21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 839 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 mei 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 24 april 2015 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 11 mei 2015, (Kamerstuk 21 501-32, nr. 837), over de brief van 24 april 2015 over het verslag Landbouw- en Visserijraad 20 april 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 838), over de brief van 10 april 2015 over uitvoering Gemeenschappelijk landbouwbeleid en Gecombineerde opgave 2015 (Kamerstuk 28 625, nr. 224), over de brief van 10 april 2015 over Informatie over de Nederlandse en Ierse bedrijfsopvolgingsregelingen voor jonge boeren (Kamerstuk 28 625, nr. 225) en over de brief van 10 april 2015 over de reactie op speciaal verslag Europese Rekenkamer «Fouten in de uitgaven voor plattelandsontwikkeling: wat zijn de oorzaken en hoe worden ze aangepakt?» (Kamerstuk 28 625, nr. 223).

De vragen en opmerkingen zijn op 29 april 2015 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 30 april 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Haveman-Schüssel

Inhoudsopgave

   

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Landbouw

In de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei 2015 geeft de Staatssecretaris aan dat tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei 2015 de Raadsconclusies over vereenvoudiging Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) ter instemming zullen worden voorgelegd. De vereenvoudiging van de het GLB is een moeilijk en complex dossier en de leden van de VVD-fractie zijn blij met vereenvoudigingen die de administratieve lasten voor ondernemers in de landbouw kunnen beperken. Wel willen de leden van de VVD-fractie vragen wanneer de mogelijke vereenvoudigingen zullen worden gecommuniceerd? En kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier er daadwerkelijk sprake is van een vereenvoudiging van het GLB? Is de Staatssecretaris bereid om voor Nederland een overzicht te maken met het verschil tussen de oude en nieuwe situatie? Zo ja, kan de Staatssecretaris deze de Tweede Kamer doen toekomen?

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 20 april 2015 geeft de Staatssecretaris een stand van zaken met betrekking tot de kalverregeling. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de uitkomsten van de gesprekken van de Staatssecretaris met de sector. Wanneer denkt de Staatssecretaris een uitkomst te verwachten? Is de Staatssecretaris bereid deze uitkomst met de Tweede Kamer te delen?

Uit de onlangs gepubliceerde cijfers in de database van Europese subsidies blijkt dat ook in 2014 landbouwsubsidies zijn gebruikt voor een golfclub, een polstokverspringvereniging en kerkgebouwen. In reactie op deze cijfers en de berichtgeving hieromtrent geeft de Staatssecretaris aan dat ook andere landen binnen de Europese Unie (EU) landbouwsubsidie op een soortgelijke manier gebruiken. Nederland heeft de subsidieregeling inmiddels stopgezet tot aan het einde van dit jaar in afwachting van nieuwe regels van u. De leden van de VVD-fractie vragen of andere lidstaten Nederland hierin volgen. De leden van de VVD-fractie maken zich namelijk zorgen over het gelijke speelveld bij het gebruik van landbouwsubsidies. Daarnaast is Nederland binnen de EU een zogeheten netto-betaler. Wat vindt de Staatssecretaris er van dat andere lidstaten blijven doorgaan met gebruik van deze subsidies op deze manier? Welke actie gaat de Staatssecretaris nemen om dit te stoppen, ook in andere lidstaten?

Uit een speciaal verslag van de Europese Rekenkamer blijkt dat in de gehele Europese Unie een foutenpercentage van 8,2% is geconstateerd bij de uitvoering van subsidiemaatregelen in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

De Staatssecretaris geeft echter in haar brief (Kamerstuk 28 625, nr. 223) aan dat een foutenpercentage van de Europese Rekenkamer geen informatie bevat over de feitelijke omvang van fraude, onrechtmatigheid of schade voor het fonds. De VVD-fractie is van mening dat de belastingbetaler er van uit mag gaan dat het belastinggeld rechtmatig wordt besteed en er een degelijke controle plaatsvindt. Is de Staatssecretaris met de leden van de VVD-fractie van mening dat het verkrijgen van inzicht in de omvang van mogelijke fraude en het onrechtmatig gebruik van Europese subsidieregelingen cruciaal is voor het draagvlak van deze regelingen? En dat Nederland als netto-betaler hier bovenop zou moeten zitten, ook als het andere lidstaten betreft?

Visserij

De leden van de VVD-fractie vragen wederom aandacht voor de aanlandplicht en de stand van zaken. Met name binnen de platvissector bestaan er zorgen over de ruimte tot innovatie met de komst van onder meer de aanlandplicht. In het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad van 15 april jl. heeft de Staatssecretaris aangegeven dat de onderhandelingen nog in volle gang zijn en dat Nederland een aantal belangrijke punten zou kunnen binnenhalen die ook ruimte voor de sector bieden. Kan de Staatssecretaris hier al meer inzicht in geven? Staat Nederland hier alleen in, of krijgt Nederland steun vanuit andere lidstaten? Zo ja, welke lidstaten zijn dit?

Overig

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 20 april 2015 geeft de Staatssecretaris een verslag van de gegeven informatie uit de Europese Commissie op verplichte herkomstetikettering. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de Nederlandse reactie is geweest op deze informatie tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 20 april 2015?

Binnenkort komen een aantal rapporten met betrekking tot verplicht herkomstetikettering op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad. De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de mogelijke lastenverzwaring voor het bedrijfsleven en de hogere kosten voor de consument. Is de Staatssecretaris bereid om bij ommekomst van deze rapporten haar inzet met de Tweede Kamer te delen? En deelt de Staatssecretaris de zorgen van de leden van de VVD-fractie op dit onderwerp?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Rapport Europese Rekenkamer «Fouten in de uitgaven voor plattelandsontwikkeling: wat zijn de oorzaken en hoe worden ze aangepakt?»

De leden van de PvdA-fractie zijn geschrokken van het hoge percentage fouten dat gemaakt wordt in de plattelandsuitgaven, zowel op EU niveau als op Nederlands niveau. Zij zijn blij dat de Staatssecretaris hard inzet op het oplossen van deze problemen, maar twijfelen of dit voldoende is, zeker gezien het feit dat de Staatssecretaris zich niet zegt te herkennen in de conclusies van de Europese Rekenkamer. In plaats daarvan zegt zij aan te willen koersen op versimpeling van de regelgeving. Welk probleem denkt de Staatssecretaris dan opgelost te hebben? Waarom denkt de Staatssecretaris dat dit alle problemen omtrent fouten gemaakt in de plattelandsuitgaven zal oplossen? De leden van de fractie van de PvdA verbazen zich erover dat de Staatssecretaris de adviezen over de oorzaken die de Europese Rekenkamer aandraagt naast zich neerlegt. Zij willen graag duidelijkheid over de reden hiervoor.

Plattelands Ontwikkelings Programma’s (POP-3)

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de mogelijkheden voor ondernemers die geboden worden via de gelden die beschikbaar zijn in het kader van de nationale Plattelands Ontwikkelings Programma’s (POP-3). Het betreft, zo lezen de leden, een garantiestelling voor marktintroducties voor producten met toegevoegde waarde in de markt. De leden van de PvdA-fractie horen graag om welke bedragen het gaat en welke criteria er aan deze garantiestelling verbonden zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven wat voor soort innovaties ze zelf voor ogen ziet bij deze garantiestelling?

Vergroening GLB

De leden van de PvdA-fractie zijn kritisch op de implementatie van de vergroening van het GLB, omdat het feit dat de verantwoordelijkheid grotendeels bij de ondernemer ligt deze leden niet genoeg zekerheid geeft dat de maatregelen juist worden uitgevoerd en het gewenste effect zullen hebben. Deze leden horen graag van de Staatssecretaris welke controle de overheid heeft op de juiste invoering van de vergroening. Op welk moment vindt er een evaluatie plaats van de vergroeningsmaatregelen? En aan de hand van welke criteria wordt er dan gekeken of de vergroening ook daadwerkelijk zin heeft gehad?

Verordening biologische productie

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat wet- en regelgeving voor biologische productie zo ingericht moet worden dat deze sector kan blijven groeien en innoveren en dat de consument verzekerd is van een goede kwaliteit van het product.

De leden van de PvdA-fractie hebben nog een aantal vragen: Waar liggen de geschilpunten momenteel en welke zijn daarvan voor de Staatssecretaris de belangrijkste? Indien het in de komende Raad tot een stemming komt, acht de Staatssecretaris het – nog te verschijnen – compromis voldoende om mee in te kunnen stemmen? En zo ja, met welke argumentatie? In het verslag van de Landbouw en Visserijraad van 20 april geeft de Staatssecretaris aan dat zij niet kan voldoen aan haar toezegging om een appreciatie te geven van het herzien compromisvoorstel van het Letse Voorzitterschap omdat dit document nog niet beschikbaar is. Dit document staat echter al sinds 10 april op het raadsextranet. Gaat het hier wellicht om een ander document? Als dit niet om een ander document gaat, waarom heeft de Staatssecretaris dan nog geen appreciatie van dit compromis naar de Kamer gestuurd? Kan de Staatssecretaris dit dan alsnog zo snel als mogelijk doen?

Genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s)

Op 22 april jl. publiceerde de Europese Commissie een voorstel om de besluitvorming over de import van genetisch gemodificeerde diervoeders te herzien. Dit voorstel is door de Kamer als prioriteit aangemerkt. De Commissie stelt voor om, net als onlangs bij de teelt van dit soort gewassen is besloten, lidstaten ook wat betreft de import van ggo's de mogelijkheid te bieden om dit binnen de eigen landsgrenzen te verbieden. Het huidige systeem van toelating vereist een gekwalificeerde meerderheid van lidstaten die of voor of tegen de import van het gewas zijn. Omdat veel lidstaten zich vaak onthouden wordt dit zelden gehaald, zodat de stemmen staken en er geen besluit kan worden genomen. Om deze impasse te doorbreken en de procedure te vereenvoudigen wil de Commissie deze nationale importban mogelijk maken. De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd over de mogelijkheden die de Commissie hier wil scheppen en horen graag hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen dit plan.

EU-voorzitterschap

De leden van de fractie van de PvdA willen graag weten op welke punten de Staatssecretaris tijdens het Europees voorzitterschap van Nederland van de EU gaat inzetten. Kan de Staatssecretaris haar plannen hierover met de Kamer delen?

Visserij

De leden van de PvdA-fractie vragen wat er tot nu toe bekend is rondom het derde pakket maatregelen Zeebaars.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

In het algemeen overleg Landbouw- en Visserrijraad van 15 april jl. hebben de leden van de CDA-fractie gevraagd naar de problematiek die ondernemers ondervinden bij het opgeven van percelen die tijdelijk in eigendom zijn, zoals kortdurende pacht, Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL), gemeente- en provinciegronden, grond die een natuurbestemming heeft, etc. De Staatssecretaris antwoordde dat ondernemers onderling private afspraken kunnen maken over de betalingsrechten. Echter, in het geval van bestemmingsverandering van het perceel is dit niet mogelijk, omdat alleen aan landbouwpercelen betalingsrechten zijn gekoppeld. Het invoeren van de gecombineerde data inwinning (GDI) in 2015 is een belangrijk moment om de toeslagrechten te «markeren», omdat vanaf 2015 toegewerkt wordt van de historische referentie naar de flatrate. Ondernemers zijn verplicht om alle percelen landbouwgrond op te geven voor de GDI. Op het moment dat de bestemming van de tijdelijke gronden verandert verliezen ondernemers de betalingsrechten op die percelen. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om deze ondernemers tegemoet te komen, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Wat vindt de Staatssecretaris van de mogelijkheid om percelen «uit te vinken», ook al zijn ze in 2015 subsidiabel, zodat historische betalingsrechten (referentie) worden verdeeld over de percelen die blijvend in gebruik kunnen blijven bij ondernemers? Indien de Staatssecretaris dit «uitvinken» geen goede mogelijkheid vindt, waarom niet? Is de Staatssecretaris anders bereid om betalingsrechten achteraf bij te stellen bij uitvallen van percelen, zo vragen deze leden. Kan de Staatssecretaris ervoor zorgen dat ondernemers die bovengenoemde tijdelijke percelen afstaan na 2015, hun historische referentie niet verliezen door bijvoorbeeld de referentie op te tellen bij de overige percelen van die ondernemers?

Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie of de Staatssecretaris bereid is een update te geven van het invullen van de GDI? Welk percentage ondernemers heeft de GDI al opgegeven, zo vragen deze leden. Zou de Staatssecretaris een overzicht of managementverslag kunnen geven van veel voorkomende problemen en vragen over de GDI van dit jaar?

Kan de Staatssecretaris haar appreciatie geven van het laatste compromis voorstel inzake biologische productie van het Letse voorzitterschap, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Is dit naar verwachting het finale compromis? De leden van de CDA-fractie vragen op welke punten het compromis nog aangepast zou moeten worden naar de mening van Nederland? En zijn er nog meer lidstaten tegen het voorstel dan Nederland en Oostenrijk, zo vragen deze leden.

Wanneer stuurt de Staatssecretaris de analyse van de uitvoeringskosten voor het gespreid betalen van de superheffing, zoals toegezegd bij het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad van 15 april jl., naar de Tweede Kamer, zo vragen de leden van de CDA fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad op 11 mei aanstaande. De genoemde leden hebben echter nog wel een aantal vragen met betrekking tot de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

De Staatssecretaris geeft in haar brief «Reactie op speciaal verslag Europese Rekenkamer «Fouten in de uitgaven voor plattelandsontwikkeling: wat zijn de oorzaken en hoe worden ze aangepakt?» (Kamerstuk 28 625, nr. 223) aan dat er in 2013 vijf Nederlandse betalingen in de steekproef van de Europese Rekenkamer zaten. Kan de ataatssecretaris aangeven of de Europese Rekenkamer fouten heeft geconstateerd bij de vijf Nederlandse betalingen in de steekproef?

De Staatssecretaris noemt in de brief enkele maatregelen om het foutenpercentage bij de uitvoering van subsidiemaatregelen in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris aanwijsbare redenen heeft om aan te nemen dat deze maatregelen het foutenpercentage in Nederland zal doen afnemen. Zo ja, welke aanwijsbare redenen heeft de Staatssecretaris hiervoor? Zo nee, waarom heeft de Staatssecretaris dan gekozen voor deze maatregelen? Voorts vragen deze leden of de Staatssecretaris voornemens is om nog meer maatregelen te nemen?

Voorts lezen de leden van de D66-fractie in de brief dat er onder POP3 een «ex ante toets» is ingevoerd. De leden vragen of de voorgenomen maatregelen al «ex ante» zijn getoetst en dus controleerbaar zijn binnen het ELFPO.

Tot slot hebben de leden van de fractie van D66 vragen over de besteding van de landbouwsubsidies. Net als vorig jaar waren er ook dit jaar gevallen dat landbouwsubsidies oneigenlijk zijn uitgegeven, onder andere een polsstokverspringvereniging heeft landbouwsubsidie ontvangen (De Stentor, 27 april 2015). Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het mogelijk is dat landbouwsubsidies zijn uitgegeven aan «polsstokspringsteigers of het opkalefateren van kerkgebouwen»? Kan de Staatssecretaris uiteenzetten hoe zij dergelijke excessen gaat voorkomen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie willen graag enkele vragen voorleggen aan de Staatssecretaris aangaande de Landbouw- en Visserijraad op 11 mei 2015. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat haar inzet wordt bij de Landbouw- en Visserijraad aangaande het voorstel voor een verordening inzake biologische productie. Zij hebben begrepen dat de Europese Commissie het voorstel zal intrekken als er geen akkoord zal worden bereikt tijdens de Raad. Ook hebben deze leden vernomen dat het herziene compromisvoorstel van het Letse voorzitterschap reeds sinds 10 april beschikbaar is en dat verschillende lidstaten hierop al hebben gereageerd. Is de Staatssecretaris bereid de kabinetsappreciatie van het voorstel met de Kamer te delen?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn erg bezorgd over de ontwikkelingen in het dossier rond de alternatieven voor het gebruik van metam-natrium. De Staatssecretaris heeft in december 2014 aangegeven met een aanpassing van regelgeving te komen om het later scheuren van grasland mogelijk te maken, zodat een melkveehouder die zijn land verhuurt aan een bloembollenteler twee sneden gras van het land kan halen en de bloembollenteler in het zelfde seizoen nog een aaltjesbestrijdend gewas kan zaaien. Inmiddels heeft een wijziging van het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) tot 20 april jl. ter consultatie voorgelegen. In dit ontwerpbesluit wil de Staatssecretaris de mogelijkheid om in de maand juni grasland te vernietigen ten behoeve van de teelt van aaltjesbestrijdende gewassen met terugwerkende kracht in laten gaan per 1 juni 2015. Nu blijkt echter dat melkveehouders hun derogatie zullen verliezen als zij in de periode tussen 15 mei en 15 september grasland (laten) scheuren. Kortom, melkveehouders zullen niet bereid zijn om grond te verhuren voor de teelt van aaltjesbestrijdende gewassen als dit gevolgen heeft voor hun mestplaatsingsruimte. Momenteel laten veel melkveehouders massaal aan bloembollentelers weten dat zij de overeengekomen huurcontracten opzeggen omdat zij hun derogatie niet willen verliezen. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn teleurgesteld dat wat een oplossing leek te zijn, in de praktijk nu niet lijkt te gaan werken. Is de Staatssecretaris bereid om, net zoals zij gedaan heeft in het kader van de muizenschade, de toepassing van de derogatieregels aan te passen, zodat duurzame gewasbescherming daadwerkelijk kan worden bevorderd? Zij wijzen er hierbij op dat een tagetes een gewas is dat net als gras stikstof opneemt. Is zij ook bereid om bloembollentelers zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen, zodat zij in mei nieuwe afspraken kunnen maken over de huur van grasland?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De komende Landbouwraad zal het Letse voorzitterschap proberen een algemene oriëntatie vast te stellen over de verordening inzake biologische productie en de etikettering van biologische producten. Inmiddels circuleert een herzien compromisvoorstel van het Letse voorzitterschap (Raadsextranet). De leden van de SGP-fractie vragen of de voorgestelde aanpassingen voldoende tegemoet komen aan de Nederlandse inzet. Nederland heeft forse kritiek geuit op onder meer het verbod op een mix van biologische en gangbare landbouw op één bedrijf. De aanpassing lijkt nu wel enige ruimte te bieden voor een derogatie, maar deze ruimte blijft door de voorwaarden die hier nog aan gekoppeld zullen worden waarschijnlijk beperkt.

De leden van de SGP-fractie willen in aansluiting hierop nog aangeven dat zij met zorg kennis hebben genomen van de reactie van de Europese Commissie op de brief die vanuit deze Kamer in het kader van de politieke dialoog naar Brussel is gestuurd. De Europese Commissie negeert een deel van de kritiekpunten die door deze Kamer zijn geuit. Dat geeft nog niet zoveel vertrouwen in een goede afloop. Blijft de Staatssecretaris, gelet op het herziene compromisvoorstel, inzetten op intrekking van de verordening?

De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over octrooien op planteneigenschappen. Recent heeft de Hoge Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau uitgesproken dat plantenproducten die via klassieke veredeling nieuwe eigenschappen hebben gekregen gepatenteerd mogen worden. Dit betekent een ondermijning van het aloude kwekersrecht, terwijl het gaat om gebruik van bestaand plantenmateriaal en er niet eens sprake is van nieuwe technieken. Het Europees Octrooibureau vindt helaas dat de huidige octrooiverbod voor «wezenlijke biologische processen» heel beperkt uitgelegd moet worden. Het maakt zelfs misbruik van onze Rijksoctrooiwet. Daarin staat in tegenstelling tot de Europese richtlijn expliciet dat producten van klassieke veredeling niet gepatenteerd kunnen worden. Het Octrooibureau merkt op dat de Europese richtlijn dan blijkbaar niet zo geïnterpreteerd moet worden. Als je de toelichting op het wetsvoorstel van destijds leest, ging men er echter vanuit dat deze bepaling juist helemaal in lijn met de Europese richtlijn was. De leden van de SGP-fractie vinden dit een heel zorgelijke ontwikkeling. Zij horen graag of de Staatssecretaris deze zorg deelt en op Europees niveau hierover aan de bel wil trekken.

European Academies» Science Advisory Council (EASAC) heeft een rapport geschreven over het effect van neonicotinoïden op onder meer zweefvliegen, hommels en solitaire bijen. De Staatssecretaris heeft de Eurocommissaris voor volksgezondheid en voedselveiligheid inmiddels gevraagd om de Europese toelatingsautoriteit EFSA naar dit rapport te laten kijken en eventueel over te gaan tot herbeoordeling van toegelaten middelen. De leden van de SGP-fractie hebben hier enkele vragen over. Neonicotinoïden zijn effectief in het bestrijden van plaagdieren. Alternatieve middelen zijn minder effectief. Als boeren over zouden moeten stappen op andere middelen om bepaalde plaagdieren te bestrijden is het de vraag of ze niet veel hogere doses nodig hebben met uiteindelijk veel schadelijkere effecten dan neonicotinoïden. De EASAC heeft hier helaas niet naar gekeken. De leden van de SGP-fractie wijzen in dit verband op de koolzaadteelt. In 2013 zijn enkele toelatingen voor zaadbehandeling ingetrokken. De praktijk laat zien dat in Duitsland en Engeland nu twee tot vier keer zoveel insecticiden nodig zijn om koolzaad te beschermen. Het is de vraag of dit niet veel schadelijker uitpakt dan de inzet van neonicotinoïden. Weegt de European Food and Safety Authority (EFSA), en ook de nationale toelatingsautoriteit (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden), dit mee? Verder suggereert de EASAC dat in de toelatingsprocedure niet gekeken wordt naar de langetermijneffecten van neonicotinoïden, naar de subletale effecten en naar de effecten op nuttige insecten. Is de veronderstelling van de leden van de SGP-fractie juist dat deze aspecten wel meegenomen en meegewogen worden? Wil de Staatssecretaris met de leden van de SGP-fractie een eenzijdige benadering voorkomen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van het rapport dat de Wetenschappelijke Adviesraad voor Landbouwbeleid onlangs heeft gepubliceerd (http://www.bmel.de/DE/Ministerium/Organisation/Beiraete/_Texte/AgrBeirGutachtenNutztierhaltung.html). In dit rapport wordt aangegeven dat de geldende standaardeisen aan het dierenwelzijn in Duitsland moeten worden opgeschroefd met als doelstelling ze naar het niveau te brengen van bijvoorbeeld die van de biologische landbouw. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen graag een reactie van de Staatssecretaris van Economische Zaken op dit rapport waarbij ze ingaat op de uitspraken van het de Wetenschappelijke Adviesraad dat het huidige intensieve veehouderijsysteem niet houdbaar is, het opschroeven van dierenwelzijnseisen naar bijvoorbeeld die van de biologische landbouw en het advies van de Wetenschappelijke Adviesraad om een prijsverhoging voor consumenten in te voeren.

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

In deze brief beantwoord ik de vragen van de fracties van uw Kamer van 28 april jl. in het kader van een schriftelijk overleg inzake de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei a.s.

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Vereenvoudiging Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

In de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei 2015 geeft de Staatssecretaris aan dat tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei 2015 de Raadsconclusies over vereenvoudiging Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) ter instemming zullen worden voorgelegd. De vereenvoudiging van de het GLB is een moeilijk en complex dossier en de leden van de VVD-fractie zijn blij met vereenvoudigingen die de administratieve lasten voor ondernemers in de landbouw kunnen beperken. Wel willen de leden van de VVD-fractie vragen wanneer de mogelijke vereenvoudigingen zullen worden gecommuniceerd? En kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier er daadwerkelijk sprake is van een vereenvoudiging van het GLB? Is de Staatssecretaris bereid om voor Nederland een overzicht te maken met het verschil tussen de oude en nieuwe situatie? Zo ja, kan de Staatssecretaris deze de Tweede Kamer doen toekomen?

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei a.s. zullen de Raadsconclusies over vereenvoudiging ter instemming worden voorgelegd. Met deze Raadsconclusies zal de Landbouwraad op hoofdlijnen de terreinen benoemen waarop vereenvoudiging van het GLB noodzakelijk en wenselijk wordt geacht. Over deze Raadsconclusies en de bespreking daarover zal ik de Kamer informeren via het verslag van de Landbouw- en Visserijraad. Vervolgens is de Europese Commissie aan zet om met concrete voorstellen tot vereenvoudiging van de GLB-verordeningen te komen. De focus zal daarbij in eerste instantie liggen op vereenvoudiging van de uitvoeringsverordeningen en de gedelegeerde verordeningen. Het tijdpad dat de Europese Commissie daarbij voor ogen heeft, is momenteel nog niet bekend. Ik ben voornemens de Europese Commissie hierop kritisch te bevragen.

Over de manier waarop er daadwerkelijk sprake zal zijn van vereenvoudiging, is in dit stadium nog weinig concreets te melden. Zoals ik in mijn brief van 24 februari jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 221) aan de Kamer heb gemeld, dient wat Nederland betreft te worden ingezet op vier sporen: belemmeringen wegnemen voor stakeholders, regels eenvoudiger maken voor de uitvoering, meer subsidiariteit en verduidelijking van de regels. Ik ben graag bereid de voor Nederland relevante veranderingen in beeld te brengen en deze met de Tweede Kamer te delen, zodra er meer duidelijkheid ontstaat over de belangrijkste concrete vereenvoudigingen in verordeningen en richtsnoeren. Daarbij zal ik dan ook ingaan op de vraag in welke mate de 41 Nederlandse voorstellen hierin zijn meegenomen, zoals toegezegd in het AO Landbouw- en Visserijraad 16 maart dat 10 maart jl. plaatsvond.

Kalverregeling

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 20 april 2015 geeft de Staatssecretaris een stand van zaken met betrekking tot de kalverregeling. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de uitkomsten van de gesprekken van de Staatssecretaris met de sector. Wanneer denkt de Staatssecretaris een uitkomst te verwachten? Is de Staatssecretaris bereid deze uitkomst met de Tweede Kamer te delen?

Ik zal uw Kamer in juni 2015 informeren over de voortgang van het overleg met de sector en de Europese Commissie inzake de kalverregeling.

Besteding landbouwsubsidies

Uit de onlangs gepubliceerde cijfers in de database van Europese subsidies blijkt dat ook in 2014 landbouwsubsidies zijn gebruikt voor een golfclub, een polstokverspringvereniging en kerkgebouwen. In reactie op deze cijfers en de berichtgeving hieromtrent geeft de Staatssecretaris aan dat ook andere landen binnen de Europese Unie (EU) landbouwsubsidie op een soortgelijke manier gebruiken. Nederland heeft de subsidieregeling inmiddels stopgezet tot aan het einde van dit jaar in afwachting van nieuwe regels van u. De leden van de VVD-fractie vragen of andere lidstaten Nederland hierin volgen. De leden van de VVD-fractie maken zich namelijk zorgen over het gelijke speelveld bij het gebruik van landbouwsubsidies. Daarnaast is Nederland binnen de EU een zogeheten netto-betaler. Wat vindt de Staatssecretaris er van dat andere lidstaten blijven doorgaan met gebruik van deze subsidies op deze manier? Welke actie gaat de Staatssecretaris nemen om dit te stoppen, ook in andere lidstaten?

Op 22 april jl. heb ik de GLB-subsidiegegevens over 2014 openbaar gemaakt. Wat het plattelandsbeleid betreft zijn daar bedragen opgenomen die niet «op het boerenerf» terecht komen maar onder meer bij een polsstokverspringvereniging en een golfclub. Voor het goede begrip wil ik er op wijzen dat deze subsidies verleend zijn onder het vorige plattelandsontwikkelingsprogramma (POP 2007–2013) en uitbetaald in 2014. Conform Europese regelgeving kunnen ook nog in 2015 betalingen plaatsvinden vanuit POP 2007–2013.

Voor de nieuwe programmaperiode (2014–2020, ook wel POP3 genoemd) zijn stringentere afspraken gemaakt met provincies zodat het geld, voor zover de EU-regels dit mogelijk maken, terecht komt op het boerenerf. Dit resulteert in een geldstroom van 95% ten gunste van agrarische sector, tegenover 65% in de vorige periode. De provincies zijn primair verantwoordelijk voor de uitvoering van het nieuwe plattelandsbeleid. In de loop van het jaar zullen de provincies hun uitvoeringsbepalingen voor het nieuwe programma publiceren.

De overgrote meerderheid van de lidstaten heeft nog geen officieel goedgekeurd plattelandsontwikkelingsprogramma heeft. Dit goedkeuringsproces de verantwoordelijkheid van de betrokken lidstaat en de Europese Commissie. De Europese Commissie toetst of het programma voldoet aan doelen van het Europese plattelandsbeleid en past binnen het vigerende Europees juridisch kader.

Rapport Europese Rekenkamer «Fouten in de uitgaven voor plattelandsontwikkeling: wat zijn de oorzaken en hoe worden ze aangepakt?»

Uit een speciaal verslag van de Europese Rekenkamer blijkt dat in de gehele Europese Unie een foutenpercentage van 8,2% is geconstateerd bij de uitvoering van subsidiemaatregelen in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

De Staatssecretaris geeft echter in haar brief (Kamerstuk 28 625, nr. 223) aan dat een foutenpercentage van de Europese Rekenkamer geen informatie bevat over de feitelijke omvang van fraude, onrechtmatigheid of schade voor het fonds. De VVD-fractie is van mening dat de belastingbetaler er van uit mag gaan dat het belastinggeld rechtmatig wordt besteed en er een degelijke controle plaatsvindt. Is de Staatssecretaris met de leden van de VVD-fractie van mening dat het verkrijgen van inzicht in de omvang van mogelijke fraude en het onrechtmatig gebruik van Europese subsidieregelingen cruciaal is voor het draagvlak van deze regelingen? En dat Nederland als netto-betaler hier bovenop zou moeten zitten, ook als het andere lidstaten betreft?

In mijn reactie op het speciaal verslag (Kamerstuk 28 625, nr. 223 dd. 10 april 2015) heb ik willen aangeven dat het weergegeven foutenpercentage in dit verslag niet per definitie betekent dat plattelandsontwikkelingssubsidies onrechtmatig besteed zijn.

Het rapport zoals opgesteld door de Europese Rekenkamer ziet niet enkel en alleen op fraude danwel onrechtmatig gebruik van Europese subsidieregelingen, het helpt met het verkrijgen van een breed inzicht in wat er in de beleidsvorming, administratieve controles en de uitvoering van het plattelandsbeleid verbeterd kan worden. Ik ben het met de leden van de VVD-fractie eens dat het verkrijgen van inzicht in de omvang van mogelijke fraude en het onrechtmatig gebruik van Europese subsidieregelingen cruciaal is voor het draagvlak van deze regelingen.

Zoals aangegeven in zowel mijn antwoord op de vragen van de D66-fractie (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1567) als in mijn brief aan uw Kamer inzake het speciaal verslag, wordt, indien uit controles en audits door de autoriteiten blijkt dat er sprake is van onrechtmatig uitgekeerde steun of fraude, overgegaan tot terugvordering van de betrokken steun. Daarnaast blijf ik in Europees verband pleiten voor duidelijker en minder complexe regelgeving en de Europese Commissie oproepen om zelf met initiatieven te komen voor een verbeterde preventie van fouten en onderzoek te (blijven) doen naar de oorzaken van fouten.

Aanlandplicht

De leden van de VVD-fractie vragen wederom aandacht voor de aanlandplicht en de stand van zaken. Met name binnen de platvissector bestaan er zorgen over de ruimte tot innovatie met de komst van onder meer de aanlandplicht. In het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad van 15 april jl. heeft de Staatssecretaris aangegeven dat de onderhandelingen nog in volle gang zijn en dat Nederland een aantal belangrijke punten zou kunnen binnenhalen die ook ruimte voor de sector bieden. Kan de Staatssecretaris hier al meer inzicht in geven? Staat Nederland hier alleen in, of krijgt Nederland steun vanuit andere lidstaten? Zo ja, welke lidstaten zijn dit?

Ik verwijs naar de kwartaal rapportage Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) die u dezer dagen zal toekomen, waarin een stand van zaken over de aanlandplicht is opgenomen.

Herkomstetikettering

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 20 april 2015 geeft de Staatssecretaris een verslag van de gegeven informatie uit de Europese Commissie op verplichte herkomstetikettering. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de Nederlandse reactie is geweest op deze informatie tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 20 april 2015?

Binnenkort komen een aantal rapporten met betrekking tot verplicht herkomstetikettering op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad. De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de mogelijke lastenverzwaring voor het bedrijfsleven en de hogere kosten voor de consument. Is de Staatssecretaris bereid om bij ommekomst van deze rapporten haar inzet met de Tweede Kamer te delen? En deelt de Staatssecretaris de zorgen van de leden van de VVD-fractie op dit onderwerp?

Nederland heeft de presentatie van de Europese Commissie over de stand van zaken aangehoord. Aangezien ik nog in afwachting ben van de rapporten van de Europese Commissie, heb ik in dit stadium niet actief namens Nederland geïntervenieerd.

De Minister van VWS en ik zullen uiteraard onze inzet met de Tweede Kamer delen na het beschikbaar komen van de rapporten. Ik wacht eerst de resultaten van de rapporten af en dan zal het kabinet zijn standpunt in deze bepalen. Daarbij zal een afweging gemaakt worden tussen de eventuele lastenverzwaringen voor het bedrijfsleven en toezichthouders en de belangen van de consument.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Rapport Europese Rekenkamer «Fouten in de uitgaven voor plattelandsontwikkeling: wat zijn de oorzaken en hoe worden ze aangepakt?»

De leden van de PvdA-fractie zijn geschrokken van het hoge percentage fouten dat gemaakt wordt in de plattelandsuitgaven, zowel op EU niveau als op Nederlands niveau. Zij zijn blij dat de Staatssecretaris hard inzet op het oplossen van deze problemen, maar twijfelen of dit voldoende is, zeker gezien het feit dat de Staatssecretaris zich niet zegt te herkennen in de conclusies van de Europese Rekenkamer. In plaats daarvan zegt zij aan te willen koersen op versimpeling van de regelgeving. Welk probleem denkt de Staatssecretaris dan opgelost te hebben? Waarom denkt de Staatssecretaris dat dit alle problemen omtrent fouten gemaakt in de plattelandsuitgaven zal oplossen? De leden van de fractie van de PvdA verbazen zich erover dat de Staatssecretaris de adviezen over de oorzaken die de Europese Rekenkamer aandraagt naast zich neerlegt. Zij willen graag duidelijkheid over de reden hiervoor.

Specifiek heb ik aangegeven mij niet te herkennen in een beeld dat de ERK oproept over boeren die zich in het kader van oppervlaktegebonden steun, meer in het bijzonder de agro-milieuverbintenissen, niet gestimuleerd voelen aan de regels te voldoen, dat er te weinig gecontroleerd wordt en dat de sancties (te) laag zijn. De landbouwer zet zich mijn inziens hard in voor het agrarisch natuurbeheer en voor het naleven van de regels daaromtrent. Complexe, ingewikkelde regelgeving kan het risico op te maken fouten vergroten, vereenvoudiging kan een bijdrage leveren aan het verminderen van dit risico. Dit zal inderdaad geen oplossing vormen voor alle constateringen van de Europese Rekenkamer. Zoals ik heb aangegeven in mijn reactie op het speciaal verslag (Kamerstuk 28 625, nr. 223) helpt het rapport van de Europese Rekenkamer ons verder bij de uitvoering van de maatregelen in het kader van Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3). Mede naar aanleiding van dit rapport zal onder meer extra aandacht besteed worden aan de toepassing van de aanbestedingsregels en zal bij het nieuwe POP3 in de voorlichtingsactiviteiten voor alle betrokkenen bij het POP3 aandacht besteed worden aan de correcte uitvoering van het programma conform de daarvoor geldende nationale en Europese regelgeving, inclusief de juiste toepassing van de aanbestedingsregelgeving.

Garantiestelling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3)

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de mogelijkheden voor ondernemers die geboden worden via de gelden die beschikbaar zijn in het kader van de nationale Plattelands Ontwikkelings Programma’s (POP-3). Het betreft, zo lezen de leden, een garantiestelling voor marktintroducties voor producten met toegevoegde waarde in de markt. De leden van de PvdA-fractie horen graag om welke bedragen het gaat en welke criteria er aan deze garantiestelling verbonden zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven wat voor soort innovaties ze zelf voor ogen ziet bij deze garantiestelling?

De Garantstelling Marktintroductie Innovaties zal medio 2015 gepubliceerd worden, als onderdeel van het Nederlandse POP3. Hiermee wordt beoogd specifieke investeringen, gericht op de introductie van systeem-innovaties die kansen bieden voor producten met meer toegevoegde waarde in de markt, te stimuleren. Ik denk daarbij aan innovaties zoals de Rondeelstal in de legpluimveehouderij, waarvan de eieren als herkenbaar en gecertificeerd merkproduct in de markt worden gezet.

Aan deze garantstellingsregeling en de operationele uitwerking van de criteria en de beoordelingswijze wordt momenteel gewerkt. Daarbij zijn de drie basiscriteria, zoals ook genoemd in het POP3:

  • het betreft een innovatie gericht op het realiseren van maatschappelijke doelen op het terrein van dierenwelzijn, milieu, energieverbruik, diergezondheid en landschappelijke inpassing;

  • het betreft nieuwe en integrale bedrijfs- en houderijsystemen die wijzigingen in de gangbare bedrijfsvoering en het management met zich brengen;

  • het betreft de ontwikkeling van nieuwe markt- en ketenconcepten.

In de periode tot 2020, verdeeld over zes jaar, is daarvoor € 7 miljoen in het nationale POP3-programma gereserveerd. Naast de € 7 miljoen nationale cofinanciering is binnen de meerjarenbegroting onder artikel 16 van de EZ-begroting € 8,54 miljoen gereserveerd voor deze regeling. Totaal is er dus € 22,54 miljoen beschikbaar voor de Garantstelling Marktintroductie Innovaties.

Vergroening GLB

De leden van de PvdA-fractie zijn kritisch op de implementatie van de vergroening van het GLB, omdat het feit dat de verantwoordelijkheid grotendeels bij de ondernemer ligt deze leden niet genoeg zekerheid geeft dat de maatregelen juist worden uitgevoerd en het gewenste effect zullen hebben. Deze leden horen graag van de Staatssecretaris welke controle de overheid heeft op de juiste invoering van de vergroening. Op welk moment vindt er een evaluatie plaats van de vergroeningsmaatregelen? En aan de hand van welke criteria wordt er dan gekeken of de vergroening ook daadwerkelijk zin heeft gehad?

Ik hecht eraan dat de vergroeningsmaatregelen inpasbaar moeten zijn in de bedrijfsvoering. In overleg met uw Kamer heb ik gekozen voor een selectie uit de Europese lijst met mogelijke invullingen van de vergroeningsmaatregelen. Elke landbouwer kan daaruit zijn eigen keuze maken. In de loop van 2015 zal duidelijk worden welke keuzes de landbouwers gemaakt hebben. De controle op de correcte toepassing van de vergroeningsvereisten vindt plaats volgens de door de Europese Unie voorgeschreven controlemethodiek die is vastgelegd in het Geïntegreerd Beheers- en Controle Systeem. Voor het antwoord op uw vragen over de evaluatie verwijs ik graag naar mijn brief van 5 juni 2014 over de «Nadere uitwerking directe betalingen» (Kamerstuk 28 625, nr. 194).

Biologische landbouw

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat wet- en regelgeving voor biologische productie zo ingericht moet worden dat deze sector kan blijven groeien en innoveren en dat de consument verzekerd is van een goede kwaliteit van het product.

De leden van de PvdA-fractie hebben nog een aantal vragen: Waar liggen de geschilpunten momenteel en welke zijn daarvan voor de Staatssecretaris de belangrijkste? Indien het in de komende Raad tot een stemming komt, acht de Staatssecretaris het – nog te verschijnen – compromis voldoende om mee in te kunnen stemmen? En zo ja, met welke argumentatie?

De discussie spitst zich toe op de volgende geschilpunten, te weten: de aanwezigheid van niet-toegelaten stoffen en producten, het voorstel om bij het importstelsel over te gaan op een regime van compliance en de wijze van uitvoeren van controles van biologische bedrijven.

Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, vindt dat de aanwezigheid van niet-toegelaten stoffen en producten niet per definitie moet leiden tot decertificering. Andere lidstaten zijn van mening dat er geen niet-toegelaten producten of stoffen in biologische producten mogen voorkomen, ook geen minieme hoeveelheid, ongeacht wat de oorzaak is.

Een ander punt van discussie is het voorstel om bij het importstelsel over te gaan op een regime van compliance. Nederland is evenals sommige andere lidstaten bezorgd over de gevolgen van een strikte toepassing van compliance voor de positie van ontwikkelingslanden. Er dient rekening gehouden te worden met regionale verschillen in ecologie, klimaat en lokale omstandigheden.

Wat betreft de controles van biologische bedrijven is Nederland een voorstander van op risico gebaseerde controles. Echter, een meerderheid van de lidstaten zal volgens inschatting voorstander zijn van het handhaven van verplichte jaarlijkse controles.

Ik stel vast dat de discussie over het voorstel de goede richting uitgaat, maar of het nog te verschijnen compromis voldoende tegemoet zal komen aan de Nederlandse wensen moet nog worden afgewacht. Zoals ik uw Kamer heb aangegeven, blijf ik mij krachtig inzetten voor een besluit waarbij tegemoet wordt gekomen aan de Nederlandse positie.

In het verslag van de Landbouw en Visserijraad van 20 april geeft de Staatssecretaris aan dat zij niet kan voldoen aan haar toezegging om een appreciatie te geven van het herzien compromisvoorstel van het Letse Voorzitterschap omdat dit document nog niet beschikbaar is. Dit document staat echter al sinds 10 april op het raadsextranet. Gaat het hier wellicht om een ander document? Als dit niet om een ander document gaat, waarom heeft de Staatssecretaris dan nog geen appreciatie van dit compromis naar de Kamer gestuurd? Kan de Staatssecretaris dit dan alsnog zo snel als mogelijk doen?

Het definitieve voorstel van het Lets voorzitterschap dat in de Raad zal worden besproken is nog niet beschikbaar. Op dit moment zijn op het Raadsextranet slechts werkdocumenten van het voorzitterschap beschikbaar, maar nog geen stukken voor de Raad van 11 mei a.s. Als het nieuwe voorstel bekend is, zal ik de Kamer een appreciatie daarvan doen toekomen, zoals aangegeven in mijn brief over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad 11 mei 2015 die ik op 24 april jl. naar uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 837).

Genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s)

Op 22 april jl. publiceerde de Europese Commissie een voorstel om de besluitvorming over de import van genetisch gemodificeerde diervoeders te herzien. Dit voorstel is door de Kamer als prioriteit aangemerkt. De Commissie stelt voor om, net als onlangs bij de teelt van dit soort gewassen is besloten, lidstaten ook wat betreft de import van ggo's de mogelijkheid te bieden om dit binnen de eigen landsgrenzen te verbieden. Het huidige systeem van toelating vereist een gekwalificeerde meerderheid van lidstaten die of voor of tegen de import van het gewas zijn. Omdat veel lidstaten zich vaak onthouden wordt dit zelden gehaald, zodat de stemmen staken en er geen besluit kan worden genomen. Om deze impasse te doorbreken en de procedure te vereenvoudigen wil de Commissie deze nationale importban mogelijk maken. De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd over de mogelijkheden die de Commissie hier wil scheppen en horen graag hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen dit plan.

Conform de gebruikelijke procedure bij een voorstel van de Europese Commissie, ontvangt uw Kamer binnen zes weken na publicatie van het voorstel een BNC-fiche.

EU-voorzitterschap

De leden van de fractie van de PvdA willen graag weten op welke punten de Staatssecretaris tijdens het Europees voorzitterschap van Nederland van de EU gaat inzetten. Kan de Staatssecretaris haar plannen hierover met de Kamer delen?

Eind januari 2015 heeft het kabinet (Kamerstuk 34 139, nr. 1) uw Kamer geïnformeerd over de inhoudelijke voorbereiding van het Nederlandse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in de eerste helft van 2016. Zoals het kabinet heeft aangegeven, heeft het voorzitterschap vooral een dienende rol. Het voorzitterschap is verantwoordelijk voor het verder brengen van de lopende wetgevingsagenda. Wel zijn er mogelijkheden voor het aanbrengen van eigen accenten, in het bijzonder tijdens de informele bijeenkomsten van de verschillende Raadsformaties.

Mijn inzet voor het voorzitterschap wordt dan ook vooral bepaald door de lopende Europese wetgevingsagenda op landbouw-, visserij- en natuurterrein. Uiteraard zal ik gebruik maken van de mogelijkheden om eigen accenten aan te brengen. Zo heb ik het voornemen om de informele Landbouwraad tijdens het Nederlandse voorzitterschap aan een tussenevaluatie van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid te wijden. Ook is een toekomstbestendig natuurbeleid, mede in het licht van de fitnesscheck van de Vogel- en Habitatrichtlijnen, een prioriteit.

De wetgevingsagenda voor 2016 is op dit moment nog teveel in ontwikkeling om u op dit moment een definitief overzicht van de voorliggende dossiers en mijn accenten daarin toe te sturen. Uw Kamer kan in het laatste kwartaal van dit jaar een overzicht van lopende dossiers en eigen accenten tegemoet zien in de vorm van een voorzitterschapsprogramma van het kabinet.

Derde pakket maatregelen Zeebaars

De leden van de PvdA-fractie vragen wat er tot nu toe bekend is rondom het derde pakket maatregelen Zeebaars.

In het voorjaar van 2015 heeft de Europese Commissie met de lidstaten maatregelen verkend voor het «derde pakket». Het eerste pakket betrof een tijdelijk verbod met grootmazige pelagische tuigen in het paaiseizoen, het tweede pakket was de invoering voor 2015 van een bag limit van 3 stuks voor de recreatieve vissers. Het derde pakket zal maatregelen ten aanzien van de overige visserijen inhouden. De voorstellen voor het derde pakket worden in mei/juni verwacht en zullen waarschijnlijk inhouden een maandelijkse aanvoerbeperking per visserij en een ophoging van de minimummaat voor zeebaars van 36 naar 42 cm. Ik zal mijn positie bepalen zodra de voorstellen er zijn en uw Kamer hierover informeren. Verder wil ik met de Europese Commissie werken aan het lange termijn beheer.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Gecombineerde data inwinning (GDI)

In het algemeen overleg Landbouw- en Visserrijraad van 15 april jl. hebben de leden van de CDA-fractie gevraagd naar de problematiek die ondernemers ondervinden bij het opgeven van percelen die tijdelijk in eigendom zijn, zoals kortdurende pacht, Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL), gemeente- en provinciegronden, grond die een natuurbestemming heeft, etc. De Staatssecretaris antwoordde dat ondernemers onderling private afspraken kunnen maken over de betalingsrechten. Echter, in het geval van bestemmingsverandering van het perceel is dit niet mogelijk, omdat alleen aan landbouwpercelen betalingsrechten zijn gekoppeld. Het invoeren van de gecombineerde data inwinning (GDI) in 2015 is een belangrijk moment om de toeslagrechten te «markeren», omdat vanaf 2015 toegewerkt wordt van de historische referentie naar de flatrate. Ondernemers zijn verplicht om alle percelen landbouwgrond op te geven voor de GDI. Op het moment dat de bestemming van de tijdelijke gronden verandert verliezen ondernemers de betalingsrechten op die percelen. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om deze ondernemers tegemoet te komen, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Wat vindt de Staatssecretaris van de mogelijkheid om percelen «uit te vinken», ook al zijn ze in 2015 subsidiabel, zodat historische betalingsrechten (referentie) worden verdeeld over de percelen die blijvend in gebruik kunnen blijven bij ondernemers? Indien de Staatssecretaris dit «uitvinken» geen goede mogelijkheid vindt, waarom niet? Is de Staatssecretaris anders bereid om betalingsrechten achteraf bij te stellen bij uitvallen van percelen, zo vragen deze leden. Kan de Staatssecretaris ervoor zorgen dat ondernemers die bovengenoemde tijdelijke percelen afstaan na 2015, hun historische referentie niet verliezen door bijvoorbeeld de referentie op te tellen bij de overige percelen van die ondernemers?

Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie of de Staatssecretaris bereid is een update te geven van het invullen van de GDI? Welk percentage ondernemers heeft de GDI al opgegeven, zo vragen deze leden. Zou de Staatssecretaris een overzicht of managementverslag kunnen geven van veel voorkomende problemen en vragen over de GDI van dit jaar?

De rechten die in 2015 aan de landbouwers worden toegewezen, worden eigendom van de landbouwers en zijn verhandelbaar zonder grond. Dit biedt een mogelijkheid om de rechten die de landbouwer niet meer zelf kan activeren alsnog, bijvoorbeeld door verkoop aan een andere landbouwer, tot waarde te brengen. Ik verwacht overigens dat deze markt voor betalingsrechten beperkt zal zijn, omdat in 2015 rechten toegekend worden voor alle hectaren subsidiabele landbouwgrond die in gebruik zijn bij actieve landbouwers. De Europese regelgeving bepaalt dwingend dat een betalingsrecht wordt vastgesteld voor elke hectare subsidiabele landbouwgrond. Het zogenaamde «uitvinken» van percelen die na 2015 niet meer subsidiabel zijn, waardoor de waarde van de in 2015 toe te wijzen betalingsrechten hoger zou worden, is niet toegestaan. Ook het achteraf herberekenen en opnieuw vaststellen van betalingsrechten op het moment van het uitvallen van de percelen is op grond van de Europese regelgeving niet toegestaan.

Volledigheidshalve merk ik hierbij nog op dat voor percelen die op het moment van toewijzing van de betalingsrechten (in 2015) niet aan de subsidiabiliteitscriteria voldoen, geen betalingsrechten worden toegewezen. Deze percelen worden ook niet betrokken bij de vaststelling van de waarde van de betalingsrechten. De historische component wordt dan dus verdeeld over minder hectares.

Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie of ik bereid ben een update te geven van het invullen van de GDI.

De stand van zaken (op 29 april 2015) is dat er ongeveer 13.000 Gecombineerde opgaven ingediend zijn. Dit is circa 18% van de relaties die zijn aangeschreven voor het doen van de opgave.

Uit de vragen die binnenkomen bij RVO.nl en uit de social media blijkt dat de indieners de opgave in het algemeen complex vinden. De vergroening, met name het onderdeel van het ecologisch aandachtsgebied, wordt als ingewikkeld beschouwd. Daar waar mogelijk zal ik dit punt meenemen bij de toekomstige vereenvoudiging van het GLB.

Biologische landbouw

Kan de Staatssecretaris haar appreciatie geven van het laatste compromis voorstel inzake biologische productie van het Letse voorzitterschap, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Is dit naar verwachting het finale compromis? De leden van de CDA-fractie vragen op welke punten het compromis nog aangepast zou moeten worden naar de mening van Nederland? En zijn er nog meer lidstaten tegen het voorstel dan Nederland en Oostenrijk, zo vragen deze leden.

Het voorstel van het Lets voorzitterschap dat in de Raad van 11 mei a.s. zal worden besproken, is nog niet beschikbaar. Op de inhoud daarvan en het krachtenveld binnen de Raad kan ik nog niet vooruitlopen. Als het nieuwe voorstel bekend is, zal ik de Kamer een appreciatie daarvan doen toekomen.

Van het verloop van de bespreking in de Raad zal afhangen of dit het finale compromis zal zijn.

Gespreid betalen superheffing

Wanneer stuurt de Staatssecretaris de analyse van de uitvoeringskosten voor het gespreid betalen van de superheffing, zoals toegezegd bij het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad van 15 april jl., naar de Tweede Kamer, zo vragen de leden van de CDA fractie.

De Europese Commissie heeft besloten het mogelijk te maken dat lidstaten optioneel gebruik kunnen maken van het gespreid betalen van de superheffing. Ik beraad mij nu op dit besluit, na overleg met de sector. Ik zal u eind mei 2015 informeren over de beslissing over toepassing in Nederland van deze mogelijkheid en daarbij de bijbehorende uitvoeringskosten betrekken.

Vragen van de leden van de D66-fractie

Rapport Europese Rekenkamer «Fouten in de uitgaven voor plattelandsontwikkeling: wat zijn de oorzaken en hoe worden ze aangepakt?»

De Staatssecretaris geeft in haar brief «Reactie op speciaal verslag Europese Rekenkamer «Fouten in de uitgaven voor plattelandsontwikkeling: wat zijn de oorzaken en hoe worden ze aangepakt?» (Kamerstuk 28 625, nr. 223) aan dat er in 2013 vijf Nederlandse betalingen in de steekproef van de Europese Rekenkamer zaten. Kan de Staatssecretaris aangeven of de Europese Rekenkamer fouten heeft geconstateerd bij de vijf Nederlandse betalingen in de steekproef?

De Staatssecretaris noemt in de brief enkele maatregelen om het foutenpercentage bij de uitvoering van subsidiemaatregelen in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris aanwijsbare redenen heeft om aan te nemen dat deze maatregelen het foutenpercentage in Nederland zal doen afnemen. Zo ja, welke aanwijsbare redenen heeft de Staatssecretaris hiervoor? Zo nee, waarom heeft de Staatssecretaris dan gekozen voor deze maatregelen? Voorts vragen deze leden of de Staatssecretaris voornemens is om nog meer maatregelen te nemen?

Voorts lezen de leden van de D66-fractie in de brief dat er onder POP3 een «ex ante toets» is ingevoerd. De leden vragen of de voorgenomen maatregelen al «ex ante» zijn getoetst en dus controleerbaar zijn binnen het ELFPO.

De Europese Rekenkamer heeft conform haar methodiek bij alle vijf de betalingen een fout geconstateerd. Zoals echter ook aangegeven in mijn reactie op het speciaal verslag (Kamerstuk 28 625, nr. 223) kan een fout betekenen dat niet in alle gevallen aan te tonen is of de juiste procedure is gevolgd om te komen tot betaling van de plattelandontwikkelingssteun. Dit betekent niet dat er in deze specifieke vijf gevallen per se sprake is van onrechtmatige betalingen. Ik verwijs u hieromtrent ook naar mijn antwoord op de vragen van de VVD-fractie.

Zoals aangegeven in het speciaal verslag worden de beste mogelijkheden om fouten te beperken geboden door twee lopende fasen van de regelgeving, dit zijn het onderzoek en de goedkeuring van de programma’s voor plattelandsontwikkeling door de Europese Commissie en de toepassing van de nationale regelgeving door de lidstaten. Met de door mij genomen maatregelen, zoals onder meer het in de voorlichtingsactiviteiten aandacht besteden aan de correcte uitvoering van het programma conform de geldende nationale en Europese regelgeving en de voorafgaand aangebrachte vereenvoudiging in het agrarisch natuurbeheer door het schoeien op een collectieve leest, sluit ik daarbij aan en heb ik er vertrouwen in dat het aantal fouten verminderd kan worden. Wat betreft het aanpakken van de oorzaken van de fouten is een terugkerende bevinding in het verslag dat het noodzakelijk is dat er een balans is tussen het aantal en de complexiteit van de regels en de noodzaak om de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven te garanderen. Een goed evenwicht is, zoals de Rekenkamer ook aangeeft, de sleutel tot een succesvolle tenuitvoerlegging van het plattelandontwikkelingsbeleid. Dit komt ook terug in de door de Landbouw- en Visserijraad van 15 en 16 december 2014 aangenomen Raadsconclusies (EU-doc 16229/14). Ik blijf dit onderstrepen.

Ten aanzien van uw vraag of de voorgenomen maatregelen al ex ante zijn getoetst, wil ik aangeven dat de POP3 regelingen voor zij in werking treden, getoetst zullen worden op hun controleerbaarheid en verifieerbaarheid. Deze (provinciale) regelingen zijn een verdere uitwerking van de in het plattelandsontwikkelingsprogramma beschreven maatregelen. Zij zijn de basis voor de feitelijke subsidieverleningen en daarmee voor de controles.

Besteding landbouwsubsidies

Tot slot hebben de leden van de fractie van D66 vragen over de besteding van de landbouwsubsidies. Net als vorig jaar waren er ook dit jaar gevallen dat landbouwsubsidies oneigenlijk zijn uitgegeven, onder andere een polsstokverspringvereniging heeft landbouwsubsidie ontvangen (De Stentor, 27 april 2015). Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het mogelijk is dat landbouwsubsidies zijn uitgegeven aan «polsstokspringsteigers of het opkalefateren van kerkgebouwen»? Kan de Staatssecretaris uiteenzetten hoe zij dergelijke excessen gaat voorkomen?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vragen van de VVD-fractie.

Vragen van de leden van de Christen Unie

Biologische landbouw

De leden van de ChristenUnie-fractie willen graag enkele vragen voorleggen aan de Staatssecretaris aangaande de Landbouw- en Visserijraad op 11 mei 2015. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat haar inzet wordt bij de Landbouw- en Visserijraad aangaande het voorstel voor een verordening inzake biologische productie. Zij hebben begrepen dat de Europese Commissie het voorstel zal intrekken als er geen akkoord zal worden bereikt tijdens de Raad.

Over mijn inzet heb ik de Kamer geïnformeerd middels het BNC-fiche (Kamerstuk 33 920, nr. 3).

In haar werkprogramma 2015 «A New Start» stelt de Europese Commissie dat, indien er in de eerste helft van 2015 geen akkoord wordt bereikt, het voorstel zal worden ingetrokken en zal worden vervangen door een nieuw voorstel.

Ook hebben deze leden vernomen dat het herziene compromisvoorstel van het Letse voorzitterschap reeds sinds 10 april beschikbaar is en dat verschillende lidstaten hierop al hebben gereageerd. Is de Staatssecretaris bereid de kabinetsappreciatie van het voorstel met de Kamer te delen?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vragen van de PvdA-fractie.

Duurzame gewasbescherming

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn erg bezorgd over de ontwikkelingen in het dossier rond de alternatieven voor het gebruik van metam-natrium. De Staatssecretaris heeft in december 2014 aangegeven met een aanpassing van regelgeving te komen om het later scheuren van grasland mogelijk te maken, zodat een melkveehouder die zijn land verhuurt aan een bloembollenteler twee sneden gras van het land kan halen en de bloembollenteler in het zelfde seizoen nog een aaltjesbestrijdend gewas kan zaaien. Inmiddels heeft een wijziging van het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) tot 20 april jl. ter consultatie voorgelegen. In dit ontwerpbesluit wil de Staatssecretaris de mogelijkheid om in de maand juni grasland te vernietigen ten behoeve van de teelt van aaltjesbestrijdende gewassen met terugwerkende kracht in laten gaan per 1 juni 2015. Nu blijkt echter dat melkveehouders hun derogatie zullen verliezen als zij in de periode tussen 15 mei en 15 september grasland (laten) scheuren. Kortom, melkveehouders zullen niet bereid zijn om grond te verhuren voor de teelt van aaltjesbestrijdende gewassen als dit gevolgen heeft voor hun mestplaatsingsruimte. Momenteel laten veel melkveehouders massaal aan bloembollentelers weten dat zij de overeengekomen huurcontracten opzeggen omdat zij hun derogatie niet willen verliezen. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn teleurgesteld dat wat een oplossing leek te zijn, in de praktijk nu niet lijkt te gaan werken. Is de Staatssecretaris bereid om, net zoals zij gedaan heeft in het kader van de muizenschade, de toepassing van de derogatieregels aan te passen, zodat duurzame gewasbescherming daadwerkelijk kan worden bevorderd? Zij wijzen er hierbij op dat een tagetes een gewas is dat net als gras stikstof opneemt. Is zij ook bereid om bloembollentelers zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen, zodat zij in mei nieuwe afspraken kunnen maken over de huur van grasland?

In deze vraag wordt gesteld dat de voorwaarden rond de derogatie op grasland het verhuren van grasland per juni/juli problematisch kunnen maken. De voorwaarde voor derogatie op grasland betreft: minstens 80% grasland op het bedrijf in de periode van 15 mei tot en met 15 september om af te mogen wijken van de maximale norm voor stikstof uit dierlijke mest volgens de Nitraatrichtlijn, namelijk 170 kg per ha per jaar. De derogatievoorwaarde van minimaal 80% grasland op het bedrijf hoeft niet in het gedrang te komen, want de (potentiële) verhuurder kan er in zijn bouw- en teeltplan rekening mee houden dat hij grasland wil gaan verhuren aan een teler die daarop bijvoorbeeld bollen willen gaan telen. Op die manier kan de verhuurder toch blijven voldoen aan de derogatievoorwaarde van minimaal 80% grasland. Tot slot wordt opgemerkt dat de in behandeling zijnde wijziging van het Bgm en Ubm geen wijziging van de derogatievoorwaarden betreft. Die zijn opgenomen in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet en zijn strikt gebonden aan de derogatiebeschikking van de Europese Commissie.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

Biologische landbouw

De komende Landbouwraad zal het Letse voorzitterschap proberen een algemene oriëntatie vast te stellen over de verordening inzake biologische productie en de etikettering van biologische producten. Inmiddels circuleert een herzien compromisvoorstel van het Letse voorzitterschap (Raadsextranet). De leden van de SGP-fractie vragen of de voorgestelde aanpassingen voldoende tegemoet komen aan de Nederlandse inzet. Nederland heeft forse kritiek geuit op onder meer het verbod op een mix van biologische en gangbare landbouw op één bedrijf. De aanpassing lijkt nu wel enige ruimte te bieden voor een derogatie, maar deze ruimte blijft door de voorwaarden die hier nog aan gekoppeld zullen worden waarschijnlijk beperkt.

De leden van de SGP-fractie willen in aansluiting hierop nog aangeven dat zij met zorg kennis hebben genomen van de reactie van de Europese Commissie op de brief die vanuit deze Kamer in het kader van de politieke dialoog naar Brussel is gestuurd. De Europese Commissie negeert een deel van de kritiekpunten die door deze Kamer zijn geuit. Dat geeft nog niet zoveel vertrouwen in een goede afloop. Blijft de Staatssecretaris, gelet op het herziene compromisvoorstel, inzetten op intrekking van de verordening?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vragen van de PvdA-fractie.

Octrooien op planteneigenschappen

De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over octrooien op planteneigenschappen. Recent heeft de Hoge Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau uitgesproken dat plantenproducten die via klassieke veredeling nieuwe eigenschappen hebben gekregen gepatenteerd mogen worden. Dit betekent een ondermijning van het aloude kwekersrecht, terwijl het gaat om gebruik van bestaand plantenmateriaal en er niet eens sprake is van nieuwe technieken. Het Europees Octrooibureau vindt helaas dat de huidige octrooiverbod voor «wezenlijke biologische processen» heel beperkt uitgelegd moet worden. Het maakt zelfs misbruik van onze Rijksoctrooiwet. Daarin staat in tegenstelling tot de Europese richtlijn expliciet dat producten van klassieke veredeling niet gepatenteerd kunnen worden. Het Octrooibureau merkt op dat de Europese richtlijn dan blijkbaar niet zo geïnterpreteerd moet worden. Als je de toelichting op het wetsvoorstel van destijds leest, ging men er echter vanuit dat deze bepaling juist helemaal in lijn met de Europese richtlijn was. De leden van de SGP-fractie vinden dit een heel zorgelijke ontwikkeling. Zij horen graag of de Staatssecretaris deze zorg deelt en op Europees niveau hierover aan de bel wil trekken.

Ik vind het bijzonder zorgelijk dat de wereldvoedselvoorziening dreigt te worden geconcentreerd bij een paar multinationals en ik vrees dat dit ten koste gaat van de keuzevrijheid van kwekers, telers en consumenten. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de voedselzekerheid. Daarom wil ik dat er verdergaande wijzigingen worden doorgevoerd in het octrooirecht ten gunste van de kwekers. Hiervoor zal in ieder geval wijziging van de Europese octrooiregelgeving nodig zijn. Voorafgaand en tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie volgend jaar zal ik initiatieven nemen om dit te bespoedigen. Binnenkort stuur ik u een brief met de stand van zaken van dit dossier.

Neonicotinoïden

European Academies’ Science Advisory Council (EASAC) heeft een rapport geschreven over het effect van neonicotinoïden op onder meer zweefvliegen, hommels en solitaire bijen. De Staatssecretaris heeft de Eurocommissaris voor volksgezondheid en voedselveiligheid inmiddels gevraagd om de Europese toelatingsautoriteit EFSA naar dit rapport te laten kijken en eventueel over te gaan tot herbeoordeling van toegelaten middelen. De leden van de SGP-fractie hebben hier enkele vragen over. Neonicotinoïden zijn effectief in het bestrijden van plaagdieren. Alternatieve middelen zijn minder effectief. Als boeren over zouden moeten stappen op andere middelen om bepaalde plaagdieren te bestrijden is het de vraag of ze niet veel hogere doses nodig hebben met uiteindelijk veel schadelijkere effecten dan neonicotinoïden. De EASAC heeft hier helaas niet naar gekeken. De leden van de SGP-fractie wijzen in dit verband op de koolzaadteelt. In 2013 zijn enkele toelatingen voor zaadbehandeling ingetrokken. De praktijk laat zien dat in Duitsland en Engeland nu twee tot vier keer zoveel insecticiden nodig zijn om koolzaad te beschermen. Het is de vraag of dit niet veel schadelijker uitpakt dan de inzet van neonicotinoïden. Weegt de European Food and Safety Authority (EFSA), en ook de nationale toelatingsautoriteit (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden), dit mee?

Een werkzame stof en daarop gebaseerde middelen worden individueel beoordeeld, conform het geldende toetsingskader. Zowel de Europese EFSA, als ook de nationale toelatingsautoriteit wegen daarbij verschillende toelatingen niet tegen elkaar af.

Verder suggereert de EASAC dat in de toelatingsprocedure niet gekeken wordt naar de langetermijneffecten van neonicotinoïden, naar de subletale effecten en naar de effecten op nuttige insecten. Is de veronderstelling van de leden van de SGP-fractie juist dat deze aspecten wel meegenomen en meegewogen worden?

Voor een individuele beoordeling in de toelatingsprocedure wordt onder meer gekeken naar de genoemde aspecten, conform het geldende toetsingskader.

Zoals per brief van 10 april 2015 (Kamerstuk 27 858, nr. 304) aan uw Kamer gemeld, is het Ctgb gevraagd het EASAC rapport te bezien met oog op een herbeoordeling. Ik verwacht uw Kamer voor het zomerreces over de eerste bevindingen van het Ctgb te kunnen rapporteren.

Wil de Staatssecretaris met de leden van de SGP-fractie een eenzijdige benadering voorkomen?

Ja.

Vragen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren

Rapport Wetenschappelijke Adviesraad voor Landbouwbeleid

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van het rapport dat de Wetenschappelijke Adviesraad voor Landbouwbeleid onlangs heeft gepubliceerd (http://www.bmel.de/DE/Ministerium/Organisation/Beiraete/_Texte/AgrBeirGutachtenNutztierhaltung.html). In dit rapport wordt aangegeven dat de geldende standaardeisen aan het dierenwelzijn in Duitsland moeten worden opgeschroefd met als doelstelling ze naar het niveau te brengen van bijvoorbeeld die van de biologische landbouw. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen graag een reactie van de Staatssecretaris van Economische Zaken op dit rapport waarbij ze ingaat op de uitspraken van het de Wetenschappelijke Adviesraad dat het huidige intensieve veehouderijsysteem niet houdbaar is, het opschroeven van dierenwelzijnseisen naar bijvoorbeeld die van de biologische landbouw en het advies van de Wetenschappelijke Adviesraad om een prijsverhoging voor consumenten in te voeren.

In dit uitgebreide rapport gaat de Duitse wetenschappelijke adviesraad in op diverse knelpunten die hij ziet in de huidige Duitse veehouderij en op mogelijkheden voor verduurzaming. De Duitse regering moet hier inhoudelijk nog op reageren. Mijn eerste indruk van het rapport is dat veel thema’s die behandeld worden momenteel in mijn beleid volop de aandacht krijgen, zoals de problematiek van de milieuemissies, dierenwelzijn, antibioticagebruik en de maatschappelijk acceptatie van de veehouderij. Op verschillende plaatsen in het rapport worden ook recente Nederlandse ontwikkelingen in het veehouderijbeleid benoemd.

Ik ben voorstander van het aanscherpen van de dierwelzijnseisen op Europees niveau, mede vanwege de gevolgen voor de concurrentiepositie van de Nederlandse sectoren. Van belang is dat de hoge ambities van Nederland op het vlak van dierenwelzijn ook hun weerslag krijgen in de Europese regels. Dit is niet alleen belangrijk voor eerlijke concurrentieverhoudingen (level playing field) maar ook voor de verbetering van dierenwelzijn in de andere lidstaten. Innovaties op het terrein van dierenwelzijn moeten deel uit gaan maken van onderscheidende marktconcepten, zoals gebaseerd op het Beter Leven kenmerk, en worden betaald uit de markt. Het verplicht eenzijdig aanscherpen van wettelijke eisen voor dierenwelzijn maakt het verdienmodel voor verduurzaming van de dierlijke ketens in de praktijk nagenoeg onmogelijk.

Sinds enige tijd ben ik in gesprek met onder meer mijn Duitse en Deense collega om de komende jaren gezamenlijk op te trekken. Dat heeft uitgemond in de Verklaring van Vught van december 2014. Daarin riepen we de Europese Commissie en de collega-lidstaten op in te zetten op betere regelgeving, verbetering van dierenwelzijn en bevordering van bewustzijn en kennis. De verklaring en de position paper heeft u in december 2014 ontvangen (Kamerstuk 28 286, nr. 776). Tijdens de conferentie over varkenswelzijn in Denemarken deze week spreek ik opnieuw met mijn Duitse en Deense collega en pleit ik voor het verbeteren van het varkenswelzijn in de veehouderij.

Algemeen doel is om in Europees verband de dierenwelzijnsstandaarden op een hoger niveau te krijgen. In dat licht kunnen de analyse en aanbevelingen uit het rapport, inclusief de reactie van de Duitse regering hierop, ons in dit gezamenlijk traject verder voeden.

Naar boven