eventuele herziening van de BTW-Richtlijn, auteursrecht en de EU-Richtlijn voor Audiovisuele Mediadiensten. De EU moet volgens haar zorgen dat grote internationale media- en internetbedrijven hun steentje bijdragen aan creatieve productie en hen geen belastingvrijhavens bieden. Commissievoorzitter Costa wil zich sterk maken voor de verbinding van cultuur met onderwijs en met toerisme. Cultureel erfgoedbeleid beschouwt zij als een vierde pijler onder duurzame groei, naast economisch, sociaal en milieubeleid.
Nederland gaf aan dat Europa ondenkbaar is zonder cultuur en dat culturele samenwerking tussen de EU lidstaten belangrijk is. Dat betekent niet dat cultuur onderdeel moet zijn van de EU2020 strategie. Nederland sprak zich uit tegen harde doelstellingen over cultuurbeleid waaraan lidstaten dan zouden moeten bijdragen via hun nationale economische hervormingsplannen. Nederland gaf verder aan dat digitalisering een stempel drukt op het cultuur- en medialand-schap. De EU zou een laag BTW tarief mogelijk moeten maken voor e-boeken, digitale kranten en digitaal lesmateriaal. Nederland stelde ook voor om onder het nieuwe Werkplan Cultuur 2015–2019 één van de OMC (Open Methode voor Coördinatie) groepen te wijden aan digitale uitleendiensten van openbare bibliotheken. In de OMC-groep kunnen nationale experts uit de EU-lidstaten van elkaar leren. Daarnaast zou de OMC-groep aanbevelingen kunnen formuleren voor nationale wetgeving, financierings- en organisatiemodellen, gebruiksvoorwaarden van leendiensten, toegang voor gebruikers uit het buitenland, auteursrecht-contracten met uitgevers en auteurs, en de omgang met relevante Europese regels, bijvoorbeeld voor staatssteun en auteursrecht.
Meerdere EU-lidstaten gaven aan dat cultuur onderdeel moet worden van de EU2020-strategie, slechts een enkele lidstaat heeft daarbij aangegeven deze opname ook vertaald te willen zien in concrete doelstellingen voor cultuur in de EU2020-strategie. Een aantal andere lidstaten zagen net als Nederland geen reden voor opname van cultuur in de EU2020-strategie. Zij erkennen de economische betekenis van de creatieve sector, maar het beleid richt zich ook op culturele diversiteit en is bovendien een nationale zaak. Een aantal lidstaten gaven net als Nederland aan dat de EU een laag BTW-tarief op e-boeken en digitale kranten toe zou moeten staan.
Een paar lidstaten willen dat de Commissie en de Raad zo vroeg mogelijk informatie en standpunten wisselen over beleidsvoorstellen die cultuur kunnen raken. Zij gaven daarbij aan dat cultuur in zekere mate gevrijwaard moet blijven van marktwerking en dat publieke financiering altijd nodig zal zijn.
Enkele lidstaten pleitten voor versterking van de digitale interne markt. Volgens hen zijn er nog te veel belemmeringen voor grensoverschrijdende dienstverlening via internet. Verdere harmonisatie van wetgeving achten zij cruciaal voor groei en diversiteit van de Europese creatieve sector.
Een van de lidstaten suggereerde dat Europa zichzelf tekort doet door vast te houden aan een culturele uitzondering in handelsakkoorden en vindt dat de lidstaten juist wereldwijd het publiek moeten opzoeken. Volgens een andere lidstaat moet de EU juist tegenwicht bieden tegen grote spelers van buiten de EU. Zij zijn blij dat voor BTW op online aankopen van producten vanaf 2015 het tarief in het land van bestemming geldt en niet meer het land van oorsprong of vestiging. Deze verandering zou volgens hen breder moeten gaan gelden, ook bijvoorbeeld voor de richtlijn voor Audiovisuele Mediadiensten. «Video on demand» diensten en andere internetplatforms moeten volgens hen financieel bijdragen aan nationale culturele en audiovisuele productie.
Tot slot benadrukten enkele lidstaten dat de nationale en Europese wetgeving met betrekking tot auteursrecht een goed evenwicht moet houden tussen de belangen van makers en gebruikers. Andere lidstaten bepleitten modernisering en meer harmonisatie van auteursrecht op EU-niveau om grensoverschrijdend distributie en gebruik van creatieve werken te vergemakkelijken.
Governance van cultureel erfgoed
De tweede gedachtewisseling van de informele Cultuurraad ging over beheer van cultureel erfgoed door verschillende overheidsniveaus, private partijen en particulier initiatief. Nederland lichtte tijdens deze uitwisseling haar erfgoedbeleid en het Nederlandse model van beheer van cultureel erfgoed toe. Volgens Nederland kunnen we de geschiedenis levend houden door het erfgoedbeleid bij de tijd te houden en mensen er zoveel mogelijk bij te betrekken. Ook andere lidstaten lichtten hun beheer van cultureel erfgoed toe. Veel lidstaten kennen een systeem van gedeelde verantwoordelijkheid voor nationale en lokale overheden, publieke instellingen en particulier initiatief. In sommige lidstaten bepaalt nationale wetgeving welk cultureel erfgoed wordt bewaard en beschermd en bestaan hiervoor nationale richtlijnen, maar is het feitelijke beheer lokaal belegd.
De mededeling van de Commissie over cultureel erfgoed werd door enkele lidstaten verwelkomd en meerdere lidstaten verwelkomden de aandacht voor cultureel erfgoed in het nieuwe EU Werkplan Cultuur voor 2015–2019. Een aantal lidstaten onderstreepten het belang van Europeana voor koppeling en hergebruik van digitale erfgoedcollecties. Een paar andere lidstaten gaven aan cultureel toerisme een belangrijk onderwerp te vinden. Daarbij werd een voorbeeld genoemd uit een van de lidstaten waar circa 18% van de omzet in toerisme te herleiden is tot de aantrekkingskracht van cultuur, met name van cultureel erfgoed.
Het Voorzitterschap meldde ten slotte alle inbreng van de lidstaten te betrekken in Raadsconclusies over cultureel erfgoed die worden behandeld tijdens de OJCS Raad op 25 november aanstaande.
Nederlandse reactie op het groenboek «voorbereiding op een volledig geconvergeerde audiovisuele wereld: groei creatie en waarden, blz. 2. Bijlage bij Kamerstuk 22 112, nr. 1659. Zie ook: http://ec.europa.eu/digital-agenda/en/news/consultation-green-paper-preparing-fully-converged-audiovisual-world-growth-creation-and-values.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-34-236.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.