21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1124 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 september 2018

Met deze brief informeer ik uw Kamer over een aantal zaken.

  • I. De agenda van de Informele Landbouwraad die van 23 tot 25 september aanstaande plaatsvindt in Oostenrijk.

  • II. Conform toezegging in het AO «Behandelvoorbehoud EU-voorstellen voor het nieuwe GLB» (Kamerstuk 34 965, nr. 4), informeer ik uw Kamer over de stand van zaken rond een aantal aspecten van het toekomstig Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB):

    • 1. De stand van zaken van de onderhandelingen voor het toekomstig GLB, waarbij ik u onder meer informeer over de zaken die aan bod zijn geweest in de Raadswerkgroepen over dit thema.

    • 2. Mijn inzet op het thema plattelandsontwikkeling in het kader van het toekomstig GLB. Dit is mede invulling van mijn toezegging om uw Kamer themagewijs te informeren over de Nederlandse inzet voor het GLB.

    • 3. Een overzicht van de onderzoeken die in opdracht van mijn ministerie in het kader van het toekomstig GLB zijn uitgevoerd.

  • III. Tot slot, maak ik van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over de volgende zaken op het gebied van landbouw en visserij:

    Landbouw:

    • 1. De laatste stand van zaken in de onderhandelingen over de richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken, conform toezegging in het AO van 11 september jl. over het behandelvoorbehoud op het EU-voorstel Oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen (Kamerstuk 34 965, nr. 4),

    • 2. de nieuwe maatregelen omtrent ecologisch aandachtsgebied (EA-maatregelen),

    • 3. jaarlijkse monitoring van het effect van de vergroening in het kader van het GLB,

    • 4. een analyse van de impact van droogte op bedrijfsvoering van boeren.

    Visserij:

    • 1. De aanpassing van vangstmogelijkheden voor zeebaars,

    • 2. het onderhandelingsmandaat visserijpartnerschap en bijbehorend protocol met de Republiek Gambia en

    • 3. het nieuwe visserijprotocol tussen de Europese Commissie en de Republiek Ivoorkust.

I. GEAGENDEERDE ONDERWERPEN OP DE INFORMELE RAAD

Toekomst van het GLB – Het vormgeven van de vitale toekomst van rurale gebieden en productie van kwalitatief hoogwaardig voedsel in de EU

Informatie van het Oostenrijks voorzitterschap en gedachtewisseling

Het thema van deze informele Landbouwraad is de vitale toekomst van rurale gebieden en productie van kwalitatief hoogwaardig voedsel in de EU in de context van het toekomstige GLB. Tijdens de Raad zal hierover een gedachtewisseling plaatsvinden. Ter voorbereiding hierop heeft het Oostenrijks Voorzitterschap een werkdocument opgesteld.

Tijdens de gedachtewisseling in de Raad zal ik de kabinetspositie verwoorden, in lijn met het BNC-fiche over de op 1 juni jl. gepubliceerde voorstellen van de Europese Commissie voor het toekomstig GLB dat uw Kamer eerder ontving (Kamerstuk 34 965, nr. 2).

Die inzet is dat het toekomstige GLB zorg draagt voor een landbouw die economie, mens en leefomgeving verbindt en daarmee draagvlak en maatschappelijke legitimiteit heeft. Het beleid richt zich op een vitaal en concurrentiekrachtig platteland dat zich voorbereidt op komende generaties, rekening houdt met het behoud van het cultureel erfgoed, voorziet in producten van hoge kwaliteit, en zorg draagt voor de leefomgeving (biodiversiteit, natuur, landschap, water en bodem). Initiatieven en innovaties die hieraan bijdragen, zouden vanuit het GLB gesteund moeten (kunnen) worden.

Een van de aanknopingspunten om dit te bereiken is het versterken van de positie van de boer in de keten via onder meer mogelijkheden tot samenwerking, indekken van risicobeheer en steun voor jonge boeren. Een ander aanknopingspunt is het meer richten van de steun vanuit het GLB op innovatie, duurzaamheid, voedselzekerheid en voedselveiligheid. Zo kan het GLB meer en effectiever bijgedragen aan de realisatie van natuur-, milieu- en klimaatdoelen en aan maatschappelijke opgaven op het gebied van onder meer biodiversiteit, cultuurlandschap en dierenwelzijn.

Leidend bij mijn inzet voor het GLB zijn vanzelfsprekend de doelen van mijn onlangs gepresenteerde landbouwvisie. Kringlooplandbouw is daarbij een essentiële opgave. Het GLB is een belangrijk instrument om de in de visie beoogde veranderingen te versterken en te versnellen.

Nederland heeft met betrekking tot het onderwerp plattelandsontwikkeling goede ervaringen met inzet van het plattelandsontwikkelingsplan(POP)-instrumentarium, bijvoorbeeld met ondersteuning van samenwerking en innovatie, collectieven voor agrarisch natuurbeheer en introductie van duurzame technieken en systemen, steun aan jonge boeren voor modernisering en verduurzaming van hun bedrijfsvoering en de brede weersverzekering. Ik zal enkele van deze voorbeelden delen tijdens de informele Raad. De interventietypes voor plattelandsontwikkeling in de nieuwe verordening inzake strategische GLB-plannen bieden goede aanknopingspunten om bovengenoemde zaken te continueren.

II. INFORMATIE TOEKOMST GLB

1. Stand van zaken toekomst GLB

Op 1 juni 2018 publiceerde de Commissie een voorstel voor het GLB-hervormingspakket. Dit pakket bestaat uit drie verordeningen, te weten de Strategische Plan verordening, een verordening voor financiering, beheer en monitoring van het GLB en een verordening voor de gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor landbouwproducten.

Onder het Bulgaarse en Oostenrijkse EU-voorzitterschap is in juni, respectievelijk juli gestart met Raadswerkgroepen waarin de voorstellen worden besproken. De drie voorstellen worden, artikelsgewijs, ieder in een eigen Raadswerkgroep besproken. In september zijn de Raadswerkgroepen hervat.

In de Raadswerkgroepen licht de Europese Commissie het doel, strekking, achtergrond van de artikelen toe, waarna de lidstaten in een tafelronde per artikel of groep artikelen hierop reageren. Dat heeft tot nu toe vooral de vorm van vragen over het artikel, verduidelijkingen, achtergronden, de samenhang met andere artikelen etc. Lidstaten geven daarbij vaak wel een eerste appreciatie over het artikel, maar het karakter van deze ambtelijke bespreking is vooral technisch. De Nederlandse inbreng is vanzelfsprekend conform de lijn van het aan uw Kamer toegezonden BNC-fiche (Kamerstuk 34 965, nr. 2).

Ook is tot op heden steeds voorafgaand aan alle Nederlandse inbreng aangegeven dat een parlementair voorbehoud op de inbreng geldt.

Strategisch Plan verordening

Het Bulgaars Voorzitterschap is afgelopen juni gestart met bijeenkomsten over de Strategische Plan verordening. In juli heeft het Oostenrijks Voorzitterschap nog eens wekelijks Raadswerkgroepen belegd over deze verordening. Tijdens deze bijeenkomsten is er gesproken over Titel I (Onderwerp, toepassingsgebied, toepasselijke bepalingen en definities); Titel II (Doelstellingen en indicatoren); Titel III (Gemeenschappelijke vereisten en Interventietypes) en Titel V (Strategisch GLB-Plan). In september hebben Raadswerkgroepen plaatsgevonden waar gesproken is over Titel III, Hoofdstuk IV (Interventietypes voor onder andere plattelandsontwikkeling); Titel IV (Financiële bepalingen); Titel VI (Coördinatie en Governance);Titel VII (Monitoring, Rapportage en Evaluatie); Titel VIII (Bepalingen inzake concurrentie) en Titel IX (Algemene en Slotbepalingen).

Financiële verordening

Over de financiële verordening is tot en met juli eerst globaal gesproken over de gehele verordening, behalve Titel IV Hoofdstuk II (GBCS) en Hoofdstuk IV (Controlesysteem en sancties m.b.t. de conditionaliteit). Vervolgens zijn de artikelen 1 tot en met 7 behandeld. In september zijn tot nu toe artikelen 8 tot en met 18 en artikelen 88 tot en met 90 behandeld. In de komende bijeenkomsten zullen artikelen 19 tot en met 24 en mogelijk artikel 44 aan bod komen.

GMO-wijzigingsverordening

Voor de GMO-wijzigingsverordening tenslotte waren er in de maanden juli en september verschillende bijeenkomsten, waar gesproken is over de artikelen die in de wijzigingsverordening zijn opgenomen, zowel met betrekking tot wijziging van de huidige GMO-verordening als wat betreft de verordeningen over beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen voor landbouwproducten en wijn.

Nationaal Strategisch Plan (NSP)

In de komende geannoteerde agenda’s zal ik uw Kamer nader informeren over de totstandkoming van het Nationaal Strategisch Plan (NSP), dat op grond van de voorstellen en huidige planning van de Commissie vanaf 2021 van kracht zou moeten worden. Voor nu kan ik uw Kamer meedelen dat gewerkt wordt aan een plan van aanpak voor een NSP. Het opstellen van een NSP is een complex proces. Het is mijn intentie om dit in nauwe samenwerking met alle relevante stakeholders op te stellen. De voorstellen van de Europese Commissie verplichten lidstaten ook om het NSP in een transparante procedure met betrokkenheid van alle relevante partijen vorm te geven. Ik zal mij ervoor inzetten dat alle relevante partijen en organisaties de mogelijkheid krijgen om hun inbreng te leveren. In de geannoteerde agenda voor de novemberraad zal ik de Kamer meer in detail informeren over de planning en de betrokkenheid van de stakeholders.

2. Inzet plattelandsontwikkeling toekomst GLB

In het BNC-fiche van 13 juli jl. heb ik uiteengezet dat lidstaten in het nieuwe GLB op basis van een SWOT-analyse een strategisch GLB-plan moeten opstellen, waarbij wordt aangegeven op welke wijze de gemeenschappelijke doelstellingen voor een duurzame ontwikkeling van de landbouw en de plattelandsgebieden worden verwezenlijkt (Kamerstuk 34 965, nr. 2). De nieuwe voorstellen laten onder meer voor productieve en niet-productieve investeringen de nodige ruimte aan de lidstaten om dit naar eigen inzicht vorm te geven. Ook de mogelijkheden voor samenwerking zijn verruimd. Naast operationele groepen in het kader van het Europees Innovatiepartnerschap en lokale actiegroepen onder LEADER, kan dit interventietype onder andere ook worden ingezet ter bevordering van het gebruik van kwaliteitsregelingen en door producentenorganisaties. Ik sta daar positief tegenover. Nederland kan bij inzet van deze interventietypes haar koploperspositie in de landbouw behouden en versterken en de inzet biedt kans om een goed inkomen voor de boer te bevorderen. Innovatie, kennisontwikkeling en verdere professionalisering spelen daarbij een rol. Bij uitstek jonge landbouwers zijn de dragers van deze vernieuwing.

Daarnaast biedt het interventietype samenwerking mogelijkheden voor mijn inzet op korte ketens in de landbouw zoals opgenomen in mijn onlangs gepresenteerde landbouwvisie. De verbreding van de plattelandsontwikkeling waarbij ook steun kan worden gegeven voor het opstarten van plattelandsbedrijven als onderdeel van deze korte ketens sluit daar goed bij aan.

Generatievernieuwing en nieuwe intreders zijn voor de voedselproductie, maar ook voor een toekomstbestendig, vitaal platteland van cruciaal belang. Blijvende steun aan deze groepen bij bedrijfsovername of via investeringssteun voor modernisering en verduurzaming van hun bedrijfsvoering blijft een belangrijke prioriteit.

Voor een toekomstbestendige landbouw is in de nieuwe voorstellen voorzien in een verplicht risicobeheersinstrumentarium. Naast verzekeringen gaat het om de oprichting en beheer van onderlinge fondsen. Nederland heeft sinds een aantal jaren een brede weersverzekering waarbij 65% van de betaalde premie via het huidige plattelandsbeleid kan worden teruggegeven. Het aantal deelnemers aan de brede weersverzekering is tot nu toe beperkt tot ongeveer 2000 deelnemers. Ik streef er naar om dit aantal in de toekomst te laten toenemen. Hiervoor verken ik of cofinanciering ook privaat kan worden ingevuld.

In de doelen voor het nieuwe GLB heeft ook dierenwelzijn een plaats gekregen. Wij zullen daar op basis van de SWOT-analyse en de consultatie van de stakeholders nader invulling aan geven. Ook wil ik een voorziening creëren voor het behouden van zeldzame runderrassen, om invulling te geven aan de motie van het lid Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 33 037, nr. 300).

De collectieven kunnen een goede bijdrage leveren aan de maatschappelijke opgave voor klimaatverandering en het behoud van de biodiversiteit. Ik wil daarom de mogelijkheden voor collectieven behouden en waar mogelijk verder verruimen. In dit verband streef ik ernaar om de collectieven als een volwaardige entiteit in deze verordening te laten opnemen.

3. Overzicht van onderzoek in het kader van het toekomstig GLB

Ter voorbereiding op het toekomstige GLB zijn verschillende onderzoeken uitgezet. De reeds gepubliceerde onderzoeken zijn met uw Kamer gedeeld. Bij het opstellen van het plan van aanpak voor het NSP zal ook een kennisagenda gemaakt worden met noodzakelijk onderzoek. Deze zal naar uw Kamer worden gestuurd.

Hieronder vindt u een overzicht van afgeronde en nog lopende onderzoeken:

Berenschot:

  • Perspectieven om het ELFPO te vereenvoudigen en regeldruk te verminderen (D. Schoneveld et al., november 2017)

Wageningen University & Research:

  • Verdeling van de toeslagen van de eerste pijler van het GLB over landbouwbedrijven in de EU (I. Terluin et al., maart 2018).

  • EU Agriculture and innovation: What role for the CAP? (F.A Geerling – Eiff et al., april 2018).

  • Targeted payment for services delivered by farmers possible approaches (P. Berkhout et al., mei 2018).

  • Positie primaire producent in de keten (W. Baltussen et al., juni 2018)

  • Risicobeheerinstrumenten in het GLB; Bouwstenen voor de Nederlandse positie (in uitvoering).

  • Mogelijke systematiek voor beloning maatschappelijke diensten (in uitvoering).

Deze onderzoeken zijn te vinden op de website van de WUR: https://www.wur.nl/nl/Onderzoek-Resultaten/Onderzoeksprojecten-LNV.htm

III. OVERIGE ONDERWERPEN LANDBOUW EN VISSERIJ

Landbouw

1. Stand van zaken onderhandelingen richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken

Het Oostenrijks Voorzitterschap heeft de ambitie om nog voor het einde van dit jaar de triloog met het Europees Parlement en de Europese Commissie af te ronden. Het Voorzitterschap is daarbij voornemens om de triloog in te gaan op basis van een onderhandelingsmandaat dat vastgesteld zal worden door het Speciaal Comité Landbouw, het voorportaal van de Landbouwraad. Op dit moment onderhandelen de lidstaten onder leiding van het Oostenrijks Voorzitterschap over een compromistekst die zal dienen als uitgangspunt voor de triloogonderhandelingen met het Europees Parlement.

Het belangrijkste discussiepunt is de vraag of het toepassingsgebied voor bedrijven verbreed moet worden. Zoals aangeven in het AO van 11 september jl. (Kamerstuk 34 965, nr. 4) en conform de Nederlandse positie zoals beschreven in het BNC-fiche (Kamerstuk 34 965, nr. 2), ben ik van mening dat de richtlijn gericht moet zijn op de bescherming van de zwakkere partijen in de keten. Vanwege hun onderhandelingspositie dienen deze partijen vaak geen klacht in of spannen geen civielrechtelijke rechtszaak aan uit angst om een bestaande handelsrelatie met een sterke partij in gevaar te brengen (de zgn. angstfactor).

Het is de verwachting dat de Commissie Landbouw en Plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement eind september of begin oktober stemt over het ontwerpverslag van de rapporteur, dat dan eind oktober plenair zal moeten worden aangenomen. De triloog zou direct daarna kunnen aanvangen.

Ik zal u hierover uiteraard informeren.

De tijdspanne is krap, maar niet onmogelijk. De inzet van zowel de Europese Commissie, als de Raad en het Europees Parlement om het voorstel in ieder geval voor de Europese verkiezingen in mei 2019 aan te nemen is groot.

2. Nieuwe maatregelen ecologisch aandachtsgebied (EA)

Op basis van aangepaste EU-regelgeving, die naar verwachting deze maand officieel wordt gepubliceerd, zijn de keuzemogelijkheden voor EA-maatregelen uitgebreid met Miscanthus (olifantsgras), Silphium perfoliatum (zonnekroon) en braak met drachtplanten (honingplanten). Vanaf 1 januari 2019 zal het mogelijk zijn voor boeren om één van deze maatregelen te kiezen voor het invullen van de 5% verplichting ecologisch aandachtsgebied (EA) op bouwland. De omzetting hiervan in nationale wetgeving wordt thans voorbereid.

Daarnaast kunnen boeren per 1 januari 2019 kiezen voor zonnebloem als onderdeel van een mengsel in een vanggewas voor de vergroening.

3. Biodiversiteitswinst vergroening GLB

Vorig jaar is het eerste evaluatierapport over de vergroening in Nederland (over het jaar 2016) verschenen. In het kader van de jaarlijkse monitoring van de vergroeningsmaatregelen van het GLB is onlangs het tweede evaluatierapport (over het jaar 2017) opgeleverd. Hiermee geef ik invulling aan de motie van het lid Ouwehand, waarmee de regering is verzocht de ambities met betrekking tot de biodiversiteitswinst van de vergroening van het GLB jaarlijks te rapporteren aan de Kamer (Kamerstuk 28 625, nr. 202). U treft het rapport aan op de website van Wageningen University and Research (WUR): https://doi.org/10.18174/459050.

Het rapport laat zien dat de vergroeningsmaatregelen in Nederland een grote reikwijdte hebben. Zo is het aantal boeren dat ten minste één vergroeningsverplichting heeft in 2017 (73%) gestegen ten opzichte van 2015 (67%). De landbouwgrond die bij deze vergroeningsplichtige bedrijven hoort, is in 2017 (92%) eveneens gestegen ten opzichte van 2015 (90%). In Europees perspectief scoort Nederland hiermee hoog.

De effecten van de vergroeningsmaatregelen zijn echter nog wel beperkt, omdat het merendeel van de boeren in Nederland, evenals in voorgaande jaren, gekozen heeft voor een productiegerelateerde invulling van de vergroening door het inzaaien van vanggewassen en stikstofbindende gewassen. De beperkte bijdrage aan de biodiversiteit komt overeen met de conclusie van de Europese Rekenkamer (2017) op basis van een evaluatie op EU-niveau. Met het oog op de hervorming van het GLB zet ik daarom in op een meer ambitieus vergroeningsprogramma voor de landbouw.

4. Analyse impact droogte op bedrijfsvoering boeren

Recent is in opdracht van het ministerie door de WUR een analyse uitgevoerd naar de impact van de droogte op de bedrijfsvoering van boeren in Nederland. Dit naar aanleiding van een verzoek van de Europese Commissie begin augustus om data aan te leveren over het effect van de droogte op de activiteiten van boeren, in het bijzonder de impact op de productie van de hoofdgewassen.

De hoofdconclusie is dat de langdurige droogteperiode voor vrijwel alle gewassen leidt tot een substantiële opbrengstdaling in kilogrammen per hectare. Tussen bedrijven zijn wel grote verschillen te verwachten, afhankelijk van het gewas, de droogtegevoeligheid van de grond, de gebruikte rassen en de toepassing van beregening. De productie van grasland en voedergewassen is eveneens substantieel minder dan normaal. Afhankelijk van de weersomstandigheden in de komende periode zou het grasland nog kunnen herstellen en productie opleveren. U treft het volledige rapport aan op de website van de WUR: http://edepot.wur.nl/458511

Visserij

1. Aanpassing vangstmogelijkheden zeebaars

De Europese Commissie heeft voorgesteld (COM(2018) 613) om Verordening (EU) 2018/120 betreffende de vangstmogelijkheden te wijzigen. Met de wijziging geeft de Commissie invulling aan het herziene advies van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES). Uit deze herziening blijkt dat de visserijsterfte in de recreatieve zeebaarsvisserij in o.a. de Noordzee lager is dan waarvan eerder werd uitgegaan. Tevens zal in 2018 de biomassa zeebaars toenemen. Dit geeft ruimte voor het voorstel om vanaf 1 oktober a.s. tot eind van dit jaar toe te staan dat vissers in de recreatieve visserij één vis per dag per visser houden. Tot 1 oktober blijft de bestaande regel gelden dat elke zeebaarsvangst moet worden teruggezet. Ik ben voornemens dit voorstel te steunen. Dit past ook in de lijn van de Nederlandse inbreng tijdens de Landbouw- en Visserijraad van december van het afgelopen jaar waarin ik heb gepleit voor een eerlijke verdeling van de (beperkte) vangstmogelijkheden. In de Landbouw- en Visserijraad van aankomende december zullen de vangstmogelijkheden voor zeebaars voor 2019 worden vastgesteld.

2. Onderhandelingsmandaat visserijpartnerschap en bijbehorend protocol met de Republiek Gambia

De Europese Commissie heeft de Raad een mandaat gevraagd om te onderhandelen over een nieuw visserijpartnerschapovereenkomst inzake duurzame visserij en het bijbehorende protocol met de Republiek Gambia. Het laatste protocol betrof de periode 1993–1996 en was een gemengd akkoord voor zowel de tonijnvaartuigen als voor vaartuigen voor de demersale visserij. Sinds 1996 wordt de overeenkomst als «slapend» beschouwd. Met het vernieuwen van dit visserijpartnerschap breidt de Europese Unie haar netwerk van bilaterale visserijpartnerschappen in West en Centraal Afrika uit, waar de Europese tonijnvaartuigen de tonijn langs de kust van West Afrika volgen.

De Commissie heeft in 2017 een onafhankelijke evaluatie uitgevoerd voor het vernieuwen van dit partnerschap. Conclusie van het evaluatieverslag was dat de visserijsector in de EU veel belangstelling heeft voor de visserij in Gambia als onderdeel van zijn regionale strategie. Een visserijpartnerschap met Gambia zou volgens de evaluatie leiden tot een betere monitoring, controle en bewaking en tot een beter beheer van de visserij in de regio. Met het oog op de bevordering van een duurzame visserij zal tijdens de onderhandelingen onder meer van de best beschikbare wetenschappelijke adviezen gebruik worden gemaakt. Tevens zullen de visserijactiviteiten van de Unie exclusief gericht zijn op beschikbare bestanden en moet er rekening worden gehouden met de vangstcapaciteit van de lokale vloot, de surplus.

Tenslotte wordt een versterking van de dialoog over het sectorale beleid voor de lokale visserij beoogd, in overeenstemming met de ontwikkelingsdoelstellingen van de Republiek Gambia. Het onderhandelingsmandaat is in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het Gemeenschappelijk Visserijbeleid en de conclusies van de Raad van 19 maart 2012 over een mededeling van de Europese Commissie inzake de externe dimensie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Tevens is in het ontwerponderhandelingsmandaat een clausule opgenomen over de mensenrechtensituatie en de democratische beginselen. Alles overwegend, ben ik dan ook voornemens om in te stemmen met dit onderhandelingsmandaat.

3. Nieuw visserijprotocol tussen de Europese Commissie en de Republiek Ivoorkust

De Europese Commissie heeft afgelopen juli een voorstel aan de Raad voorgelegd voor een nieuw visserijprotocol met de Republiek Ivoorkust, met een duur van zes jaar. Het vorige protocol verstreek op 30 juni jl. Ik heb uw Kamer met mijn brief van 21 december 2017 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1076) geïnformeerd over het onderhandelingsmandaat.

Het nieuwe protocol biedt tonijnvaartuigen uit de Unie vangstmogelijkheden in de wateren van Ivoorkust. De vangstmogelijkheden zijn vastgesteld op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en met inachtneming van de aanbevelingen van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT – International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas). Het partnerschap met Ivoorkust is belangrijk voor de EU omdat de haven van Abidjan een belangrijke haven is voor de EU-vloot. Het partnerschap kan verder een belangrijke bijdrage leveren aan het tegengaan van illegale en niet-gerapporteerde visserij in de regio.

Naar mijn mening is het protocol overeenkomstig het door de Raad verstrekte onderhandelingsmandaat. Ik heb daarom, alles overwegende, ingestemd met de het protocol.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven