21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 350 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 december 2011

Bijgaand doe ik u het verslag toekomen van de Energieraad van 24 november jl. De Raad heeft raadsconclusies aangenomen over het externe EU energiebeleid. Daarnaast heeft de Raad nota genomen van het voortgangsrapport over de richtlijn energie-efficiënte en de follow-up van de Europese Raad van 4 februari jl. die zich toespitste op energie. De Raad nam tevens nota van het nieuwe Commissievoorstel over de veiligheid van de olie- en gasactiviteiten op zee. Over de verordening energie-infrastructuur werd uitgebreid van gedachten gewisseld. Onder het punt diversen kreeg de Raad informatie over de prioriteiten van het inkomende Deense voorzitterschap.

Tijdens de lunch werd gesproken over de coördinatie van nationaal beleid met grensoverschrijdende gevolgen, in navolging van de kernuitstap van Duitsland. Hierover werd tijdens een werkontbijt op de informele Energieraad ook reeds gesproken (Kamerstuk 21 501-33, nr. 340). De kernuitstap van Duitsland leert dat de Europese doelen van voorzieningszekerheid en redelijke energieprijzen in gevaar kunnen komen indien lidstaten keuzes maken enkel gebaseerd op hun binnenlandse situatie. De lidstaten waren het erover eens dat meer coördinatie rond de brandstofmix van lidstaten nodig is, zonder echter aan de competentieverdeling te komen. Met name de ontwikkelingen van de elektriciteitsmarkt behoeven aandacht: onvolledige netinfrastructuur, netspanning die onvoldoende stabiel is en ten slotte het opvangen van grotere hoeveelheden elektriciteit uit wind op zee. Daarnaast zal een early warning mechanisme nodig zijn waarbij lidstaten vroegtijdig stappen met betrekking tot de energiemix aankondigen. De op te richten Europese coördinatiegroep voor elektriciteit zal hiertoe 2 december a.s. voor een eerste keer bij elkaar komen. De lunch werd voorafgegaan door een presentatie van de kernboodschappen van het «IEA World Energy Outlook 2011» door uitvoerend directeur van het Internationaal Energie Agentschap, Maria van der Hoeven.

De eerstvolgende Energieraad vindt plaats op 14 februari 2012 in Brussel.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

VERSLAG ENERGIERAAD 24 NOVEMBER 2011

Energie-efficiëntie

De Raad nam nota van het voorliggende voortgangsrapport.

Commissaris Oettinger hield een pleidooi voor meer energie-efficiëntie en benoemde de voordelen ervan. Naast een reductie van energie-import zag hij het als een investering in de Europese economie en zelfs als een van de oplossingen voor de staatsschuldproblematiek. Voor wat betreft de 2020-energiedoelen ligt de EU volgens de Commissie op koers voor de broeikasgasreductie- en het hernieuwbare energiedoel. Voor het energie-efficiëntiedoel zal de EU volgens de Commissie bij de voortzetting van het bestaande beleid niet verder komen dan tussen de 10% en 14%, extra inspanningen zijn dus noodzakelijk. Volgens Oettinger is uit onderzoek gebleken dat de CO2 doelen makkelijker te halen zijn als het energie efficiëntie doel gehaald wordt.

Het Europees Parlement is voorstander van bindende doelen. Commissaris Oettinger gaf nogmaals aan een voorkeur te hebben voor een bindende doelstelling met flexibiliteit voor de lidstaten in plaats van bindende maatregelen. De bindende maatregel om jaarlijks 3% van het vloeroppervlak van publieke gebouwen te renoveren is volgens de Commissie reeds laag, maar voortgekomen uit een kostenbaten analyse.

Een enkele lidstaat ondersteunde de 20% doelstelling en gaf aan al met huidig beleid op dit spoor te zitten. Deze lidstaat zag daarom weinig heil in de 3% renovatienorm die zou leiden tot kostenineffectieve maatregelen, terwijl de opbrengst verwaarloosbaar klein is. Daarnaast heeft deze lidstaat ook moeite met de besparingsverplichting van energiebedrijven bij eindgebruikers en met de subsidiariteit van de eisen die worden gesteld aan restwarmteprojecten.

Nederland heeft, conform de motie van het lid Leegte, aangegeven geen voorstander van subdoelen en verplichtende maatregelen te zijn en stelde dat de bindende doelen voor hernieuwbare energie en broeikasgas leidend zijn. Investeringen in energie-efficiënte moeten daarbij rendabel zijn en rendabel blijven. Nederland is daarom tegen de 3% renovatieverplichting, de 1,5% besparingverplichting bij eindgebruikers en de verplichting voor restwarmtebenutting. Geen enkele andere lidstaat maakte verder van de gelegenheid gebruik om zijn/haar zorgen te uiten.

Het inkomende Deense voorzitterschap steunde de Commissielijn en wees op het verbeteren van de concurrentiepositie door meer energie-efficiëntie. Het aankomende voorzitterschap sprak de wens uit zo snel mogelijk voortgang te maken met de conceptrichtlijn. Volgens het inkomende Deense voorzitterschap moet de publieke sector de leiding nemen, maar moet er tegelijkertijd wel meer flexibiliteit mogelijk zijn om nationale condities mee te nemen.

Nederland zal blijven benadrukken geen voorstander te zijn van subdoelen en verplichtende maatregelen en zal zich blijven inzetten om het draagvlak hiervoor te vergroten. Aangezien de steun van andere lidstaten voor ons standpunt beperkt is, zal dit echter niet gemakkelijk zijn.

Energie-infrastructuur

De Raad hield een gedachtewisseling over de verordening over het faciliteren van investeringen in de Europese energie-infrastructuur.

Commissaris Oettinger stelde dat de huidige Europese energie-infrastructuur verouderd is en moet worden aangepast aan de moderne eisen. Dit vormt anders een belemmering voor de interne markt. Adequate infrastructuur is bovendien een vereiste voor solidariteit in het geval van een crisis. Daarnaast moeten netten slimmer worden en moet er in de toekomst voldoende duurzame energie op kunnen worden aangesloten. Daarvoor is Europese financiering nodig. Volgens de Commissaris kan 95% van de financiering door de markt worden opgebracht, maar het resterende percentage niet. Bijvoorbeeld in het geval infrastructuur bijdraagt aan de voorzieningszekerheid of de inpassing van duurzame energie.

Commissaris Oettinger gaf aan dat een vergunningstermijn van 3 jaar ambitieus is, maar haalbaar. Hij pleitte voor voorrangprocedures, onder andere in de rechtspraak, om processen niet nodeloos op te houden. Tevens gaf hij aan dat de aansluiting van de Baltische Staten op EU-netwerken steun behoeft.

In de Raad bestond brede steun voor de stappen naar een meer Europese energie infrastructuur. Drie lidstaten, waaronder Nederland, benadrukken dat lidstaten betrokken moeten worden bij de besluitvorming over het vaststellen van projecten van algemeen belang. Een aantal lidstaten pleit voor de toegang van derde landen tot de projecten van algemeen belang. Een tweetal lidstaten bepleit dat het ontsluiten van geïsoleerde eilanden in de EU een belangrijk doel moet zijn en als zodanig in de criteria voor de projecten van algemeen belang moet worden opgenomen. Ook bij de uitwerking van het mechanisme voor de kostenallocatie zal volgens deze lidstaten expliciet akkoord moeten worden gegeven.

Voor het versnellen en stroomlijnen van vergunningverleningprocedures bestond een breed draagvlak bij de lidstaten. Wel werden er opvallend veel zorgen geuit over de invulling ervan (subsidiariteit en termijnen). Het voorstel voor de «one stop shop» werd wisselend beoordeeld. Ondanks de voordelen van stroomlijning werd er getwijfeld of een dergelijk loket wel de problemen van draagvlak bij de bevolking kan wegnemen. Zes lidstaten waren kritisch op de subsidiariteit indien zo’n centrale (bevoegde) autoriteit lokale en nationale overheden kan overrulen.

Ten aanzien van de financiering van energie-infrastructuur stelden een negental lidstaten dat de markt het niet alleen kan. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, pleiten voor een goede implementatie van het derde interne energiemarktpakket en het verbeteren van de marktcondities in plaats van het aanwenden van financiële steuninstrumenten. Hierbij waren een aantal lidstaten kritisch over de hoogte van het energiedeel van de Connecting Europe Facility (9.1 miljard euro).

Nederland gaf aan voorstander te zijn van een Europese strategie voor energie-infrastructuur en ondersteunt de voorstellen die de Commissie doet gericht op het verbeteren van het investeringsklimaat door versnelling van vergunningverleningprocedures, het gebruik van regionale initiatieven en een verbeterde kostenallocatie. Tegelijkertijd blijft Nederland kritisch over de financiering van energie-infrastructuur door de (Europese) overheid, omdat dit marktverstorend kan werken. Daarnaast ziet Nederland bij het vaststellen van de projecten van gemeenschappelijk belang en bij het vaststellen van de methodiek voor de kostenallocatie een grotere rol weggelegd voor de lidstaten. Ten slotte, gaf Nederland aan bij de stroomlijning van de vergunningverleningprocedures voldoende ruimte te wensen voor lidstaten om zelf invulling te kunnen geven aan specifiek de periodes en termijnen binnen de gestelde 3-jaars periode.

Veiligheid van olie- en gasactiviteiten op zee

De Raad nam nota van het nieuwe Commissievoorstel over de veiligheid van de olie- en gasactiviteiten op zee.

Het voorzitterschap vergat dit onderwerp bijna te behandelen met als gevolg dat Commissaris Oettinger, evenals de Britse Minister, al weg waren en er geen presentatie van de nieuwe verordening werd gegeven.

De Britse delegatie gaf aan samen met andere noordelijke landen reeds wetgeving te hebben die als world class wordt bestempeld en wenst om die reden geen verordening. Een verordening zou betekenen dat de nationale wetgeving moet worden ingetrokken. Daarnaast maakt het VK zich zorgen over de gedelegeerde handelingen en pleit het voor het gebruik van bestaande vormen van regionale samenwerking.

Ook Nederland gaf aan voorkeur te hebben voor een richtlijn boven een verordening en steunde de Britse interventie. Daarnaast wil Nederland voldoende flexibiliteit bij het organiseren van de toezichthoudende taken, zodat rekening wordt gehouden met nationale omstandigheden.

Follow-up Europese Raad

De Raad nam nota van het voorliggende voortgangsrapport.

Commissaris Oettinger gaf aan dat er veel voortgang is gemaakt op de verschillende dossiers, zoals weergegeven in het voorliggende voortgangsrapport. De Commissaris gaf daarbij aan dat de nucleaire stresstests op schema liggen.

Een tweetal lidstaten ging hier nader op in en benadrukten het belang van een onafhankelijke toezichthouder. Een enkele lidstaat gaf aan dat er stappen zijn gezet om veiligheidseisen te verhogen, onder andere door de hoogste veiligheidsnormen toe te passen en door kennisuitwisseling. Een andere lidstaat vond het te vroeg om nu al met nieuwe wetgeving te komen rond nucleaire veiligheidseisen. Commissaris Oettinger gaf hierop aan dat eerst de uitkomsten van de stresstesten afgewacht moeten worden.

Extern EU energiebeleid/Internationale energierelaties

De Raad nam conclusies aan over de Commissiemededeling energievoorzieningszekerheid en internationale samenwerking. In de raadsconclusies wordt het belang onderstreept van betere coördinatie van de externe dimensie van het EU energiebeleid.

Alvorens hiertoe over te gaan, benadrukte Commissaris Oettinger een aantal kernthema’s ten aanzien van de internationale energierelaties: 1) De energiegemeenschap en het belang voor de EU om buurlanden (Balkan, Noord-Afrika, Zwarte Zee) te betrekken bij de Europese energiemarkt. 2) Het belang van de Zuidoostelijke corridor, vanuit Azerbeidzjan en Turkmenistan is op termijn via verschillende routes gasimport mogelijk. Het creëren van de juiste voorwaarden is daarbij een lastig traject dat veel aandacht vraagt. 3) De relatie met Rusland is essentieel. Rusland heeft problemen met het derde interne energiemarkt pakket en met de EU-inspanningen om gas uit Turkmenistan te importeren. Commissaris Oettinger gaat ervan uit dat dit op termijn oplosbaar is en dat Rusland de voorwaarden van het derde pakket, net als Noorwegen en Algerije, zullen accepteren.

Diversen

Cyprus gaf aan over twee weken de eerste resultaten van de proefboringen in de exclusieve economische zone van Cyprus te verwachten. Daarnaast gaf Cyprus aan zich te moeten beroepen op staatssteun als gevolg van het ongeluk vlakbij de Vassilikos krachtcentrale in juli van dit jaar en vroeg daarvoor begrip van de EU.

Het inkomende Deense voorzitterschap (eerste helft 2012) lichtte haar voorzitterschapprogramma toe en noemde daarbij vijf onderwerpen: 1) Op het gebied van energie-efficiëntie willen ze zoveel mogelijk vooruitgang boeken bij de onderhandelingen over de richtlijn. 2) De onderhandelingen over de verordening energie-infrastructuur zullen zoveel mogelijk op gang worden gebracht. 3) Over de mededeling roadmap 2050 hopen ze vruchtvolle discussies te voeren. 4) De verordening over de veiligheid van olie- en gasactiviteiten op zee zal tevens op de agenda staan. 5) Ten slotte, zal verder worden onderhandeld over het Commissiebesluit over intergouvernementele akkoorden.

Naar boven