21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1112 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juni 2018

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen die naar verwachting op de agenda staan voor de Landbouw- en Visserijraad die 18 juni a.s. plaatsvindt in Luxemburg (CM 3027/18). Tot op heden is er geen definitieve agenda beschikbaar. Tevens informeer ik u over nieuwe ontwikkelingen betreffende de aanlandplicht. Daarnaast geef ik hierbij invulling aan mijn toezegging gedaan tijdens het Algemeen Overleg Visserij van 27 maart jl. (Kamerstuk 29 664, nr. 190) om uw Kamer te informeren of het mogelijk is om in plaats van met de huidige 2-jarige toestemmingen voor de beroepsmatige zegenvisserij, te gaan werken met langlopende (6-jarige) huurovereenkomsten. Tot slot informeer ik u over de stand van zaken van de uitbetaling van de Basisbetalingsregeling (BBR).

Geagendeerde onderwerpen op de Raad

Verordening betreffende het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

Presentatie van de Europese Commissie en gedachtewisseling

De Europese Commissie zal de Raad informeren over haar voorstel voor het Europese Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) 2021–2027. Daarnaast zal een gedachtewisseling over het voorstel plaatsvinden.

Hoewel ik het voorstel nog niet heb ontvangen, is de verwachting op basis van eerdere versies dat de Commissie tegemoetkomt aan de vereenvoudigingswensen van de lidstaten. De kritiek op de huidige EFMZV-verordening is dat er veel en gedetailleerde bepalingen in zitten waardoor de uitvoering complex is. Naar verwachting wordt in het nieuwe voorstel veel meer opengelaten aan welke doelen van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid wordt bijgedragen, waarbij expliciet wordt aangegeven waaraan geen steun mag worden verleend. Deze wijziging van «nee, tenzij» naar «ja, mits» is positief. De beoogde vereenvoudigingen hangen nauw samen met de nieuwe Verordening gemeenschappelijke bepalingen (CPR) voor de uitvoering en verantwoording van de structuur- en investeringsfondsen waar het EFMZV onder valt.

Keerzijde van deze flexibiliteit is dat in het voorstel innovaties naar verwachting niet expliciet worden gestimuleerd. Nederland zou dat graag willen bevorderen. Ook zou Nederland het voorstel op onderdelen duurzamer willen zien, bijvoorbeeld een reductie in de uitstoot bij vervangende investeringen voor motoren.

Daarnaast zal er meer aandacht zijn voor Geïntegreerd Maritiem Beleid waarvoor de Minister van I&W verantwoordelijk is. Ook worden sanering en tijdelijke stillegging waarschijnlijk opnieuw opgenomen in het voorstel.

Komende weken ga ik het voorstel nader bestuderen en ik zal binnen de gebruikelijke termijn het BNC-fiche sturen.

Verordening tot wijziging van verordeningen van de Raad betreffende visserijcontrole

Presentatie van de Europese Commissie en gedachtewisseling

De Europese Commissie zal haar voorstel voor de herziening van de controleverordening visserij aan de Raad presenteren. Ik heb het voorstel op 30 mei ontvangen. Mijn eerste indruk van het voorstel is dat op een aantal punten voor de Nederlandse sector verschillende belangrijke wijzigingen worden voorgesteld. Deze wijzigingen hebben onder andere betrekking op de registratie van vangsten, wegen en de recreatieve visserij.

Voorgesteld wordt om alle visserijproducten verplicht bij aanlanding te wegen door geregistreerde wegers. De mogelijkheid die de huidige verordening biedt en waar Nederland gebruik van maakt om in plaats van bij aanlanding aan boord te wegen komt dan te vervallen.

Een nieuw voorgestelde verplichting is de registratie van recreatieve vissers.

Ook is er het voorstel voor een digitale vangstregistratie voor alle vissersvaartuigen kleiner dan 12 meter. Hiermee zijn er minder uitzonderingen voor kleine vaartuigen en wordt de controleerbaarheid vergroot.

In het voorstel worden ook wijzigingen voorgesteld voor een aantal andere verordeningen. Een aantal van deze wijzigingen hangt samen met de wijzigingen in de controleverordening.

Komende weken ga ik het voorstel nader bestuderen en ik zal u binnen de gebruikelijke termijn het BNC-fiche sturen.

Mededeling over de stand van zaken in het GVB en raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2019

Presentatie van de Europese Commissie en gedachtewisseling

De Europese Commissie zal tijdens de Raad een mededeling over de vangstmogelijkheden voor 2019 presenteren. De mededeling zal de toestand van de visbestanden in Europese wateren en de aanpak in het najaar voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden schetsen. Dit doet de Europese Commissie doorgaans ieder jaar voor aanvang van de onderhandelingen over de vangstmogelijkheden in het najaar. De mededeling is nog niet gepubliceerd. U ontvangt daarom geen BNC-fiche, maar wordt hierbij geïnformeerd over de Nederlandse inzet.

De laatste jaren gaat het beter met de visbestanden. Met name in de Noordzee is er veel bereikt. Wel blijft de toestand van de zeebaars zorgelijk. Ook buiten de Noordzee ligt er nog een grote opgave. De Nederlandse inzet is erop gericht dat de vangstmogelijkheden (Total Allowable Catches, TACs) worden vastgesteld op een niveau dat overeenstemt met de doelstellingen van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Hierbij hoort het bereiken van het niveau van de Maximale Duurzame Opbrengst (Maximum Sustainable Yield, MSY) in uiterlijk 2020. Omwille van het duurzaam beheer van de visbestanden, maar ook voor de langdurige rendabiliteit van de sector, is het van belang dat bestanden op MSY worden gebracht. Nederland is daarnaast voorstander van de voorzorgsbenadering, maar tegen automatische reducties voor gegevensarme bestanden. Hiervoor wil ik een geval-tot-geval-benadering. Verder zal in 2019 de aanlandplicht volledig worden ingevoerd. De quota zullen dan evenredig moeten worden opgehoogd om te compenseren voor de ongewenste bijvangsten, zonder daarmee de duurzaamheid van het bestand of het halen van de MSY-doelstellingen in gevaar te brengen.

GLB-hervormingspakket post 2020

Presentatie van de Europese Commissie en gedachtewisseling

De Europese Commissie zal tijdens de Raad de voorstellen voor het toekomstig Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2021–2027 presenteren. De voorstellen zijn 1 juni jl. verschenen. Het betreft een drietal verordeningen die door de Europese Commissie als één pakket werden gepresenteerd vanwege de grote onderlinge samenhang. Het betreft een voorstel voor een verordening (COM(2018) 392 final) die regels stelt voor financiële steun die verleend zal worden op basis van door lidstaten op te stellen Nationale Strategische Plannen voor het GLB, een verordening (COM(2018) 393 final) over de financiering, het beheer en de monitoring van het nieuwe GLB en een verordening (COM(2018) 394 final) die de bestaande verordening voor de gemeenschappelijke marktordening (GMO) zal vervangen.

Zoals ik uw Kamer eerder, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, per brief heb laten weten (Kamerstuk 22 112, nr. 2570), maken de GLB-voorstellen deel uit van een pakket van circa 40 voorstellen die, ook budgettair, nadere uitwerking geven aan de voorstellen van de Europese Commissie voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor de jaren 2021–2027. Via het BNC-fiche dat momenteel over de GLB-voorstellen wordt voorbereid, zal uw Kamer worden geïnformeerd over de appreciatie van het kabinet over het GLB-hervormingspakket.

De Commissievoorstellen zullen worden beoordeeld tegen het licht van de afspraken in het Regeerakkoord als ook de positie die het kabinet begin dit jaar heeft ingenomen over de Commissie-mededeling voor het nieuwe GLB en verwoord in het betreffende BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2468). Uitgangspunt is dat het GLB minder wordt gericht op inkomensondersteuning en meer op innovatie, duurzaamheid voedselzekerheid en voedselveiligheid. Ik zal de voorstellen ook beoordelen op hun bijdrage aan vereenvoudiging, vermindering van controlelasten en meer ruimte en vrijheid voor lidstaten. Dat betekent meer subsidiariteit in het GLB met een grotere verantwoordelijkheid voor lidstaten en meer ruimte voor nationale invulling. Ik vind het belangrijk dat Nederland meer ruimte krijgt om zijn eigen ambities ten aanzien van doelgerichte betalingen vorm te geven in een GLB-uitvoeringssysteem dat moderner, simpeler en minder bureaucratisch is. Ik acht het van groot belang dat het GLB bijdraagt aan het realiseren van maatschappelijke doelen en opgaven met betrekking tot klimaat en leefomgeving cq. maatschappelijke opgaven en uitdagingen die voortvloeien uit de Klimaatovereenkomst van Parijs (COP21) en de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties. Ook is het mijn inzet dat boeren en tuinders hun positie in de keten kunnen versterken en een eerlijke prijs ontvangen voor het duurzaam produceren van voedsel.

Met deze uitgangspunten uit het regeerakkoord als basis, is de inzet van het kabinet voor het GLB ook het gelijke speelveld voor boeren op de Europese interne markt te behouden.

Een aantal lidstaten zal naar verwachting aandringen op een tenminste gelijkblijvend budget voor het GLB. Het kabinet is echter van mening dat de gevolgen van Brexit en het vrijmaken van middelen voor nieuwe prioriteiten van de Unie moeten worden opgevangen door onder andere een korting op de budgetten voor GLB en cohesie en niet door het verhogen van de afdrachten van de lidstaten, om bij te dragen aan een financieel houdbare begroting. Naast de hoogte van het toekomstig GLB-budget is ook de verdeling van de gelden over de lidstaten van groot belang. Nederland wil dat er geen externe convergentie wordt doorgevoerd.

Frankrijk heeft namens een aantal lidstaten (Finland, Griekenland, Ierland, Portugal en Spanje) een diversenpunt aangekondigd aangaande het GLB in het kader van het volgende MFK. In een door de Ministers van landbouw van de betrokken lidstaten ondertekend Memorandum wordt grote zorg uitgesproken over de gevolgen van het terugbrengen van het GLB-budget en opgeroepen het budget constant te houden.

Tijdens de Raad zal ik reageren langs hierboven aangegeven lijnen.

Marktsituatie

Informatie van de Europese Commissie

De Europese Commissie zal een update geven over de marktsituatie van verschillende producten. Naar verwachting zal een eventuele discussie bij dit punt zich vooral toespitsen op de suikermarkt. De marktsituatie voor varkensvlees en de voorraden magere melkpoeder zijn als aparte diversenpunten geagendeerd.

Verschillende lidstaten zullen bij dit agendapunt naar verwachting wijzen op de lage prijs voor suiker. Sinds het afschaffen van de suikerquota op 1 september 2017 is de suikerproductie in de Europese Unie gestegen. Dat heeft mede bijgedragen aan lage suikerprijzen. Mogelijk zal dit door een of meerdere lidstaten aangegrepen worden om te vragen om maatregelen van de Europese Commissie, bijvoorbeeld in de vorm van steun voor private opslag.

Volgens Nederland is het nu te vroeg om dergelijke maatregelen te nemen. De EU heeft bewust gekozen voor afschaffing van de suikerquota en meer marktoriëntatie in het GLB voor suiker. Het is aan de sector om zich aan te passen aan de realiteit dat een (forse) productie-uitbreiding vaak ook een keerzijde kent. Steun voor opslag is een prikkel om door te gaan met een (te) hoge productie. Ook wordt met steun voor opslag een suikervoorraad gecreëerd die boven de markt «hangt» en in de toekomst een prijsdrukkend effect heeft. Dat is ongewenst. Nederland acht het nodig om nu de draai naar marktoriëntatie in de hele EU te maken. Daarbij is het van belang dat in de akkerbouw een aanpassing van het bouwplan relatief eenvoudig is te realiseren. Het is wel van belang om de ontwikkelingen in de markt goed te volgen en over enige tijd te bezien of de situatie verbeterd is.

Diversen: Bescherming van honingbijen en andere bestuivers

Informatie van de Sloveense delegatie

Dit jaar heeft Slovenië een eerste World Bee Day (WBD) gelanceerd. Dit is belangrijk omdat daarmee structureel aandacht wordt gevraagd voor bijen en bestuivers. Tijdens de Ministeriële Conferentie die Slovenië organiseerde ter ere van de eerste WBD is een Joint Declaration aangenomen. De tekst van deze verklaring sluit goed aan bij de doelen van de Nationale Bijenstrategie, Bed & Breakfast for Bees en is bedoeld om het belang van bijen en andere bestuivers te erkennen voor duurzame landbouw en voedselzekerheid. Daarnaast wordt ermee benadrukt dat we moeten samenwerken, kennis moeten delen en overgaan tot actie. Nederland steunt dit volledig.

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad op 18 juni a.s. zal Slovenië pleiten voor een nieuwe aanpak tegen de bedreiging van bijen en bestuivers. De inzet is gericht op samenwerking in landbouw, andere gewasbescherming, investeringen in onderzoek en in bijenhouderij. Daarnaast zou Slovenië graag een EU-breed monitoringsnetwerk opzetten.

Nederland steunt dit plan. Het opzetten van een EU-breed monitoringsnetwerk vraagt om betrokkenheid van alle lidstaten en coördinatie van de Europese Commissie. In Nederland werken we nu ook aan het opzetten van een monitoringssyteem. Wij maken hiervoor gebruik van de Rode Lijst Bijen, een nulmeting, uit te voeren in 2018, en een verkenning met big data waarbij het gaat om het slim combineren van bijvoorbeeld gegevens uit de agrosector, kennis en satellietopnamen.

Diversen: Afnemende beschikbaarheid van water voor de landbouw in Cyprus

Informatie van de Cypriotische delegatie

Op dit moment heb ik voor dit diversenpunt nog geen informatie ontvangen. Uw Kamer wordt hierover in het verslag van de Raad geïnformeerd.

Diversen: Verkoop van de interventievoorraden magere melkpoeder

Informatie van de Franse delegatie

De Franse delegatie zal naar verwachting de verkoop van magere melkpoeder uit de interventievoorraden willen agenderen. De Franse delegatie heeft in de Raad van januari 2018 suggesties gedaan om de verkoop van de interventievoorraad te bespoedigen. De Europese Commissie heeft toen toegezegd de mogelijkheden te onderzoeken.

Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft aan de WUR gevraagd onderzoek te doen naar verkoopmogelijkheden om een bijdrage te leveren aan de Europese discussie. De resultaten van het onderzoek zijn in mei ter informatie aan de Europese Commissie gestuurd en tevens in april naar uw Kamer (bijlage bij Kamerstuk 21 501-32, nr. 1103).

Nu de verkoop van magere melkpoeder de afgelopen maanden aantrekt en de hoeveelheid die wordt vrijgegeven voor verkoop is verhoogd, is Nederland voorstander om de huidige tender voort te zetten tenminste totdat de voorraad is verminderd tot een niveau waarbij die niet meer als marktverstorend wordt ervaren. Dit is in lijn met de motie Futselaar (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1079) die verzoekt om de voorraad niet als biomassa aan te wenden en bij voorkeur ook niet als veevoedergrondstof.

Diversen: Situatie op de markt voor varkensvlees

Informatie van de Poolse delegatie

Op verzoek van Polen zal worden gesproken over de situatie op de varkensvleesmarkt. Polen zal naar verwachting zorgen uiten over de voortdurende prijsdaling voor varkensvlees en zal de Europese Commissie vragen hiertegen op te treden. De prijsdaling komt na een prijsverhoging in 2017. De prijzen liggen momenteel circa 18% onder het prijsniveau van vorig jaar, maar wel boven het niveau van 2016. De daling is enerzijds het gevolg van een toenemend aanbod maar anderzijds ook het gevolg van tegenvallende export naar derde landen. In 2017 is de Europese varkensveestapel sterk gestegen ten opzichte van vorig jaar. De Europese Commissie verwacht dat de prijzen verder onder druk komen te staan door een toename van de productie in 2018.

De export van varkensvlees is belangrijk voor de Nederlandse varkenssector. Het kabinet vindt het belangrijk dat naast de inzet die Nederland zelf pleegt, ook de Europese Commissie zich inzet om nieuwe markten voor varkensvlees buiten de Europese Unie te openen en om handelsbelemmeringen tegen de import van Europees varkensvlees tegen te gaan. Nederland houdt vast aan marktoriëntatie en is geen voorstander van Europese steunmaatregelen.

Diversen: Gezamenlijke verklaring van de Ministers van Landbouw van de Visegrad-groep (Republiek Tsjechië, Hongarije, Polen, Slowakije), Bulgarije, Kroatië, Roemenië, Slovenië en de Baltische staten (Estland, Letland, Litouwen) over de visie van het initiatief «bioeAST» in Midden- en Oost-Europa voor kennis-gebaseerde landbouw, aquacultuur en bosbouw in de bioeconomie

Informatie van de Hongaarse delegatie

De roulerend voorzitter, Hongarije, van de Visegrad Groep (Tsjechië, Hongarije, Polen en Slowakije), presenteert in de Raad een verklaring die mede gesteund wordt door Bulgarije, Kroatië, Roemenië, Slovenië, Estland, Letland en Litouwen over de visie van het Midden- en Oost-Europese initiatief voor Kennisgebaseerde landbouw, aquacultuur en bosbouw in de bioeconomie, «bioeAST».

In de visie van bioeAST, gericht op 2030, beogen bovengenoemde lidstaten om door verdere onderlinge samenwerking belangrijke uitdagingen aan te gaan, zoals een nog onvoldoende ontwikkelde onderzoeksinfrastructuur, waardeketens met te weinig waardetoevoeging, een impasse in governance, gebrek aan aandacht voor het platteland en financiële barrières.

Op basis van deze visie gaat bioeAST een strategische kennis- en innovatieagenda ontwikkelen en een actieplan met een lokale, nationale en macroregionale (de betreffende landen gezamenlijk) component.

Een van de achterliggende motivaties voor dit initiatief is dat er nog steeds veel verschillen bestaan tussen de in 2004 toegetreden lidstaten en de overige lidstaten, bijvoorbeeld in opbrengst per hectare, in productiviteit en in lonen, terwijl de macroregio enorme potentie heeft die ontwikkeld kan worden. Ook zijn er grote verschillen in de benutting van de Europese onderzoeksfondsen, waarover bij de «nieuwe lidstaten» frustratie bestaat omdat zij hun achterstand niet kunnen inlopen.

Nederland staat op het standpunt dat bioeAST een lovenswaardig initiatief is. Een verdere ontwikkeling van de «nieuwe lidstaten» is ook in het belang van Nederland. Binnen het Europese Kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie, nu Horizon 2020 en vanaf 2021 Horizon Europa, zijn er mogelijkheden om Nederlandse kennis in te zetten om bioeAST-agenda mee te helpen uitvoeren. Dit Kaderprogramma zelf moet gebaseerd blijven op wetenschappelijke uitmuntendheid. Nederland is er geen voorstander van dat in de Europese onderzoeksfondsen middelen afgebakend zouden worden voor specifieke, geografisch afgebakende delen van de Unie.

Diversen: ICES-advies

Informatie van de Nederlandse delegatie

Op 30 mei jl. heb ik u het advies gezonden dat de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) heeft uitgebracht over de vergelijking van de ecologische en milieueffecten van de pulskor en de traditionele boomkor (Kamerstuk 32 201, nr. 90). Dit advies vormt belangrijke input in de huidige discussie over de toelating van de pulsvisserij. Het is daarom ook van belang voor de triloog over de Verordening Technische Maatregelen. Ik vind het van belang dat dit advies breed onder de aandacht komt, ook bij mijn EU-collega’s. Ik zal daarom in de Raad, tijdens een door mij aangevraagd diversenpunt, het belang van dit advies schetsen en aangeven dat ICES concludeert dat de ecologische en milieueffecten bij het gebruik van de pulskor minder zijn dan bij het gebruik van de traditionele boomkor.

Aanlandplicht

In de regionale groepen van lidstaten zijn de afgelopen weken de gezamenlijke aanbevelingen voor de aanlandplicht aangenomen voor de uitvoering vanaf 1 januari 2019. Dit is een belangrijke, maar ook een eerste stap in het proces van besluitvorming. De aanlandplicht wordt gefaseerd ingevoerd tussen 2015 en 2019 en zal vanaf 1 januari 2019 volledig van kracht zijn.

Nederland heeft zich met succes ingezet om op de belangrijkste knelpunten voor de Nederlandse visserij een uitstel van de aanlandplicht te verkrijgen. Voor de bijvangst van schol in de tongvisserij is een tijdelijke uitzondering van 3 jaar overeengekomen. Het uitstel is gebaseerd op een aantal additionele voorwaarden. Zo dient onderzoek naar verbetering van de overleving en de selectiviteit de komende jaren door te gaan. Daarnaast zal er worden gekeken naar maatregelen zoals het vermijden van gebieden op zee waar de bijvangst veel voorkomt. De belangrijkste voorwaarde voor het uitstel voor ondermaatse schol in de tongvisserij is een proefsgewijze invoering van Fully Documented Fisheries (FDF) en met name Remote Electronic Monitoring (REM). Samen met de sector en betrokkenheid van NGO’s zal LNV in 2019 een pilot starten waarbij camera’s aan boord van schepen de vangst en discards moeten gaan monitoren. Dit zou beter inzicht in de vangst- en discardhoeveelheden en samenstelling moeten geven, dat kan worden ingezet om onderzoek naar selectiviteit en overleving te versterken.

Een routekaart waarin de stapsgewijze invoering van de FDF-pilot wordt beschreven dient 1 november dit jaar gereed te zijn en te worden voorgelegd aan de regionale groep. In deze routekaart zal gezamenlijk met de sector, NGO’s en overige stakeholders zoals Wageningen Marine Research een programma worden opgesteld waarin de doelstellingen, de praktische uitvoering en de rapportage nader zullen worden gedefinieerd en omschreven.

Naast het uitstel voor ondermaatse schol zijn voor een aantal andere bestanden ook uitzonderingen opgenomen in de gezamenlijke aanbeveling. Dit betreft roggen, tarbot en nephrops (Noorse kreeft). Voor de garnalenvisserij is een de-minimis uitzondering opgenomen omdat selectiviteit momenteel moeilijk te verbeteren is. Als voorwaarde is een monitoringsverplichting opgenomen. Ook voor de bijvangst van ondermaatse wijting is een de-minimis-uitzondering opgenomen.

Deze gezamenlijke aanbevelingen zijn in de regio’s vastgesteld en per 31 mei 2018 ingediend bij de Europese Commissie. Dit is de eerste stap. De aanbevelingen zullen nu inhoudelijk worden beoordeeld door het STECF (Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor Visserij) in juni. Vervolgens zal de Europese Commissie een gedelegeerde handeling opstellen en deze aan de Raad en het Europees parlement voorleggen. Nadat de gedelegeerde handeling is vastgesteld zal deze leidend zijn voor de uitvoering van de aanlandplicht per 1 januari 2019.

Zegenvisserij op de binnenwateren

Tijdens het Algemeen Overleg Visserij op 27 maart jl. heb ik met uw Kamer gesproken over de zegenvisserij op de binnenwateren, en meer specifiek op de Benedenrivieren. U vroeg daarbij of het mogelijk was om in plaats van met de huidige 2-jarige toestemmingen voor de beroepsmatige zegenvisserij, te gaan werken met langlopende (6-jarige) huurovereenkomsten voor deze visserij aan de beroepsvissers. Aanleiding hiervoor vormden de aan uw Kamer toegezonden brieven over dit onderwerp van prof. mr. W. Konijnenbelt. Ik heb bij het AO toegezegd u over de mogelijkheden nog nader te zullen informeren.

Op de betreffende brieven van prof. Konijnenbelt is eerder door mijn ambtsvoorganger gereageerd. Ik zend u hierbij de afschriften van de beide antwoordbrieven toe1. Uit de beantwoording blijkt dat het voorstel tot omzetting van de huidige 2-jaarlijkse toestemmingen in 6-jarige huurovereenkomsten op juridische gronden niet mogelijk is. Dit zou alleen kunnen door naar een volledig nieuwe privaatrechtelijke ordening voor de binnenvisserij over te stappen. Zoals in de antwoordbrieven aan prof. Konijnbelt is aangegeven is het echter voor de continuïteit van de uitoefening van de beroepsmatige zegenvisserij, niet nodig om over te stappen naar huurovereenkomsten in plaats van toestemmingen. De betreffende visserij vindt reeds tientallen jaren plaats op basis van deze toestemmingen en kan ook in de toekomst op basis van de betreffende toestemmingen blijven plaatsvinden.

Stand van zaken uitbetaling BBR

RVO.nl heeft per eind mei 99,6% van de aanvragers een besluit gestuurd in het kader van de Basisbetalingsregeling (BBR), waarvan het overgrote deel een toekenning van de betaling betrof. De betalingen lopen hiermee op het schema dat in de brief van 24 oktober jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 251) aan uw Kamer is gepresenteerd. Er is ruim 700 miljoen euro uitbetaald. Het aantal bezwaren is relatief beperkt (560). De ruim 6.500 afgehandelde bezwaren over de BBR in regelingsjaar 2015 hebben geleid tot circa 600 beroepszaken. Op dit moment zijn er nog een kleine 260 beroepszaken aanhangig bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).

Van de 467 aanvragen voor de graasdierpremie is 91,6% afgehandeld. Er is inmiddels 1,6 miljoen euro uitbetaald.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven