21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 164 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 maart 2011

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft een fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verband met het overleg in Brussel:

  • De geannoteerde agenda informele OJCS-raad 27-29 maart 2011 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 163);

  • Verslag van een schriftelijk overleg inzake o.a. de OJCS-Raad d.d. 14 februari 2011 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 161);

  • Antwoorden op vragen van de commissie inzake o.a. de OJCS-Raad d.d. 14 februari 2011 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 160).

Bij brief van 25 maart 2011 heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Bochove

De adjunct-griffier van de commissie,

Janssen

I. Vragen en opmerkingen uit de fracties

Cultuur – 27/28 maart 2011

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de inbreng van Nederland vooral is gericht op de creatieve industrie en het stimuleren van ondernemerschap. De leden stellen voor om na te gaan of op dit punt een Europese benchmark tot de mogelijkheden behoort. Voor dit doel dient een aantal criteria te worden ontwikkeld, die een demonstratie zijn van «cultureel ondernemerschap». De volgende stap is dan om deze «meetlat» toe te passen op de gegevens van een representatieve doorsnede van de culturele instellingen. De uitkomsten maken het mogelijk om vast te stellen, wat het heersende culturele klimaat is in een bepaalde lidstaat. De verschillende landen kunnen hiermee beter reflecteren op hun eigen beleid, eventuele «good practices» opsporen en internationale uitwisseling gericht stimuleren, zo menen de leden.

De leden vinden de inzet van het kabinet op het terrein van auteursrechten heel wezenlijk. Dit punt kan alleen effectief in EU-verband worden opgepakt. Zij willen dan ook graag weten of de inzet van Nederland overeenkomt met die van andere lidstaten of dat er grote verschillen zijn.

Onderwijs – 28/29 maart 2011

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd op welke wijze de andere lidstaten omgaan met multiculturaliteit en multireligieuze samenlevingen en wat de effecten van hun aanpak zijn. Kunnen wij hier nog iets van leren, zo vragen de leden.

De leden van deze fractie kunnen zich vinden in het bevorderen van financiële geletterdheid, mits dit gebeurt binnen de huidige kerndoelen, zij zien er niets in om zaken toe te voegen aan de kerndoelen. Verder vragen de leden of Nederland koploper is in het bevorderen van financiële geletterdheid. Indien dit zo is, is het wellicht nuttig voor andere landen om gebruik te maken van onze expertise op dit terrein, bijvoorbeeld die van het NIBUD.

Ten aanzien van het veiligheidsplan en pestprotocol hebben de leden al eerder gevraagd in hoeverre het mogelijk is «best practices» te delen. De leden van deze fractie hechten hier veel belang aan.

II. Reactie van de minister

Cultuur – 27/28 maart 2011

De CDA-fractie merkt op, dat de inbreng van Nederland vooral gericht is op de creatieve industrie en het stimuleren van ondernemerschap. Voor dit doel dient een aantal criteria te worden ontwikkeld die een demonstratie zijn van «cultureel ondernemerschap». De volgende stap is dan om deze «meetlat» toe te passen op de gegevens van een representatieve doorsnede van de culturele instellingen. De uitkomsten maken het mogelijk om vast te stellen, wat het heersende culturele klimaat is in een bepaalde lidstaat. De verschillende landen kunnen hiermee beter reflecteren op hun eigen beleid, eventuele «good practices» opsporen en internationale uitwisseling gericht stimuleren.

De minister antwoordt daarop dat in de kabinetsreactie op het Groenboek over de creatieve industrie het kabinet heeft aangegeven dat Nederland van mening is dat Europese acties voor de creatieve industrie complementair dienen te zijn aan nationaal beleid. Europa kan met name een zinvolle rol vervullen door initiatieven uit de creatieve industrie in verschillende lidstaten met elkaar te verbinden, zowel beleidsinitiatieven als initiatieven uit de creatieve industrie zelf. Het kabinet is geen voorstander van acties op Europees niveau, die leiden tot een communautisering van het beleidsterrein cultuur. Een benchmark cultureel ondernemerschap kan een eerste stap zijn in die richting en wordt om die reden niet nagestreefd.

Vervolgens merkt de CDA-fractie op dat de inzet van het kabinet op het terrein van auteursrechten heel wezenlijk is. Dit punt kan alleen effectief in EU-verband worden opgepakt. De leden willen dan ook graag weten of de inzet van Nederland overeenkomst kent met die van andere lidstaten of dat er grote verschillen zijn.

De minister antwoordt daarop dat het auteursrechtenvraagstuk vooral een juridisch vraagstuk is. Op dit punt is het ministerie van Justitie dan ook leidend. Het vraagstuk wordt binnen de EU niet in de raadswerkgroep cultuur voorbereid en behandeld. Daardoor kan op dit moment geen nader inzicht worden gegeven over het international krachtenveld.

Onderwijs – 28/29 maart 2011

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd op welke wijze de andere lidstaten omgaan met multiculturaliteit en multireligieuze samenlevingen en wat de effecten van hun aanpak is.

De minister geeft aan dat in Nederland in de wet is opgenomen dat scholen sociale integratie en burgerschap actief dienen te bevorderen. De minister is het met het CDA eens dat er van andere landen ook te leren valt; op de punten sociale integratie en burgerschap. Hiertoe biedt de komende informele raad, waar een gedachtewisseling over het thema actief burgerschap en onderwijs gehouden zal worden, goede mogelijkheden. Een verslag van deze bijeenkomst zal spoedig naar de Kamer worden gestuurd.

Wat betreft de vraag over financiële geletterdheid kan de minister bevestigen dat het om de huidige kerndoelen gaat. De minister geeft daarbij nog een toelichting over het beleid met betrekking tot omgaan met geld in het voortgezet onderwijs: aanpassing van de inhoudelijke eisen (zoals de kerndoelen) is onwenselijk. Indachtig het uitgangspunt dat de overheid zich niet teveel in detail met de inhoud en inrichting van het onderwijs moet bemoeien, zijn de kerndoelen globaal geformuleerd.Daarom wordt door het Kabinet nadrukkelijk voor focus en koersvastheid gekozen: er wordt prioriteit gegeven aan een aantal onderwerpen (zoals het weer op orde brengen van de basisvaardigheden taal en rekenen).

Op de vraag van de CDA-fractie of Nederland koploper is in het bevorderen van financiële geletterdheid antwoordt de minister dat hier geen internationale gegevens over bekend zijn.

Ten aanzien van het veiligheidsplan en pestprotocol geeft de minister aan het delen van best practices toe te juichen. Ook hier biedt de komende informele raad mogelijkheden, aangezien een gedachtewisseling over dit onderwerp ook is geagendeerd. Een verslag van deze bijeenkomst zal spoedig naar de Kamer worden gestuurd.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Ham, B. van der (D66), Bochove, B.J. van (CDA), voorzitter, Haverkamp, M.C. (CDA), Miltenburg, A. van (VVD), Bosma, M. (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Dijk, J.J. van (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Dibi, T. (GL), Wolbert, A.G. (PvdA), ondervoorzitter, Biskop, J.J.G.M. (CDA), Smits, M. (SP), Elias, T.M.Ch. (VVD), Beertema, H.J. (PVV), Dijkstra, P.A. (D66), Jadnanansing, T.M. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Dijkgraaf, E. (SGP), Çelik, M. (PvdA), Lucas, A.W. (VVD), Klaveren, J.J. van (PVV), Klaver, J.F. (GL) en Liefde, B.C. de (VVD).

Plv. leden: Koşer Kaya, F. (D66), Ferrier, K.G. (CDA), Werf, M.C.I. van der (CDA), Burg, B.I. van der (VVD), Dille, W.R. (PVV), Rouvoet, A. (CU), Kooiman, C.J.E. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Gent, W. van (GL), Dam, M.H.P. van (PvdA), Toorenburg, M.M. van (CDA), Wit, J.M.A.M. de (SP), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Mos, R. de (PVV), Pechtold, A. (D66), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Klijnsma, J. (PvdA), Staaij, C.G. van der (SGP), Hamer, M.I. (PvdA), Harbers, M.G.J. (VVD), Gerbrands, K. (PVV), Sap, J.C.M. (GL) en Lodders, W.J.H. (VVD).

Naar boven