21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1126 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 oktober 2018

Met deze brief informeer ik uw Kamer over een aantal zaken.

  • I. De agenda van de Landbouw- en Visserijraad die op 15 oktober aanstaande plaatsvindt in Luxemburg. Tot op heden is er geen definitieve agenda beschikbaar.

  • II. Conform toezegging in het AO «Behandelvoorbehoud EU-voorstellen voor het nieuwe GLB» (Kamerstuk 34 965, nr. 4), informeer ik uw Kamer over de stand van zaken rond een aantal aspecten van het toekomstig Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB):

    • 1. De stand van zaken van de onderhandelingen voor het toekomstig GLB, waarbij ik u onder meer informeer over de zaken die aan bod zijn geweest in de Raadswerkgroepen over dit thema.

    • 2. Mijn inzet op de thema’s gekoppelde inkomenssteun en plafonnering in het kader van het toekomstig GLB. Dit is mede invulling van mijn toezegging om uw Kamer themagewijs te informeren over de Nederlandse inzet voor het GLB.

  • III. Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over de laatste stand van zaken in de onderhandelingen over de richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken, conform toezegging in het AO van 11 september jl. over het behandelvoorbehoud op het EU-voorstel Oneerlijke Handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen (Kamerstuk 34 953, nr. 4).

  • IV. Tot slot maak ik van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over de bijeenkomst van de G20 Landbouwministers in Buenos Aires van 27-28 juli jl., waaraan ik namens Nederland heb deelgenomen op uitnodiging van Argentinië.

I. GEAGENDEERDE ONDERWERPEN OP DE RAAD

Vaststellen vangstmogelijkheden 2019 Oostzee

Politiek akkoord

De Raad zal naar verwachting een politiek akkoord bereiken over de maximaal toegestane vangstmogelijkheden (Total Allowable Catches, TAC’s) voor 2019 in de Oostzee. Er is nog geen achtergronddocument beschikbaar. De Europese Commissie heeft op basis van biologische adviezen van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (International Council for the Exploration of the Seas, ICES) voorstellen gedaan voor deze vangstmogelijkheden. De TAC’s zijn in overeenstemming met de doelen voor visserijsterfte in het Meerjarenplan voor de Oostzee. De vangstmogelijkheden zijn hiermee op het niveau van de maximale duurzame opbrengst (Maximum Sustainable Yield, MSY).

De Nederlandse visserijsector heeft geen belangen in de Oostzee. Ik hecht er wel belang aan dat het beheer van visserijbestanden in alle Europese wateren op duurzame wijze wordt gerealiseerd. Ik ben tevreden dat de voorstellen gebaseerd zijn op wetenschappelijk advies, met het doel om de maximale duurzame opbrengst te bereiken, en ik vind het positief dat voor de bestanden een TAC is voorgesteld in lijn met het Meerjarenplan voor de Oostzee.

De betrokken lidstaten zullen naar verwachting van mening zijn dat met name de voorgestelde vermindering van 63% voor de westelijke haring te fors is. Zij zullen naar verwachting pleiten voor meer geleidelijke aanpassingen. Over de voorgestelde reductie van 26% voor de centrale haring lijken de meningen verdeeld. Dit geldt ook voor het voorstel voor de oostelijke kabeljauw (minus 15%). Sommige lidstaten pleiten voor een forsere reductie van de TAC voor dit kabeljauwbestand uit het oogpunt van voorzorg.

EU/Noorwegen: jaarlijkse consultaties voor 2019

Gedachtewisseling

De Raad zal van gedachten wisselen over de aanstaande bilaterale onderhandelingen tussen de EU en Noorwegen over de visserijovereenkomst voor 2019. Jaarlijks wordt met Noorwegen onderhandeld over de vangstmogelijkheden (TAC’s) voor de gezamenlijk beheerde visbestanden in de Noordzee en het Skagerrak én over de ruil van vangstmogelijkheden tussen de EU en Noorwegen. De Europese Commissie streeft ernaar de onderhandelingen vóór de Raad in december af te ronden, zodat de resultaten kunnen worden opgenomen in de verordening met vangstmogelijkheden voor 2019.

Ik hecht groot belang aan een goede relatie op visserijgebied met Noorwegen, omdat het gezamenlijke beheer een aantal voor Nederland belangrijke visbestanden betreft. Het beheer van de gedeelde bestanden moet in overeenstemming zijn met de doelstellingen en principes van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Ik ben daarom van mening dat de TAC’s moeten worden vastgesteld volgens de regels van de Meerjarenbeheerplannen. Daarnaast ben ik voorstander van het bereiken van de MSY, waar mogelijk in 2019 en uiterlijk in 2020.

Voor de Nederlandse demersale visserij zijn vooral de afspraken die worden gemaakt voor de visserij op schol van belang. Voor de pelagische visserij ligt het belang vooral bij de specifieke afspraken die gemaakt zullen worden over de uitruil van de TAC voor blauwe wijting tegen Arctische kabeljauw.

Ik zal met mijn inbreng in de Raad aandacht vragen voor de vaststelling van verantwoorde en duurzame vangstmogelijkheden en een evenwichtige uitruil van vangstmogelijkheden tussen de EU en Noorwegen.

ICCAT: jaarlijkse bijeenkomst

Gedachtewisseling

De International Commission for the Conservation of Atlantic Tuna (ICCAT) zal dit jaar van 12-19 november in Dubrovnik, Kroatië plaatvinden. De Raad van Oktober zal van gedachten wisselen over de voorbereiding van deze jaarvergadering. Tijdens de jaarvergadering zullen onder meer afspraken worden gemaakt over de beheerplannen inclusief de toegestane vangstmogelijkheden voor tonijn en andere tonijnachtige vissoorten. Dit jaar staan het bestandsbeoordelingen van de blauwe marlijn (Makaira nigricans) en de grootoogtonijn (Thunnus obesus) centraal. Een ander belangrijke punt op de agenda is de omzetting in het herstelplan van de oostelijke blauwvintonijn (Thunnus thynnus) in een beheerplan. Het uitbreiden van de werkingssfeer van het ICCAT-verdrag ten behoeve van haaienbescherming is ook geagendeerd, een proces dat een aantal jaar geleden is begonnen en naar verwachting dit jaar wordt afgerond.

Het wetenschappelijk comité van ICCAT komt van 1 t/m 5 oktober bijeen en de biologische adviezen voor de geëvalueerde soorten en overige bestanden worden in de loop van oktober gepubliceerd. Tijdens de jaarvergadering onderhandelt de Europese Commissie namens de lidstaten en baseert haar inzet op het best beschikbare wetenschappelijk advies. De Commissie zal eind oktober, alle lidstaten gehoord hebbend, haar inzet in een non-paper bekend maken.

Ik zal bij de voorbereiding van de jaarvergadering inzetten op een duurzaam meerjarig beheer van de tonijnbestanden, de kwetsbare haaien en het herstel van de bestanden wanneer er sprake is van overbevissing. Ik zal mijn inzet na het verschijnen van het wetenschappelijk advies aan de Commissie bekend maken.

GLB post 2020: directe betalingen en plattelandsontwikkeling

Informatie van het Voorzitterschap en gedachtewisseling

Het is de verwachting dat het Voorzitterschap voor dit agendapunt een document zal verspreiden met daarin de stand van zaken van de onderhandelingen in de Raadswerkgroep over het Commissievoorstel voor de Verordening Strategische GLB-Plannen. In de Raadswerkgroep zijn de artikelen van deze Verordening in hoog tempo besproken en is inmiddels de gehele Verordening gepasseerd. Lidstaten hebben hierbij de mogelijkheid gehad vragen te stellen en een eerste appreciatie te geven over thema’s als conditionaliteit, definities, interventies, governance, het nationaal strategisch plan, directe betalingen, plattelandsontwikkeling en monitoring. De vragen en discussies zullen door het Voorzitterschap in samengevatte vorm aan de Raad worden gepresenteerd. De Raad zal hierop reflecteren. Er zal dus geen besluitvorming plaatsvinden en lidstaten zullen opnieuw de voor hen belangrijkste standpunten belichten.

Tijdens deze gedachtewisseling zal ik de kabinetspositie verwoorden, in lijn met het BNC-fiche over de op 1 juni jl. gepubliceerde voorstellen van de Europese Commissie voor het toekomstig GLB dat uw Kamer eerder ontving (Kamerstuk 34 965, nr. 2). Hierbij zal ik opnieuw benadrukken dat daadwerkelijke vereenvoudiging en subsidiariteit voor Nederland zeer hoge prioriteit hebben en dat verschillende voorstellen van de Commissie daarvoor nog te ingewikkeld of gedetailleerd zijn. Ook zal ik aangeven dat de baseline van de verzwaarde conditionaliteit niet te hoog mag zijn, opdat er ruimte voor lidstaten blijft om – meer effectieve – doelgerichte betalingen in te zetten die aansluiten bij de regionale behoeften.

Tot slot zal ik benadrukken dat Nederland de eco-regelingen ziet als een instrument om een brug te slaan tussen de generieke directe betalingen uit de eerste pijler en de specifieke klimaat- en milieumaatregelen in de tweede pijler, en zo complementariteit te waarborgen. Ik zal er dan ook voor pleiten om lidstaten de mogelijkheid te geven om deze eco-regelingen verplicht te stellen voor bepaalde groepen boeren, zodat zij beloond kunnen worden voor specifieke eisen die aan hen gesteld worden, bijvoorbeeld op het gebied van milieu en klimaat of hun bijdrage aan kringlooplandbouw, om de doelen van het nationaal strategisch plan te bereiken.

G-20 (landbouw)

Informatie van de Europese Commissie

Het is de verwachting dat de Commissie de Raad een terugkoppeling zal geven van de bijeenkomst van de G20-landbouwministers die plaatsvond op 27 en 28 juli jl. in Buenos Aires, Argentinië. Namens Nederland heb ik op uitnodiging van het Argentijnse voorzitterschap van de G20 deelgenomen aan de bijeenkomst. Onder punt IV in deze brief informeer ik u over de uitkomsten van deze bijeenkomst.

II. INFORMATIE TOEKOMST GLB

1. Stand van zaken Raadswerkgroepen

Onder Oostenrijkse EU-voorzitterschap is in de maand september de bespreking van de voorstellen van de Europese Commissie voor het toekomstige GLB voortgezet. In de Werkgroep Horizontale Vraagstukken betrof dit bespreking van de Strategisch Plan verordening, in de werkgroep Agrifin de horizontale verordening en tenslotte in de Raadswerkgroep Landbouwproducten de GMO-wijzigingsverordening. In deze bijeenkomsten van de Raadswerkgroepen wisselen de lidstaten in aanwezigheid van de Europese Commissie van gedachten over het doel, strekking, achtergrond en samenhang van de artikelen en is van belang dat alle lidstaten hiervan een eenduidig beeld krijgen. Tijdens de in hoofdzaak technische besprekingen zijn alle artikelen inmiddels de revue gepasseerd.

In de maand september en de eerste week van oktober is de Raadswerkgroep voor de Strategische Plannen wekelijks belegd en is gesproken over Titel III, meer specifiek de interventietypes voor plattelandsontwikkeling, Titel IV (Financiële bepalingen), Titel VII (Monitoring, Rapportage en Evaluatie) en Titel VIII (Bepalingen inzake concurrentie) en Annex III (indicatoren). Bovendien is ook hoofdstuk 2 en 4 van Titel IV (GBCS en conditionaliteit) uit de Horizontale Verordening besproken.

In de Raadswerkgroep Agrifin, die sinds de vorige geannoteerde agenda twee keer bijeen is geweest, is gesproken over de Titel II (governance instanties) en Titel III (schorsing van betalingen en de landbouwreserve).

De Raadswerkgroep Landbouwproducten is in deze periode eenmaal bijeen geweest en heeft gesproken over waar de bepalingen uit de GMO-wijzigingsverordening die betrekking hebben op wijn.

In de eerstkomende geannoteerde agenda zal ik uw Kamer nader informeren over de totstandkoming van het Nationaal Strategisch Plan (NSP). Daarnaast herhaal ik graag mijn aanbod voor het geven van een technische briefing over de EU-voorstellen van het GLB, wat ik ook heb gedaan tijdens het algemeen overleg van 4 september jl. over de EU-voorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (Kamerstuk 34 965, nr. 4).

2. Thematische bespreking inzet: gekoppelde inkomenssteun en plafonnering

Gekoppelde inkomenssteun

Nederland is geen voorstander van gekoppelde steun, omdat het concurrentieverstorend werkt en daarmee een negatief effect heeft op een gelijk speelveld, en het een productie kan stimuleren waar onvoldoende vraag naar is. Het kabinet is dan ook van mening dat de beweging van gekoppelde steun naar ontkoppelde, doelgerichte steun, die reeds in de afgelopen decennia is ingezet, moet worden doorgezet. Nederland pleit er in de onderhandelingen dus voor om gekoppelde af te bouwen. In lijn hiermee, pleit Nederland ervoor om de lijst met sectoren waarbij gekoppelde steun gegeven mag worden niet uit te breiden in het nieuwe GLB, in tegenstelling tot wat de Europese Commissie nu voorstelt.

Nederland staat niet alleen met dit standpunt, maar vormt wel een minderheid. Enkele andere Noord-West Europese Lidstaten zijn ook (zeer) kritisch op gekoppelde inkomenssteun. Veel andere lidstaten pleiten juist voor uitbreiding van de mogelijkheden om gekoppelde steun te verlenen.

Plafonnering

Nederland is voorstander van verplichte plafonnering van de basis-hectarepremie omdat die bedoeld is om een redelijk gezinsinkomen te verzekeren en niet om grote bedragen naar grote bedrijven te laten gaan. Daarbij zou de aftrek van arbeidskosten (zoals door de Commissie is voorgesteld) moeten vervallen, vanwege de hoge uitvoeringslasten en het feit dat het effect van de maatregel dan vrijwel teniet gedaan wordt. In mijn optiek dient de plafonnering niet te worden toegepast op doelgerichte betalingen (bijvoorbeeld de eco-regelingen) omdat we daarmee activiteiten van boeren die bijdragen aan het klimaat, milieu en kringlooplandbouw willen vergoeden en het niet logisch is die bijdrage te willen beperken.

Uit de discussies tot nu toe blijkt dat de meeste Europese lidstaten niet tevreden zijn over de voorgestelde plafonnering. Ze wijzen op het effect dat bedrijven zullen gaan opsplitsen, de hoge uitvoeringskosten die met plafonnering gepaard gaan. Vrijwel alle lidstaten pleiten ervoor om plafonnering per se en de aftrek van arbeidskosten optioneel te maken. Overigens vinden vrijwel alle lidstaten ook dat de plafonnering niet zou moeten worden toegepast op doelgerichte betalingen, de eco-regelingen en de extra betaling aan jonge boeren. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, zal, gelet op de huidige bedrijfsgrootte van de Nederlandse boeren, het effect van plafonnering in Nederland beperkt zijn, mede vanwege het gelijktrekken van de betalingen per hectare in de huidige periode en de verwachte daling van de hectarepremie na 2021 (zie ook het rapport «Verdeling van de toeslagen van de eerste pijler van het GLB over landbouwbedrijven in de EU», meegestuurd met Kamerstuk 21 501-32, nr. 1098).

III. RICHTLIJN ONEERLIJKE HANDELSPRAKTIJKEN

Op 1 oktober jl. heeft het Speciaal Comité Landbouw, dat de Landbouwraad voorbereidt, het voorzitterschap het mandaat verleend om met de Europese Commissie en het Europees Parlement de triloog te starten over de conceptrichtlijn Oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen. Het mandaat is in lijn met de Nederlandse inzet zoals aangegeven in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2584). Zoals aangegeven in het AO van 11 september jl. (Kamerstuk 34 953, nr. 4) is het toepassingsgebied van producten uitgebreid tot alle producten die in Bijlage I staan bij het Verdrag over de Werking van de EU, en niet beperkt tot producten bestemd voor menselijke consumptie. Dit betekent dat bijvoorbeeld ook producenten van snijbloemen bescherming zullen genieten. Dit is conform de Nederlandse inzet. Verder zal de flexibiliteit voor lidstaten om nationaal verder te gaan dan de Richtlijn voorschrijft, of regels strikter toe te passen, vergroot worden. Ook dat is conform de Nederlandse inzet. Een nieuw element dat op het allerlaatste moment is toegevoegd, is dat een leverancier een klacht tegen een afnemer in een andere lidstaat niet alleen kan indienen via de handhavingsautoriteit in de eigen lidstaat, maar dat deze autoriteit ook bevoegd is om de klacht zelf in behandeling te nemen. Hoewel er vraagtekens te stellen zijn bij de praktische uitvoerbaarheid en effectiviteit van de handhaving van deze bepaling, heeft Nederland hiermee in het kader van een compromis ingestemd.

De verwachting is dat de Landbouwcommissie van het Europees Parlement de eerste week van oktober haar advies zal geven over de conceptrichtlijn en dat 23 oktober as. de plenaire behandeling zal plaatsvinden. In dat geval zou de eerste triloog op 24 oktober aanstaande kunnen starten. Zoals het zich nu aan laat zien zal de uitbreiding van het toepassingsgebied van bedrijven tot alle bedrijven, ongeacht hun omvang, een van de belangrijkste discussiepunten zijn in de triloog. In het voorstel van de Commissie en het mandaat voor het voorzitterschap is de richtlijn van toepassing op relaties tussen leveranciers die midden- of kleinbedrijf zijn en afnemers die dat niet zijn, met de mogelijkheid voor lidstaten om het toepassingsgebied nationaal uit te breiden.

IV. BIJEENKOMST G20 LANDBOUWMINISTERS

Op 27 en 28 juli jl. vond de bijeenkomst van de G20-landbouwministers plaats in Buenos Aires. Ik heb hier namens Nederland aan deelgenomen op uitnodiging van gastland en voorzitter Argentinië.

Een van de drie prioritaire thema’s van het Argentijnse voorzitterschap is «een duurzame toekomst voor voedsel: het verbeteren van de bodem op een duurzame wijze». De gedachte hierachter is dat duurzame verhoging van de bodemproductiviteit bijdraagt aan een meer inclusieve en efficiënte verdeling van de voedselvoorziening over de wereld. Daarnaast heeft het Argentijnse voorzitterschap als algemene doelstelling om de moderne competitieve landbouw te bevorderen voor duurzaam en gezond voedsel. Argentinië heeft bovendien de aanzet gegeven tot het inventariseren en monitoren van alle initiatieven genomen onder auspiciën van de G20-landbouwministers sinds 2011. Het gaat hierbij om onderwerpen als voedselverliezen en -verspilling, landbouw en water, de toepassing van ICT in de landbouw en antimicrobiële resistentie; onderwerpen die ook goed aansluiten bij de Nederlandse beleidsagenda.

De G20-landen samen zijn goed voor 60% van het wereldwijde landbouwareaal en voor bijna 80% van de handel in voedingsmiddelen en landbouwproducten. De gedeelde verantwoordelijkheid die gepaard gaat met dit gezamenlijke aandeel in de landbouwsector is erkend en komt duidelijk terug in de ministeriële verklaring die ter afsluiting van de bijeenkomst door alle deelnemende landen is ondertekend en waarin men zich committeert aan intensievere samenwerking, in het bijzonder op het gebied van «een duurzame toekomst voor voedsel», gezonde bodems, ICT, voedselverliezen en -verspilling, handel en investeringen en antibiotica resistentie1.

Ondanks dat de VS heeft laten weten zich terug te trekken uit het Klimaatakkoord van Parijs, waren de Ministers het unaniem eens dat landbouw een bijdrage levert aan klimaatverandering. Terwijl de Ministers van de overige G20-landen hun commitment aan het Parijsakkoord herbevestigden, gaf de VS aan nauw samen te willen werken op het gebied van schone en hernieuwbare energie.

Inzet Nederland

Nederland heeft een belangrijke inhoudelijke bijdrage geleverd aan de ministeriële verklaring. Zoals aangeven in de brief aan uw Kamer van 22 januari 2018 over de Nederlandse deelname aan de G20 (Kamerstuk 32 429, nr. 9) heeft het kabinet de aandacht die Argentinië aan een goede bodemkwaliteit geeft, positief verwelkomd. Gezonde bodems kunnen een belangrijke rol spelen bij oplossingen voor de maatschappelijke uitdagingen waarvoor we ons gesteld zien, zoals voedselzekerheid, klimaatverandering en de uitputting van natuurlijke hulpbronnen. In het bijzonder heb ik het belang van een geïntegreerd bodembeleid gebaseerd op circulaire landbouwsystemen onder de aandacht van mijn G20-collega's gebracht. Dat circulaire landbouwsystemen, gebaseerd op het verantwoordelijk gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de omzetting van agrarische afvalstromen in producten met toegevoegde waarde, de potentie hebben om een aanzienlijke bijdrage te leveren aan voedselzekerheid, de ontwikkeling van rurale gebieden en het bereiken van ambitieuze milieudoelstellingen, is mede dankzij mijn inzet terug te vinden in de ministeriële verklaring. Het gaat er nu om de woorden in daden om te zetten.

En marge van de ministeriële bijeenkomst heb ik de banden aangehaald in bilaterale gesprekken met onder andere Argentinië, Japan en Australië.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

De ministeriële verklaring is hier te vinden: https://www.g20.org/sites/default/files/media/g20_agriculture_declaration_final.pdf

Naar boven