21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1585 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2023

Op 23 en 24 oktober a.s. vindt de volgende Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) plaats in Luxemburg. Met deze brief informeer ik de Kamer over de agenda van de Raad.

Kaderrichtlijn afvalstoffen: verminderen van voedselverspilling – landbouwaspecten

Om de negatieve effecten van textiel en voedselverspilling te verminderen, heeft de Europese Commissie op 5 juli 2023 een voorstel gepubliceerd voor de herziening van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Besluitvorming over dit voorstel zal plaatsvinden in de Milieuraad. De Landbouw- en Visserijraad zal van gedachten wisselen over de landbouwaspecten van het gedeelte van het voorstel over voedselverspilling. Op het moment van schrijven is er nog geen achtergrondstuk voor dit agendapunt gepubliceerd.

Het voorstel van de Commissie zet in op juridisch bindende doelstellingen voor het verminderen van voedselverspilling. Volgens de Commissie hebben de verschillende acties die zijn ondernomen en de groeiende bewustwording omtrent de negatieve impact en consequenties van voedselverspilling tot op heden onvoldoende effect gehad. Daarom is het formuleren van juridisch bindende doelstellingen volgens de Commissie de noodzakelijke volgende stap. Deze doelstellingen zijn als volgt opgebouwd: ten eerste, 10% minder verspilling in de verwerkings- en productiefase in 2030 ten opzichte van 2020 en ten tweede, 30% minder verspilling per hoofd van de bevolking in de retail, food services en huishoudens gezamenlijk ten opzichte van 2020. Er wordt geen doelstelling voor de primaire productiefase voorgesteld. De Commissie beargumenteert dat de meeste voedselverspilling plaatsvindt bij de ketenschakels daarna en met name bij de consument.

Het kabinet heeft voor het verminderen van voedselverspilling een hoge ambitie gesteld en vindt het positief dat de Commissie hiervoor juridisch bindende doelstellingen voorstelt. Het verminderen van voedselverspilling is een belangrijk onderdeel van de transitie naar een duurzamer en houdbaar voedselsysteem, aangezien het zorgt voor vermindering van de milieu en klimaatimpact van voedselproductie en -consumptie. Desalniettemin vindt het kabinet de ambitie van de Commissie te laag. De genoemde percentages staan ver af van de huidige 50% minder voedselverspillingambitie (voor retail en consument) die Nederland en ook diverse andere EU-lidstaten hebben gesteld. Ook mist het kabinet een doelstelling voor de primaire sector. Het kabinet zal daarom inzetten op een verplichte verminderingsdoelstelling van 50% in de volledige voedselketen, inclusief de primaire sector. Daarnaast roept het kabinet op tot het verplichten van monitoring in de primaire sector. Dit om deze sector te beschermen tegen het afschuiven van verspilling door partijen verderop in de keten. Ook zal worden gepleit voor een rapportageverplichting voor individuele organisaties en niet enkel voor lidstaten, in lijn met de succesvolle Nederlandse vrijwillige monitoringsaanpak waar dit al is ingericht. Zowel het stellen van doelen, als de monitoring en rapportage zijn nodig om te komen tot een impactvolle actie waarmee de voedselverliezen en -verspilling significant kunnen worden verminderd.

Vangstmogelijkheden voor 2024 in de Oostzee

Het Spaans voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord op de Raadsverordening vangstmogelijkheden in de Oostzee voor 2024. Dit betreft visbestanden die door de EU-lidstaten beheerd worden. In tegenstelling tot veel andere visbestanden, worden de Oostzee-visbestanden dus niet in onderhandeling met derde landen vastgesteld.

Uit de wetenschappelijke adviezen van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES) blijkt dat het met veel bestanden in de Oostzee niet goed gaat. Voor een aantal bestanden wordt een nulvangst geadviseerd of zeer lage vangstmogelijkheden. De Europese Commissie neemt in beginsel deze wetenschappelijke adviezen als uitgangspunt voor de vangstmogelijkheden, in samenhang met het Meerjarenplan Oostzee. Daarnaast wordt discussie gevoerd over of het noodzakelijk is om over te gaan tot het sluiten van gerichte visserij op centrale Oostzeeharing, met het oog op herstel van dit bestand. Deze discussie volg ik met het oog op mogelijke precedenten voor andere gebieden.

De Nederlandse visserijsector heeft geen belangen in de Oostzee. Ik hecht er echter wel waarde aan dat het beheer van visserijbestanden in alle Europese wateren op uniforme duurzame wijze geschiedt. Daarom vind ik het belangrijk dat de vangstmogelijkheden in lijn met de doelstellingen van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) worden vastgesteld. Dit houdt onder meer in dat de vangstmogelijkheden gebaseerd worden op het wetenschappelijk advies, met als doel om de maximale duurzame opbrengst (Maximum Sustainable Yield, MSY) te bereiken, en conform het Meerjarenplan Oostzee.

Appreciatie wetenschappelijke vangstadviezen

Recent heeft ICES het vangstadvies voor de vier grote pelagische bestanden gepubliceerd: westelijke horsmakreel (nul-vangstadvies), makreel (– 5%), blauwe wijting (+12,5%) en Atlanto-Scandian haring (– 24%) De genoemde percentages zijn veranderingen ten opzichte van het ICES-vangstadvies van vorig jaar. Met name de staat van het bestand van de westelijke horsmakreel baart mij zorgen. Voor 2024 is, net als afgelopen jaar, een nul-vangstadvies voor dit bestand voorgesteld. In 2024 is een benchmark gepland naar het model van dit vangstadvies, waarbij gekeken zal worden naar de methode achter bestandinschattingen voor de westelijke horsmakreel en de daaruit volgende adviesbepalingen. Deze ontwikkeling volg ik op de voet.

Ook het vangstadvies voor Noordzeekabeljauw is inmiddels bekend. ICES adviseert een voorzorgsbenadering in combinatie met het principe van maximale duurzame opbrengst (Maximum Sustainable Yield, MSY) te hanteren en stelt een afname van -17% voor ten opzichte van het vangstadvies van vorig jaar. De Europese Commissie heeft op moment van schrijven nog geen voorstel gedeeld voor de onderhandelingsinzet op kabeljauw en de vier grote pelagische bestanden. Zoals eerder aan de Kamer gecommuniceerd hecht ik waarde aan duurzaam bestandsbeheer en neem ik de wetenschappelijke adviezen als uitgangspunt voor de Nederlandse onderhandelingsinzet (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1574). De komende tijd analyseer ik deze vangstadviezen nader.

Jaarlijkse ICCAT bijeenkomst (New Cairo, Egypte, 13-20 november 2023)

De jaarvergadering van de Internationale Commissie Beheer Atlantische Tonijn (ICCAT) vindt dit jaar van 13 tot 20 november 2023 plaats in Cairo, Egypte. De aankomende jaarvergadering zal voornamelijk gaan over beheermaatregelen voor zwaardvis, Skipjack tonijn (Bonito), blauwvintonijn en tropische tonijn. Daarnaast staat de invoering van elektronische monitoring en een voorstel van de EU, de VS en Canada voor een inspectiesysteem op volle zee (High Seas Boarding & Inspection, HSBI) op de agenda. Er worden geen grote controverses verwacht.

Onder Nederlandse vlag wordt niet binnen het ICCAT-gebied gevist. Nederland zal zich in het algemeen dan ook terughoudend opstellen. Aangezien Nederlandse bedrijven wel betrokken zijn bij tonijnvisserij in de Atlantische Oceaan – onder een andere vlag, en daarmee ook de juridische en politieke verantwoordelijkheid van de betreffende vlaggenstaat – zal Nederland zich in algemene zin wel hardmaken voor de noodzaak van beheermaatregelen die wetenschappelijk onderbouwd zijn en speciale aandracht vragen voor het verder terugdringen van ongewenste bijvangst van zeeschildpadden, zeezoogdieren en zeevogels.

Marktsituatie, met name als gevolg van de invasie van Oekraïne

De Commissie zal ook tijdens de aankomende Raad naar verwachting een overzicht geven van de situatie in de diverse landbouwsectoren. De Oekraïense Minister van Landbouw is uitgenodigd om daarbij de Raad toe te spreken over de landbouwsituatie in Oekraïne.

Waar een jaar geleden de markten zich kenmerkten door hoge prijzen van veel landbouwproducten, zijn deze de afgelopen maanden in veel sectoren flink gedaald. De uitvoer van landbouwproducten uit Oekraïne via de Zwarte Zee en de solidariteitscorridors met de Europese Unie zullen naar verwachting een belangrijk gespreksonderwerp zijn. Op 15 september jl. besloot de Commissie om de doorvoerverplichtingen voor tarwe, maïs, zonnebloemzaad en koolzaad uit Oekraïne door Polen, Hongarije, Slowakije, Bulgarije en Roemenië, die was ingesteld op 2 mei jl. en verlengd op 5 juni jl, niet nogmaals te verlengen. Daarop hebben Polen, Hongarije en Slowakije opnieuw unilateraal nationale invoerverboden op enkele Oekraïense landbouwproducten ingesteld. Tijdens de Raad zal naar verwachting op de actuele situatie worden ingegaan.

De afgelopen Raad heb ik, net als de collega’s uit andere EU-lidstaten, de unilaterale maatregelen van deze drie lidstaten veroordeeld, omdat deze indruisen tegen het EU gemeenschappelijk handelsbeleid alsmede de beginselen van de interne markt, en de EU eensgezindheid in steun aan Oekraïne ondermijnen. Afhankelijk van de discussie tijdens de Raad zal ik dit standpunt zo nodig herhalen of steun uitspreken als andere lidstaten een gelijkluidend standpunt inbrengen.

Blijvende economische steun aan Oekraïne is van groot belang. Dit kan onder andere door het verder versterken en uitbouwen van de solidariteitscorridors om er zorg voor te dragen dat er meerdere routes zijn voor Oekraïne om producten te kunnen blijven exporteren.

Diversenpunt: Landbouw- en bosbouwaspecten Verordening betreffende de certificering van koolstofverwijdering – stand van zaken

Het voorzitterschap zal de Raad informeren over de stand van zaken van de landbouw- en bosbouwaspecten van de verordening voor het tot stand brengen van een EU certificeringskader voor koolstofverwijdering. De besluitvorming over deze verordening vindt plaats in de Milieuraad, maar vanwege het feit dat koolstoflandbouw onder het certificeringskader valt, wordt de Landbouw- en Visserijraad geïnformeerd. Op het moment van schrijven is er nog geen vergaderstuk beschikbaar. De verwachting is dat het voorzitterschap zal aangeven welke wijzigingen er zijn doorgevoerd ten opzichte van de oorspronkelijke tekst, voorzien van de bijbehorende motivatie. Deze hebben vooral betrekking op een aantal cruciale definities en de kwaliteitscriteria waaraan activiteiten moet voldoen om voor certificering in aanmerking te komen.

In lijn met het BNC-fiche dat aan uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 22 112, nr. 3618) en de inbreng van het kabinet in de Milieuraad, zal ik tijdens de Raad inbrengen dat Nederland tevreden is over de aanscherping van de definities en kwaliteitscriteria. Nederland heeft op deze punten actieve inbreng geleverd in de Raadswerkgroep Milieu en is content met de verwerking van die inbreng. Door deze aanscherping wordt de bijdrage van het certificeringskader aan de realisatie van de klimaatdoelen gewaarborgd. Het voorzitterschap heeft aangegeven dat het streeft naar een algemene oriëntatie in de Milieuraad van 18 december a.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1576), hetgeen haalbaar lijkt gezien de vorderingen die zijn gemaakt.

Diversenpunt: Gevolgen van de EU koolstofmarkt (EU ETS) voor de landbouwsector en de agrifood industrie

Op verzoek van Polen zal de Raad spreken over de gevolgen van het Europese emissiehandelssysteem (ETS) op de landbouwsector en de voedselindustrie. Polen maakt zich zorgen over de in hun ogen negatieve invloed die het EU ETS-systeem heeft op de agrifood industrie en voedselzekerheid in de EU. Er hebben de afgelopen twee jaar onderhandelingen plaatsgevonden over de herziening van de ETS regelgeving. Zowel het Europees Parlement als de Raad hebben met ruime meerderheid de regelgeving aangenomen. Polen heeft een soortgelijk agendapunt ook aangedragen voor de Milieuraad van 16 oktober en de Energieraad van 17 oktober, en naast agendering op deze Raden heeft Polen ook juridische zaken gestart tegen de recent in werking getreden ETS regelgeving bij het Hof van Justitie van de EU.

In algemene zin acht het kabinet het van belang om de impact van EU-wetgeving op verschillende sectoren in de gaten te houden. Tegelijkertijd zet het kabinet zich in voor ambitieus Europees klimaatbeleid en moet voorkomen worden dat recent aangenomen wetgeving opnieuw ter discussie wordt gesteld. Om tegemoet te komen aan zorgen van lidstaten over de maatschappelijke impact, is bovendien al een aantal maatregelen afgesproken in de ETS-richtlijn. Zo is onder andere de omvang van het moderniseringsfonds voor minder kapitaalkrachtige lidstaten verdubbeld, is er een sociaal klimaatfonds ingesteld om kwetsbare huishoudens en kleine bedrijven te ondersteunen en zijn er in het ETS-systeem verschillende waarborgen ingebouwd om te voorkomen dat prijzen van emissierechten buitenproportioneel stijgen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven