21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 163 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2011

Hierbij ontvangt u de geannoteerde agenda van de informele EU-bijeenkomst voor cultuurministers van 27/28 maart a.s., resp. voor onderwijsministers van 28–29 maart aanstaande in Hongarije.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Geannoteerde agenda informele OJCS-raad 27-29 maart 2011

De informele bijeenkomst heeft geen bevoegdheid voor het nemen van besluiten. Het doel is het uitwisselen van gedachten voer bovengenoemde onderwerpen. De uitwisseling van standpunten zal plaatsvinden op hoofdlijnen.

Cultuur – 27/28 maart 2011

Voor de informele OJCS-raad van 27/28 maart heeft het Hongaars voorzitterschap als enig onderwerp geagendeerd: een gedachtewisseling van de cultuurministers over de bijdrage van cultuur aan de implementatie van de Europa 2020 strategie.

Hiertoe zijn de volgende vragen als uitgangspunt geformuleerd:

  • 1. welke specifieke verbanden onderkennen de lidstaten tussen de Europa 2020 strategie en cultuur, en hoe verhoudt de ontwikkeling van de respectievelijke Nationale Hervormingsplannen tot deze verbanden?

  • 2. welke type maatregelen op EU-niveau zien de lidstaten als noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de rol van cultuur meer specifiek, divers en effectief zal zijn in de implementatie van de Europa 2020 strategie?

  • 3. in welke delen van de cultuursector zien de lidstaten de behoefte aan verdere ontwikkeling en investeringen opdat de bijdrage van cultuur aan de doelen van de Europa 202 strategie meer significant wordt?

De informele bijeenkomst heeft geen bevoegdheid voor het nemen van besluiten. De uitwisseling van standpunten zal plaatsvinden op hoofdlijnen.

Nederland zal aangeven dat, hoewel de EU 2020 strategie primair gaat over werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie, er wel degelijk verbanden zijn te zien met de culturele sector. Daarbij kan gedacht worden aan cultureel ondernemerschap, «non-technical» innovatie, en auteursrechten. Nederland bevordert cultureel ondernemerschap. Europa kan worden gezien als een interne markt voor culturele ondernemers. De EU kan daarin trans-Europese uitwisselingen bevorderen tussen culturele actoren en de actoren in research en industrie, tussen nieuwe innovatieve bedrijfsmodellen, alsmede een trans-Europese samenwerking in het midden- en kleinbedrijf.

Een voor Nederland bijzonder belangrijk onderwerp is het EU-beleid met betrekking tot auteursrechten, dat de gehele cultuursector raakt. De ambitie van de Commissie het auteursrechtenraamwerk te hervormen wordt dan ook door Nederland ondersteund.

De creatieve sector is grotendeels gebaseerd op auteursrecht. Audiovisuele werken, muziek, boeken, fotografie, de podiumkunsten en de beeldende kunsten: hun creatie en hun marktmogelijkheden zijn sterk afhankelijk af van auteursrechten.

Hervorming van het auteursrechtenraamwerk, inclusief een oplossing voor het vraagstuk van de verweesde werken1, zullen bijdragen aan de ontsluiting van het economische en culturele potentieel van de creatieve sector.

Nederland gaat daarbij uit van de volgende principes:

  • 1. handhavingmaatregelen tegen piraterij zijn pas effectief als zij een sterk en innovatief legaal aanbod beschermen dat aantrekkelijk is voor consumenten;

  • 2. voor een goed functionerende digitale interne markt moeten aanbieders EU-brede licenties kunnen verkrijgen bij de auteursrechtenorganisatie van hun keuze («one stop shops»). Daartoe dienen in de lidstaten gelijke condities te gelden; en

  • 3. om de culturele diversiteit te handhaven moeten one stop shops het wereldrepertoire omvatten, of, nog verdergaand, moeten zij elke auteursrechtebbende accepteren die het beheer van zijn rechten aan hen wil toevertrouwen.

Zo wordt auteursrechtenhervorming verbonden met economische en culturele groei.

Onderwijs – 28/29 maart 2011

Op de agenda van de informele OJCS-raad van 28/29 maart staan onderwerpen gerelateerd aan onderwijs en burgerschap, opgedeeld in de volgende deelonderwerpen:

  • 1. actief burgerschap in het onderwijs;

  • 2. ondernemerschap en financiële geletterdheid;

  • 3. en sociale cohesie in het onderwijs

Actief burgerschap in het onderwijs

Actief burgerschap in het onderwijs richt zich op het creëren van respect voor anderen in gemeenschapszin en bewustzijn van de sociale omgeving. Scholen nemen hierin verantwoordelijkheid, onder andere door het aangaan van maatschappelijke stages voor haar leerlingen.

Ondernemerschap en financiële geletterdheid

Het aantal instellingen dat ondernemerschap opneemt in het curriculum groeit. Met het actieprogramma Onderwijs en Ondernemen (2008–2010) heeft het kabinet gekozen voor een vraaggerichte aanpak van ondernemerschaponderwijs gericht op onderwijsinstellingen die graag met ondernemend leren aan de slag willen. Actieve betrokkenheid van het regionale en georganiseerde sectorale bedrijfsleven is hierbij onontbeerlijk.

In 2011 wil Nederland het volgende hebben bereikt:

  • 1. Een toenemend aantal onderwijsinstellingen in Nederland heeft ondernemerschap in het onderwijs geïntegreerd in beleid, organisatie en programma.

  • 2. Meer leerlingen en studenten gedragen zich ondernemender, zijn positief over ondernemerschap en starten binnen vijf jaar na afronding van hun opleiding een eigen bedrijf.

  • 3. In het kader van het onderwijs wordt financiële geletterdheid bevorderd, bijvoorbeeld door te leren budgetteren. Hiermee wordt beoogd dat leerlingen zich redzaam leren te gedragen in sociaal opzicht, als deelnemers aan het financiële verkeer en als consument.

Sociale cohesie in onderwijs

Een belangrijke vorm van sociale cohesie is sociale veiligheid; dat geldt ook als essentiële voorwaarde voor goed onderwijs. Mensen moeten zich vrij voelen om hun rol in het onderwijssysteem te vervullen, ongeacht of het gaat om leerlingen, docenten of onderwijs ondersteunend personeel.

Nederland zal aangeven dat Nederlandse scholen verplicht een veiligheidsplan hebben. Veel scholen hebben daarnaast een pestprotocol. Scholen werken samen met ouders en leerlingen om pesten te voorkomen. Deze maatregelen gelden voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs


X Noot
1

Verweesde werken: werken waarvan de auteursrechthebbenden niet kunnen worden geïdentificeerd.

Naar boven