21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 204 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2013

Hierbij zend ik u mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur-, en Sportraad van 16 en 17 mei aanstaande. In deze brief worden de onderwerpen die betrekking hebben op de beleidsterreinen onderwijs, cultuur en audiovisueel nader toegelicht en treft u per onderwerp de kabinetsinzet aan. Over de kabinetsinzet op de jeugd- en sportonderwerpen wordt u apart geïnformeerd door mijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Ten tijde van het versturen van deze geannoteerde agenda waren er nog geen discussiedocumenten door het Ierse voorzitterschap verspreid ter voorbereiding op deze Raadsbijeenkomst. Mocht de inhoud van deze discussiedocumenten aanleiding geven om de Nederlandse inzet zoals beschreven in deze geannoteerde agenda grondig aan te passen, dan zal ik de Kamer hierover nader informeren.

Ik wijs u erop dat, zoals te doen gebruikelijk, over de definitieve standpuntbepaling van Nederland in de OJCS-Raad nog afstemming in de ministerraad zal plaatsvinden.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Geannoteerde agenda OJCS-Raad 16 en 17 mei 2013

Er is op dit moment nog geen definitieve agenda van deze OJCS-Raad beschikbaar. Naar verwachting zullen de volgende onderwerpen aan de orde komen voor wat betreft de beleidsterreinen van het ministerie van OCW:

Onderwijs

  • Erasmus voor Iedereen: informatie over stand van zaken

  • Raadconclusies Sociale dimensie van hoger onderwijs

  • Beleidsdebat over leraren

Cultuur en Audiovisueel

  • Ontbijtdebat over «connected TV/ convergentie televisie en internet»

  • Beleidsdebat over de culturele dimensie in het buitenlands beleid van de EU

  • Besluit Raad en Europees Parlement over Culturele Hoofdsteden 2020–2033

  • Creatief Europa: informatie over stand van zaken

  • Huishoudelijk reglement Comité culturele samenwerking EU- Zuid Korea

  • Hervorming procedureverordening staatssteun cultuur

Erasmus voor Iedereen – Informatie over stand van zaken

Fiche: Tweede Kamer (2011–2012) 22 112, 1332

Naar verwachting zal het Ierse voorzitterschap een korte mondelinge toelichting geven op de stand van zaken in de onderhandelingen over het Erasmus voor Iedereen – programma, het nieuwe EU programma om onder meer mobiliteit tussen lidstaten in het onderwijs te bevorderen. De Raad bereikte op 11 mei 2012 een partieel akkoord over dit nieuwe programma. Het Europees Parlement kwam in november 2012 met een visie op het nieuwe programma. Het voorzitterschap is in februari gestart met de triloog en streeft ernaar voor de zomer een akkoord te bereiken. De garantiefaciliteit Erasmus Master en de verdeling van budgetten binnen het programma maakten nog geen deel uit van het Partieel Akkoord van mei 2012. Naar nu bekend is, zal besluitvorming over deze punten niet voor deze OJCS-Raad worden geagendeerd. Hierbij speelt dat de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 met het Europees Parlement nog niet zijn afgerond. Het is in het kader van deze onderhandelingen dat het totaalbudget voor Erasmus voor Iedereen wordt bepaald. De verwachting is dat het voorzitterschap de aanwezige lidstaten zal informeren over deze punten.

Inzet Nederland

Nederland kan deze informatie aanhoren.

Sociale dimensie van hoger onderwijs – Aannemen van raadsconclusies

In de voorliggende Raadsconclusies worden lidstaten opgeroepen – met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en de autonomie van de onderwijsinstellingen – de toegang tot, deelname aan en afronding van hoger onderwijs te verbeteren voor ondervertegenwoordigde en achtergestelde groepen. De concept Raadsconclusies sluiten aan bij de Mededeling «Ondersteuning van groei en werkgelegenheid – een agenda voor de modernisering van de Europese hogeronderwijssystemen» uit 2011. Deze mededeling is gericht op het verhogen van het aantal afgestudeerden, het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs en het bereiken van het uiterste wat het hoger onderwijs kan doen om de economie van de Europese Unie sterker uit de crisis te laten komen. De sociale dimensie van hoger onderwijs komt in deze mededeling (en dus ook in het BNC-fiche, TK 22 112, nr. 1248) niet expliciet aan bod, maar in deze mededeling staat wel het streven centraal om het aantal arbeidskrachten met een hogere opleiding te vergroten. De voorliggende raadsconclusies, die zijn geïnitieerd door het Iers voorzitterschap, kunnen worden gezien als een vervolg op deze mededeling.

Met de sociale dimensie van hoger onderwijs wordt hier met name gedoeld op het bieden van de mogelijkheid aan iedereen om aan hoger onderwijs deel te nemen. De lidstaten worden opgeroepen om te identificeren welke specifieke groepen ondervertegenwoordigd kunnen zijn in het hoger onderwijs en om maatregelen te nemen om de toegang tot, deelname aan en afronding van hoger onderwijs voor deze groepen te verbeteren. Deze maatregelen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op informatievoorziening, begeleiding van studenten, lesaanbod en financiële ondersteuning. Via de open methode van coördinatie zullen lidstaten «best practices» delen en zal de verdere ontwikkeling van de sociale dimensie van hoger onderwijs worden gefaciliteerd en gestimuleerd.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de tekst van de Raadsconclusies. Nederland verwelkomt het initiatief om de sociale dimensie van hoger onderwijs, mede in het belang van de economische groei en concurrentiekracht van de EU, nader uit te werken en zo een actieve bijdrage te leveren aan het realiseren van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Zoals aangegeven in de Hoofdlijnenbrief studiefinanciering (kamerstuk 24 724 nr. 103), hecht Nederland zeer aan het waarborgen van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Iedereen die de capaciteiten en de motivatie heeft om te gaan studeren, zou dit ook moeten kunnen doen. Nederland doet al veel om de toegankelijkheid van het hoger onderwijs te waarborgen, en tegelijkertijd de kwaliteit van het onderwijs te blijven verbeteren. Zo zal het sociaal leenstelsel studenten een lening bieden tegen gunstige voorwaarden, zoals aflossing naar draagkracht. De invoering van het sociaal leenstelsel gaat bovendien samen met nauwkeurige monitoring van de effecten op toegankelijkheid, conform de motie-Slob (TK 33 410, nr. 20). Nederland hecht ook sterk aan het behoud van de aanvullende beurs voor studenten met minder draagkrachtige ouders en het behoud van het profileringsfonds.

Nederland sluit met dit standpunt aan bij het merendeel van de lidstaten, die naar verwachting de Raadsconclusies zullen verwelkomen.

Beleidsdebat over Leraren – Gedachtenwisseling op basis van discussiedocument van het voorzitterschap

Inzet Nederland

Zoals u tijdens het recente Algemeen Overleg over leraren en lerarenopleidingen is toegezegd komen wij kort na de zomer met een agenda voor de leraar, waarin wij de kabinetsvisie op het leraarschap en de plannen voor de komende periode opnemen. Dit kabinet zet in op kwalitatieve verbetering van de leraar. Dat betekent enerzijds het zorgen voor een aantrekkelijk beroep, een sterk HRM- en kwaliteitsbeleid op scholen, daarnaast professionele ruimte voor de leraar en ruime carrièremogelijkheden. Hier hoort ook bij dat leraren hun bekwaamheid bijhouden via het lerarenregister en dat peer review – het leren van collega’s onderling – veel prominenter op de agenda staat. Anderzijds investeren we in beter en hoger opgeleide leraren. Dit houdt in dat we meer leraren met een master willen, dat lerarenopleidingen zich kwalitatief verbeteren en dat er meer aandacht is voor een goede begeleiding van startende docenten.

Voor het beleidsdebat over leraren en lerarenopleidingen tijdens de komende OJCS-raad willen wij inzetten op twee thema’s in het bijzonder: allereerst het belang van een goed continuüm waarin de leraar wordt opgeleid en zich verder zal moeten ontwikkelen en scholen en hoe die verschillende fases in het continuüm kunnen worden versterkt. Het gaat binnen het continuüm om de initiële lerarenopleiding, om de begeleiding van de startende leraar en om permanente bij- en nascholing in het vervolg van de carrière als leraar. Het tweede thema is de ontwikkeling naar professionele leergemeenschappen. In professionele leergemeenschappen staat de ontwikkeling van leraren centraal en participeren leraren bijvoorbeeld in onderzoeksgroepen van universiteiten, peer review en wordt de onderzoekende houding van de leraar gestimuleerd. Ook de rol van de schoolleider is hierin cruciaal, bijvoorbeeld als het gaat om het entameren van het professionele gesprek. Deze thema’s sluiten ook aan op de internationale Teacher Summit, waarvan Nederland onlangs in Amsterdam gastheer was.

Ontbijtdebat over «connected TV/ convergentie televisie en internet»

Naar verwachting zal voorafgaand aan de bijeenkomst van de OJCS-raad een groenboek verschijnen over de convergentie van televisie en internet («connected TV»). De reacties op dit Groenboek zijn bedoeld om de Europese Commissie antwoorden te geven op de vraag of de Europese richtlijn betreffende audiovisuele mediadiensten moet worden herzien. Het Ierse voorzitterschap wil met de ontbijtsessie aan Commissaris Kroes de gelegenheid geven het groenboek toe te lichten. Daarna zal aan de ministers de mogelijkheid worden geboden voor een eerste informele gedachtewisseling.

Het gaat om een informeel debat, waarin Nederland nog geen standpunt zal innemen. Besluitvorming is op dit moment nog niet aan de orde. Wanneer het kabinet een positie ten aanzien van dit onderwerp heeft bepaald, zal ik u hierover conform de reguliere procedure in een BNC-fiche informeren.

Beleidsdebat over de culturele dimensie in het buitenlands beleid van de EU – Gedachtenwisseling op basis van discussiedocument van het voorzitterschap

De Raad identificeert via haar Werkplan voor Cultuur 2011–2014 cultuur als een belangrijk element in de internationale relaties van de EU. Dit vanwege de intrinsieke waarde van cultuur en als specifieke sector van economische activiteit.

Over het algemeen vinden culturele samenwerkingen met derde landen plaats op het niveau van lidstaten. Deze bilaterale activiteiten tussen lidstaten en derde landen zijn en blijven het uitgangspunt. Momenteel wordt daarnaast gekeken of een gezamenlijke EU actie op dit terrein toegevoegde waarde kan brengen voor de lidstaten. Daartoe is op initiatief van de Europese Commissie en van EDEO, de buitenlandse dienst van de EU, onder andere een expertgroep opgericht. De groep bestaat uit experts van ministeries van Cultuur en van Buitenlandse Zaken, waaronder die uit Nederland. De expertgroep heeft gekeken hoe cultuur strategisch kan worden ingezet in de externe betrekkingen van de EU. Daar zijn de ervaringen die reeds zijn opgedaan bij EU betrekkingen met China in meegenomen.

De bevindingen en aanbevelingen van de experts van de lidstaten zouden als basis kunnen dienen voor een strategie voor culturele externe betrekkingen van de EU. Het voorzitterschap wil nu een debat in de OJCS-Raad om ministers van gedachten te laten wisselen over de aanbevelingen van de expertgroep. Daarbij zal onder andere van gedachten worden gewisseld over in welke mate en hoe de aanbevelingen als basis kunnen zijn voor algemeen gebruik binnen de EU.

Inzet Nederland

Nederland heeft bijgedragen aan de aanbevelingen en vindt dat deze als basis kunnen dienen voor algemeen gebruik binnen de EU waar het culturele externe betrekkingen betreft. Het uitgangspunt voor betrekkingen met derde landen is en blijft dat de verantwoordelijkheid voor cultuurbeleid bij de lidstaten zelf ligt alsmede het initiatief om over te gaan, al dan niet in EU verband, tot samenwerking met derde landen. Uitzondering hierop zijn de onderwerpen waar de EU reeds bevoegd is, zoals rechten voor intellectueel eigendom.

Besluit Raad en Europees Parlement over Culturele Hoofdsteden 2020–2033 – Mogelijk hamerstuk

De Raad heeft overeenstemming bereikt over een besluit dat de huidige regeling opvolgt, die tot en met 2019 geldt. Dit zal waarschijnlijk zonder discussie worden aanvaard. Het voorstel van de Commissie is aanzienlijk bijgesteld. In het voorstel dat door de Commissie was voorgelegd werd de rol van de lidstaten beperkt en die van de Commissie vergroot. Dat deed volgens een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, niet voldoende recht aan het feit dat cultuurbeleid voorbehouden is aan de lidstaten en het overgrote deel van de financiering uit de lidstaten komt (nationaal, regionaal en lokaal). In de nu voorliggende tekst is dit naar tevredenheid opgelost. In de jury die adviseert over de aanwijzing van de Culturele Hoofdstad zijn ook nationale leden opgenomen. De jury adviseert de regering van het organiserende land en deze regering draagt een kandidaat voor bij de Raad die uiteindelijk de titel verleent. In het oorspronkelijk voorstel waren geen nationale leden voorzien en was de besluitvorming over de aanwijzing bij de Commissie belegd.

Inzet Nederland

Nederland zal instemmen met het besluit.

Creatief Europa – Informatie over stand van zaken

Fiche: Tweede Kamer (2011–2012), 22 112, nr. 1314

Het voorzitterschap zal verslag doen van de onderhandelingen met het Europees Parlement over de Verordening voor het programma Creatief Europa 2014–2020. De triloog verloopt constructief. Van de ministers wordt geen inbreng verwacht.

Achtergrondinformatie

Creatief Europa brengt de huidige subsidieprogramma’s voor cultuur en media (hoofdzakelijk film) onder één noemer. Een nieuw onderdeel is de garantiefaciliteit voor de creatieve sector. Creatief Europa stelt zich tot doel de Europese culturele en taalkundige verscheidenheid te bevorderen en het concurrentievermogen van de creatieve sector te versterken.

De onderhandelingen met het Europees Parlement over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 zijn nog niet afgerond. In het kader van deze onderhandelingen wordt het budget voor Creatief Europa bepaald. De verwachting is dat het voorzitterschap de lidstaten zal informeren over de onderhandelingen.

Inzet Nederland

Nederland kan deze informatie aanhoren.

Comité culturele samenwerking EU- Zuid Korea: Raadsbesluit over het huishoudelijk reglement

Op 6 oktober 2010 sloten de EU en Zuid Korea een Handelsovereenkomst. Hieraan is een apart Protocol gehecht voor culturele samenwerking (het Cultureel Protocol). De beoogde effecten van het Cultureel Protocol zijn het beslechten van (handels) barrières voor – en het bevorderen van culturele uitwisseling, zoals audiovisuele producties, kunstenaars, artiesten en andere makers.

Zoals afgesproken in het Cultureel Protocol komt er een Comité dat waakt over de uitvoering van het protocol. De Raad zal hierover naar verwachting in de OJCS Raad van 16 en 17 mei een besluit nemen. Het Raadsbesluit betreft niet de instelling van het Comité voor culturele samenwerking tussen EU en Zuid Korea, maar bekrachtigt slechts het huishoudelijk reglement (rules of procedures) van het Comité.

Inhoud Cultureel Protocol

Op 16 september 2010 heeft de Raad een besluit aangenomen voor de gedeeltelijke inwerkingtreding van de Handelsovereenkomst en het aangehechte Cultureel Protocol. Een afzonderlijk Cultureel Protocol is nodig omdat cultuurbeleid vooral een bevoegdheid van de lidstaten is en het Verdrag bepaalt dat handelsovereenkomsten op het gebied van cultuur en audiovisuele diensten alleen bij unanimiteit worden gesloten. Het Cultureel Protocol regelt onder andere dat EU landen en Zuid Korea een tijdelijk verblijf van makers op hun grondgebied faciliteren ten behoeve van festivals, optredens, filmopnames en dergelijke. Een ander onderdeel in het Cultureel Protocol regelt de voorwaarden waaronder audiovisuele coproducties van EU landen en Zuid Korea mogen meetellen voor de verplichte Europese respectievelijk de Zuid- Koreaans quota voor televisiezenders.1 Ook tijdelijke »vrije» import van materiaal voor audiovisuele productie wordt via het Cultureel Protocol geregeld.

Inhoud huishoudelijk reglement

Het huishoudelijk reglement van het Comité bevat afspraken tussen de EU en Zuid Korea met betrekking tot de praktische samenwerking. Waaronder werkafspraken over de samenstelling en werkwijze van het Comité. Zo zal het Comité bestaan uit hoge ambtenaren uit Zuid-Korea, de lidstaten en de Europese Commissie die ervaring en expertise hebben op het gebied van cultuur. De leden hebben plaatsvervangers en leden kunnen worden vergezeld door ambtenaren die aanschuiven als waarnemer of expert. Het Comité wordt voorgezeten door een directeur van de Europese Commissie en een DG van het ministerie van Korea.

Raadsbesluit

Het huishoudelijk regelement regelt niet hoe de Europese Commissie en de lidstaten onderling samenwerken en hun optreden in het Comité voorbereiden. Tsjechië, Duitsland en Frankrijk hebben voorgesteld om in het raadsbesluit expliciet op te nemen dat dit gebeurt in het cultuurcomité of in de raadswerkgroep audiovisuele zaken. Waarschijnlijk zal het voorzitterschap dit voorstel overnemen. Als er in het Comité een besluit wordt genomen met bindende werking, is aan EU zijde eerst een besluit nodig van de Raad; ook dit wordt (zoals gebruikelijk) ambtelijk voorbereid in het cultuurcomité of in de raadswerkgroep audiovisuele zaken.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met het raadsbesluit ter bekrachtiging van het huishoudelijk regelement voor het Comité. Nederland steunt het voorstel om in het raadsbesluit op te nemen hoe de voorbereidingen voor het Comité op EU-niveau plaatsvinden.

Hervorming procedureverordening staatssteun cultuur – Any other business

De ministers van cultuur en media van Frankrijk en Duitsland hebben het voorzitterschap verzocht om agendering van staatssteunregels.

Aanleiding

De Commissie wil staatssteun aan cultuur (subsidie, fiscale voordelen) vrijstellen van voorafgaande melding bij en toetsing door de Commissie. Hiervoor is ruimte gecreëerd in de zogenoemde procedureverordening, die eind mei aan de orde komt in de Concurrentieraad.

Frankrijk en Duitsland hebben aangegeven uitstel en eerst betrokkenheid van de cultuurministers te willen. Zij vrezen meer in plaats van minder Brusselse bemoeienis. Deze zorgen zijn moeilijk te plaatsen. De inhoudelijke criteria om te beoordelen of steun al of niet geoorloofd is, blijven namelijk dezelfde. Het enige verschil is dat lidstaten steunmaatregelen voor cultuur niet meer vooraf hoeven te laten toetsen.

Inzet Nederland

Nederland steunt een vrijstelling voor cultuur. Ten eerste vermindert het administratieve lasten, nationaal en bij de Commissie. Ten tweede kunnen landen een nieuwe steunmaatregel sneller invoeren. Nederland hecht wel net als Frankrijk en Duitsland aan goede betrokkenheid van de lidstaten bij het uitwerken van de groepsvrijstelling voor cultuur.


X Noot
1

Het verplichte percentage EU product is 50% van de zendtijd en geregeld in de EU richtlijn voor audiovisuele mediadiensten (en vertaald in nationale wetgeving). Deze richtlijn bevat ook een lichtere verplichting voor on demand diensten om EU films en series op te nemen in hun aanbod.

Naar boven