21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1598 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 november 2023

Op 23 en 24 oktober jl. vond de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) plaats in Luxemburg. Met deze brief informeer ik de Kamer over de uitkomsten van de Raad. Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik om de Kamer te informeren over de uitvoering van de motie van het lid Eppink over mensenrechtenschendingen in de Chinese visserijsector (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1588) en de motie van de leden Bromet en Thijssen over gescheperde schaapskuddes (Kamerstuk 28 625, nr. 328). Verder informeer ik de Kamer over ontwikkelingen m.b.t. het mariene Habitatrichtlijngebied de Doggersbank en geef ik een terugkoppeling van de Raadswerkgroep Duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen van 16 oktober jl. Tot slot informeer ik de Kamer over de Floriade van 2022, in lijn met de motie van het lid Weverling c.s. over het jaarlijks rapporteren over de voortgang van innovatieve projecten (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 27).

I. Verslag Raad

Vaststelling vangstmogelijkheden Oostzee 2024

Tijdens de Raad is een politiek akkoord bereikt over vangstmogelijkheden in de Oostzee voor 2024. Zoals ik in de geannoteerde agenda voor deze Raad (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1585) heb aangegeven, gaat het met veel visbestanden in de Oostzee niet goed. De Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft in haar initiële voorstel de door de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES) geadviseerde nulvangsten of zeer lage vangstmogelijkheden voorgesteld. Aanvullend daarop stelde de Commissie een sluiting van gerichte visserij op de centrale Oostzeeharing voor.

De Baltische lidstaten hebben, met steun van de overige lidstaten, tijdens de Raad unaniem hun zorgen over het voorstel van de Commissie geuit, waarbij zij aangaven dat het voorstel verder gaat dan het wetenschappelijke advies en dat de sociaaleconomische impact van een volledige sluiting voor de vissers en hun gemeenschappen groot is. Ook voor Nederland was dit een relevante discussie in verband met mogelijke precedentwerking van dit voorstel voor de Noordzee en Westelijke wateren. Het meerjarenplan voor de Baltische Zee biedt ruimte om andere aanvullende maatregelen te treffen om het herstel van de bestanden te bespoedigen en tegelijkertijd rekening te houden met de sociaaleconomische impact. Na nachtelijke onderhandelingen hebben de Commissie en de lidstaten een compromis kunnen sluiten, waarbij ten aanzien van de centrale Oostzeeharing de total allowable catch (TAC) naar beneden wordt bijgesteld en voor pelagische vistuigen een sluiting voor bepaalde gebieden in bepaalde maanden overeen is gekomen (gebiedsgerichte aanpak).

ICCAT jaarvergadering (13-20 november 2023)

De Commissie startte de gedachtewisseling over de jaarvergadering van de International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT), die van 13 tot en met 20 november 2023 plaatsvindt, door haar prioriteiten uiteen te zetten. Deze betreffen beheermaatregelen voor zwaardvis, skipjack tonijn (Bonito), blauwvintonijn en tropische tonijn. Ook is de invoering van elektronische monitoring en een voorstel van de EU, de Verenigde Staten en Canada voor een inspectiesysteem op volle zee (High Seas Boarding & Inspection, HSBI) een belangrijke prioriteit. Lidstaten gaven in het kader van de ICCAT aan de wetenschappelijke adviezen te willen volgen om te zorgen voor stabiliteit van visbestanden. Hierbij is door een deel van de lidstaten ten aanzien van blauwvintonijn hun zorg uitgesproken over een mogelijke aanpassing in de verdeelsleutel die een verlaging in het aandeel van de EU kan inhouden. Tot slot heeft een deel van de lidstaten aangegeven dat de controle en monitoring meer aandacht vraagt, omdat er momenteel een ongelijk speelveld met derde landen is.

Kaderrichtlijn afvalstoffen – voedselverspilling

Tijdens de Raad vond een eerste gedachtewisseling plaats over het recent gepubliceerde voorstel van de Commissie voor de herziening van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Besluitvorming over dit voorstel vindt plaats in de Milieuraad. Tijdens de Raad lag de focus op de landbouwaspecten van het gedeelte van het voorstel dat gaat over voedselverspilling.

Hoewel een aantal lidstaten nog een studievoorbehoud maakte, onderstreepten alle lidstaten het belang van het tegengaan van voedselverspilling. Tegelijkertijd verklaarden veel lidstaten op nationaal niveau al verschillende strategieën te hebben ontwikkeld ter vermindering van voedselafval en -verspilling. Daarbij riepen enkele lidstaten op tot flexibiliteit vanwege verschillen in de lokale omstandigheden. Deze lidstaten willen zelf kunnen bepalen welke maatregelen het beste bijdragen aan het behalen van de gestelde doelstellingen. Ook werd naar voren gebracht dat het voorstel niet tot aanvullende financiële of administratieve lasten mag leiden. Verder benadrukten veel lidstaten het belang van bewustwordingscampagnes en voorlichting. Als laatste verzochten meerdere landen de Commissie om een ander referentiejaar dan 2020 te kiezen met als argument dat de COVID-19 pandemie een vertekend beeld geeft en werd er gevraagd om financiële ondersteuning.

Ik heb mijn steun uitgesproken voor het opnemen van juridisch bindende verminderingsdoelstellingen en het vaststellen van zulke doelstellingen voor de volledige voedselketen, inclusief de primaire sector. De reden dat ik hiervoor pleitte, is omdat inkopende partijen op niet-wettelijke gronden weigeren producten af te nemen van de primaire sector. Daarmee voorkomen aankopende partijen dat er voedsel wordt verspild in hun deel van de keten. Door voedselverspilling in de primaire sector te monitoren, kunnen we maatregelen nemen om deze sector te ondersteunen bij het terugdringen van voedselverspilling die niet door henzelf wordt veroorzaakt. Daarbij pleitte ik voor een hogere doelstelling dan nu in het voorstel is opgenomen, in lijn met Sustainable Development Goal 12.3 (50% reductie).

De Commissie herhaalde de noodzaak voor het stellen van reductiedoelstellingen ter vermindering van voedselverspilling. Daarnaast rechtvaardigde de Commissie het referentiejaar 2020. Volgens haar verschillen de cijfers over 2020 niet significant van die van de jaren daarvoor en daarna. Ook gaf de Commissie aan dat er een mogelijkheid is tot een gedifferentieerde aanpak in de lidstaten zodat er meer flexibiliteit ten aanzien van de doelstellingen ontstaat. Het voorzitterschap zal de inbreng uit de Landbouw- en Visserijraad meenemen in het gesprek over dit onderwerp in de Milieuraad.

Marktsituatie

Aan het begin van de bespreking van dit agendapunt werd de Raad toegesproken door de Oekraïense Minister van Landbouw Mykola Solskyi. Hij vertelde over de huidige situatie in de Oekraïense landbouw en benadrukte het belang van de landbouw voor de mondiale voedselvoorziening. Ook bedankte hij de EU voor de aanhoudende steun en solidariteit.

Vervolgens gaf de Commissie, zoals gebruikelijk, een update van de situatie op de landbouwmarkten. Volgens de analyse van de Commissie is de situatie in bijna alle sectoren (behalve o.a. groente en fruit, en wijn) gestabiliseerd. Wel gaf de Commissie aan waakzaam te blijven en de markten goed te blijven monitoren, omdat extreme weersomstandigheden en de instabiele geopolitieke situatie kunnen leiden tot nieuwe crises. Veel lidstaten wezen op het mogelijke negatieve effect van het conflict in Israël en de Palestijnse gebieden op o.a. de energieprijzen, en daardoor op de voedselproductie. Ik heb, evenals vrijwel alle andere lidstaten, ingebracht dat de Nationaal Strategische Plannen (NSP’s) niet flexibel genoeg zijn omdat het amenderen ervan te veel tijd kost. Hierdoor zijn de NSP’s niet geschikt om in acute crisissituaties hulp te bieden. Verder heb ik benadrukt dat ingezet moet worden op het veerkrachtiger en duurzamer maken van de landbouwsector op de lange termijn. Tot slot heb ik mij nogmaals uitgesproken tegen de door enkele lidstaten ingestelde unilaterale importverboden voor landbouwproducten uit Oekraïne en voor het herstellen van de interne markt, een oproep die bijval kreeg van een flink aantal lidstaten.

Onder dit agendapunt gaf Tsjechië, mede namens Hongarije, Polen en Slowakije, een terugkoppeling van een bijeenkomst in september jl. van Ministers van Landbouw van deze vier landen, de zogenaamde Visegrádgroep. Tijdens deze bijeenkomst spraken deze lidstaten over de export van landbouwproducten vanuit Oekraïne en over de toekomst van het bosbouwbeleid in de EU. Met name de oproep tot een sterkere rol voor de Landbouw- en Visserijraad en daaronder hangende raadswerkgroepen en comités op het gebied van bosbouwbeleid kreeg veel bijval van de (bosrijke) lidstaten.

Vervolgens lichtte Litouwen een agendapunt met betrekking tot biologische landbouw toe. Litouwen, en veel andere lidstaten, zien de consumptie van biologische producten dalen en riep de Commissie op om dit goed te blijven monitoren, een strategische discussie te organiseren over de toekomst van de biologische landbouw, en de regelgeving op het gebied van biologische productie te vereenvoudigen. Veel lidstaten herkenden de door Litouwen geschetste punten en de oproep kreeg dan ook veel bijval in de Raad. Ook ik heb mijn steun uitgesproken voor het organiseren van een strategische discussie. De Commissie deelde de analyse van Litouwen dat de consumptie van biologische producten afneemt niet, maar gaf aan de situatie te blijven monitoren.

Kroatië en Slovenië deden een voorstel voor het instellen van een nieuw ad hoc mechanisme voor financiële steun in het geval van crises binnen de Nationaal Strategische Plannen van lidstaten. Een groot aantal lidstaten gaf aan het voorstel een interessante basis voor verdere discussie te vinden. Ik heb aangegeven nog wel enkele bedenkingen bij het voorstel te hebben, o.a. met betrekking tot het bewaken van een gelijk speelveld tussen lidstaten en de juridische basis. De Commissie noemde het voorstel interessant en zegde toe het verder te zullen onderzoeken.

Diversenpunt: Impact EU ETS op de landbouw en agrifoodindustrie

Op verzoek van Polen is in de Raad gesproken over de impact van het Europese emissiehandelssysteem (hierna: ETS) op de landbouwsector en de agrifoodindustrie. Polen heeft een vergelijkbaar punt ingebracht in de Milieuraad en de Energieraad. Polen voerde aan dat het ETS een negatieve invloed heeft op de voedselprijzen en, als gevolg daarvan, op de voedselzekerheid binnen de EU. Polen riep op tot een periodieke strategische discussie over dit onderwerp in de Landbouw- en Visserijraad maar kreeg hiervoor slechts beperkte steun van twee lidstaten. De Commissie onderstreepte dat de hogere energieprijzen niet te wijten zijn aan het ETS, maar het gevolg zijn van de oorlog in Oekraïne. In de ogen van de Commissie is het ETS niet het probleem maar juist een onderdeel van de oplossing, aangezien de opbrengsten lidstaten ondersteunen in de klimaattransitie.

Diversenpunt: Landbouw- en bosbouwaspecten Verordening certificeringskader koolstofverwijdering

Tijdens de Raad gaf het voorzitterschap een stand van zaken van het voorstel voor een certificeringskader voor koolstofverwijdering. Besluitvorming over deze verordening vindt plaats in de Milieuraad.

In de Raad was brede steun voor de verordening en de bijdrage die het certificeringskader kan leveren aan de klimaatdoelstellingen van de EU. Lidstaten gaven aan positief te zijn over de door het voorzitterschap voorgestelde wijzigingen en het vrijwillige karakter van het certificeringskader. Wel benadrukten lidstaten nogmaals dat rekening moet worden gehouden met lokale omstandigheden en dat het voorstel geen bijkomende moeilijkheden voor boeren moet opleveren. Daarnaast benoemden enkele lidstaten dat koolstofverwijdering een belangrijke doelstelling is, maar dat er ook aandacht moet blijven uitgaan naar andere duurzaamheidsdoelstellingen van de EU, bijvoorbeeld op het gebied van bodem en bosbouw.

Ook ik heb het belang van het voorstel voor het behalen van de klimaatdoelstellingen onderstreept en aangegeven dat Nederland de door het voorzitterschap voorgestelde wijzigingen steunt. Het voorzitterschap gaf aan dat het streeft naar het bereiken van een algemene oriëntatie tijdens de Milieuraad in december.

Diversenpunt: «New Deal for farmers» – uitdagingen voor de EU landbouwsector

Oostenrijk presenteerde tijdens de Raad een plan om de huidige uitdagingen waar de EU landbouwsector voor staat aan te pakken, de zogenaamde «New Deal for farmers». Oostenrijk voerde aan dat de grote ambities van de EU op het gebied van o.a. klimaat en dierenwelzijn niet ten koste mogen gaan van het concurrentievermogen van de EU landbouwsector en haar primaire rol, namelijk voedselproductie. Verder deed Oostenrijk voorstellen om de export vanuit Oekraïne te bevorderen zonder de interne markt te verstoren en onderstreepte het het belang van strategische autonomie. Tot slot riep Oostenrijk de Commissie op om met een uitgebreide analyse van het effect van de Green Deal op strategische autonomie te komen.

Het betoog van Oostenrijk kon rekenen op brede steun in de Raad. Ik heb het belang van de Green Deal in het algemeen en het voorstel voor nieuwe genomische technieken in het bijzonder benadrukt, om toe te werken naar een duurzaam en veerkrachtig voedselsysteem en landbouwsector. De Commissie wees de lidstaten op de aangekondigde strategische dialoog met boeren, waarin de door Oostenrijk genoemde uitdagingen ter sprake kunnen komen.

Diversenpunt: EU Promotiebeleid

Op initiatief van Italië sprak de Raad over een door de Commissie voorgestelde aanpassing van het EU Promotiebeleid. Deze aanpassing van de Commissie was erop gericht om het EU Promotiebeleid meer in lijn te brengen met breder EU beleid en om de bijdrage van het Promotiebeleid aan duurzame productie en consumptie te vergroten. De Commissie had onder andere een verwijzing naar het Europees Kankerbestrijdingsplan opgenomen, dat pleit voor een overgang naar een dieet met minder consumptie van rood vlees en alcohol.

Italië gaf aan het niet eens te zijn met de voorgestelde aanpassing. Het voerde aan dat het Promotiebeleid niet bepaalde producten en/of sectoren, zoals rood vlees en wijn, mag uitsluiten. Dit is volgens Italië nadelig voor het concurrentievermogen van bepaalde sectoren en voor de ontwikkeling van plattelandsgemeenschappen. Het standpunt van Italië kreeg bijval van diverse lidstaten.

Ik heb aangegeven dat de sector en ondernemers in beginsel verantwoordelijk zijn voor de promotie van landbouwproducten. Zolang het EU Promotiebeleid echter bestaat, moet dit beleid volledig in lijn zijn met ander EU beleid zoals de Boer-tot-bord-strategie en het Europees Kankerbestrijdingsplan. Daarom heb ik ingebracht dat alleen duurzaam geproduceerde en gezonde producten gebruik zouden moeten kunnen maken van geld vanuit het EU Promotiebeleid. De promotie van vleesproducten met geld vanuit het EU Promotiebeleid zou in geen geval toegestaan moeten worden.

De Commissie gaf aan dat de voorgenomen aanpassing toch niet is opgenomen in de tekst die uiteindelijk ter stemming voorlag in het Comité Gemeenschappelijke Marktordening op 25 oktober jl.

II. Motie Eppink Chinese vissers

In navolging van mijn brief van 20 oktober 2023 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1595) over de uitvoering van de motie van het lid Eppink over het agenderen van de mensenrechtenschendingen in de Chinese visserij (Handelingen II 2023/24, nr. 15, Stemmingen, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1588) kan ik aangeven dat ik met Eurocommissaris Sinkevičius (hierna: de Commissaris) heb gesproken over dwangarbeid aan boord van Chinese vissersvaartuigen en in visverwerkende bedrijven. De Commissaris benadrukte dat dit onderwerp de aandacht heeft van de Commissie en het Europees Parlement en ook onderwerp van gesprek was tijdens zijn bezoek aan China in september 2023. De Commissaris kon zich vinden in agendering in de Raad. Aangezien de aanwezigheid van de Commissaris bij de Raad in november nog onzeker is, zal ik bij het Spaanse voorzitterschap voorstellen om het onderwerp te agenderen voor de Raad in december.

III. Doggersbank

De Doggersbank is een marien Habitatrichtlijngebied ter bescherming van permanent overstroomde zandbanken. Voor dit gebied loopt een procedure om visserijmaatregelen te nemen om de instandhoudingsdoelen van het gebied te behalen via artikel 11 van de Basisverordening van het Gemeenschappelijk Visserij Beleid. De Commissie is exclusief bevoegd om maatregelen op visserijgebied te nemen waartoe lidstaten via een gezamenlijke aanbeveling kunnen verzoeken. De instandhoudingsmaatregelen voor de Doggersbank betreffen onder andere het weren van bodemberoerende visserij. Nationale stakeholders zijn via het Noordzeeoverleg betrokken bij dit proces en internationale stakeholders via de North Sea Advisory Council. In oktober jl. is de afstemming met de betrokken lidstaten over de in te stellen maatregelen afgerond. Ik heb daarom de hieruit volgende gezamenlijke aanbeveling van de Doggersbank in oktober ingediend bij de Commissie. De verwachting is dat de Commissie in 2024 de aanbeveling omzet in een verordening. Ondertussen werk ik aan de volgende gezamenlijke aanbeveling welke zich zal richten op zes beschermde gebieden op zee waarin verschillende visserijtechnieken zullen worden geweerd. Daarmee geef ik verder invulling aan de afspraken uit het Noordzeeakkoord.

IV. Terugkoppeling Raadswerkgroep Duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen d.d. 16 oktober 2023

Op 16 oktober jl. heeft een bespreking plaatsgevonden in de Raadswerkgroep over het voorstel voor een Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen. Conform het informatieverzoek van de Kamer (kenmerk 2022D39627) informeer ik u over de uitkomsten van deze bespreking en het vervolg hiervan.

Onderwerp van gesprek waren de reductiedoelen voor chemische gewasbeschermingsmiddelen. Het Commissievoorstel voorziet in een algemeen reductiedoel voor alle chemische gewasbeschermingsmiddelen en een reductiedoel voor gevaarlijkere chemische gewasbeschermingsmiddelen (stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen). Gemiddeld over de gehele EU gaat het hierbij om reductie van gebruik en risico’s van 50% in 2030. Om de voortgang daarvan te berekenen, omvat het voorstel twee geharmoniseerde risico-indicatoren («Farm2Fork1» en «Farm2Fork2»). Deze geven een gewogen trend weer van de verkochte hoeveelheid van chemische werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen. Hoewel het Commissievoorstel nog niet van kracht is, berekent en publiceert de Commissie reeds de trends voor de EU als geheel en voor de individuele lidstaten.1

Tijdens de bijeenkomst gaf de Commissie een presentatie over de voortgang die al is bereikt om de voorgestelde reductiedoelen te behalen voor de EU als geheel, gemeten vanaf twee verschillende referentiejaren (2011 en 2015). Volgens de Commissie ligt de EU in beide gevallen goed op koers om het Farm2Fork1 doel te halen, maar inzet daarop blijft nodig. Dit geldt echter niet voor het Farm2Fork2 doel. Volgens de Commissie blijft het dan ook nodig om conform haar voorstel bindende Europese en nationale reductiedoelstellingen voor het gebruik chemische gewasbeschermingsmiddelen vast te stellen.

Een meerderheid van lidstaten was het hier niet mee eens en blijft zich verzetten tegen met name bindende nationale reductiedoelen. Hierbij werd door enkele lidstaten aangevoerd dat deze onnodig zijn omdat het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen in hun land beperkt is of in eerdere jaren al flink is verminderd. Meer lidstaten gaven aan dat bindende nationale doelen niet haalbaar zijn omdat er onvoldoende alternatieven voorhanden zijn om de transitie te doen slagen (zoals niet-chemische maatregelen en middelen, innovatieve technieken) en omdat nieuwe ziekten en plagen kunnen opkomen waardoor de behoefte aan chemische gewasbeschermingsmiddelen juist weer kan toenemen. Ook stelden meerdere lidstaten de vraag of nationaal bindende doelen wel proportioneel zijn, nu de Commissie aangeeft dat lidstaten samen op koers liggen om de doelen te behalen op basis van huidig beleid (conform de nu geldende Richtlijn 2009/128/EG).

Nederland heeft ingebracht dat het positief staat tegenover het vaststellen en vastleggen in wetgeving van de kwantitatieve reductiedoelstellingen, conform de inzet in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 3472). Ook bracht Nederland in dat de voorgestelde reductie in de komende jaren deels al autonoom wordt ingevuld door het niet-hernieuwen van werkzame stoffen na de periodieke herbeoordeling op grond van de Verordening gewasbeschermingsmiddelen EC 1107/2009. Hierdoor zal het aantal beschikbare, risicovollere gewasbeschermingsmiddelen in de EU in de komende jaren sowieso verminderen. Deze ontwikkeling is al langer gaande en maakt dat Nederland zich in EU-verband sterk maakt voor een grotere beschikbaarheid van alternatieven om ziekten en plagen te kunnen bestrijden, waaronder laagrisico gewasbeschermingsmiddelen. Naast Nederland zijn er drie andere lidstaten voorstander van bindende nationale reductiedoelen, maar willen zij die lichter invullen dan in het voorstel. De Nederlandse positie kon echter niet op veel steun rekenen in de Raad, zeker niet tot een meerderheid.

Vervolg

De volgende bespreking is gepland op 7 november a.s. Waarschijnlijk zal het voorzitterschap dan een compromistekst voorleggen over gevoelige gebieden en reductiedoelen.

V. Motie gescheperde schaapskuddes (Kamerstuk 28 625, nr. 328)

Zoals eerder vermeld is per 1 januari jl. de graasdierpremie komen te vervallen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1459). De mogelijkheden voor een nationaal alternatief voor de graasdierpremie zijn afgelopen jaar verkend. Een haalbaar alternatief met draagvlak van de sector is hieruit niet mogelijk gebleken. Wel is de regeling voor behoud van zeldzame landbouwhuisdierrassen waaronder zeldzame schapenrassen opengesteld. Gescheperde schaapskuddes die (deels) bestaan uit zeldzame rassen kunnen hiervan gebruik maken wanneer zij voldoen aan de gestelde voorwaarden. Naar verwachting kan een derde van de gescheperde kuddes via deze regeling ondersteund worden en wordt een deel van de motie hiermee ingevuld.

Dit jaar zal ik volgen hoe de markt omgaat met de zojuist genoemde veranderingen en of deze invloed hebben op nieuwe graasdiercontracten. Hiervoor zal ik onder andere in gesprek gaan met terreinbeherende organisaties en provincies, waarbij mijn inzet is dat graasdierbedrijven een eerlijke prijs krijgen voor de diensten die ze leveren en op basis daarvan een goed verdienmodel hebben.

VI. Floriade Expo 2022

In lijn met de motie van het lid Weverling c.s. over het jaarlijks rapporteren over de voortgang van innovatieve projecten (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 27), informeer ik de Kamer over de Floriade Expo van 2022.

De Floriade Expo van 2022 heeft een cruciale rol gespeeld in het bevorderen van duurzame tuinbouw en natuurbehoud in Nederland. Deze tuinbouwtentoonstelling fungeerde jarenlang sinds 1960 als een levendige hub voor kennisdeling en samenwerking tussen experts, bedrijven, beleidsmakers en het brede publiek over de innovatieve kracht van de Nederlandse Tuinbouw. De laatste Floriade in Almere speelde een sleutelrol in het demonstreren van innovatieve benaderingen binnen de agrarische sector voor klimaatveranderingen en circulaire vraagstukken. Denk hierbij aan de duurzame kas van de toekomst, agrofrestry en biobased telen van bouwmaterialen.

Met het besluit van het bestuur van de Nederlandse Tuinbouwraad (hierna: NTR) om geen nieuwe editie van de wereldtuinbouwtentoonstelling Floriade in 2032 te organiseren, houdt de Floriade op te bestaan. Volgens de NTR is de huidige vorm van de Floriade niet meer van deze tijd. De NTR gaat nadenken over een nieuwe manier om de kracht en innovaties van de Nederlandse tuinbouwsector internationaal voor het voetlicht te brengen. Het bestuur beraadt zich nog op een alternatief evenement.

In de eerste plaats wil ik mijn waardering uitspreken voor al het werk dat is gedaan door alle organisatoren, de NTR en de sectorpartijen om al die zeven edities van deze wereldtuinbouwtentoonstelling tot stand te brengen. Maar ik kan mij ook vinden in de conclusies van het bestuur van de NTR. LNV zal verder gaan met de verschillende mogelijkheden die bestaan om de Nederlandse land- en tuinbouw binnen en buiten Europa te presenteren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven