27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 442 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 februari 2019

Hierbij informeer ik u over de werkwijze en agenda van de Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) vergaderingen over regelgeving gewasbeschermingsmiddelen en het voorgenomen standpunt van de Nederlandse delegatie over chloorprofam. De aanleiding hiervoor zijn de twee aangenomen moties over chloorprofam (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1143 en Kamerstuk 21 501-32, nr. 1155) en de vraag van de leden van de CDA-fractie over de betrokkenheid van uw Kamer inzake SCoPAFF, gesteld tijdens het Schriftelijk Overleg (SO) Landbouw- en Visserijraad op 24 januari 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1150). In de bijlage beantwoord ik tevens de vragen van het lid Lodders over de werkzame stof pymetrozine (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1666).

Beoordeling werkzame stoffen

De Gewasbeschermingsverordening (EU) 1107/2009 (hierna: De Verordening) reguleert het toelaten, het op de markt brengen, het gebruik en de controle op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen binnen de EU. In de SCoPAFF-vergadering inzake regelgeving gewasbeschermingsmiddelen, die zesmaal per jaar plaatsvindt, wordt besloten over de goedkeuring van werkzame stoffen en de beoordelingscriteria.

De beoordeling van een werkzame stof volgt de vastgestelde procedure dat een aanvraag eerst wetenschappelijk wordt beoordeeld door de rapporterende lidstaat. In Nederland is het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) hiervoor de bevoegde autoriteit. Na een peer-review proces met de andere lidstaten stelt de European Food and Safety Authority (EFSA) een advies op voor de Europese Commissie (EC). De EC doet vervolgens een voorstel aan de lidstaten over de goedkeuring of niet-goedkeuring van de stof. Dit besluitvormingsproces duurt drie tot vijf jaar. Nadat een stof voor 7 tot 15 jaar is goedgekeurd (afhankelijk van het risicoprofiel) wordt de stof periodiek herbeoordeeld.

In de beoordeling van een aanvraag worden de risico’s voor mens, dier en milieu beoordeeld. Het landbouwkundig belang van een werkzame stof is geen onderdeel van de afweging, tenzij de aanvrager expliciet bij de aanvraag zich beroept op artikel 4.7 van de Verordening (bestrijding van een ernstig fytosanitair gevaar die op geen enkele andere manier, ook niet-chemisch, kan plaatsvinden). Tot nu toe is geen enkele werkzame stof op basis van dit artikel goedgekeurd.

Gezien het groot aantal direct en indirect betrokken partijen (lidstaten, aanvragers/producenten, EFSA, EC, maatschappelijke organisaties) en de veelheid aan stoffen, zijn de onder de Verordening vastgestelde procedures van groot belang voor rechtszekerheid en gelijkheid. Het is te allen tijde de verantwoordelijkheid van de aanvrager om tijdig volledige dossiers aan te leveren. Om een dossier volledig en tijdig te kunnen beoordelen gelden hiervoor dan ook harde deadlines.

SCoPAFF-vergadering

Op een SCoPAFF-vergadering worden meestal circa 50 agendapunten behandeld, verdeeld over gemiddeld 30 zogenaamde A-punten (ter informatie/discussie), 10 B-punten (stemming over concept uitvoeringsverordeningen) en 10 C-punten (oriënterende discussie over komende concept uitvoeringsverordeningen). In één vergadering kunnen, verdeeld over de agendapunten, 70 tot 100 verschillende werkzame stoffen ter sprake komen.

De agenda wordt twee weken voorafgaand aan het overleg verspreid. De documenten van de B-punten dienen twee weken voorafgaand aan de beoogde stemming te worden verspreid, anders mogen deze in de basis niet ter stemming worden gebracht. De documenten van de A- en C-punten worden verdeeld over de twee weken verspreid, tot vlak voor aanvang van de vergadering. Bij A-punten kan ook sprake zijn van alleen een mondelinge toelichting.

De agenda bestaat in hoofdzaak uit de behandeling van aanvragen voor de goedkeuring van werkzame stoffen, hetzij nieuwe aanvragen, hetzij de reguliere herbeoordeling van eerder goedgekeurde werkzame stoffen. Daarnaast worden de criteria besproken en vastgesteld waarlangs stoffen en middelen worden beoordeeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van richtsnoeren (guidance documenten) waarbij afspraken worden gemaakt over hoe op een geharmoniseerde wijze invulling wordt gegeven aan wetenschappelijke beoordelingen en processen.

Gezien de technisch-wetenschappelijke aard van de SCoPAFF-vergadering laat ik mij over de uiteindelijke standpuntbepaling adviseren door het Ctgb. Het Ctgb-advies is gebaseerd op de bevindingen van de rapporterende lidstaat, EFSA en de EC.

Informeren Tweede Kamer

De leden van de CDA-fractie vroegen in het SO Landbouw- en Visserijraad van 23 januari of ik hun mening deel dat de focus van de Minister en de Kamer zou moeten liggen op het regelgevend kader voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en niet op de toelating van elke individuele stof en middel (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1150). Ik deel deze mening maar hecht er tevens aan zo transparant mogelijk te handelen. Vandaar dat ik uw Kamer voorafgaand aan elke SCoPAFF-vergadering zal informeren over alle voorgenomen Nederlandse standpunten inzake de punten waarover tijdens de vergadering besluitvorming zal plaats vinden (de B-punten).

Omdat de documenten van de B-punten 2 weken voor de vergadering beschikbaar komen, het Ctgb hier op moet adviseren en vervolgens in overleg met de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Sociale Zaken en Werkgelegenheid het Nederlandse standpunt wordt bepaald, kan ik uw Kamer slechts kort voor deze vergaderingen informeren. In 2019 zijn de volgende data voor SCoPAFF-vergaderingen over regelgeving gewasbeschermingsmiddelen vastgelegd: 21/22 maart, 20/21 mei, 16/17 juli, 21/22 oktober en 5/6 december.

Chloorprofam

Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd over het voorgenomen Nederlandse standpunt inzake de werkzame stof chloorprofam (Kamerstuk 27 858, nr. 436). Op dat moment was er nog geen consensus over deze stof tussen EFSA en Ctgb. Met de motie De Groot (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1143) heeft uw Kamer verzocht om te proberen alsnog consensus tussen deze wetenschappelijke instanties te bereiken. Dit is gebeurd en ik heb uw Kamer op 24 januari 2019 geïnformeerd over de uitkomst (Kamerstuk 27 858, nr. 439). Vervolgens heeft uw Kamer mij middels de motie Geurts/Lodders (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1155) verzocht om, ondanks de risicobeoordeling van EFSA en het advies van het Ctgb, toch tegen het voorstel van de EC te stemmen.

De stemming in de SCoPAFF-vergadering van 24/25 januari 2019 over chloorprofam is opgeschort omdat één van de aanvragers/producenten daags voor de vergadering de steun voor het gebruik van de stof in de teelt van aardappelen heeft ingetrokken. Hierdoor moest het conceptbesluit formeel worden gewijzigd. Het conceptbesluit tot niet-verlenging van de goedkeuring zal nu ter stemming worden gebracht bij de SCoPAFF-vergadering over residuen op 22 februari aanstaande.

Het Ctgb heeft mij geadviseerd in te stemmen met het voorstel om de goedkeuring van chloorprofam niet te verlengen. Er ontbreken studies van de aanvrager. Daarnaast zijn er twee moties ingediend door uw Kamer (motie De Groot en motie Geurts/Lodders (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1143 en Kamerstuk 21 501-32, nr. 1155) die in zichzelf tegenstrijdige zaken vragen. Om recht te doen aan beide moties zal Nederland zich van stemming onthouden op het voorstel van de EC om de goedkeuring van chloorprofam niet te verlengen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven