21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 757 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 december 2013

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 16 en 17 december a.s., alsmede over mijn inzet tijdens die bijeenkomst.

Tevens informeer ik u over de vaststelling van een verordening van de Raad inzake over de jaren 2001 tot en met 2006 te veel betaalde productieheffing in de suikersector, toepassing van het mechanisme voor «financiële discipline» op de directe betalingen en de uitvoering van de motie Geurts inzake noodvaccinaties (Kamerstuk 21 501-32, nr. 719).

Ik informeer u ook over de uitkomsten van de jaarvergadering van de International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT) en over het onderhandelingsmandaat voor een visserijpartnerschapsovereenkomst met Senegal.

Daarnaast doe ik met deze brief gestand aan toezeggingen gedaan in het Algemeen Overleg met uw Kamer op 28 november jl. In dit overleg heb ik uw Kamer toegezegd u over een aantal onderwerpen nader te informeren. Dit betreft de vangstmogelijkheden voor 2014 met daarbij speciale aandacht voor tong (inclusief toezending ICES advies tong), het beheer van zeebaars, het inzicht in absolute aantallen pulsvergunningen en de uitvoeringsagenda aanlandplicht.

Agenda Landbouw- en Visserijraad 16 en 17 december

Op 29 november jl. heeft het Litouws Voorzitterschap haar voorlopige agenda voor de Raad gepresenteerd.

Op het vlak van de visserij zal gesproken worden over de vaststelling van vangstmogelijkheden 2014.

Op het gebied van de landbouw zijn de volgende onderwerpen geagendeerd. De Europese Commissie zal een presentatie geven over een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen.

Onder «diversen» zijn de volgende onderwerpen geagendeerd. Het Voorzitterschap zal informatie verstrekken over het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Verder zal de Europese Commissie op verzoek van Duitsland informatie verstrekken over de wijziging van EU-richtlijn 2001/81/EG van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (NEC-richtlijn). Tevens zal de Europese Commissie een presentatie geven over de conferentie «De EU-zuivelsector: ontwikkelingen na 2015» en over de resultaten van de openbare raadpleging over de biologische landbouw. Het Voorzitterschap zal verslag doen van de voortgang op het plant- en diergezondheidspakket en informatie verstrekken over de markttoegang tot de Russische Federatie met betrekking tot de Europese uitvoer van planten en plantaardige producten. Onder diversen zal tenslotte de Italiaanse delegatie aandacht vragen voor de in sommige lidstaten aanbevolen «hybride» systemen voor voedingswaarde-etikettering.

De definitieve wetgevingsteksten voor het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid staan geagendeerd als A-punt. De Raad zal de wetgevingsteksten nu formeel vaststellen.

Visserij

Vangstmogelijkheden 2014

(politiek akkoord)

De Raad zal een besluit nemen over de vangstmogelijkheden voor 2014. Het voorstel bevat de vangst- en inspanningsbeperkingen voor de EU-visserij voor 2014. Over de vangstmogelijkheden voor de Oostzee is reeds besloten in de Raad van oktober jl.; het onderhavige voorstel betreft de overige wateren. Het voorstel vloeit voort uit de toepassing van de meerjarenplannen, de Maximum Sustainable Yield (MSY, de maximaal duurzame opbrengst), de voorzorgsbenadering en de richtsnoeren voor gegevensarme bestanden. Hiermee wordt bijgedragen aan de verwezenlijking van een ecologisch, economisch en sociaal duurzame visserij, zoals beoogd met het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB).

Voor een groot deel van de bestanden waarover de Europese Commissie overeenkomsten sluit met derde landenwacht het voorstel op de uitkomst van de nog lopende onderhandelingen. Voor Nederland relevant zijn de onderhandelingen met Noorwegen en de kuststaten IJsland, Faeröer, Groenland en Rusland.

Op 26 november jl. besloten de Eurocommissaris en de Noorse Minister om de bilaterale onderhandelingen op te schorten vanwege een verschil van inzicht over de aanpak van makreel. De Europese Commissie streeft ernaar begin volgend jaar alsnog een bilateraal akkoord te bereiken over de vangstmogelijkheden voor de Noordzee (met betrekking tot onder andere kabeljauw, schol en haring) en de uitruil van vangstmogelijkheden voor 2014. Tot er een nieuw akkoord met Noorwegen is overeengekomen en geïmplementeerd, is er geen toegang voor vissers van de EU en Noorwegen tot elkaars wateren. In 2010 en 2013 deed zich eenzelfde situatie voor.

Tevens is het de vraag of er met de kuststaten nog voor de aanstaande Raad een akkoord wordt bereikt over de blauwe wijting en atlanto scando haring.

Als er geen akkoord is moeten er in de Raad overgangsvoorzieningen getroffen worden voor de bestanden die normaliter gedeeld worden met derde landen, zodat de visserij per 1 januari 2014 niet stil komt te liggen.

Naast de gezamenlijk met Noorwegen beheerde Noordzeebestanden zoals haring, schol en kabeljauw stelt de Europese Commissie met betrekking tot een aantal voor Nederland belangrijke vangstmogelijkheden in de Noordzee vangstreducties voor: 7% voor tongschar en witje, 20% voor schar en bot en 15% voor roggen. Het gaat hier om gegevensarme bestanden en kwetsbare soorten (roggen). Verder worden gelijkblijvende Total Allowable Catches (TAC’s) voorgesteld voor tarbot en griet in de Noordzee.

Het voorstel voor de Noordzee tong is op dit moment nog niet bekend. Ik ga ervan uit dat de Europese Commissie in lijn met het wetenschappelijk advies en het meerjarenplan voor het beheer van schol en tong in de Noordzee een daling met 15% zal voorstellen. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief van 27 november jl. over tong. In de bijlage treft u, zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg van 28 november jl., een samenvatting van de wetenschappelijke adviezen van ICES en IMARES over de Noordzeetong1.

De Europese Commissie stelt voor de tong in de Golf van Biskaje in lijn met het beheerplan een reductie van de TAC met 15% voor en voor de tong in de Keltische Zee een reductie voor met 20%, om MSY te bereiken. Voor in scholen levende pelagische bestanden stelt de Commissie voor om de TAC voor de grote zilvervis met 12% te reduceren, omdat hier de vangstmogelijkheden onvolledig benut zijn. De TAC voor de westelijke horsmakreel zou met 40% naar beneden moeten om MSY in 2014 te bereiken.

Ik ben van mening dat bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden rekening gehouden moet worden met de uitgangspunten van het nieuwe GVB. Dit houdt onder meer in het volgen van de meerjarenplannen en het bereiken van MSY in 2015. Hier zou, in lijn met de aanpak tot nu toe, stapsgewijs naar toegewerkt moeten worden. In dat licht ben ik van mening dat de door de Europese Commissie voorgestelde reductie van de TAC voor westelijke horsmakreel met 40% te groot is. Ik kan instemmen met een stapsgewijze daling van de TAC, in overeenstemming met het advies van de Pelagische Regionale Advies Raad, tot MSY in 2015. Dit komt neer op een reductie voor komend jaar met 26%.

Voor bestanden waar weinig kennis van is, moeten wij het voorzorgsprincipe volgen, maar een automatische reductie van de TAC’s met 20% gaat een stap te ver. Dit geldt bijvoorbeeld voor de schar en bot. Van geval tot geval moet bekeken worden wat de meest passende benadering is. Ik kan instemmen met een roll-over (geen wijziging in de hoogte) van de TAC voor tarbot en griet conform het wetenschappelijk advies. Ik zet in op een adequate bescherming van kwetsbare soorten als haaien en roggen en kan dan ook instemmen met een reductie van de TAC voor roggen. Ik zal ook aandringen op handhaving van de bestaande lijst van verboden soorten. Ten aanzien van de zilversmelt is in het licht van de positieve wetenschappelijke adviezen een roll-over acceptabel. Een TAC-reductie vanwege onderbenutting acht ik niet wenselijk

Voor wat de Noordzeetong betreft zie ik dat de ingrepen van de afgelopen jaren een gunstige uitwerking hebben gehad. Het gaat beter met het bestand. Echter MSY is nog niet bereikt. Nederland en de andere lidstaten hebben zich in het kader van het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid gecommitteerd aan het bereiken van MSY in 2015. Daarnaast zijn in het meerjaren beheerplan voor tong en schol juridisch bindende afspraken gemaakt over de stapsgewijze reductie. In 2015 moet, om MSY te bereiken en om te voldoen aan het beheerplan, een nieuwe reductie van TAC plaats vinden. Dit volgt uit de recente wetenschappelijke adviezen. Bovendien zou een roll-over betekenen dat volgend jaar extra gekort moet worden (25%) om MSY te bereiken. Ik zie daarom geen mogelijkheden om hier te pleiten voor een roll-over. De Europese Commissie kan overigens ook uit juridisch oogpunt niet afwijken van de afspraken in het beheerplan. Daarnaast is geen enkele steun te verwachten van andere lidstaten. De afgelopen jaren is het tongquotum EU-breed niet opgevist. Nederlandse vissers hebben de mogelijkheid om tongquotum van andere lidstaten bij te ruilen.

Tegen deze achtergrond zie ik mij daarom genoodzaakt om voor 2014 het beheerplan volgen; een reductie met 15%.

Het voorstel van de Commissie over de zeedagen is nog niet binnen, maar ik zal er op aandringen dat er hierin sprake moet zijn van een goede balans tussen zeedagen en quota. Ik zal dan ook aandringen op een bevriezing van de zeedagen. Een verlaging van de zeedagen acht ik niet wenselijk. De definitieve vaststelling van de zeedagen zal naar verwachting pas plaatsvinden als ook de TAC’s voor kabeljauw en schol zijn vastgesteld met Noorwegen.

Tot slot wil het kabinet dat de pilot met CCTV camera’s aan boord (volledig gedocumenteerde visserij) wordt gecontinueerd en uitgebreid naar andere soorten zoals schol, om hieruit lessen te trekken voor de implementatie van de aanlandplicht.

Landbouw

Voorstel voor voorlichting- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten

(presentatie Europese Commissie)

De Commissie zal een presentatie geven over haar voorstel voor voorlichting- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen. Dit voorstel zou ertoe moeten leiden dat met het beleid met betrekking tot voorlichting en afzetbevordering van landbouwproducten een belangrijke Europese meerwaarde wordt bereikt. Er moet worden gekomen tot een trefzekerder beleid, eenvoudiger beheer en meer synergie tussen de verschillende afzetbevorderingselementen.

Het voorstel wordt momenteel nog bestudeerd. Uw Kamer zal op de gebruikelijke wijze geïnformeerd worden over het kabinetsstandpunt via de BNC-procedure. Ik zal mij daarom bij mijn inbreng in de Raad beperken tot een de volgende algemene kanttekeningen. Met deze regeling moet vooral sturing worden gegeven aan een verantwoorde consumptie. Dit betekent wat mij betreft aandacht voor producten die milieu- en diervriendelijk zijn geproduceerd. Daarnaast vind ik het belangrijk dat in de nieuwe regeling voorstellen voor vereenvoudiging zijn opgenomen. Ik zal zeer kritisch zijn op de voorgestelde verhoging van het budget van € 50 miljoen nu, naar € 200 miljoen in 2020.

Diversen

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

(informatie Litouws Voorzitterschap)

De Europese Commissie zal de Raad informeren over de voortgang van de triloog over het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Op dit moment is geen nieuwe aanvullende informatie beschikbaar anders dan hetgeen aan uw Kamer gemeld is in de kwartaalrapportage over het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (Kamerstuk 32 201, nr. 66).

NEC-richtlijn

(Verzoek Duitsland, informatie Europese Commissie)

Het voorstel staat primair geagendeerd in de Milieuraad. De NEC-richtlijn (National Emission Ceilings) stelt plafonds aan de uitstoot van enkele luchtverontreinigende stoffen. Hiervan is voor de landbouwsector met name het plafond voor de uitstoot van ammoniak van belang.

Naar verwachting vraagt Duitsland in de Raad om in de impact assessment van de herziening van de NEC-richtlijn de gevolgen voor landbouwers in kaart te brengen, evenals de gevolgen voor het GLB. Daarnaast zal Duitsland naar verwachting vragen om een regelmatige rapportage over de stand van zaken van het voorstel. De Europese Commissie zal in de Raad informatie verstrekken over het voorstel en naar verwachting ingaan op beide verzoeken.

Ik kan beide Duitse verzoeken ondersteunen. De verzoeken maken de discussie over Europees bronbeleid en de kosten daarvan transparant. Ik vind het daarbij van belang dat de consequenties van het voorstel niet alleen op sectorniveau worden berekend, maar dat ook wordt gekeken naar de effecten op bedrijfsniveau. Er moet aandacht zijn voor de economische haalbaarheid van maatregelen voor ondernemers wanneer extra investeringen of kosten als gevolg van aangescherpte normen aan de orde zijn.

Conferentie «De EU-zuivelsector: ontwikkelingen na 2015»

(presentatie Europese Commissie)

Commissaris Ciolos zal verslag doen van de zuivelconferentie die op 24 september jl. is gehouden. Mogelijk zal hij hierbij ook een aantal voorstellen presenteren. De inhoud van deze voorstellen is op dit moment nog niet bekend. Commissaris Ciolos heeft tijdens de conferentie al wel aangegeven dat de Europese Commissie voornemens is een Milk Market Observatory (MMO) te gaan oprichten. Dit observatorium kan benut worden om gegevens over zuivelproductie en consumptie te volgen met als doel meer transparantie in de markt te brengen zodat ondernemers beter op de toenemende volatiliteit in kunnen spelen. Ik zal mijn standpunt over de oprichting van een dergelijk observatorium bepalen wanneer meer bekend is over de precieze uitwerking van de plannen.

Openbare raadpleging biologische landbouw

(presentatie Europese Commissie)

De Europese Commissie heeft in het kader van de evaluatie van de Europese regelgeving inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten een openbare raadpleging uitgevoerd tijdens de eerste helft van 2013. Men ontving 45.000 bijdragen, het merendeel (96%) van consumenten.

Uit de raadpleging kwam naar voren dat de belangrijkste redenen om biologische producten te kopen zijn milieu (83%) en de wens om geen genetisch gemodificeerde organismen en/of residuen van niet toegestane stoffen te consumeren (81%). Het merendeel van de respondenten (78%) was bereid 10 tot 25% meer te betalen voor biologische producten dan nu. Een groot deel van de respondenten (71%) heeft vertrouwen in biologische producten.

Verder blijken de respondenten veel belang te hechten aan geharmoniseerde regels met minder uitzonderingsmogelijkheden, gebruik van lokale of regionale dierenvoeding, dierenwelzijn, geen gebruik van pesticiden, goede milieuprestaties, efficiënte controles, certificatie van groepen landbouwers en een open markt voor biologische producten.

Ik zal met belangstelling kennis nemen van de presentatie. Daarbij zal ik aangeven dat voor Nederland met name efficiënte controles en transparantie, voldoende ruimte om te innoveren en ongehinderde handelsstromen van groot belang zijn.

Plant- en diergezondheidspakket

(voortgangsverslag Litouws Voorzitterschap)

Tijdens de Raad zal het Voorzitterschap verslag doen van de stand van zaken van de besprekingen over het plant- en diergezondheidspakket. Ik stuur u een separate brief met de voortgangsrapportage van dit pakket. Dit is conform mijn toezegging aan uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg van 18 september jl.

«Hybride» systemen voor voedingswaarde-etikettering

(verzoek Italië, ondersteund door Kroatië)

Italië heeft verzocht om tijdens de Raad te spreken over het Hybrid Nutrion Labelling system (ook wel het stoplichtsysteem genoemd). Met dit vrijwillige systeem, dat onder meer wordt gehanteerd in het VK, wordt aan de hand van kleuren op het etiket voor consumenten inzichtelijk gemaakt of levensmiddelen meer of minder gezond zijn. Producenten zijn overigens niet verplicht dit systeem te gebruiken.

Italië heeft een groot aantal voedingsmiddelen op basis van de EU-wetgeving in het kader van de geografische bescherming erkend. Deze producten ondervonden tot nu toe weinig belemmeringen in het vrije handelsverkeer in de EU. Italië stelt nu dat de voedingsmiddelenindustrie, met name de chocoladeproducenten, belemmeringen ondervinden als gevolg van het door het VK ingevoerde stoplichtsysteem, ook voor voedingsmiddelen met een geografische bescherming.

Markttoegang Russische Federatie uitvoer planten/plantaardige producten

(informatie Litouws Voorzitterschap)

De Russische Federatie heeft op 1 juli jl. de grens gesloten voor consumptie- en pootaardappelen en plantmateriaal uit de Europese Unie. De Russische Federatie gaf aan geen vertrouwen meer te hebben in het fytosanitaire systeem van de Europese Unie en wilde meer garanties over de herkomst en traceerbaarheid van producten binnen de Europese Unie. De Russische Federatie verwees naar de intercepties van schadelijke organismen bij invoer van plantaardige producten uit verschillende lidstaten. De Europese Commissie heeft samen met de lidstaten onderzocht hoe informatie over pestvrije gebieden aan de Russische Federatie kan worden verstrekt en hoe de traceerbaarheid door middel van een bestaand pre-export fytosanitair communicatiedocument bij de handel tussen lidstaten beter kan worden gegarandeerd. De Europese Commissie kwam deze zomer met een aanbod aan voorstellen richting de Russische Federatie om een oplossing te vinden voor het handelsconflict. Het lukte echter niet om tot een akkoord te komen.

Nederland is een belangrijk exporteur van (poot)aardappelen en (boom)kwekerijproducten naar de Russische Federatie. Het Russische invoerverbod treft dan ook vooral ons land. Ik heb en marge van de Landbouwraad in juli bij Eurocommissaris Borg opnieuw aandacht gevraagd voor het wederzijdse fytosanitaire markttoegangsprobleem met de Russische Federatie. Ik steun het idee van de Europese Commissie om een Memorandum of Understanding met de Russische Federatie te tekenen.

In de afgelopen maanden heeft intensief overleg plaats gevonden tussen alle betrokken partijen. Ik heb de hoop dat binnenkort voor pootaardappelen het Russisch invoerverbod wordt opgeheven en dat ook markttoegang voor consumptieaardappelen en (boom)kwekerijproducten snel daarna zal volgen. Tijdens de Raad zal ik wederom aandringen om zo spoedig mogelijk tot overeenstemming te komen met de Russische Federatie.

A-punt – Hervormingspakket Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

(formele vaststelling)

De Raad zal in haar vergadering van 16 en 17 december het wetgevingspakket voor het nieuwe GLB formeel goedkeuren. De onderdelen «directe betalingen» en «markt- en prijsbeleid» vormen samen de eerste pijler van het GLB. Het plattelandsbeleid vormt de tweede pijler. De horizontale verordening betreft bepalingen geldend voor de beide pijlers. Ook de overgangsverordening 2014 welke de maatregelen bevat voor een soepele overgang naar de inwerkingtreding van onderdelen van het GLB per 1-1-2015, maakt er deel van uit.

Op 20 november is het Europees Parlement al akkoord gegaan met het nieuwe wetgevingspakket voor het GLB. Na publicatie kan het hervormingspakket vanaf 1 januari 2014 in werking treden. Het onderdeel directe betalingen zal per 2015 van kracht zal worden.

De uitvoeringsbepalingen bij dit wetgevingspakket worden op dit moment nog uitgewerkt in Brussel. De gedelegeerde uitvoeringsbepalingen zullen naar verwachting uiterlijk half maart 2014 gereed zijn.

Overig

Productieheffing suikersector 2001–2006

De Raad heeft in haar bijeenkomst van 2 december jl. een verordening vastgesteld die betrekking heeft op de terugbetaling van € 295 miljoen teveel betaalde productieheffing aan de suikersector over de jaren 2001 tot en met 2006. Dit naar aanleiding van een uitspraak van het Europese Hof uit 2012, waarin werd aangegeven dat de heffingen in die periode niet juist waren berekend.

Voor Nederland betreft dit een bedrag van € 21.5 miljoen aan teveel geheven productieheffing plus ongeveer € 12,5 miljoen aan rente. Hiervan behelst circa 60% een terugbetaling aan het suikerconcern Cosun. De overige 40% zal aan de suikerbietentelers worden terugbetaald. Daarnaast zal het bedrijf Tate and Lyle een terugbetaling over isoglucose ontvangen. Conform de verordening zal Cosun voor de betaling aan de bietentelers zorg dragen.

Teneinde alle (voormalige) bietentelers te traceren, zal de terugbetaling aan de bietentelers rond 1 juni 2014 plaatsvinden. De bietentelers worden door Cosun benaderd.

Financiële discipline directe betalingen GLB 2013/2014

Op 12 april jl. heb ik u geïnformeerd over het voorstel van 25 maart van de Europese Commissie om het mechanisme voor «financiële discipline» toe te passen op de directe betalingen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 701). Het betreft de in 2013 aangevraagde steun die zal worden uitbetaald in de periode 1 december 2013 tot en met 30 juni 2014. Het mechanisme van financiële discipline is ingevoerd bij de hervorming van het GLB in 2003 en moet voorkomen dat de vastgestelde betalingsmaxima voor de directe betalingen worden overschreden. De Commissie heeft – op basis van de toen beschikbare ramingen van ontvangsten en uitgaven – een korting van 4,98% voorgesteld om de betalingen 2013 in overeenstemming te brengen de nieuwe financiële plafonds van het MFK en tevens de crisisreserve voor de landbouw voor het jaar 2014 te vullen.

In oktober heeft de Europese Commissie een herziening voorgesteld in een zogenoemde Amending Letter. Daarin heeft de Commissie berekend dat er meer naar 2014 overdraagbare bestemmingsontvangsten waren dan eerder waren geschat. Hierdoor is het kortingpercentage nu lager vastgesteld op 2,453658% en – overeenkomstig het GLB-akkoord – toe te passen op alle betalingen boven de drempel van € 2.000. De korting geldt niet voor de nog infaserende lidstaten Bulgarije en Roemenië en voor de nieuwe toetreder Kroatië.

De betreffende verordening is op 19 november vastgesteld in de Raad. De Dienst Regelingen zal deze korting verwerken in de betalingen die zijn gestart op 1 december.

Motie Geurts noodvaccinatie

Op 20 juni 2013 is een motie (Kamerstuk 21 501-31, nr. 719) van het lid Geurts aangenomen. De motie vraagt het kabinet om zich in Europa en naar derde landen meer in te spannen om bewustwording over en gebruik van noodvaccinatie te verhogen en daarnaast meer aan consumentenvoorlichting te doen.

Ik zie de motie als ondersteuning van het bestaande beleid. Zoals ik ook in mijn recente kamerbrief heb aangegeven (Kamerstuk 29 638, nr. 166) wordt in diverse internationale gremia namelijk al uitgedragen dat Nederland voorstander is van het inzetten van noodvaccinaties als zich ernstige besmettelijke dierziekten voordoen zoals mond- en klauwzeer of klassieke varkenspest. Te denken valt dan aan het reguliere overleg van Chief Veterinary Officers (CVO’s), bilateraal overleg tussen CVO’s van de Europese lidstaten, inbreng in het SCOFCAH, internationale oefeningen rondom dierziekte uitbraken, inbreng in internationaal overleg met de Wereldorganisatie voor Diergezondheid (OIE) en bijdragen aan handelsmissies.

In de motie wordt ook gevraagd om meer aan consumentenvoorlichting te doen. Met dat doel zal contact worden gezocht met het Voedingscentrum, dat al een belangrijke taak vervult als het gaat om het geven van voorlichting over voedsel in de meest brede zin van het woord. Ik heb het Voedingscentrum gevraagd om op de website een apart gedeelte op te nemen waar voorlichting wordt gegeven over de inzet van vaccinatie bij landbouwhuisdieren die in de voedselketen terechtkomen. Hierbij zal zowel aandacht worden gegeven aan de inzet van vaccinatie tijdens crises (noodvaccinatie) als aan reguliere, preventieve toepassing van vaccinatie in de gangbare veehouderij. Betrokken belanghebbenden zoals het Centraal Bureau Levensmiddelen, de Federatie van Nederlandse Levensmiddelen Industrie maar ook LTO en de Dierenbescherming kunnen dan indien nodig verwijzen naar de informatie op de website.

Uitkomsten jaarvergadering International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT)

Van 18 tot en met 25 november jl. heeft in Kaapstad de jaarvergadering van de ICCAT plaatsgevonden. Ook dit jaar stond de discussie over de toegestane vangstniveaus voor zowel de westelijke als oostelijke blauwvintonijn centraal. Enkele landen pleitten voor een TAC-verhoging van beide bestanden. De Europese Commissie heeft, conform het wetenschappelijk advies en in overeenstemming met de inzet van Nederland vastgehouden aan haar standpunt om de in 2012 aangenomen beheermaatregelen voor de oostelijke Atlantische blauwvintonijn niet aan te passen. Daarbij heeft de Europese Commissie steeds aangegeven de in 2014 en 2015 geplande bestandsassessments af te willen wachten. Tevens heeft de Europese Commissie zich ingezet voor het behoud van het huidige vangstniveau voor de westelijke blauwvintonijn, dat binnen het wetenschappelijke advies past. Dankzij de Europese inspanning blijft de TAC in 2014 voor oostelijke blauwvintonijn gehandhaafd op 13.400 ton en voor westelijke blauwvintonijn op 1.750 ton.

Daarnaast blijven de TAC’s voor de zwaardvis en noordelijke en zuidelijke bestanden van witte-, grootoog- en geelvintonijn, conform de wetenschappelijke adviezen, ongewijzigd. Voor de Mediterrane zwaardvis zijn nieuwe beheermaatregelen aangenomen.

Het Wetenschappelijk Comité van ICCAT heeft aangegeven in 2014 een bestandbeoordeling voor de skipjacktonijn te willen uitvoeren. Ook wordt volgend jaar de bestandbeoordeling voor de oostelijke blauwvintonijn geactualiseerd en in 2015 op basis van nieuwe modellen geëvalueerd. De agenda van het wetenschappelijke comité laat daarmee helaas geen ruimte meer voor de door Nederland gevraagde bestandbeoordeling van de blauwe haai in 2014. Deze staat nu gepland voor 2015.

Met betrekking tot de instandhoudingsmaatregelen voor specifieke haaienbestanden werd alleen het EU-voorstel over het nemen van wetenschappelijke monsters van haaien aan boord aangenomen. Andere EU-voorstellen voor instandhoudingmaatregelen voor Porbeagle (haringhaai) en shortfin mako (makreelhaai) zijn verworpen. Deze voorstellen ondervonden oppositie van voornamelijk Aziatische landen. Ik zal in de toekomst aandacht blijven vragen voor een betere bescherming van de haaien in ICCAT-conventiegebied.

Er is wel een voorstel aangenomen ter bescherming van zeeschildpadden in de tonijnvisserij. Hierover ben ik zeer verheugd.

Over de resultaten van deze vergadering valt niet meer te onderhandelen.

Onderhandelingsmandaat visserijpartnerschap Senegal

De Europese Commissie en Senegal willen de bestaande visserijpartnerschapovereenkomst nieuw leven inblazen. Sinds 2007 is er geen sprake meer van een geldig protocol. De Europese Commissie heeft een mandaat voorgelegd aan de Raad om te onderhandelen over een nieuw protocol dat tonijnvisserijvaartuigen toegang geeft tot de wateren van Senegal. Het mandaat kan naar verwachting rekenen op de steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten.

De Europese Commissie geeft aan alleen te willen onderhandelen over tonijn. Dit is in lijn met het advies van de ex ante evaluatie die de Commissie heeft laten uitvoeren. De evaluatie maakt duidelijk dat Senegal van andere soorten geen surplus heeft. (Mogelijk is er wel een surplus voor de visserij op heek, maar hiervoor is aanvullende informatie over de toestand van het bestand nodig.) Europese vaartuigen zullen zich met name richten op bevissing van tropische tonijnsoorten, zoals geelvintonijn, grootoogtonijn en skipjacktonijn. De vangsten voor geelvin en grootoogtonijn moeten voldoen aan de in ICCAT-verband afgesproken quota. De vangstmogelijkheden voor skipjack zijn binnen ICCAT echter niet gelimiteerd.

De ex ante evaluatie adviseert positief over een nieuw protocol. Ik ben evenwel van mening dat de EU terughoudend moet zijn met het uitbreiden van de visserijmogelijkheden voor tonijn voor de kust van West-Afrika. Uit de beschikbare wetenschappelijke informatie komt naar voren dat voor uitbreiding weinig ruimte is. Bovendien is er op dit moment onzekerheid over de toestand van het skipjackbestand. Er zijn signalen dat de visserijdruk op skipjack op dit moment te hoog is. ICCAT voert in 2014 een bestandsevaluatie uit en zal dan naar verwachting in 2014 met voorstellen voor beheermaatregelen voor skipjack komen. Tot die tijd is het mijns inziens niet goed mogelijk om te beoordelen of een nieuw protocol met Senegal duurzaam is.

Naar verwachting zullen de onderhandelingen met Senegal de nodige tijd in beslag nemen. Het is denkbaar dat deze pas worden afgerond nadat de bestandsevaluatie van skipjack gereed is, zodat tegen die tijd een beter onderbouwd oordeel over de duurzaamheid van het protocol mogelijk is.

Verder wordt er in de ex ante evaluatie op gewezen dat de afgelopen jaren toch een aantal tonijnvaartuigen onder Europese vlag op basis van een private overeenkomst heeft gevist in Senegal. Het gaat om vaartuigen waarbij tonijn met de hengel wordt gevangen. De vangsten van deze vaartuigen zijn volgens de evaluatie essentieel voor de bevoorrading van de Senegalese visconservenindustrie. Op zichzelf is het vangen van tonijn met de hengel een kleinschalige en duurzame vangstmethode. Het afsluiten van private overeenkomsten is echter niet toegestaan zolang er nog geen sprake is van een geldige partnerschapovereenkomst. Ik ben van mening dat de Europese Commissie hier goed op moet toezien.

Uit de evaluatie komt overigens ook naar voren dat zogenaamde longliners niet veel interesse hebben in een nieuw protocol met Senegal. Ik verwacht daarom bij een eventueel nieuw protocol geen problemen met de bijvangst van haaien.

Samenwerking tussen de Europese Unie en Senegal op het gebied van verduurzaming van de visserij en de bestrijding van illegale visserij acht ik wenselijk. Een nieuw protocol kan hier een impuls aan geven.

Voor het overgrote deel kan ik instemmen met het voorgestelde mandaat, maar ik vind dat daarin ook moet worden vastgelegd dat een mogelijke uitbreiding van de vangstmogelijkheden voor skipjacktonijn op dit moment ongewenst is. De onderhandelingen zouden zich daarom wat Nederland betreft moeten toespitsen op toegang voor de kleinschalige visserij met de hengel. Dit is immers ook van belang voor de lokale werkgelegenheid in Senegal. Het uiteindelijke onderhandelingsresultaat zal Nederland op dit punt kritisch beoordelen.

Pulsvergunningen

Tijdens het Algemeen Overleg van 28 november jl. heb ik toegezegd u nadere informatie over de aantallen pulsvergunningen te geven. Op dit moment zijn er in Nederland 42 pulsvergunningen uitgegeven. In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van oktober 2012 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 745) bent u geïnformeerd dat eenzelfde aantal vergunningen alsnog kan worden gehonoreerd. Uiteraard zal ik mij blijven inzetten om de pulsvisserij volledig toegelaten te krijgen voor de Nederlandse vloot.

Situatie zeebaars

In navolging van het Algemeen Overleg van 28 november jl. kan ik u met betrekking tot zeebaars als volgt informeren. Het wetenschappelijk advies van de wetenschappers van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) toont voor het tweede opeenvolgende jaar aan dat maatregelen genomen moeten worden om het bestand te beschermen. Ik steun dit advies.

Uit diverse overleggen van de lidstaten met de Europese Commissie is weliswaar brede steun voor de bescherming van de zeebaars gebleken, maar weinig steun voor de instelling van een TAC.

In de Scheveningengroep, bestaande uit kuststaten rond de Noordzee, is op Nederlands initiatief overeengekomen om een regionale aanpak te kiezen. Hierbij zijn de technische maatregelen rond de Noordzee erop gericht om paai- en kraamkamergebieden te beschermen, pair trawling (spanvisserij) uit te bannen en een maandelijkse aanvoerbeperking in te stellen. Deze maatregelen moeten nog verder uitgewerkt worden om ze in de loop van 2014 in werking te kunnen laten treden. Ook moet er aandacht zijn voor een goede monitoring van de maatregelen en de effectiviteit ervan. Over de uitwerking in Nederland vindt op korte termijn overleg plaats met stakeholders en in de Scheveningengroep. Ik zal uw Kamer hierover in het voorjaar van 2014 informeren.

Uitvoeringsagenda aanlandplicht

Zoals vermeld in mijn brief van 26 november 2013 (Kamerstuk 32 201, nr. 66) wordt op dit moment samen met de sector hard gewerkt aan de uitvoeringsagenda rond de aanlandplicht. Het streven is de uitvoeringsagenda in januari gereed te hebben. Deze zal niet alleen de onderwerpen bevatten waar samen aan gewerkt wordt, maar ook afspraken over de structuur waarin die samenwerking vorm krijgt. Volgende maand zal ik u hierover nader informeren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven