21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1166 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 4 april 2019

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 13 maart 2019 overleg gevoerd met mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President, over:

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 8 maart 2019 inzake geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 18 maart 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1161);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 11 februari 2019 inzake verslag Landbouw- en Visserijraad van 28 januari 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1159);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 24 januari 2019 inzake beantwoording visserijvragen gesteld tijdens AO Brexit op 23 januari 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 306);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 28 januari 2019 inzake kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingshandelingen LNV (Kamerstuk 22 112, nr. 2755);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 4 februari 2019 inzake nieuwe Commissievoorstellen voor noodmaatregelen visserijsector bij no-deal Brexit (Kamerstuk 23 987, nr. 310);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 7 februari 2019 inzake uitvoering van de motie van de leden Omtzigt en Geurts over een door de Europese Commissie erkende inspectiepost levende dieren (Kamerstuk 35 084, nr. 31);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 25 februari 2019 inzake antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 28 januari 2019 (Beantwoording overige vragen) (Kamerstuk 21 501–32, nr. 1160);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 21 februari 2019 inzake werkwijze en agenda van de Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) vergaderingen over regelgeving gewasbeschermingsmiddelen en het voorgenomen standpunt van de Nederlandse delegatie over chloorprofam (Kamerstuk 27 858, nr. 442).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Kuiken

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Veldman

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Haveman-Schüssel

Voorzitter: De Groot

Griffier: Goorden

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bromet, Futselaar, De Groot, Lodders, Von Martels en Ouwehand,

en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President.

Aanvang 14.01 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag. Op deze belangrijke dag heet ik de mensen op de publieke tribune welkom, net als de mensen thuis, de Minister, haar staf, de ambtenaren en niet in de laatste plaats de collega's. We hebben een AO Landbouw- en Visserijraad. De spreektijd is vijf minuten. Ik stel voor dat als u zich beperkt in uw interrupties, en dan met name in de lengte daarvan, ik het aantal interrupties bij wijze van experiment vrijlaat, totdat anders wordt besloten.

Het woord is aan de heer Futselaar.

De heer Futselaar (SP):

Dank u wel, voorzitter. Eerst toch een paar woorden over brexit, al is het lastig om daar iets over te zeggen, want aan de andere kant van het Kanaal is de chaos bezig terwijl wij hier erover praten. Wat de SP betreft blijft het zaak om alles op alles te zetten om een no-dealbrexit te voorkomen. Strikt formeel gezien verliezen de Nederlandse vissers over zestien dagen de automatische toegang tot de Britse wateren. Nu ligt het voor de hand dat na het traditionele geschreeuw tegen elkaar uiteindelijk uitstel van de datum zal worden gevraagd door het Britse parlement, maar dat zou absoluut door Nederland ondersteund moeten worden. Ik zou daar toch graag een uitspraak van de Minister over willen hebben, al is het maar om chaos te voorkomen.

Dan het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik begin me wat ongemakkelijk te voelen bij de GLB-onderhandelingen, merk ik. Er gebeurt voor ons nu best weinig zichtbaars. De Nederlandse regering verwijst steeds weer naar het eigen BNC-fiche. Op zich is dat logisch, want dat bevat het standpunt dat we hebben ingenomen. Maar we weten dat die tegenstellingen in Europa heel fors zijn. Het Roemeens voorzitterschap lijkt niet heel veel richting te geven in de onderhandelingen. Kan de Minister dan in ieder geval een update geven over wat de grootste tegenstellingen zijn, los van het financieel kader, waarvan we weten dat het een probleem is?

Dan meer specifiek. Wat zijn precies de redenen om ecoregelingen buiten de plafonnering te houden, zoals de Minister stelt in haar brief? Dat is volgens mij een nieuw standpunt of in ieder geval een nieuwe uitwerking van het Nederlandse standpunt over de plafonnering. De Minister weet dat dit onderwerp mijn bijzondere aandacht heeft. De grens ligt al op € 100.000. Dat lijkt mij toch een enorm bedrag voor een bedrijf. Ook voor een bedrijf gaat dat om heel veel inspanningen aan milieu, natuur- en landbeheer. Wat is de achtergrond daarvan?

Dan het Nationaal Strategisch Plan, of eigenlijk: het plan dat we hebben gekregen om te komen tot een Nationaal Strategisch Plan. Ik heb dat met interesse gelezen, maar ik ben toch een beetje terughoudend als het gaat om de gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk en provincies, die daarin steeds wordt benoemd. Dat hebben we namelijk ook met het natuurbeleid. Dat is niet iets waarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid als middel mij altijd helemaal bevalt. We hebben dan namelijk nog steeds een Minister die in de praktijk zegt als het om natuur gaat: ja, maar daar ga ik niet over. Ik wil liever voorkomen dat zoiets ook bij zo'n Nationaal Strategisch Plan gebeurt. Ik heb ook een beetje de angst dat er straks afspraken worden gemaakt en dat de Minister dan naar de Kamer komt en zegt «dit is wat de provincies willen» en dat de provinciebesturen naar hun Staten gaan en zeggen «dit is wat de Minister wil en daar kan eigenlijk niks meer aan veranderen, want dit is afgesproken». Dan worden zowel wij als verschillende provinciale staten voor een voldongen feit geplaatst.

Ik zie in het stuk dat er ruimte is voor bestuurlijke afstemming. Er is ruimte voor aanpassing in overleg met Brussel en stakeholders. Maar de woorden «Tweede Kamer» of «provinciale staten» komen niet voor in dat plan voor een plan dat wij opgestuurd hebben gekregen. Ik heb daar toch wel wat moeite mee, want zo dreigt toch een soort bestuurlijk-technocratisch feestje te ontstaan. Ik zet het maar wat zwaar neer omdat de volksvertegenwoordiging misschien het nakijken heeft. Kan de Minister aangeven op welke momenten in het proces volgens haar wij dan wel verschillende provinciale staten nog sturingsmogelijkheden hebben?

Tot slot, voorzitter. Krijgen wij de houtskool-SWOT wanneer die eind april beschikbaar is?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Futselaar. Ik zie een interruptie van mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Op de agenda staat ook de Afrikaanse varkenspest. De Minister heeft daar wat over gezegd in Europa. De uitbreiding van de mogelijkheden om op dieren te jagen is in Brabant gebeurd met het toestaan van vangkooien. Het gekke is: de SP stond altijd aan de zijde van de Partij voor de Dieren om de jacht zo veel mogelijk te beperken, maar gisteren stemde coalitiepartij D66 voor de motie van de Partij voor de Dieren en de SP tegen. Was dat een foutje? Kunnen we erop rekenen dat als we de motie opnieuw indienen, de SP gewoon vasthoudt aan haar idealen? Of zit daar iets anders achter?

De heer Futselaar (SP):

Of het een foutje was, zou u de heer De Groot moeten vragen. Ik ben ook uiterst verbaasd over de stem van D66. Maar van de SP was het geen foutje; laat ik het zo zeggen. Ik wil dat toelichten, maar dan heb ik wel iets meer tijd nodig, voorzitter. Ik weet dat u dat eigenlijk liever niet wilde, maar ik had gelukkig mijn spreektijd niet opgemaakt.

Er zijn twee groepen die erg tegen vangkooien zijn. Dat zijn groepen als de Partij voor de Dieren en dat zijn de Nederlandse jagers. Dat is denk ik geen toeval. Vangkooien zijn een buitengewoon efficiënte manier in tijd om zwijnen te vangen en vervolgens inderdaad dood te maken. Als je gelooft dat er een mate van beheer moet plaatsvinden – ik denk dat dat soms zo is – dan zijn vangkooien relatief efficiënte en misschien ook wel relatief diervriendelijke, voor zover daar sprake van kan zijn bij afschot, middelen. Daar komt bij dat het nu Afrikaansevarkenspesttijd is, om het zo maar te zeggen. Er is een reële dreiging. Wij vonden het niet verantwoord om in die tijd, op dat moment, de provincies een middel uit handen te nemen om het bestand enigszins te kunnen reguleren. Wat doen we nou als er straks ergens in Nederland AVP uitbreekt? Laten we zeggen dat ergens in Limburg een groep zwijnen dat krijgt. Dan weet je dat die groep verloren is. Varkenspest treft 99%, 100% van de populatie. Je moet verspreiding tegengaan. We weten allebei dat je ze niet kunt jagen, want dan verspreid je die groep alleen maar meer. Het inzetten van die kooien lijkt mij dan de enige manier om te voorkomen dat het zich verder verspreidt, inclusief de Veluwe en de rest van Limburg. Wij vonden het in die context dus niet verstandig om de motie van mevrouw Ouwehand te steunen. Dat is mijn bondige antwoord, voorzitter.

De voorzitter:

Dat is buitengewoon interessant. Ik heb er met zeer veel belangstelling kennis van genomen. Mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, wow...

De voorzitter:

Kort!

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik snap: D66 bestuurt in de provincie Brabant, en de SP en de Partij van de Arbeid. Ik moet gewoon constateren dat D66 deze keer wel de moed had om te zeggen: sorry, de AVP wordt niet verspreid door dieren, maar primair door mensen en dit instrument gaat wel een beetje ver. Ik ben echt verbaasd dat we van een partij als de SP nu een CDA-achtig verhaal moeten horen over nut en noodzaak van de jacht. Ik ga het opnieuw proberen, want ik vind dat de SP het tegenover de dieren niet kan maken om terug te keren op haar standpunten. De SP was tegen de jacht en ik hoop dat ze daaraan vast blijft houden.

De heer Futselaar (SP):

De SP is nog steeds geen voorstander van de jacht en al helemaal niet van de plezierjacht. Vangkooien zijn dan ook geen middel voor de plezierjacht. Ik zou bijna zeggen integendeel. Als je dat leuk vindt, is alle lol wel ervan af met een vangkooi. Het gaat mij hierom. Als je vindt dat het aantal zwijnen ergens moet worden beperkt, wat is dan het meest efficiënte en minst dieronvriendelijke middel? Een alternatief is dan de traditionele jacht, en de drukjacht die dan ook wordt ingezet. Ik kan mij nog steeds voorstellen dat je dat doet in bepaalde gebieden vanwege de dreiging van de varkenspest, maar het heeft niet mijn voorkeur. Maar als we de optie van de vangkooien zouden weghalen, dan blijven die alternatieven over. Ik wil nog wel toevoegen...

De voorzitter:

Uw punt is wel helder, nu al hoor.

De heer Futselaar (SP):

Ja, maar het is zo'n interessante discussie. Ik ben het zo zelden met mevrouw Ouwehand oneens, dus dat biedt mogelijkheden.

Gaan wij straks opnieuw praten over zwijnen en bijvoorbeeld over de nulstand, dan valt er volgens mij best wel wat te verruimen. Dan moeten we kijken of het beleid wel houdbaar is. Maar nu, in deze tijd met deze dreiging, vinden wij het niet verstandig om dit middel af te schaffen.

De voorzitter:

Het is helder. D66 heeft ook met belangstelling kennisgenomen van de opmerkingen van de Partij voor de Dieren. Stemt D66 een keer voor, is het ook niet goed. Mevrouw Lodders.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, excuus. Dan heeft u het niet goed gehoord, maar het was echt een compliment in de richting van D66 en verbazing... De wereld op z'n kop was het.

De voorzitter:

We gaan door. Mevrouw Lodders heeft het woord.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Het enige wat ik over het onderwerp van de AVP en de dreiging van de AVP kan zeggen, is dat dit een heel wijs besluit van de SP is.

Voorzitter. Ik wil graag eerst stilstaan bij het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik heb gelezen dat het Europees parlement geconcludeerd heeft dat er voor de Europese verkiezingen van eind mei weinig zal gebeuren. Mijn vraag aan de Minister is wat dat in de praktijk betekent. Worden de Raadswerkgroepen wel voortgezet? Vindt de discussie over de verschillende onderwerpen wel plaats? Of maakt men ook een pas op de plaats? Ik vraag dit, omdat er ook vandaag weer een punt geagendeerd staat waarbij het discussiedocument ontbreekt. Ik kan dat punt ongeveer iedere maand maken en dat voelt niet goed.

Voorzitter. Als onderdeel van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid moet iedere lidstaat een Nationaal Strategisch Plan, een NSP, opstellen. Ik ben blij dat de Minister heeft aangegeven dat zij hier langer de tijd voor zal nemen vanwege uitstel van de besluitvorming in Brussel. Mijn fractie heeft van het begin af aan aangegeven dat eerst de budgetten duidelijk moeten zijn en we pas dan kunnen gaan inzetten op de invulling. Wij weten namelijk dat de wensen in de praktijk vaak veel groter zijn dan het beschikbare budget. Recent heeft deze commissie een technische briefing gehad over de voortgang van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het NSP. Nogmaals dank daarvoor, want dat was een verhelderende briefing. Er waren drie punten die mijn fractie zorgen baarden en die ga ik hier weer adresseren.

De eerste zorg van mijn fractie betreft de betrokkenheid van jonge boeren en tuinders, en ook van de gewone boeren en tuinders, bij het opstellen van het NSP. De Minister ziet een belangrijke rol voor haar ministerie, de provincies en de waterschappen. Ter ondersteuning komt er de brede maatschappelijke begeleidingsgroep, en daar zie ik pas voor het eerst de boeren in beeld komen. Ik heb vaker benadrukt in deze commissie dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid gaat over het landbouwbeleid, met kwalitatief goed en betaalbaar voedsel produceren als een van de belangrijke elementen.

Het tweede zorgpunt is de vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. In de afgelopen jaren zijn er een aantal stappen gezet, maar mijn fractie ziet die vereenvoudiging niet terug, terwijl dat een van de belangrijkste inzetten was.

Drie. Onderdeel van het NSP is de SWOT-analyse. Ik heb begrepen dat dit een soort foto is van waar we staan, waarop vervolgens het beleid wordt geformuleerd. Op welke manier gaat de Minister borgen dat de SWOT-analyse ook uit wetenschappelijk geborgde onderzoeken en/of rapporten bestaat? En op welke manier wordt de Kamer hierbij betrokken?

Voorzitter. In de organisatie en in het governanceprogramma zie ik geen rol weggelegd voor de Kamer. Dat geldt ook voor de fasering. Op dat punt sluit ik eigenlijk aan bij de woorden van de heer Futselaar, dus de SP is het ook al met de VVD eens op dit punt. Ik vind dit wel onwenselijk. Het is de eerste keer dat het GLB op deze manier vorm wordt gegeven, met het Nationaal Strategisch Plan. Er zijn vele wensen en uitdagingen en ik vind dat de Kamer daar echt een rol en een positie in moet hebben. Het gaat om veel geld.

Voorzitter. De afgelopen maanden hebben we een aantal keer gesproken over de gewasbescherming. Omwille van de tijd zal ik dat punt parkeren tot het algemeen overleg daarover.

Dan heb ik nog twee laatste punten, voorzitter. Eén. Ik heb gezien dat er een voorstel is om de oneerlijke handelspraktijk aan te pakken – mijn collega Jan Huitema is daar heel druk mee geweest – en dat daarin echt stappen zijn gezet. Veel waardering daarvoor, maar ik heb ook begrepen dat er een amendement is ingediend, waar nog over gesproken moet worden. Kan de Minister al aangeven wanneer daarover gesproken gaat worden? Dat is het amendement dat ervoor zorgt dat wij ook bovenwettelijke eisen kunnen aanpakken door bijvoorbeeld onze toezichthouder.

Tot slot de brexit. Gisteravond hebben we gezien dat we weer een stap verder van huis zijn. We moeten vanavond en morgen weer afwachten waar we op uitkomen, maar het lijkt er steeds nadrukkelijker op dat we rekening moeten houden met dat vreselijke no-dealscenario. De vraag blijft dus wat de stand van zaken is, en dan met name even specifiek in de visserij. De Europese Commissie wil de vissers compenseren die schade lijden doordat ze stil komen te liggen door het verlies van visgronden. De Europese Commissie wil hiervoor het EFMZV-fonds gebruiken. Dat is het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij, als ik het goed zeg. Ik doe dit namelijk namens mijn collega de heer Weverling. Maar dit fonds is natuurlijk al voor een deel bestemd voor allerlei andere zaken. Als je dit fonds gaat gebruiken, is er ook een andere toedelingswijze en gaat er ook een oneerlijk speelveld ontstaan. Wat vindt de Minister hiervan? Is zij bereid om een andere vorm van een compensatiefonds te bepleiten?

Mijn allerlaatste punt, voorzitter, is een vraag. Die gaat erover dat vanuit het Verenigd Koninkrijk is aangegeven dat de huidige situatie met betrekking tot de Britse wateren voor 2019 in stand blijft. Waar en wanneer wordt dat vastgelegd, zodat de afspraak ook daadwerkelijk geborgd is? Laat ik het zo samenvatten.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Lodders. Dan is nu het woord aan mevrouw Bromet van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil vandaag een punt maken van transparantie bij de toelating van bestrijdingsmiddelen. Vorige week heeft het Europees Gerechtshof een historische uitspraak gedaan in een rechtszaak aangespannen door mijn groene collega's in het Europees parlement. Wij zeggen al heel lang dat het openbaar belang voor ons veel zwaarder weegt dan de commerciële belangen van grote bedrijven die bestrijdingsmiddelen verkopen. Dat is de Europese rechter nu dus met ons eens. Daarom zal de EFSA de onderzoeken naar de gezondheidsrisico's van glyfosaat openbaar moeten maken. GroenLinks is blij met deze uitspraak. Gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw leidde tot onrust onder bewoners van het platteland. Wij hebben dat vorige week gezien in Westerveld, waar bewoners zelf een onderzoek naar bestrijdingsmiddelen financierden en maar liefst 38 bestrijdingsmiddelen aantroffen in de bodem in de buurt van lelietelers. Ook de velden die in dit jaargetijde weer geel kleuren van het gebruik van glyfosaat doen het imago van de Nederlandse landbouw geen goed, laat staan wat het betekent voor de dieren op deze landbouwgronden. Maar daar gaan we het morgen nog uitgebreid over hebben, als we het hebben over de insectensterfte.

Wel heb ik vandaag de volgende vragen aan de Minister. Wat gaat u doen met de D66-motie die het gebruik van glyfosaat verbiedt voor alle toepassingen die geen relatie hebben met de bestrijding van organismen en slechts landbouwkundig gemak dienen? Wanneer gaat u die motie uitvoeren? En waarom wordt er niet wat meer haast gemaakt? Kunnen we ervan uitgaan dat 2019 het laatste jaar is dat onze weides oranje kleuren?

Het is goed dat de onderzoeksrapporten die de basis vormen voor de beoordeling door de EFSA nu ook openbaar moeten worden. Deze week stemt het Europees parlement over de algemene levensmiddelenwetgeving en daarin staat ook al dat er meer transparantie moet komen over de toelating, al kan dat nog beter. Is de Minister het met de GroenLinksfractie eens dat transparantie over de goedkeuring van bestrijdingsmiddelen belangrijk is voor het vertrouwen dat mensen hebben in het gebruik van deze middelen? En als dat zo is, wil zij dat dan ook namens Nederland in Europa laten horen? Hoe verhoudt zich deze nieuwe wetgeving over levensmiddelen tot het Nederlandse standpunt?

Dat brengt me op de transparantie in Nederland zelf over het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Al in 2015 heeft Greenpeace een WOB-verzoek gedaan om erachter te komen hoe het gesteld is met de verkoopcijfers van bestrijdingsmiddelen. In Nederland zijn die niet openbaar, terwijl het Europees Milieuagentschap deze verkoopcijfers wel openbaar maakt. Om het gebruik van bestrijdingsmiddelen terug te brengen en het daadwerkelijke gifgebruik in Nederland in te schatten, moet je weten hoeveel er jaarlijks op onze akkers en weides wordt gespoten. In 2017 deed de rechtbank van Amsterdam een uitspraak in de zaak, en ook in hoger beroep moest het Ministerie van Landbouw de bescherming van verkoopcijfers ten behoeve van de bestrijdingsmiddelenindustrie opgeven ten behoeve van transparantie. Ook hier geldt dat transparantie belangrijker is dan het beschermen van de industrie. Vier jaar wacht Greenpeace inmiddels al op de openbaarmaking van de verkoopcijfers. Het ministerie heeft er alles aan gedaan om het te traineren, maar het heeft alle rechtszaken verloren. Het is tijd om het publieke belang voorrang te geven. Wanneer gaat de Minister deze gegevens openbaar maken?

Voorzitter. Er is zo veel meer te zeggen over bestrijdingsmiddelen, maar ik zal het doseren. Morgen kom ik erop terug.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bromet. Het woord is aan de heer Von Martels van de fractie van het CDA.

De heer Von Martels (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Vandaag heb ik het voorrecht om mijn collega Jaco Geurts te mogen vervangen bij dit algemeen overleg. Hij kan er helaas niet bij zijn. Er staat een groot aantal onderwerpen op de agenda.

Allereerst ga ik in op het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Voor het CDA is het belangrijk dat de boer centraal staat in het GLB. Nu worden naast een redelijk inkomen voor boeren en voedselzekerheid voor alle Europeanen ook doelen als boerennatuur belangrijk in het GLB. Daarom is het ook belangrijk dat de landbouwsector wordt betrokken bij de totstandkoming van het nieuwe GLB. Nu is de status van de houtskoolschets van de SWOT-analyse mij niet helemaal duidelijk. Als ik het vrij vertaal, kom ik bij een globale sterkte-zwakteanalyse. Kan de Minister mij misschien toelichten wat deze houtskoolschets van de SWOT-analyse precies inhoudt? Welke organisatie gaat deze analyse uitvoeren? En wordt in deze analyse ook gekeken naar hoe de doelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid bereikt gaan worden? Hoe wordt de landbouwsector bij deze analyse betrokken?

Dan nog het gevraagde Rli-advies over het GLB. Wordt in het Rli-advies ook gekeken naar de effecten van het voorstel en de invulling daarvan op de inkomens van boeren, en naar het effect op de concurrentiepositie van de Nederlandse landbouwsector? Het nieuwe GLB zal vorm moeten krijgen in het NSP, het Nationaal Strategisch Plan. Ook hierbij is het belangrijk dat boeren een zwaarwegende stem krijgen in de keuzes die gemaakt gaan worden. Zij moeten het uiteindelijk gaan doen. Is de Minister dit met het CDA eens en hoe gaat zij daar invulling aan geven?

Voorzitter. Het CDA vindt het belangrijk dat het agrarisch natuurbeheer door agrarische collectieven wordt doorgezet. Steun daarvoor aan de Minister. Wel is de vraag of de huidige systematiek vereenvoudigd kan worden en de transactiekosten kunnen worden verlaagd. Is de Minister bereid om een evaluatie te doen om dit te verkennen?

Het is duidelijk dat de besluitvorming over het nieuwe GLB wordt uitgesteld. Het nieuwe GLB zal in ieder geval een jaar later ingaan. Wat zijn daar de effecten van, zo vraag ik de Minister. Wat betekent dit voor het plattelandsontwikkelingsprogramma in 2021?

Dan nog over de visserij. Ook de VVD heeft er de nodige aandacht voor gevraagd. De gevolgen van een harde brexit kunnen voor de visserijsector enorm zijn en daar kan geen visser tegen op. De datum nadert waarop het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie en daarmee het gemeenschappelijk visserijbeleid gaat verlaten. Vele Nederlandse boten, trawlers en kotters vissen in de Britse wateren. Heeft de Minister in beeld welke kosten hiermee gemoeid zijn? De visserijsector pleit voor een apart fonds om deze enorme gevolgen te helpen opvangen. Wat denkt de Minister hiervan? Het CDA wil graag dat als er een harde brexit komt, de visserij geholpen wordt. Is dit wel mogelijk uit het Europees Visserijfonds, zoals de Commissie wil, zo vraag ik de Minister? En zou de visserij anders geholpen kunnen worden met het Europese Fonds voor aanpassing aan de Globalisering, het EFG?

Dan nog een vraag over het Europees Visserijfonds. Zal het mogelijk blijven om met deze middelen de uitzet van glasaal te ondersteunen?

En tot slot gewasbescherming, één vraag daarover. Kan de Minister aangeven wat er nu gaat gebeuren met het gebruik van het middel chloorprofam? In uien, sla, bloembollen en boomkwekerij wordt het door het Ctgb als veilig beschouwd. Hoe gaat de Minister hiermee om?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u, heer Von Martels. Dan is nu het woord aan mevrouw Ouwehand van de Partij van de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Partij vóór de Dieren heten we officieel.

Vandaag is de dag dat het Planbureau voor de Leefomgeving de doorrekening van het klimaatakkoord presenteert, terwijl we hier zitten. De eerste conclusie is dat de doelen om de opwarming van de aarde naar rato van de Nederlandse bijdrage te beperken tot 2°C waarschijnlijk niet worden gehaald. Misschien wel, maar dan alleen maar als echt alles, alles, álles meezit en ál die 600 maatregelen worden uitgevoerd. Dat lijkt me niet zo'n heel gezellige startpositie.

Dus mijn vraag aan de Minister, die ik haar al eerder heb voorgelegd, is deze. Voor het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid ligt nu een voorstel op tafel voor de komende zeven jaar, om 365 miljard aan belastinggeld uit te geven aan die landbouwsubsidies. Het is toch waanzinnig om daarbij geen toets te laten uitvoeren op de klimaatdoelen die we moeten halen, niet alleen Nederland maar ook de andere Europese lidstaten, en op de biodiversiteitscrisis die we het hoofd moeten zien te bieden? Dus dat het GLB wordt uitgesteld, is goed nieuws. In de tussentijd moet de Minister wat de Partij voor de Dieren betreft een Nederlandse positie innemen die zegt «jongens, klimaatdoelen, eerst laten zien hoe we dat kunnen gaan bereiken en dáár passen we het gemeenschappelijk landbouwbeleid op aan. En het budget dat er is, zetten we in voor de transitie die nodig is, zodat we boeren kunnen helpen omschakelen naar een landbouw die wél binnen de klimaat- en de biodiversiteitsdoelen past.» Kan de Minister daar positief op reageren? Dat zou mooi zijn.

Het is namelijk óók de Week Zonder Vlees en het lijkt ons van ontzettend groot belang dat er geen subsidie meer gaat naar dierlijke productie als je doelstelling officieel is dat we een grote verschuiving moeten zien te realiseren van dierlijke eiwitten naar plantaardige eiwitten, omdat dat voor iedereen en op de lange termijn echt het allerbeste is. Kan de Minister in deze bijzondere werk – doorrekening klimaatakkoord, de Week Zonder Vlees – toezeggen dat dat haar inzet ook is?

Voorzitter. Dan de lopende discussie over het Bee Guidance-document. Mevrouw Bromet sprak ook al even over de toetsing van landbouwgif voordat het op de Europese markt mag. Ook de Partij voor de Dieren heeft sterk de indruk dat EFSA áchter de wetenschappelijke feiten aanloopt en dat de Europese Commissie dat nog verdedigt ook. En omdat er groot risico is van die middelen voor bijen is er dan nu een richtsnoer. Maar wij hebben zorgen dat het oorspronkelijke voorstel wordt uitgehold. De Minister heeft eerder gezegd: nee hoor, daar is geen sprake van. Maar in de beantwoording van de vragen die we net binnenkrijgen, schrijft ze toch dat een deel van dat richtsnoer wel kan worden ingevoerd en een ander deel niet, omdat er bezwaren zijn en dat die zouden gaan over de grenswaarden voor de chronische toxiciteit voor honingbijen en de gehanteerde veiligheidsfactoren voor hommels. Dat betekent toch dat er gediscussieerd wordt over uitholling van het richtsnoer? Ik heb de Minister via een motie gevraagd om zich in deze discussie in te zetten voor optimale bescherming van bijen en hommels en toen zei ze: dat vind ik een beetje een vage motie. Ik snap het niet. We zien dat er gedreigd wordt met uitholling van dat richtsnoer, we vragen om als Nederland vast te houden aan de inzet die er was en dan zegt de Minister nee, maar ze zegt ook in haar antwoorden dat de positie niet veranderd is. Wat is het nou? Dat richtsnoer moet bijen en hommels beschermen en ik wil dat de Minister klip-en-klaar duidelijk maakt dat ze dat namens Nederland gaat doen.

Voorzitter. Tot slot de derogatie en de waarschuwing die de Minister heeft afgegeven over het mestplafond als het gaat om stikstof. De Minister dreigt met een generieke korting. Dat betekent dat er dieren moeten worden afgevoerd. De Partij voor de Dieren is voor een krimp van de veestapel, maar daar moet je op tijd mee beginnen door minder te fokken. Als je dat niet doet, loop je willens en wetens het risico dat dieren vervroegd naar de slacht moeten. Eerder was daar heel veel gedoe over. We hebben allemaal de tranentrekkende verhalen gehoord. Ook de Partij voor de Dieren is daar fel tegen. Maar als je niet op tijd ingrijpt, dan laat je dus welbewust opnieuw een situatie ontstaan waarin de benodigde krimp van het aantal dieren alleen nog maar via slacht te realiseren is. We vinden het goed als de Minister de sector waarschuwt, maar dan moet ze zelf ook tijdig met maatregelen komen om te voorkomen dat die generieke korting over de ruggen van de dieren gaat. Is zij daartoe bereid?

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Ik vraag u als klassenoudste, zeg maar, om het voorzitterschap over te nemen. Dan zal ik nog een heel korte bijdrage doen, namens D66.

Voorzitter: Ouwehand

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Groot namens de fractie van D66.

De heer De Groot (D66):

Dank u, voorzitter. Ik heb vier punten en daar zal ik zo snel mogelijk doorheen gaan. Het eerste punt betreft de discussie over het aanvragen van octrooi op planten. De Minister heeft zich daarvoor in Brussel, zoals ook de vorige keer is toegezegd, hardgemaakt. Zeer veel dank daarvoor. De vraag die nu op tafel ligt, is hoe we nu verder gaan. De besluitvorming in Brussel ligt een beetje stil op dit moment. Dat is lastig denk ik, maar er moet wel iets gebeuren. Ik heb me laten vertellen het aanpassen van de biotechnologierichtlijn een weg is en dan een heel klein beetje, alleen op precies dit punt, of zelf als Raad een rechtszaak starten bij het Europees Hof van Justitie. Het Technical Board of Appeal van het Europees Octrooi Bureau doet uitspraken op basis van regels, dus er is behoefte aan regels op basis waarvan die politieke uitspraak, namelijk dat planten niet octrooieerbaar zijn, kan worden geëffectueerd. Graag een reactie van de Minister op stappen die nu gezet moeten worden.

Ook bij de fractie van D66 zijn er wat zorgen over de betrokkenheid van de Kamer bij het opstellen van de slotanalyse en de uitgangspunten van het Nationaal Strategisch Plan. Hoe ziet de Minister dat, ook in relatie tot de verantwoordelijkheidsverdeling? Want als er één ding is dat we eigenlijk niet moeten willen, is een vergelijkbare situatie als bij het natuurbeleid.

Het derde punt is de kringlooplandbouw. Ik denk dat het belangrijk is om daar ook een internationale agenda voor te hebben. De Minister heeft de visie vertaald in het Frans en in het Duits. Dat is een mooie eerste stap, al had ik misschien nog wel wat meer talen gewild. Spaans en Turks hoor ik hier, geweldig. Er zat alleen ook de vertaling van het voorwoord bij. De vraag is of dat zo handig is als je daarin zegt: ik heb een hele verantwoordelijkheid, want ik heb wel een heel erge voorloperrol. Ik ben nog wel benieuwd om van de Minister te horen hoe we nu verder moeten met de internationale strategie. Zeker in Europa is er natuurlijk heel veel te doen op het gebied van wetgeving.

Dan tot slot de EFSA, de transparantie daarover. Het is goed dat het Hof nu heeft gezegd dat de publicaties openbaar moeten worden rondom alles op basis waarvan de EFSA beslissingen neemt. Ik ben benieuwd naar het standpunt van de Minister daarover. Dan nog een vraag. Er is een heel duidelijke uitspraak van de Kamer geweest op basis van een motie van D66 over het terugdringen van het gebruik van glyfosaat als landbouwkundige toepassing. Dus niet als bestrijdingsmiddel, maar zuiver omdat het makkelijk is om bijvoorbeeld gras te keren of voor andere toepassingen die ook anders kunnen. De vraag is wanneer die motie wordt uitgevoerd, want de velden kleuren weer geel als aankondiging van het naderende voorjaar.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw bijdrage. Dan geef ik het voorzitterschap weer terug in handen van de heer De Groot.

Voorzitter: De Groot

De voorzitter:

Dank u wel voor het waarnemen, mevrouw Ouwehand. Het verzoek van de Minister is om tien minuten te schorsen. We gaan dus door om 14.40 uur met de eerste termijn van de Minister.

De vergadering wordt van 14.31 uur tot 14.44 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de Minister voor haar eerste termijn.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Er zijn een paar thema's die u gemeenschappelijk interesseren, in ieder geval de meesten van u. Brexit en wat die specifiek betekent voor onze vissers. Ten tweede neem ik de vragen rond het GLB en de nationaal strategische plannen bij elkaar. Het derde blokje zijn vragen over gewasbescherming. Daar hebben uw leden een aantal vragen over gesteld. Dan kom ik nog op een aantal overige vragen, die ik in het laatste blokje zal langslopen.

Eerst de brexit en de vissers. Het blijft een beetje een mantra, maar we hebben steeds gezegd dat de situatie ongewis is, en ik moet zeggen dat die er dezer dagen niet beter op lijkt te worden. We kunnen het nog niet helemaal met zekerheid zeggen, maar de kans dat we richting een harde brexit gaan, als er geen andere keuzes worden gemaakt in het VK, is groot. Die is aanwezig. Laat ik zeggen dat wat Nederland betreft, de voorkeur er echt naar uitgaat dat er geen no-dealscenario komt. Daar is ook de inzet van Europa steeds op gericht geweest, tot en met afgelopen weekend, tot nog wat nachtelijke vergaderingen aan toe, geloof ik. Dat is ook precies wat wij vanuit Nederland hebben gezegd, maar we moeten met alle scenario's rekening houden. Dat is nu de situatie.

We houden gelukkig ook met alle scenario's rekening. Het is niet zo dat wij hier nu voor het eerst over nadenken. Er wordt ongelofelijk hard gewerkt op allerlei ministeries tegelijk, niet in het minst op ons eigen ministerie, om te zien wat voor gevolgen een harde brexit heeft en wat we daarvoor allemaal moeten regelen. Ik heb u in de tussentijd op de hoogte gesteld van wat we allemaal doen. Het is dus niet zo dat alles in één keer maar over ons heen komt, maar nogmaals, het zou mij een lief ding waard zijn als er geen no-dealscenario gaat ontstaan. Maar het is aan de Britten om er een keuze in te maken hoe ze daarmee om willen gaan. Een aantal van uw leden vroeg ook of uitstel dan niet een mogelijkheid is. Ook dat ligt aan de Britten, aan hoe zij zich zelf opstellen en wat zij nu precies gaan doen, wat ze zelf zien dat er moet gebeuren. Dat is op dit moment de situatie en we moeten bijna per dag kijken hoe het gaat.

De heer Futselaar (SP):

Ik begrijp het allemaal. Waar ik een beetje bang voor ben, is het scenario waarin de Britten, ergens deze week of volgende week, zeggen: we hebben nog een maandje of twee extra nodig om overeenstemming te krijgen, en dat Europa dan zegt: ja, maar zolang jullie geen perspectief bieden, heeft het voor ons geen zin om uitstel te geven, waarop we alsnog in een harde brexit terechtkomen. Dat zou ik heel erg zonde vinden. Ik begrijp heel goed de terughoudendheid van de Minister, maar ik zou wel graag zien dat Nederland uitstraalt: alles wat een alternatief is voor meteen van de rails raken, ook wat meer tijd, valt te prefereren.

Minister Schouten:

Dit is net een abstractieniveau hoger dan alleen mijn positie, laat ik het zo zeggen. Dit gaat ook echt over de positie van heel Europa. Ik denk dat ook de Minister-President daar al het een en ander over heeft gezegd. Maar laten we ook wel wezen: een heel groot deel van deze discussie zit vast op de backstop, en dan kijken we ook meteen naar wat een groter belang is in Europa. Ik spreek mijn Ierse collega's weleens en die zijn vuurbang voor wat er allemaal gaande is, omdat het bij hen niet alleen om economische belangen gaat, maar puur over vrede. Dat gaat zo diep dat we ook daar niet zomaar alles maar kunnen doen voor een goede relatie met het VK. Daar zit een gezamenlijke verantwoordelijkheid in. Als Europa voelen we die, maar het VK moet die zeker ook voelen. Dat is ook de balans die daarin gezocht moet worden, dus dit gaat echt verder dan alleen maar economische en handelsbelangen. Daarom vind ik ook dat ik hier niet helemaal kan uitstralen: «wat u ook doet, u mag erbij blijven». Daar zitten echt wel wat haken en ogen aan, laat ik het zo zeggen.

Dan de specifieke vragen over de vissers en wat er gebeurt rondom de Britse wateren.

De voorzitter:

Ik zie nog een vraag van mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik had de brexit ook in algemene zin geagendeerd. Ik begrijp heel goed wat de Minister aangeeft. Volgens mij is het vreselijk ingewikkeld en verandert het speelveld iedere minuut. Ik heb gevraagd naar de brede stand van zaken. Er ligt natuurlijk nog een opdracht naar aanleiding van de motie over het keurpunt voor levende dieren. In de brief heb ik gelezen dat gewerkt wordt aan de facilitering daarvan. Daar zitten ook vertrouwelijke aspecten aan. Staat dit er eind maart?

Minister Schouten:

Over het keurpunt zijn we bezig met de marktpartijen die daar interesse in hebben. Het is een privaat keurpunt, dus de vraag moet ook uit de markt komen. Er is een aanvraag gekomen. Die moet bij Europa geconsulteerd worden. Er zijn wat opmerkingen vanuit Europa gekomen, onder andere over de afstanden tussen de plaats waar de dieren aan land komen en het keurpunt. We zijn daarover met Europa in gesprek. Daarnaast bekijken we hoe we steun kunnen bieden waar die nodig is. Daar zit wel een financieel plaatje aan. Dat is ook voor het bedrijfsleven een overweging om het wel of niet te willen doen. We bekijken wat redelijk is. Het is een lastige klus; laat ik het zo zeggen. Ik wil daar wel realistisch over zijn. Wij proberen waar mogelijk te faciliteren, maar er is ook een rol voor het bedrijfsleven zelf om stappen te zetten. Wij zijn erop gericht om het zo snel mogelijk te doen, maar nogmaals, het heeft te maken met een complex van factoren van financiën. Het bedrijfsleven heeft ook in de financiering een rol. Daarnaast zijn er de eisen die aan de realisatie van het keurpunt worden gesteld. Nogmaals, we voeren in Europa gesprekken over de vormgeving.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Hier hebben wij ook onze zorgen over. Ik hoor de Minister zeggen dat het bedrijfsleven zelf een financiële bijdrage moet leveren en dat wordt bekeken wat redelijk is. Het kan toch niet zo zijn dat middelen die bestemd zijn voor de normale taken van de NVWA, in een nieuw keurpunt gaan zitten? Ik wil de zekerheid dat dat wordt uitgesloten. Als iemand nog steeds levende dieren naar het VK wil exporteren, moet dat volledig voor eigen kosten en eigen risico.

Minister Schouten:

Ten eerste gaat het niet over de export, maar over de import van goederen. Daarop zit het dus niet. Er zijn kosten verbonden aan zo'n keurpunt. Voor het bedrijfsleven maak ik een inschatting of het nodig gaat zijn, ja of nee. Wanneer ga je die kosten maken? Het zit dus ook in een risico-inschatting. Het is niet zo dat er geld van de NVWA naar dit punt gaat.

De voorzitter:

De Minister vervolgt haar betoog.

Minister Schouten:

Ik was gebleven bij de vissers. Mevrouw Lodders vroeg naar uitspraken van Minister Gove in het VK over het nog in 2019 van kracht laten zijn van het gemeenschappelijke visserijbeleid. Men blijft daar dan onder vallen. Dit heeft hij mondeling aangegeven en helaas nog steeds niet schriftelijk bevestigd. Het zijn dus vooral woorden die hij beleden heeft. Ik zou zeggen: een man een man, een woord een woord. Maar we moeten er vanzelfsprekend ook rekening mee houden dat bij een echt harde brexit ook de toegang tot de Britse wateren in 2019 onder druk kan komen te staan. Dat scenario doordenken we ook; het is niet zo dat we daar niet over nadenken. De afspraak over de openstelling van de wateren zal tussen de Commissie en het VK moeten worden vastgelegd. De Commissie heeft aangegeven dat zij de vissers wil compenseren via het EFMZV op het moment dat de wateren gesloten worden.

Dat fonds is voor een deel al bestemd en toegedeeld. Gevraagd werd wat ik daarvan vind. Het EFMZV stelt een EU-budget beschikbaar voor visserij en aquacultuur. Hierbij is een nationale invulling mogelijk, maar er zit dus geen concurrentie tussen de lidstaten. Op dit moment zijn er geen alternatieven voor de regeling EFMZV. Er is sprake van onderuitputting van het EFMZV. We verwachten daarom dat die regeling andere bestedingen niet in de weg zal gaan zitten. Ook verwachten we dat die stillegregeling op dit moment wel een soort eerste soelaas kan bieden, laat ik het zo zeggen, maar het is natuurlijk het allerbeste als we gewoon met het VK afspraken kunnen maken over de toegang tot die wateren, in wat voor relatie dan ook. Dat is een bredere discussie. U weet dat er wel gesteld is dat er, als er geen toegang tot de wateren is, omgekeerd ook geen toegang is op de markt van het vasteland voor de visproducten vanuit het VK. Daar zit dus een soort van hefboom in. Maar goed, die onzekerheid zit er dus wel in. We staan steeds in goed contact met de vissers om te kijken hoe dat gaat. Op dit moment wordt er door de WUR onderzoek gedaan naar welk bedrag er per visserijcategorie mee gemoeid is als dit allemaal op deze manier zou optreden. Als die berekening er is, zal ik die uiteraard delen met de sector.

De heer Von Martels (CDA):

Met het risico dat ik iets te voorbarig ben, kom ik nog even terug op het Europese fonds voor aanpassing aan de globalisering. Is de Minister van plan om daar nog iets over te zeggen?

Minister Schouten:

Het is mogelijk om aanvragen in te dienen bij het Europees globaliseringsfonds, het EGF, als aan die voorwaarden wordt voldaan. De aanvraag wordt beoordeeld door de Europese Commissie. Ik weet zo snel niet of die voorwaarden allemaal passend zijn op een specifieke casus rondom de visserij. De bottomline is dat je daar kans op hebt als je aan de voorwaarden voldoet. Ik begrijp wel dat je dit bijvoorbeeld kan inzetten als reactie op ontslagen medewerkers door dit soort externe factoren. Ik moet zeggen dat ik in deze tien minuten niet alle voorwaarden van het EGF heb doorgenomen. Zolang je aan de voorwaarden voldoet, kun je daar een aanvraag voor indienen. Dat waren de brexitvragen.

Ik had nog een EFMZV-vraag van de heer Von Martels over de glasaal. Hij vroeg of ondersteuning uit dat fonds daarvoor mogelijk is. Dat gebeurt al. De uitzet van de glasaal wordt inderdaad gesteund via het EFMZV. Ik meen dat ik daarmee over de vissers en de brexit heb beantwoord.

Dan kom ik bij het blokje over het GLB. Ik hoor eigenlijk de breed gedragen roep of vraag vanuit de Kamer: hoe worden wij hierbij betrokken? Als u dat zo zegt, trek ik mij dat aan. Want ik heb geprobeerd om een soort van procesvorm te geven waarmee u daarin wordt meegenomen. Ik proef dat de Kamer toch nog zoekt naar waar en op welk moment precies zij invloed heeft en hoe zij dat moet doen. Ik kreeg de indruk dat dit vooral te maken had met het NSP, het Nationaal Strategisch Plan. Ik heb het plan van aanpak daarvoor meegestuurd aan de Kamer. Daarin kunt u zien wat voor stappen er zijn. We hebben bijvoorbeeld in mei een stakeholdersbijeenkomst. Ik probeer uw vragen te interpreteren als zijnde: komen wij aan het eind van het verhaal nog een keer in beeld of kunnen we daarvoor al input leveren? Ik ga niet over uw agenda, maar u zou kunnen overwegen om een keer een AO GLB of NSP te organiseren. De stakeholdersbijeenkomst vindt in mei plaats. Ik zal u dus in april een brief doen toekomen waarin ook al een soort van contouren van het NSP worden geschetst. Dan kunnen we daar al echt een eerste discussie over voeren. Voordat we de stakeholders gesproken hebben, kunt u zelf al een richting aangeven, dus een idee van wat u belangrijk vindt daarvoor. Dat is mijn aanbod. Nogmaals, het is aan u om te bepalen of u daar nog een debat aan wilt wijden of niet. Misschien deelt u de brief al zo enorm dat u denkt dat het helemaal niet meer nodig is. Dat zou natuurlijk ook kunnen. De stakeholdersbijeenkomst is op 23 mei, dus we hebben wat tijd.

Een tweede vraag, die samenhangt met een andere vraag, is wanneer dit allemaal precies in werking gaat treden. Ik zeg erbij dat het, tot een klein beetje spijt of frustratie van ons, wel vertraging oploopt. Op dit moment gebeurt er vrijwel niets op het hele dossier. Ik hoor een terechte verzuchting van uw Kamer of een klacht: we hebben weer geen stukken gehad. Ik zal u vertellen: ik krijg ze ook niet meer. Er komt gewoon niks meer door vanuit Europa over dit soort zaken. Wat ik heb stuur ik aan u. Alleen, wij krijgen stukken ook heel laat of niet. Dus ja, dan is het wel een beetje ingewikkeld om daar nog een discussie over te gaan voeren. Dat brengt ook met zich mee dat we waarschijnlijk een vertraging gaan krijgen in het hele proces rondom het GLB, dus ook wanneer het NSP ingaat. Als u het van de zonnige kant wilt bekijken: we hebben dus nog tijd om de discussie rondom het NSP goed vorm te geven. Er was ook nog een vraag wat er gebeurt als het wordt uitgesteld. Dan krijg je een overgangsjaar en dan lopen regelingen door. Maar goed, ik had dit halfjaar graag nog benut om wat meters te maken, maar ik kan geen ijzer met handen breken.

Mevrouw Lodders (VVD):

Mijn vraag is tweeledig. «Als er geen stukken zijn, kan ik ze niet sturen.» Dat is waar, maar vervolgens zie ik wel dat de discussie op onderdelen gevoerd wordt tijdens de Raad. Dat vind ik ingewikkeld, omdat we de Minister dan niets kunnen meegeven.

Voor mij ligt het zwaartepunt toch bij het Nationaal Strategisch Plan. Het aanbod van een debat, dat is inderdaad onze eigen agenda. Ik denk dat het heel verstandig is om daar medio april een debat over te voeren. Maar als ik kijk naar de fasering, de planning en de belangrijke mijlpalen – ik zit hier vooral even als Kamerlid – dan zie ik daar geen rol voor de Kamer. Dat staat nog even los van waar de heer Futselaar nadrukkelijk op focust, namelijk de Statenleden. Ik zoek in die planning belangrijke mijlpalen, ook wat verderop in het traject, een momentum dat wij als Kamer op z'n minst daar iets van kunnen vinden: niet eens zeggen, maar vinden. Het is de eerste keer dat het GLB op deze manier vorm krijgt. Het is nogal wat. Het gaat over heel veel geld. Het gaat over belangrijke doelen, dus dat momentum zou ik wel terug willen zien.

De voorzitter:

Heldere vragen. Ik neem aan dat de heer Futselaar daar ook een vraag over had?

De heer Futselaar (SP):

Ja, in het verlengde daarvan. Ik weet dat de Minister niet gaat over informatievoorziening naar Staten toe, maar wel over het proces zoals het hier wordt gepresenteerd. Daarom vond ik dat ook een beetje een ondergeschoven ding. We hebben tijd om het goed te doen, zeg ik de Minister na. De Minister gebruikte eerst het woord «betrokken». Ik ben heel erg bang voor dat woord, want betrokken word je ook als je informatie krijgt. Daarna gebruikte de Minister het woord «invloed». Daar word ik al een stuk blijer van, want we willen er niet alleen iets over zeggen; we willen ook kunnen sturen. Laat ik het zo zeggen. Ik begrijp dat de zoektocht lastig is, maar ik denk toch wel dat ik voor bijna iedereen kan praten.

De voorzitter:

De wens is helder en de Minister gaat daar nader op in.

Minister Schouten:

Ik had gehoopt dat ik die angst had weggenomen, want dat was echt precies wat ik bedoelde. Ik heb helemaal niets achter te houden, helemaal niets waarvan u vindt dat u geen invloed hierop mag hebben. Integendeel, ik doe net een aanbod. Ik hoop dat u ziet dat u op dat moment al invloed heeft, als dat woord zo belangrijk is, en dat die momenten ook later in het proces er echt nog zullen zijn. Hoe we dat doen, hangt ook een beetje af van wanneer u zaken agendeert. Als u dan ook dingen van mij nodig hebt, geef het aan. Dan kan ik precies dat doen wat u nodig heeft om die discussie goed te kunnen voeren. Ik heb er geen belang bij als ik straks een NSP heb waar geen enkel draagvlak voor is. Dan schiet ik mij natuurlijk in mijn eigen voet. Nogmaals, ik wil graag dat we dat debat met elkaar voeren, dus mijn aanbod en toezegging staan. Als u daar gebruik van wilt maken, dan hoor ik dat graag. Ik ben altijd bereid om u te informeren, faciliteren of wat dan ook om dit vorm te geven.

De voorzitter:

Ik zie toch twee hele korte opmerkingen van eerst de heer Futselaar en dan mevrouw Lodders.

De heer Futselaar (SP):

Dit is geen wantrouwen jegens de Minister, laat ik het dan zo zeggen. Ik weet gewoon dat de positie van de volksvertegenwoordiger bijna automatisch heel lastig is wanneer twee groepen bestuurders met elkaar gaan praten en onderhandelen. Dat is net zoals wanneer gemeentebesturen met provinciebesturen gaan onderhandelen. Dat heb ik ook meegemaakt als plaatselijk volksvertegenwoordiger. Je wordt dan geconfronteerd met «hier zijn we op uitgekomen». Het is dan vaak ja of nee en het moet dan wel ja zijn, want anders loop je geld mis. Ik wil heel graag voorkomen dat wij en de twaalf provinciale staten straks voor zo'n situatie komen, waarbij de Minister zegt «ja, maar dit is wat de provincies willen» en een gedeputeerde zegt «ja, maar dit is wat de Minister van ons heeft gevraagd, dus gaat u alstublieft akkoord».

De voorzitter:

Uw punt is helder. Mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):

Het Nationaal Strategisch Plan is wel een van de belangrijkste punten in mijn inbreng. Wat nu voorligt, is het proces om ertoe te komen. Zoals ik in mijn inbreng, maar ook zojuist in het eerste deel van een interruptie heb aangegeven, mis ik de rol van de Kamer. Nogmaals, het debat vind ik goed. Dat moeten we vooral doen. Lopende de hele planning zal dit steeds weer geagendeerd worden. Maar ik zoek in de planning de belangrijke mijlpalen, opgenomen in een schema, waarbij wij als Kamer onze invloed kunnen uitoefenen. Dat wil ik echt terugzien in de planning. Ik kondig bij dezen aan dat ik overweeg in tweede termijn een motie hierover in te dienen, want ik vind het van groot belang om ook aan andere partners in het NSP te laten zien dat wij die rol en die bevoegdheid wel degelijk hebben.

De voorzitter:

De Kamer heeft natuurlijk ook een behandelvoorbehoud gemaakt. De Minister heeft een duidelijke toezegging gedaan. De specifieke vraag van mevrouw Lodders is om de mijlpalen in het proces te markeren.

Minister Schouten:

Nogmaals, het is altijd zoeken. Ik waardeer ook dat de heer Futselaar zegt dat hij dit soort processen kent. Er zitten heel veel partijen aan tafel. Ik zou bijna zeggen: het lijkt net een klimaatakkoord. Ik wil de Kamer graag in staat stellen om ook in een vroegtijdig stadium de eigen opvattingen, meningen en dergelijke kenbaar te maken, zodat ik dat ook weer kan meenemen in het proces dat volgt. Dat is mijn toezegging. De voorzitter gaf net al aan dat er een behandelvoorbehoud is, dus u kunt altijd nog zeggen: dit is wat wij willen en dit niet. Maar ik ben in dit hele stuk ook nog afhankelijk van de condities die vanuit Europa worden neergezet. Ik probeer een soort ordentelijk proces neer te zetten en ik vind het wel echt naar als de indruk wordt gewekt of als het gevoel leeft dat ik dat niet zou willen of dat ik de Kamer daar geen rol in zou willen geven. Dat is niet zo. Ik probeer alleen een aantal puzzelstukken bij elkaar te brengen, waarbij ik ook een gebaar probeer te maken om de Kamer daarin een rol te kunnen laten nemen. Er is niets waardoor ik dit niet zou willen doen of wat dan ook.

De voorzitter:

Volgens mij is dat helder en maken we dankbaar gebruik van dat aanbod, maar dat zullen we in een procedurevergadering dan verder met elkaar bespreken.

Minister Schouten:

Eens even zien wat ik nog meer heb rondom het GLB. Er is net al gevraagd wat er nu eigenlijk gebeurt en daar heb ik al het een en ander over gezegd.

Er is gevraagd naar de betrokkenheid van boeren en van andere stakeholders. Zij zijn betrokken. We hebben ook aangegeven hoe we dat willen vormgeven. Ook hier geldt dat ik geen reden heb om ze niet te willen meenemen. Ik zit wel met heel veel partijen die ik meeneem: de Kamer en de provincies zijn erbij en ik krijg de kaders vanuit Europa. De boeren zijn in beeld en we hebben gesprekken met hen, maar er zijn echt heel wat belangen en groepen die we bij elkaar moeten brengen. Het is echt onze inzet om dat goed te doen. Is de SWOT-analyse wetenschappelijk geborgd? Ja, die is wetenschappelijk geborgd. Ook de heer Von Martels had een vraag over de boeren. Zij worden betrokken.

De heer Von Martels vroeg ook of het collectieve agrarische natuurbeheer kan worden vereenvoudigd en of ik een evaluatie daarvan wil doen. De collectieven draaien sinds 2016. Daar wordt ook geleerd van de ervaringen die er nu mee worden opgedaan. Het is nog vrij recent, dus we moeten er nog echt ervaring mee opbouwen. De GLB-pilots die nu van start gaan, leveren ook die nuttige inzichten. Een formele evaluatie staat nog niet in het programma. Zoals ik al zei, zijn we nog maar net bezig. Ik zou dus wat meer ervaring willen opdoen om wat meer de grote lijnen te kunnen aangeven. Anders zijn we al aan het evalueren terwijl we nog maar net gestart zijn. Dat heeft niet zo heel erg veel zin. Maar we proberen er steeds lering uit te trekken, ook via die pilots.

Mevrouw Lodders vroeg naar de inzet die nodig is voor vereenvoudiging. In het algemeen deel ik de zorg van mevrouw Lodders. In Europa hebben we continu de discussie dat het vereenvoudigd moet worden. Maar als je dan kijkt waar het precies neerslaat, zie je op dit moment weer een neiging naar meer controle. Vanuit Europa wordt gezegd: u krijgt soevereiniteit in de keuzes die u maakt, maar u moet dat controleren en wij gaan dat ook nog doen. Daar vloeit niet per definitie een vereenvoudiging uit voort. Daarover voeren wij dus de discussie. Mijn doel is om de boeren minder last te laten hebben van controles en audits, ook op bedrijfsniveau. Daarom is de inzet om het single-auditsysteem in te voeren. Dat ligt wel ingewikkeld bij veel lidstaten, is mijn ervaring tot nu toe, want die durven de oude systematiek nog niet helemaal los te laten. Dit is dus wel een echt discussiepunt.

Ik meen dat de heer Futselaar vroeg wat de echte tegenstellingen zijn in het debat. Wat ik net zei, is er eentje van. Een andere, klassieke gaat over de landen die meer hectarepremies willen en landen die deze verschuiving niet willen. Sommige landen willen andere doelen, die wij ook in het regeerakkoord hebben opgenomen, ook meenemen in het GLB, versus de landen die puur en alleen op hectarepremies gaan zitten. Die elementen zitten er dus in. Subsidiariteit is ook een grote discussie. Nederland pleit daarvoor, maar in sommige landen ligt subsidiariteit ingewikkelder, omdat die niet allemaal even gelukkig zijn over hoe daar binnen hun eigen land, met verschillende regio's, over gedacht wordt. Die hebben er dan weleens baat bij dat een partij van buitenaf zegt hoe het moet, in plaats van dat ze daar zelf allerlei discussies over moeten voeren. Dat is dus ook nog wel een van de grote tegenstellingen in het debat.

De heer Futselaar vroeg ook naar de cap van € 100.000. Ik ben bekend met zijn opvatting dat € 100.000 al een inkomen op zichzelf is in plaats van inkomenssteun. Hij zegt: hoe kan het dan dat die ecoregelingen buiten het plafond gaan? Maar die ecoregelingen zijn vergoedingen voor diensten die worden geleverd. Als iemand een dienst levert maar daar op een gegeven moment geen bedrag meer voor krijgt omdat er een cap op zit, dan ga ik er zomaar van uit dat hij die dienst niet meer gaat leveren, terwijl het wel heel waardevol zou kunnen zijn als hij dat doet. Ik denk dus dat we daarmee voorzichtig zouden moeten zijn, want er staat iets tegenover. Misschien vindt de heer Futselaar het altijd heel fijn om proletarisch te winkelen. Dat lijkt vanuit de overheid gezien weleens aantrekkelijk, maar ik kan me zo voorstellen dat het voor diegene die de waren aanbiedt toch wat minder aantrekkelijk wordt.

De heer Futselaar (SP):

Ik ga niet op het proletarisch winkelen in, maar op het serieuze punt. Het punt blijft dat het gaat om een ton aan steun aan een bedrijf. We hebben het hier echt over individuele bedrijven; ik kan me helemaal vinden in wat de Minister schrijft over anders omgaan met collectieven. Laten we er ook eerlijk over zijn: het gebeurt niet veel in Nederland. Dit bedrag komt niet heel veel voor, maar ik vind het gewoon te hoog. Ook al doe je fantastische dingen aan het landschap, natuur et cetera, zo veel zou één bedrijf in dit systeem eigenlijk niet moeten krijgen. Niet voor niets lag de cap oorspronkelijk zelfs nog lager, want volgens mij lag die oorspronkelijk op € 60.000. Kan de Minister in die context geen begrip opbrengen voor dit standpunt?

Minister Schouten:

Ik moet zeggen dat de cap een van de discussiepunten is die regelmatig terugkomen in Europa. Ik kan u ook vertellen dat wij in deze discussie redelijk alleen staan met de opvatting dat een maximering mogelijk is. Het gaat er in dit hele verhaal dus ook om waar we vandaan komen. Ik vind dat er dan echt een verschil is – daar ben ik het niet met de heer Futselaar eens – tussen of je iets krijgt op basis van bijvoorbeeld het aantal hectares dat je hebt of omdat je een bepaalde prestatie levert. Dat heeft een andere orde. Dan vind ik dat je wel betalingen kunt doen. Stel nou dat een boer iets aan, om maar iets te noemen, landschapsbeheer doet, wat wij heel belangrijk vinden, en dat hij daarmee net, ook met de hectares die hij heeft en dergelijke, boven het plafond uitkomt. Moeten we dan zeggen dat hij dat landschapsbeheer maar moet laten zitten, terwijl hij dat heel goed kan doen op een heel effectieve manier die we ook nog bij vinden dragen aan allerlei andere doelen die hier ook vaak langskomen, bijvoorbeeld biodiversiteit? Ik geloof dat ik mezelf in de vingers zou snijden als ik dat zou doen. Dus nogmaals, ik vind dat twee verschillende grootheden.

Dan kom ik op de vraag wanneer de houtskoolschets van de SWOT – het zijn allemaal vreselijke woorden – naar de Kamer gaat. Die zal voor de stakeholdersconferentie, die op 23 mei is, beschikbaar zijn. Ik zal die uiteraard ook aan de Kamer doen toekomen.

De heer Von Martels vraagt of de Rli kijkt naar de effecten, waaronder de inkomenspositie van de boeren. De Rli zal, voor zover ik heb begrepen, in zijn advies zeker meenemen dat maatregelen uitvoerbaar moeten zijn en dat er ook een verdienmodel voor moet zijn. Dat is de informatie die ik heb over het Rli-advies.

Mevrouw Ouwehand vraagt nog naar de toets op de klimaatdoelen en de biodiversiteit. Zij zou willen dat we die nu gaan doen, nu het GLB toch uitgesteld gaat worden. De toets op de klimaatdoelen en de biodiversiteit wordt al meegenomen in de verplichte ex-ante-evaluatie, dus we gaan al kijken hoe we bijdragen aan de doelen die gesteld zijn.

De voorzitter:

Meneer Von Martels, korte vraag.

De heer Von Martels (CDA):

Ik heb inderdaad een korte vraag over die houtskoolschets voor de SWOT. Wie gaat die analyse uitvoeren?

Minister Schouten:

Wageningen Universiteit.

Dan de kringlooplandbouw en de internationale agenda, en hoe we daarmee omgaan. We hebben onlangs de conferentie van Leeuwarden gehad. Dat was een conferentie die we hebben georganiseerd met als thema de CAP strategic plans, waarbij we ook gekeken hebben naar de eco-climate schemes die daarin zitten. Daarvoor zijn allerlei landen uit Europa uitgenodigd en die zijn ook langsgekomen. Ik zal tijdens de eerstvolgende Landbouw- en Visserijraad verslag doen van deze conferentie. Op deze conferentie hebben wij ook onze visie onder de aandacht gebracht. Dus niet alleen de vertaling, maar ook wat het daadwerkelijk betekent in de stappen die we gaan zetten in het GLB. Daar is gesproken over meer doelgerichte betalingen, ook voor maatschappelijke diensten. Er waren ongeveer 150 deelnemers van de Europese Commissie, 25 EU-lidstaten, landbouworganisaties, ngo's en onderzoekers. Er is ook gesproken over hoe je dat soort principes weer in je eigen Nationaal Strategisch Plan zou kunnen meenemen. De focus lag daarbij dus op die ecoklimaatdiensten. De collectieven voor agrarisch natuurbeheer zijn een grote inspiratiebron gebleken op de conferentie. Daar was ook veel belangstelling voor. Dat zijn allemaal platforms die wij gebruiken om onze eigen visie onder de aandacht te brengen. We proberen ook om die in allerlei regelingen mee te nemen en in discussies die nu toch al lopen, waar je Europabreed veel meer impact kan hebben. Overigens was de conferentie georganiseerd door de provincie Fryslân in samenwerking met ons, voordat het beeld ontstaat dat wij het alleen hebben gedaan. Mijn dank dus ook aan de provincie.

Volgens mij heb ik daarmee de zaken rondom het GLB en het NSP behandeld.

De voorzitter:

Dat lijkt het geval. Dan stel ik voor dat u uw betoog vervolgt.

Minister Schouten:

Dan kom ik bij de gewasbeschermingsdiscussie. Hierover zijn een aantal vragen gesteld. Mevrouw Bromet heeft haar bijdrage eraan gewijd en heeft onder andere gevraagd hoe het staat met de uitvoering van de motie-De Groot over de landbouwkundige toepassing van glyfosaat. Ze vroeg ook of 2019 het laatste jaar is dat de weides oranje kleuren. De motie van de heer De Groot is in uitvoering doordat het Ctgb in Nederland kijkt naar de toelating van middelen, dus ook naar die van glyfosaat. Het Ctgb werkt op dit moment aan de herbeoordeling van de glyfosaathoudende middelen. Het houdt daarbij rekening met de voorwaarden die zijn vastgesteld voor de planning van de goedkeuring van glyfosaat, maar daar zaten ook elementen in die in de motie van de heer De Groot zaten, zoals de noodzaak van de landbouwkundige toepassing en dat soort zaken. In dat kader worden die middelen herbeoordeeld. Die herbeoordeling vindt nu plaats. Ik verwacht dat het Ctgb die aan het eind van 2019 afgerond heeft. Dat is work in progress.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik vind dit geen antwoord op de vraag. De vraag is wanneer de motie wordt uitgevoerd. Het kan best zijn dat Jan en alleman ermee bezig zijn, maar we willen gewoon weten wanneer er een verbod komt. Wat heeft het Ctgb daarmee te maken?

Minister Schouten:

Het Ctgb is de instantie in Nederland die de beoordeling van de toepassing van middelen doet. Wij hebben het zo vastgelegd dat die instantie de toelating bepaalt. Het Ctgb is wettelijk de instantie die dat soort beoordelingen doet. Ik kan op basis van de Kaderwet zbo een besluit van het Ctgb vernietigen, maar dan moet er wel eerst een besluit liggen. Daar is het nu mee bezig. Vernietiging van het besluit van het Ctgb is heel ingrijpend en is nog nooit gedaan, maar als dat gebeurt, kan dat worden aangevochten. Als u zegt dat we dat middel per direct moeten verbieden, kunnen daar allerlei juridische consequenties aan vastzitten. Daarbij moeten we een onderbouwing geven waarom we iets wel of niet doen. Daarom is het ongelofelijk belangrijk dat het Ctgb de instantie is die toetst en de onderbouwing geeft en dat we op basis daarvan de besluiten nemen. Het Ctgb moet zich ook baseren op een EU-verordening. Dat zijn de stappen die we moeten doorlopen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

We hebben al een beetje ervaring opgedaan met een verbod op glyfosaat, namelijk door een verbod op het gebruik ervan op verhardingen in gemeentes. Is deze route om tot een verbod te komen toen ook helemaal op precies dezelfde manier doorlopen? Het duurde toen overigens heel lang voordat het verbod effectief werd.

Minister Schouten:

Dat is gebaseerd op een EU-verordening waarin dat is opgenomen. Dan heb je een grondslag op basis waarvan je de keuze over de toelating maakt. Hier hebben we een EU-verordening waarin staat dat glyfosaat is toegestaan en dat de toelating moet worden getoetst door het Ctgb. Dus je moet wel een juridische onderbouwing hebben.

De voorzitter:

Mevrouw Bromet, tot slot.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik probeer het nog één keer, en anders zal ik er op een ander moment op ingaan. Ik begrijp niet dat als de Kamer iets wil, er een andere instantie is die daar een besluit over moet nemen. Dit gaat niet over de toelating, maar over het níét toelaten.

Minister Schouten:

Ik probeer het nog een keertje aan te geven. We hebben een EU-verordening waarin staat – ik zal vast niet alle goede juridische termen gebruiken – dat de toelating van glyfosaat verlengd is. Vervolgens moet er nationaal een herbeoordeling op plaatsvinden. Bij ons doet het Ctgb dat. Dat is de instantie die kijkt hoe de herbeoordeling gaat op basis van de criteria die in de verordening zijn meegenomen. In de verordening zijn een aantal criteria meegenomen, die best veel lijken op de criteria die in de motie van de heer De Groot staan. Maar het moet wel beoordeeld worden. Als de EU-verordening er ligt en zegt dat het gebruik onder voorwaarden toegestaan is, maar ik er vervolgens een streep doorheen zet, dan zal er een producent of een gebruiker zijn die zegt: onderbouw dat eens, want het gebruik is toegestaan. Die stappen moeten we wel doorlopen. Anders houdt het geen stand bij de rechter. Dat is de feitelijke situatie. Die stappen zijn we nu aan het doorlopen.

De voorzitter:

De Minister vervolgt haar betoog.

Minister Schouten:

Mevrouw Bromet had nog meer vragen. Zij vroeg of transparantie belangrijk is bij de beoordeling van de gewasbeschermingsmiddelen. Ja, die is belangrijk. Het Europees Hof heeft aangegeven dat de EFSA die zaken openbaar moet maken. Dat zal de EFSA ook gaan doen. Er werd ook gevraagd of ik daarmee in ga stemmen of niet. De EFSA gaat dat gewoon doen. Dat staat los van de vraag of ik daar nu wat van vind. Daarnaast noemde mevrouw Bromet de zaak die ging over Greenpeace.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Over die andere zaak: de EFSA kan nog in hoger beroep gaan. Betekent de mededeling van de Minister dat de EFSA het gaat doen, ook dat de EFSA niet in hoger beroep gaat?

Minister Schouten:

De laatste geluiden die mij bekend zijn, is dat ze niet in hoger beroep gaan, maar ik weet dat niet zeker; ik zit niet dagelijks in de boardroom van de EFSA. Maar het is mij niet bekend dat ze in hoger beroep gaan.

Er was nog een vraag over de openbaarmaking van de verkoopcijfers van de middelen. Mevrouw Bromet vraagt wanneer wij die gegevens openbaar gaan maken. De Raad van State heeft geoordeeld dat de gewasbeschermingsmiddelen in het milieu terechtkomen en dat dus ook de emissiegegevens openbaar gemaakt moeten worden. Wij zijn goed aan het kijken hoe we dat kunnen doen, omdat de Raad van State ook heeft gezegd dat we een en ander niet op het niveau van de individuele gebruiker openbaar hoeven te maken. We moeten even een weg zoeken waardoor het niet allemaal herleidbaar is tot individuele gebruikers. Maar we zijn bezig om invulling te geven aan die uitspraak.

Er was een vraag van de Partij voor de Dieren over de bee guidance. Mevrouw Ouwehand vraagt wat de positie van Nederland daarin is. Ik heb de vragen snel proberen te beantwoorden en het is weliswaar wat laat – excuses – maar u hebt vanochtend de antwoorden gestuurd. Daar ben ik ingegaan op het proces en de inhoud. Nederland zet zich in voor een goede bescherming van de bijen op basis van de beschikbare wetenschappelijke informatie. We leveren daar zelf ook een actieve bijdrage aan. Mevrouw Ouwehand vroeg of er uitholling gaat plaatsvinden. Er is discussie over een aantal onderdelen van die bee guidance. Omdat er nog discussie over plaatsvindt, worden nog niet alle onderdelen ingevoerd. Leidt dat tot uitholling? Nou, niet per definitie. Mevrouw Ouwehand zegt gelijk dat dat tot uitholling zal leiden. Dan weet zij de uitkomst van die discussie al. Zo ver ben ik nog niet. Zo zet Nederland zich daarvoor in. Dat is ook de stand van zaken rondom de discussie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nog even over het antwoord dat de Minister aan mevrouw Bromet gaf over die openbaarmaking. De Kamer heeft daar al jaren geleden een motie van Partij voor de Dieren en D66 over aangenomen. Nederland staat officieel op het punt dat die stukken altijd openbaar moeten zijn, dus niet alleen op basis van de huidige uitspraak van de rechter. Ik ben benieuwd wat de stand van zaken is met de uitvoering van die motie. Zijn meer lidstaten van mening dat de stukken niet alleen voor glyfosaat maar bij alle beoordelingen openbaar moeten zijn? Dat is vraag één.

De tweede vraag het over de bee guidance. Ik snap dat de Minister zegt dat je op basis van gefaseerde invoering nog niet de conclusie kunt trekken dat het wordt uitgehold. Maar in haar antwoorden zie ik dat er lidstaten zijn die bezwaren hebben die liggen op het gebied van de grenswaarden van de chronische toxiciteit en de gehanteerde veiligheidsfactoren. Dan zou je nog steeds kunnen zeggen dat dat niet betekent dat Nederland een andere positie inneemt, maar als ik haar met een motie vraag om zich in te zetten voor optimale bescherming van bijen en hommels tegen middelen met acute en chronische toxiciteit, dan ontraadt de Minister die motie. Dat wakkert bij de Partij voor de Dieren de vrees aan dat Nederland de ruimte laat om nog een beetje schipperen. Wat is het nou? Zetten we ons in voor optimale bescherming van bijen en hommels of niet? Ik wil heel graag duidelijkheid over de positie.

Minister Schouten:

Daar zetten we ons voor in.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat is prachtig, maar waarom ontraadt u dan de motie die ik daarover heb ingediend?

Minister Schouten:

Dan moet ik even de hele motie erbij halen, maar ik kan me zomaar voorstellen dat er in die moties vaak allerlei overwegingen zitten waar dan al een stelling uit spreekt. Zo heeft mevrouw Ouwehand nu ook een stelling over een uitkomst van een discussie die nog loopt. Zij zegt: dat leidt tot uitholling. Ja, dat is haar standpunt, maar wij zetten ons gewoon in voor een goede, werkbare bee guidance. Dat is het belangrijkste. Dat is de discussie die nu plaatsvindt, waarbij Nederland zich inzet voor een goede positie van de bij, als je het zo wilt noemen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb de motie hier. Ik heb die aangehouden omdat we nog een gedachtewisseling zouden hebben. Ik vraag de griffier om de motie aan de Minister te geven. Dan zou ik graag een nieuwe beoordeling willen, want dan weet ik of ik de motie in stemming moet brengen of niet. De motie komt de kant van de Minister op!

De voorzitter:

De Minister vervolgt ondertussen haar betoog.

Minister Schouten:

De heer Von Martels had nog een vraag over chloorprofam. Hij vraagt wat ik ga doen. Het voorstel van de Europese Commissie is ongewijzigd en wordt voorgelegd aan een zogenaamde appeal committee. Dat is ook geen nieuwe informatie. Ik ben voornemens om, zoals ik ook in het SCoPAFF heb gedaan, me van stemming te onthouden.

D66 heeft nog een vraag gesteld over het octrooi, maar dat heeft te maken met de motie. Op de motie kom ik zo meteen in tweede termijn terug.

De heer Von Martels (CDA):

Ik ga nog even door op chloorprofam. Ik heb gehoord dat de Minister zegt dat zij zich van stemming gaat onthouden, terwijl het Ctgb een positief advies geeft. Wat is dan leidend voor de Minister? Is dat het advies van het Ctgb of niet?

Minister Schouten:

Ik ken deze discussie heel goed, want de Kamer heeft mij daarin twee kanten op gestuurd. Ten eerste lag er een advies van de EFSA dat verschilde van dat van het Ctgb. Toen heeft de Kamer bij monde van de motie-De Groot gevraagd om een eenduidig advies van EFSA en Ctgb. Het Ctgb heeft toen gezegd dat de toepassing niet veilig is. Op basis daarvan heeft de Kamer me de andere kant op gestuurd en gezegd: u moet zich niets aantrekken van het advies van EFSA en Ctgb, en u moet tegenstemmen. Dat is een beetje ingewikkeld, als je twee kanten op wordt gestuurd. Daarom heb ik maar de koninklijke weg bewandeld en besloten om me daarin van stemming te onthouden.

De heer Von Martels (CDA):

Zo is het ongetwijfeld gegaan, maar ik lees alleen dat het Ctgb voor uien, sla, bloembollen en boomkwekerijen het advies geeft dat het gebruik van chloorprofam veilig is. Is mijn informatie dan onjuist? Waar zit dan de onduidelijkheid?

Minister Schouten:

Er is een discussie geweest tussen Ctgb en EFSA naar aanleiding van de onduidelijkheid die er bestond, op verzoek van de Kamer. Ik heb ze gevraagd om met elkaar om tafel te gaan zitten om daar een discussie over te hebben. Vervolgens is het Ctgb tot dezelfde conclusie gekomen als de EFSA. Dat is wat er is gebeurd.

Voorzitter, ik denk dat ik nog een paar overige vragen heb. Mevrouw Ouwehand merkt op dat het deze week de Week zonder vlees is. Zij vraagt mij of ik dus ook bereid ben om geen subsidie meer te geven aan dierlijke productie. Nee, dat kan ik niet toezeggen. Er is dierlijke productie. Ik vind het belangrijk om te kijken hoe we daar de verduurzaming kunnen vormgeven. Daartoe hebben we in de Kamer ook al vaak besloten. We hebben de warme sanering van de varkenshouderij et cetera. Dat kan ik dus niet toezeggen.

Mevrouw Ouwehand vraagt ook of ik tijdig maatregelen wil nemen met betrekking tot de derogatie en de stikstofnormen. Zoals ik net heb aangegeven, zijn we bezig met een sanering van de varkenshouderij. Er zijn ook andere routes om tot verduurzaming over te gaan, waarbij we binnen de milieurandvoorwaarden blijven. Ik ben dus niet bereid om de veestapel nu verder te laten krimpen, wat nu al nodig zou zijn om tijdig alle maatregelen te nemen, maar er zijn heel veel wegen die we op dit moment bewandelen.

Mevrouw Lodders vraagt naar de oneerlijke handelspraktijken.

De voorzitter:

Een aanvullende vraag nog van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Heel kort. De Minister heeft toch zelf tegen de sector gezegd: als je er niet onder komt, dreigt een generieke korting. De Minister heeft dus toch al een maatregel aangekondigd? Als je dat doet – de Partij voor de Dieren kan zich voorstellen dat het nodig is – doe het dan op tijd, zodat de generieke korting niet resulteert in het nu fokken van dieren die straks vervroegd naar de slacht moeten.

Minister Schouten:

Maar dan veronderstelt mevrouw Ouwehand dat er al een korting gaat plaatsvinden. Daar ben ik helemaal nog niet. Ik heb ook aangegeven dat we in de zomer de definitieve cijfers over stikstof weten. Ik heb de sector ook opgeroepen om op te letten en alert te zijn. We moeten ons allemaal ervan bewust zijn dat we onder die norm moeten blijven, maar om dan nu al preventief dieren niet meer te gaan fokken of op deze manier nu al de veestapel in te krimpen, vind ik echt prematuur.

In relatie tot oneerlijke handelspraktijken stelt mevrouw Lodders een vraag over een amendement over bovenwettelijk toezicht. Dat is mij niet bekend. Er is een politiek akkoord. Daarbij staan geen amendementen meer ter discussie. Ik ben dus een beetje aan het zoeken naar waar mevrouw Lodders precies op ziet, want bij ons is dat niet bekend.

De voorzitter:

Een verduidelijking van mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik ben heel erg blij, zoals ik in mijn inbreng al aangaf, met deze stap en het akkoord dat er nu ligt over de aanpak van oneerlijke handelspraktijken. Echter, in het regeerakkoord hebben we ook opgenomen dat we er toezicht op gaan houden dat er een prijs voor betaald wordt als supermarkten of anderen bovenwettelijke eisen stellen. Als het de Minister niet duidelijk is, wil ik met alle plezier nog even contact zoeken met mijn collega in Brussel en kom ik er op een later moment op terug, maar ik heb begrepen dat zo'n amendement in Brussel is ingediend en dat dit nog besproken zou moeten worden in de Raad.

Minister Schouten:

Het is mij niet bekend. Wij hebben in de Raad van december vorig jaar oneerlijke handelspraktijken afgetikt, als ik het zo oneerbiedig mag zeggen. Daar stond toen niks meer discussie. Wel moet die richtlijn omgezet worden in nationale maatregelen. Laat ik het zo zeggen: hoe wij vanuit het regeerakkoord bezig zijn om hier handen en voeten aan te geven, zit al heel dicht aan tegen wat de richtlijn vraagt, bijvoorbeeld of je zicht hebt op bovenwettelijke eisen en als er discussie over is, hoe je die dan vlot gaat trekken. Wat we zullen doen in dergelijke zaken, heb ik in mijn brief over oneerlijke handelspraktijken aangegeven. Naar mijn weten hebben wij de richtlijn in december afgetikt.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dan zal ik nog nagaan waar nu precies de frictie zit. Het gaat mij erom dat de eerste stap is gezet maar dat het regeerakkoord nog een tweede stap heeft. Bovenwettelijke eisen zijn ook nu weer aan de orde, met allerlei keurmerken op het gebied van duurzaamheid of dierenwelzijn; die voorbeelden zijn ook in het regeerakkoord genoemd. Er is nu geen automatisme om daarvoor de boer of tuinder te betalen. Ik wil graag dat er voldoende handvatten zijn om daarbij stappen te zetten. Ik kom er dus nog even op terug.

De voorzitter:

Helder. De Minister vervolgt haar betoog.

Minister Schouten:

Prima.

Ik heb me op verzoek van de Kamer in de vorige Raad uitgesproken in de discussie over de octrooien, namelijk dat de uitspraak dat het octrooi op veredelde paprika's geldig was ons erg teleurstelde omdat we vinden dat het echt een verkeerde kant op gaat. Wij vinden dat octrooien op klassieke plantveredeling niet mogelijk zouden moeten zijn. Ik schaar mij achter de interpretatieve mededeling van de Europese Commissie, die duidelijk maakt dat het bij de totstandkoming van de richtlijn nooit de bedoeling is geweest van de Europese wetgever dat de producten van traditionele veredeling octrooieerbaar zijn. Ik zal ook tijdens de Landbouw- en Visserijraad de Europese Commissie en de collega-lidstaten verzoeken om zich hierover uit te spreken. We zoeken in deze fase vooral naar draagvlak en steun bij andere lidstaten. Dat doen we zowel binnen de Europese Unie als binnen het EOB, waar de EU-lidstaten plus tien andere landen lid van zijn. De snelste route is als de president van het EOB een procedure start over deze kwestie bij de Vergrote Kamer van Beroep van het EOB. Het EOB heeft al aangegeven hiertoe bereid te zijn. Ik hoop dat die Vergrote Kamer van Beroep dan ook haar eerdere uitspraak heroverweegt, in het licht van de interpretatieve verklaring van de Europese Commissie. Omdat ik het belangrijk vind dat er een helder politiek signaal komt vanuit de Europese Unie en het Europees parlement, zal ik die kwestie weer agenderen in de Landbouw- en Visserijraad die aanstaande is. Ik zal de lidstaten vragen om zich uit te spreken in deze lijn.

Hoe lang duurt het dan voordat die Vergrote Kamer van Beroep een uitspraak heeft gedaan? Dat is lastig te zeggen. Het is in handen van die Vergrote Kamer van Beroep. Als zij het een lastige zaak vindt, zou het maximaal enkele jaren kunnen duren. Mijn hoop is uiteraard dat het niet zo lang duurt. De jurisprudentie van de Vergrote Kamer van Beroep is zeer gezaghebbend en is ook leidend voor het octrooiverleningsbeleid van het EOB, maar het is niet uit te sluiten dat het Hof van Justitie van de Europese Unie via een prejudiciële vraag verzocht wordt om zich over de geldigheid van die verklaring uit te laten. Er zijn dus altijd juridische mogelijkheden die gezocht kunnen worden de andere kant op. Maar dit lijkt ons de snelste route, ook al zou het nog wel even kunnen duren.

Voorzitter, volgens mij heb ik nu alle antwoorden gegeven op de vragen van de leden.

De voorzitter:

Ik kijk even rond en zie instemmend geknik. Dan is er alleen nog de motie van mevrouw Ouwehand.

Minister Schouten:

Mag ik daar in tweede termijn terugkomen, voorzitter?

De voorzitter:

Ja, zeker. Dan zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Minister en beginnen we aan de tweede termijn van de Kamer. Ik stel een spreektijd voor van anderhalve minuut per fractie. Het woord is aan de heer Futselaar van de fractie van de SP.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. Ik denk dat ik die tijd niet nodig zal hebben. Het ging veel over het GLB en het proces. De Minister voelt zich een beetje aangevallen af en toe, krijg ik het idee. Ik denk niet dat dat noodzakelijkerwijs de bedoeling was, maar dit is, bot gezegd, waarschijnlijk wel het belangrijkste dat wij als commissie doen deze termijn: de invulling van het GLB en bepalen hoe we het geld gaan inzetten. Ik vind het wel heel erg belangrijk dat wij dat zorgvuldig doen en dan hoort de Kamer gewoon haar eigen positie te bevechten. Met die boodschap spreek ik vooralsnog mijn vertrouwen uit dat de Minister ook oog heeft voor die positie, wat niet betekent dat we er niet alsnog een scherpe blik op zullen hebben. Ik heb zelf geen behoefte aan een VAO, maar ik vermoed dat mijn buurvrouw daar anders over denkt.

De voorzitter:

Een milde heer Futselaar. Het woord is aan mevrouw Lodders van de VVD.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me inderdaad aan bij de woorden van de heer Futselaar. Waar het gaat om het gemeenschappelijk landbouwbeleid staan we voor een belangrijke opgave. Met name het Nationaal Strategisch Plan is hét document waarin we voor een heel aantal jaren heel veel geld beleggen. Er was al een VAO aangekondigd en ik schat zomaar in dat mevrouw Ouwehand dat gaat aanvragen. Van mij hoeft het niet per se deze week, maar ik wil wel graag een motie indienen over de positie van de Kamer met betrekking tot het Nationaal Strategisch Plan.

Voorzitter. Verder hebben we gesproken over de vereenvoudiging. Ik ben blij dat de Minister onze zorg over de stappen die gezet worden op de vereenvoudiging deelt. Ik ben wel nieuwsgierig – dat is wel moeilijk in deze periode waarin eigenlijk een vacuüm ontstaat omdat er niet heel veel meer gezegd en gedaan wordt – naar hoe we daar concreet aan gaan werken. Uit de technische briefing weten we – ook hier hebben we dat eerder gedeeld – dat vereenvoudiging vooral wordt gezocht in rapportages, controles en dergelijke, maar er zijn natuurlijk veel meer elementen. Daar hebben wij ook eerder om gevraagd, dus daar wil ik echt wel zicht op hebben.

Mijn laatste punt gaat over de SWOT-analyse. De Minister heeft toegezegd dat ze de houtskoolschets naar de Kamer zal sturen. Ze heeft gezegd dat die wetenschappelijk is, maar ik heb gemerkt dat ook allerlei andere documenten input kunnen zijn voor die SWOT-analyse. Ik wil daar dus wel een vinger aan de pols houden, zeg ik hier vandaag maar.

Voorzitter. Ik kan heel veel vragen stellen over de brexit, maar ik denk dat we met elkaar dezelfde zorg en dezelfde onduidelijkheid zien. We balen daar ongelofelijk van, maar ik kan niet meer vragen aan de Minister dan zij in de eerste termijn in de beantwoording heeft aangegeven. We volgen dat dus zeker.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Lodders. Het woord is nu aan mevrouw Bromet van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zit nog na te denken over de antwoorden die de Minister gaf en wat ik daar eigenlijk voor gevoel bij heb. Het gaat over het verbieden van bepaalde landbouwgiffen. Soms neemt de Kamer een voorstel aan voor het verbieden daarvan. Vervolgens duurt het dan altijd ontzettend lang voordat dat uitgevoerd wordt. Dat hebben we gezien met het eerst glyfosaatverbod op verhardingen. Dat zien we nu met het glyfosaatverbod uit de motie van D66 en dan hebben we het nog maar over één landbouwgif. Ondertussen is onze insectenpopulatie in gevaar. Het aantal vogels neemt af en dat baart GroenLinks ontzettend zorgen. Wij zullen daar morgen verder over spreken.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan de heer Von Martels van de fractie van het CDA.

De heer Von Martels (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb dit ervaren als een constructief overleg. Normaal kan woensdag nog weleens gehaktdag zijn, ook in politieke zin. In de week zonder vlees is dat natuurlijk niet denkbaar.

Voor de visserijsector geldt natuurlijk: alle hens aan dek. Daarom is het goed dat alle doemscenario's worden doorgenomen. Ik ben blij om te horen dat de sector eventueel, mocht het zover komen, aanspraak kan maken op het EFG.

Over de glasaal heb ik inderdaad duidelijkheid verschaft gekregen. Dat is nu inderdaad mogelijk. Mijn vraag was meer gericht op de toekomst. Wordt die mogelijkheid in de komende jaren ook nog geboden? Het is mooi en aardig dat het nu kan. Dat wisten we al, maar is dat in de toekomst ook nog mogelijk? Dat is voor ons van belang om te weten.

In antwoord op de vraag over agrarisch natuurbeheer zegt de Minister dat we drie jaar ervaring hebben, dus dat het nog een beetje kort dag is. Ik denk: als je drie jaar ervaring hebt, is het meestal tijd voor een evaluatiemoment.

Ik ben gerustgesteld over de antwoorden ten aanzien van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het gaat om een redelijk inkomen voor de boer, voedselzekerheid in Europa en het feit dat de boer een heel belangrijke stem heeft in de beïnvloeding van het GLB.

Dan ga ik nog in op wat mijn collega, mevrouw Bromet, naar voren bracht. Ik ben juist heel blij dat de Minister de motie over glyfosaat toetst, want het kan niet zo zijn dat moties als gevolg van politieke willekeur worden ingediend die niet goed worden getoetst. Wat dat betreft zijn de Ctgb-argumenten voor ons leidend om te kunnen beoordelen of zoiets zomaar uitgevoerd kan worden.

De heer Futselaar (SP):

Omdat die fractie zich niet heel gemakkelijk kan verdedigen: ik vind het onredelijk om de motie van D66 in kwestie als «politieke willekeur» te betitelen. Ik denk dat D66 daar toen heel goed over nagedacht heeft.

De voorzitter:

Dank voor deze interruptie. Wil de heer Von Martels nog reageren?

De heer Von Martels (CDA):

Ik heb die opmerking natuurlijk niet voor niets gemaakt. Ik houd die gestand.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Ik geef het woord aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik ben iets kritischer op de motie van D66. We hebben die wel gesteund, maar we hebben die discussie met het kabinet natuurlijk eerder gevoerd en we kennen de Europese regels heel goed. Die zeggen dat je niet zomaar van een middel afkomt dat eenmaal is toegelaten. Als je dat wil, zijn de belangen van het bedrijfsleven heel goed beschermd. Als je zonder een uitgebreide onderbouwing alsnog een bepaalde toepassing wilt verbieden, moet je heel veel werk verzetten. We zijn dus voor die motie, maar het was natuurlijk beter geweest als we tegen de verlenging van glyfosaat op de Europese markt hadden gestemd. Dat maar even als les, hoop ik, voor iedereen die het nu terecht heel vervelend vindt dat al die velden oranje en doodgespoten zijn.

Een andere vervelende les die zich helaas toch nog steeds doet voelen in 2019, is dat Nederland in het kader van de verspreiding van de Afrikaanse varkenspest zich op het standpunt heeft gesteld dat er meer ruimte moet komen voor het bejagen van wilde zwijnen. Die zijn niet de veroorzaker van dit drama. Op wie mogen de dieren rekenen? In dit geval steunde D66 de motie voor het verbieden van vangkooien. Dan denk je: nou, fijn, we hebben een regeringspartij aan boord. Maar nu besturen de SP en de Partij van de Arbeid in Noord-Brabant en durven die weer niet tegen hun eigen bestuurders in te stemmen. En zo kunnen de dieren dus nooit op een meerderheid rekenen. Dat is toch wel heel verdrietig. In dit geval steunde D66 de motie over het verbieden van de vangkooien. Dan denk je: nou, fijn, we hebben een regeringspartij aan boord. Maar dan zitten de SP en de Partij van de Arbeid te besturen in Noord-Brabant en durven zij niet tegen hun eigen bestuurders in te stemmen. Zo kunnen de dieren dus nooit op een meerderheid rekenen. Dat is toch wel heel verdrietig.

De heer Futselaar (SP):

Een feitelijke correctie: volgens mij bestuurt de Partij van de Arbeid niet in Noord-Brabant.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan is het alleen maar de schuld van de SP! Dat is nog erger. Ik maak een beetje een grapje, maar het is natuurlijk helemaal niet grappig. Op wie mogen de dieren nou rekenen? Nu doet D66 mee als regeringspartij – complimenten en dank daarvoor – en dan laat een andere partij het wel weer afweten. Dat is toch wel heel verdrietig vandaag.

De voorzitter:

Om niet in mineur te eindigen, zou ik gebruik willen maken van mijn tweede termijn.

Voorzitter: Ouwehand

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan de heer De Groot namens de fractie van D66. Ik ben benieuwd wat hij nog heeft in te brengen.

De heer De Groot (D66):

Dank u wel. Ik sluit me aan bij de opmerking van mevrouw Bromet ten aanzien van glyfosaat. Ik zal daar morgen ook nog op terugkomen.

Dan de kringlooplandbouw. Het is mooi dat de provincie Friesland in samenwerking met LNV een conferentie heeft georganiseerd over het GLB. Ik zag niet helemaal of dat nou over kringlooplandbouw ging. Ik zie daar geen structurele of internationale agenda terug. Dit zeg ik ter observatie.

Daar laat ik het bij. Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik leg het voorzitterschap terug in de handen van de heer De Groot.

Voorzitter: De Groot

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ouwehand.

De Minister wil meteen aan haar tweede termijn beginnen. Het woord is aan de Minister.

Minister Schouten:

De vraag over de positie van de Tweede Kamer in de GLB- en NSP-discussie begrijp ik echt heel goed, zo zeg ik tegen onder anderen de heer Futselaar en mevrouw Lodders, al was het maar omdat ik ooit aan de andere kant heb gezeten en weet dat je er gewoon tijdig invloed op wilt hebben en de gesprekken nog op het goede moment wilt kunnen aangaan. Ik probeer dat echt te faciliteren. Nogmaals, als er wensen en ideeën vanuit de Kamer zijn, hoor ik die graag. Ik probeer duidelijk aan te geven wanneer de Kamer die momenten heeft, maar de Kamer kan die momenten ook zelf creëren, want u gaat over de eigen planning van de debatten en dergelijke. U weet dat ook altijd heel goed te doen, is mijn ervaring, ook om informatie te vragen. Daar is geen onwil.

Hoe kunnen we werken aan de vereenvoudiging? Mevrouw Lodders heeft gelijk dat het niet alleen over rapportages en controles gaat. Het kan ook over nieuwe manieren van dataverzameling gaan, geodata en dat soort zaken. Ook die kunnen worden betrokken bij de manieren waarop je de verantwoording kunt vereenvoudigen. Dat loopt er zeker ook in mee.

Mevrouw Lodders (VVD):

Even heel kort op het punt van de vereenvoudiging. Dat loopt mee, maar ik zie daar heel weinig van terug. Natuurlijk zijn we daarin afhankelijk van andere lidstaten, maar ook bij de technische briefing kwam die vereenvoudiging op andere onderdelen eigenlijk niet aan de orde. Ik zou daar echt een groot pleidooi voor willen houden.

Minister Schouten:

Dan zal ik kijken hoe ik daar wat meer over kan zeggen in een volgende rapportage over het GLB, zodat dat er wat meer in meeloopt.

De heer Von Martels vroeg of de visserij aanspraak kan maken op het EVF. Ik heb net al aangegeven dat het eraan ligt of je voldoet aan de voorwaarden.

Het EFMZV en de glasaal in de toekomst. Er vindt nu een discussie plaats over een nieuw EFMZV. Het voorstel dat er nu ligt, biedt daartoe de ruimte. Het is in discussie, dus we weten nog niet wat daar uit gaat komen, maar naar verwachting zou dit wel mogelijk worden.

Inzake de toetsing is gezegd dat ik toets. Ik toets niet; het Ctgb toetst op de toelating en op de toepassing van de middelen. Het is ook goed dat een onafhankelijke instantie, die daar ook heel veel deskundigheid in heeft, dat doet. Het Ctgb doet dat inderdaad op basis van een Europese verordening.

Mevrouw Ouwehand sprak over de situatie in Brabant. Daar meng ik me maar niet in. Dat is een levendige discussie tussen de heer Futselaar en mevrouw Ouwehand, laat ik het zo zeggen.

Dan over de motie. Wij werken conform de motie om de bijen te beschermen. Er is nog discussie over onderdelen. Daarom is er ook nog niets geaccordeerd voor stemming in de SCoPAFF. De Commissie heeft EFSA het mandaat gegeven om het guidancedocument te verbeteren. Nederland levert daar zelf ook een actieve bijdrage aan en probeert die guidance goed vast te stellen. Dat mondt uit in een nieuw voorstel, dat weer tot stemming zal komen in de SCoPAFF. Dan zal Nederland ook het standpunt bepalen of bijen voldoende beschermd worden. Dan weet je definitief wat er is. Wij steunen wel een gefaseerde invoering van de onderdelen waarover wel consensus is. Anders blijf je maar wachten, wachten, wachten. Met wat er ligt, zou je alvast vooruit kunnen. In dat licht vind ik deze motie dan ook overbodig.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat vind ik goed nieuws, want dat betekent dat de Minister zegt: tot aan de besluitvorming kan iedereen voelen en horen dat dit de positie van Nederland is; als het concrete voorstel voorligt, hebben we nog een gedachtewisseling met de Kamer en krijgen we ook informatie. Dan houd ik de motie tot die tijd aan en dan hoop ik dat die overbodig is en blijft.

De voorzitter:

Niks mooiers dan een overbodige motie.

Minister Schouten:

Het is uiteindelijk aan de Kamer om te bepalen of dat zo is. Maar er wordt nog aan gewerkt. U weet dat ik u tegenwoordig alle informatie over SCoPAFF doe toekomen, maar u weet ook mijn lijn op basis waarvan ik het altijd baseer. De ene keer is de ene helft van de Kamer daar een beetje teleurgesteld over en de andere keer de andere helft. Maar ik blijf mij altijd baseren op adviezen die ik van EFSA en het Ctgb krijg op dit soort punten.

De voorzitter:

Dan dank ik de Minister voor haar inbreng in de tweede termijn. Ik noteer de volgende toezeggingen.

  • De Minister stuurt in april een brief met de contouren van het Nationaal Strategisch Plan, voorafgaand aan de stakeholdersbijeenkomst hierover op 23 mei.

Minister Schouten:

Ik kan deze toezegging zelfs iets specificeren: ik denk dat we u de brief in april zullen toezenden. Zo heeft u nog ruimte om daarover te debatteren, mocht u dat willen; het kan zijn dat dit niet nodig is natuurlijk.

De voorzitter:

Helder. Staat genoteerd.

  • De Minister stuurt de houtskoolschets voor de SWOT-analyse aan de Kamer voor de stakeholdersbijeenkomst van 23 mei.

De vraag is of dit bij de eerste toezegging erbij kan.

Minister Schouten:

Nee, dat is qua tijdsplanning een beetje te krap, denk ik. Ik ga kijken of die er wel op tijd kan zijn voor het debat. Dat ga ik wel proberen. Maar als het gaat om de schets in april meesturen: dan is deze nog niet helemaal rond.

De voorzitter:

Het is fijn om beide voor het debat te hebben.

Minister Schouten:

Snap ik.

De voorzitter:

Dank u wel.

In de eerstvolgende procedurevergadering van de commissie wordt de mogelijkheid van een AO NSP geagendeerd. Wil de commissie dat? Mij blijkt dat dit het geval is. Dan is dat bij dezen besloten.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik mis nog een toezegging, voorzitter. Aan de vereenvoudiging zou in de rapportages aandacht besteed worden.

De voorzitter:

Ja, dat klopt.

  • De Minister zal in de eerstvolgende rapportage meer aandacht geven aan de vereenvoudiging van de discussie over het GLB en de inzet van Nederland daarin.

Mevrouw Ouwehand heeft bij de regeling een vooraankondiging gedaan van een VAO inclusief stemmingen. Is daar nog steeds behoefte aan?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb wel behoefte aan een VAO, maar wat mij betreft is er geen dringende noodzaak om dat vóór de Landbouwraad zelf te doen. Als de collega's het daarmee eens zijn, komt er wel een VAO, maar dat hoeft niet deze week.

De voorzitter:

Ik zie instemmend geknik. Dan zal een VAO worden ingepland.

Dan zijn we gekomen aan het eind van dit algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad. Ik dank de mensen op de publieke tribune, de kijkers en luisteraars thuis, de Minister, haar staf en de collega's voor hun inbreng.

Sluiting 15.56 uur.

Naar boven