21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 433 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 september 2013

Bijgaand doe ik u de geannoteerde agenda toekomen van de informele energieraad die op 19 en 20 september plaatsvindt in Vilnius (Litouwen). Het informele karakter van deze Raad impliceert een vrije gedachtewisseling zonder besluitvorming.

Op de eerste dag van de informele energieraad (19 september) zal worden gesproken over de externe dimensie van het EU energiebeleid. Dit onderwerp vormt een belangrijke prioriteit voor het Litouwse voorzitterschap. Het Litouwse voorzitterschap is voorstander van het versterken van het externe EU energiebeleid, met name om te kunnen opboksen tegen buurlanden zoals Rusland van wie zij van oudsher sterk afhankelijk zijn. De energieraad heeft in 2011 raadsconclusies aangenomen over dit onderwerp. Het Litouws voorzitterschap wil op basis van input van de Commissie en een discussie tijdens de informele energieraad komen tot voorzitterschapsconclusies tijdens de energieraad op 12 december. Deze voorzitterschapsconclusies moeten schetsen waar we staan met de in de raadsconclusies van 2011 opgenomen actiepunten.

Op de tweede dag van de informele energieraad (20 september) zal worden gesproken over het vervolmaken van de interne energiemarkt in 2014. De Europese Raad van mei 2013 heeft gesproken over de interne energiemarkt en daarover conclusies aangenomen. Het Litouws voorzitterschap wil met een discussie tijdens de informele energieraad opvolging geven aan deze conclusies en bijdragen aan het rapport over de interne energiemarkt dat via de energieraad van 12 december naar de Europese Raad van eind 2013 zal gaan. Dit rapport moet schetsen of we op koers liggen met het vervolmaken van de interne energiemarkt in 2014 en welke acties nog nodig zijn.

De informele energieraad sluit af met een presentatie van de Commissie over de resultaten van de publieke consultatie van het groenboek «Europees klimaat- en energiebeleid» en een toelichting op de voorziene planning van haar mededeling over een Europees klimaat- en energieraamwerk voor 2030.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE: GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE ENERGIERAAD 19–20 SEPTEMBER 2013

Externe dimensie van het EU energiebeleid

De informele energieraad zal spreken over de externe dimensie van het EU energiebeleid. De energieraad heeft in 2011 raadsconclusies aangenomen over dit onderwerp (Kamerstuk 21 501-33, nr. 350). Het Litouws voorzitterschap wil op basis van input van de Commissie en een discussie tijdens de informele energieraad komen tot voorzitterschapsconclusies tijdens de energieraad op 12 december. Deze voorzitterschapsconclusies moeten schetsen waar we staan met de in de raadsconclusies van 2011 opgenomen actiepunten. Voorzitterschapsconclusies mogen worden getrokken zonder dat daarover overeenstemming bestaat in de raad en hebben daarom geen formele status.

In de raadsconclusies van 2011 wordt het belang onderstreept van betere coördinatie van de externe dimensie van het EU energiebeleid door middel van acties met betrekking tot versterking van EU samenwerking met derde landen, via multilaterale instrumenten (Energie Gemeenschap en het Energie Handvest), middels infrastructuur, marktintegratie en via verbetering van de veiligheid in de energievoorziening in de hele keten, bijvoorbeeld op het terrein van nucleaire energie en van offshore olie- en gaswinning. Voorts wordt het belang onderstreept van het aangaan en verdiepen van partnerschappen van de EU met derde landen. Deze partnerschappen moeten partnerschappen van lidstaten met derde landen complementeren, versterken en verbinden. Ook wordt in de raadsconclusies aandacht gegeven aan de toegang tot duurzame energie in ontwikkelingslanden. De EU moet ontwikkelingslanden, vooral in Afrika stimuleren tot het opzetten of verbeteren van een energiemarkt met een wetgevend en regulerend kader. Energie moet een onderdeel vormen van het externe ontwikkelingsbeleid van de EU. In de raadsconclusies behouden de lidstaten de ruimte voor een eigenstandig extern energiebeleid en coördineren zij het beleid waar dat toegevoegde waarde biedt, bijvoorbeeld bij het aangaan van strategische partnerschappen met derde landen, bij multilaterale instrumenten zoals het Energie Handvest en de Energiegemeenschap.

De externe dimensie van het EU energiebeleid vormt een belangrijke prioriteit voor het Litouwse voorzitterschap. Litouwen, gesteund door een aantal met name Oost-Europese lidstaten, is voorstander van het versterken van het externe EU energiebeleid, met name om te kunnen opboksen tegen buurlanden zoals Rusland van wie zij van oudsher sterk afhankelijk zijn, en lijkt daarbij bereid de EU en de Commissie een grotere rol te geven. Andere lidstaten, zoals Nederland, staan hier genuanceerder in. Grootste uitdaging is wat Nederland betreft om de EU minder afhankelijk te maken door efficiënter met energie om te gaan, door de ontwikkeling van hernieuwbare energievormen en door de diversificatie van bronnen en aanvoerroutes.

Nederland staat achter de ER conclusies van mei 2013 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 792) die oproepen tot meer samenhang en een betere afstemming van het externe EU energiebeleid door onder meer te garanderen dat akkoorden met de belangrijkste leverings- en doorvoerlanden volledig stroken met de interne markt wetgeving. Dit draagt ook bij aan de verbetering van de concurrentiepositie van de EU. Daarnaast ziet Nederland meerwaarde in acties op EU niveau bij een energiecrisis (zoals de gascrisis van 2009) of bij het bevorderen van de veiligheid van kerncentrales.

Nederland wil een goede balans behouden tussen nationale en bilaterale belangen enerzijds en gecoördineerde EU-inzet anderzijds. Nederland ziet een duidelijke meerwaarde in een gecoördineerd extern energiebeleid bij het aangaan van strategische energierelaties, maar het blijft tevens van belang voor Nederland om zelfstandig economische en politieke relaties met derde landen te onderhouden en te verstevigen op het terrein van energie, zeker als bredere (economische) belangen, handelsbelangen en de Nederlandse positie als «gasland» aan de orde zijn. De ruimte voor een eigenstandig extern energiebeleid en een nationale stem in internationale organisaties zoals het Internationale Energie Agentschap en het International Energy Forum die in de raadsconclusies van 2011 wordt erkend, moet derhalve worden behouden.

Interne energiemarkt

De informele energieraad zal spreken over het vervolmaken van de interne energiemarkt in 2014. De Europese Raad van mei 2013 heeft gesproken over de interne energiemarkt op basis van een Commissiemededeling van 15 november 2012 (Kamerstuk 22 112, nr. 1530) en daarover, evenals de energieraad van 7 juni 2013 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 428), conclusies aangenomen. Het Litouwse voorzitterschap wil met een discussie tijdens de informele energieraad opvolging geven aan de conclusies van de Europese Raad en bijdragen aan het rapport over de interne energiemarkt dat via de energieraad van 12 december naar de Europese Raad van eind 2013 zal gaan. Dit rapport moet schetsen of we op koers liggen met het vervolmaken van de interne energiemarkt in 2014 en welke acties nog nodig zijn.

In de ER conclusies van mei 2013 wordt het doel van vervolmaking van de interne energiemarkt in 2014 herbevestigd. De conclusies stellen dat prioriteit dient te worden gegeven aan de effectieve implementatie van het derde interne energiemarktpakket en de implementatie van gerelateerde regelgeving (zoals de richtlijn voor promotie van hernieuwbare energie, de richtlijn energie-efficiëntie en de verordening inzake zekerheid van gaslevering). De onvolledige implementatie van bestaande Europese regels is er mede debet aan dat onvoldoende investeringen plaatsvinden in productiecapaciteit en energie-infrastructuur. Volgens de conclusies moet prioriteit worden gegeven aan de snelle uitvoering van de verordening energie-infrastructuur en de vaststelling van de lijst van projecten van gemeenschappelijk belang (PCI’s) om investeringen te faciliteren.

De ER conclusies herbevestigen tevens het doel dat de ontwikkeling van interconnectoren uiterlijk in 2015 een eind moeten maken aan elke isolatie van lidstaten van de Europese gas- en elektriciteitsnetten. Daarbij blijft het volgens de ER conclusies van cruciaal belang om Europa’s energievoorziening nog meer te diversifiëren en de eigen energiebronnen in Europa verder te ontwikkelen, teneinde voorzieningszekerheid te garanderen.

Het Litouwse voorzitterschap ziet het vervolmaken van de interne energiemarkt samen met het externe EU energiebeleid als belangrijkste middel om het concurrentievermogen van de EU te verbeteren en hoge energieprijzen en -kosten te bestrijden. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar regionale initiatieven en netwerken en de stand van zaken bij de uitwerking van de verordening energie-infrastructuur die ziet op de uitbreiding van de Europese energie-infrastructuur. Daarbij wordt mede stilgestaan bij de inventarisatie van projecten van gemeenschappelijk belang (PCI’s). Projecten met deze status kunnen in aanmerking komen voor een versneld vergunningverleningtraject, grensoverschrijdende kostenallocatie en mogelijke directe of indirecte financiële steun vanuit Europa. Daarnaast zal de Commissie naar verwachting haar nieuwe mededeling over overheidsingrijpen in de elektriciteitsmarkt presenteren, waarin zij schetst hoe overheidsinterventies in de elektriciteitsmarkt op een effectieve en efficiënte wijze kunnen worden vormgegeven waarbij de markt zo min mogelijk wordt verstoord. Deze mededeling zal worden begeleid door een aantal richtsnoeren met betrekking tot het gebruik van capaciteitsmechanismen, de stimulering van hernieuwbare energie en vraagzijde management. Tot slot lijkt het voorzitterschap dit agendapunt ook te willen gebruiken voor een gedachtewisseling over de eigen energiebronnen van de EU.

Nederland hecht belang aan een voorspoedige uitwerking van het Europese infrastructuurpakket. De verordening energie-infrastructuur is op 1 juni 2013 van kracht geworden. Van belang is dat lidstaten de bepalingen gaan naleven (waaronder versnelde vergunningverlening aan projecten). De lijst met PCI’s zal naar verwachting in oktober worden vastgesteld. Nederland hoopt dat de vaststelling van deze lijst de totstandkoming van grensoverschrijdende projecten zal stimuleren. Naar alle waarschijnlijkheid zal de lijst de drie door de Nederlandse landelijke netbeheerders aangedragen projecten bevatten, waaronder de grensoverschrijdende verbinding Doetinchem-Wesel. Daarnaast is Nederland verheugd dat tijdens het Pentalateraal Forum van 7 juni afspraken zijn gemaakt over nauwere samenwerking op energieterrein en verdere integratie van de Noordwest Europese elektriciteitsmarkten. Deze afspraken hebben ondermeer betrekking op verdergaande marktkoppeling vanaf 2014, het uitvoeren van regionale leveringszekerheidanalyses en een uitbreiding van de samenwerking tussen nationale netbeheerders.

Nederland kijkt uit naar de mededeling over overheidsingrijpen in de elektriciteitsmarkt. Nederland is sterk voorstander van verdere marktintegratie van de Europese energiemarkt en van een Europese en regionale aanpak van vraagstukken op het terrein van leveringszekerheid en de stimulering van duurzame energie. De aangekondigde richtsnoeren voor het gebruik van capaciteitsmechanismen, de stimulering van hernieuwbare energie en vraagzijde management betekenen dan ook een stap in de juiste richting.

Tot slot discussieerde de informele energieraad van april reeds over de winning van onconventionele olie en gas (met name schaliegas). Het voorzitterschap concludeerde toen dat er kansen zijn, zoals het versterken van de voorzieningszekerheid en de concurrentiekracht van de EU en het verminderen van de C02 uitstoot (minder import van kolen). Maar dat er ook uitdagingen zijn, zoals de mate van bevolkingsdichtheid, de veiligheid en publieke acceptatie. De Commissie doet, evenals Nederland en een aantal andere lidstaten, nader onderzoek. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief van 26 augustus 2013 aan uw Kamer (Kamerstuk 28 952, nr. 132).

Europees klimaat- en energiebeleid 2030

De informele energieraad sluit af met een presentatie van de Commissie van de resultaten van de publieke consultatie van het groenboek «Europees klimaat- en energiebeleid» en een toelichting op de voorziene planning van het aankomende Commissievoorstel over een Europees klimaat- en energieraamwerk voor 2030. Er is geen gedachtewisseling voorzien.

Het groenboek schetst de mogelijke contouren van het klimaat- en energiebeleid voor 2030. Met het groenboek willen de Commissarissen Hedegaard en Oettinger het debat stimuleren over de vraag hoe de doelstellingen voor het terugdringen van broeikasgassen, het gebruik van hernieuwbare energie en energiebesparingen na het jaar 2020 moeten worden vormgegeven.

Op 2 juli 2013, de sluitingsdatum van de consultatie, had de Commissie 12 reacties van lidstaten ontvangen. De Commissie heeft de resterende lidstaten nogmaals uitgenodigd met een reactie te komen. Nederland heeft de Commissie reeds voor de deadline van 2 juli laten weten met een verlate reactie te komen en de Commissie heeft hiervoor begrip getoond. Uw Kamer is hierover geïnformeerd per brief op 3 juni 2013 (Kamerstuk 22 112, nr. 1631). De Nederlandse conceptreactie op het groenboek wordt op dit moment in het licht van het beoogde SER akkoord nader bezien. Bij het versturen van de definitieve (kabinets)reactie wordt de gebruikelijke vier weken termijn ten aanzien van de voorhangprocedure in uw Kamer uiteraard in acht genomen. De reeds binnen gekomen reacties op het groenboek zijn (nog) niet openbaar gemaakt.

De Europese Commissie komt op zijn vroegst aan het einde van het jaar met een voorstel in de vorm van een nieuwe richtlijn of een mededeling. Dan zal de Commissie ook de door lidstaten gevraagde evaluatie en impact analyse presenteren waarin nader zal worden ingegaan op de ervaringen met het huidige klimaat en energiepakket en of en in hoeverre verschillende doelen en instrumenten kosteneffectief naast elkaar kunnen bestaan.

Nederland vindt het groenboek een belangrijke eerste stap om de discussie over de doelen voor 2030 op gang te brengen. Nederland juicht een kosteneffectieve aanpak bij de interactie van klimaat- en energiedoelen voor 2030 toe. Doelen en instrumenten moeten daarbij goed op elkaar worden afgestemd. Daarnaast vindt Nederland het belangrijk dat de contouren van het klimaat- en energiebeleid voor 2030 rekening houden met de concurrentiekracht van de Europese economie. Nederland acht een structurele versterking van het Europese emissiehandelssysteem (ETS) nodig en pleit er zodoende voor het emissieplafond na 2020 aan te scherpen en af te stemmen op de Europese reductiedoelstellingen voor 2030 en 2050 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 455). Een goed functionerend emissiehandelssysteem is een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle integratie van hernieuwbare energie en draagt bij aan een snelle transitie naar een meer duurzame energiehuishouding. Daarbij mag het level playing field van de internationaal concurrerende industrie niet in gevaar komen. Een nieuw staatssteunkader voor hernieuwbare energie moet zich in elk geval richten op kostprijsreductie van in 2030 en 2050 benodigde energietechnologieën.

Naar boven