Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 21501-32 nr. 1103 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 21501-32 nr. 1103 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 mei 2018
Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die 16 april jl. plaatsvond in Luxemburg (7720/18). Ook informeer ik u over de workshop gericht op de relatie tussen de VN Duurzame Ontwikkelingsdoelen en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid die ik heb georganiseerd naar aanleiding van een verzoek van het lid Grashoff tijdens het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad van 4 oktober 2017 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1058). Voorts doe ik uw Kamer het rapport «EU agriculture and innovation: what role for the CAP?» toekomen1. Ik doe u tevens toekomen het rapport «Effects of selling public intervention stocks of skimmed milkpowder»2. Voorts attendeer ik u op een quick scan gemaakt met betrekking tot de mogelijke consequenties van een nieuwe handelsovereenkomst met Mexico voor de EU-pluimvee- en -varkenssector. Tot slot informeer ik u, overeenkomstig de toezegging aan uw Kamer over het toezenden van een overzicht van de reacties op Europese consultaties (Kamerstuk 22 112, nr. 1581), over de stand van zaken in het eerste kwartaal van 2018.
Onderwerpen Landbouw- en Visserijraad
Richtlijn over oneerlijke praktijken in de levensmiddelenketen
Presentatie door de Europese Commissie
De Europese Commissie heeft in de Raad het voorstel voor de Richtlijn over oneerlijke praktijken in de levensmiddelenketen gepresenteerd (7809/18). Met het voorstel beoogt de Europese Commissie oneerlijke handelspraktijken in de levensmiddelenketen aan te pakken. Commissaris Hogan lichtte toe dat het voorstel een reactie is op de signalen die door de Raad en het Europees Parlement zijn afgegeven. Ook de «Agricultural Markets Task Force» had aanbevolen op EU-niveau oneerlijke handelspraktijken in de voedselketen te adresseren. De Commissaris gaf aan dat het voorstel onderdeel is van een aantal gerichte acties om de positie van de boer in de keten te versterken. Zo is met de uitbreiding van de mogelijkheden tot samenwerking voor producenten in de Omnibus-verordening al een belangrijke stap gezet en zal Commissie later dit jaar een voorstel doen om verdere (prijs)transparantie in de keten te realiseren. Commissaris Hogan gaf verder aan dat het een grote uitdaging is om het functioneren van de levensmiddelenketen te verbeteren. Er staat veel druk op de zwakste schakel, de producenten. Oneerlijke handelspraktijken hebben een negatieve impact op deze groep. In de ontwerprichtlijn wordt daarom, ter bescherming van kleine en middelgrote producenten en leveranciers tegen grote afnemers in de voedselketen, voorgesteld een gemeenschappelijke minimumstandaard in te voeren door het vaststellen van een lijst van verboden handelspraktijken. Verder stelt de Commissie voor dat lidstaten een nationale competente autoriteit aanwijzen die moet toezien op de naleving van de bepalingen uit de Richtlijn en die de bevoegdheid moet krijgen om geldboetes op te leggen. Tot slot voorziet het voorstel in een jaarlijkse rapportageplicht aan de Commissie en zou er een platform moeten komen voor de uitwisseling van ervaringen tussen de nationale competente autoriteiten.
Aangezien het voorstel kort voor de Raad is gepubliceerd, heeft geen uitgebreide inhoudelijke gedachtewisseling plaatsgevonden; veel delegaties gaven aan het voorstel nog nader te zullen bestuderen en gaven een korte eerste reactie. Het overgrote deel van de lidstaten, waaronder Nederland, reageerde positief op het voorstel van de Commissie. De lidstaten waardeerden in beginsel de ruimte die het voorstel laat voor lidstaten om op nationaal niveau aanvullende maatregelen te nemen, afgestemd op de nationale situatie. Een aantal lidstaten heeft gepleit voor uitbreiding van de toepassingssfeer van de richtlijn en de maatregelen niet alleen te richten op bescherming tegen grote afnemers, maar ook tegen kleine en middelgrote afnemers en voor het uitbreiden van de lijst van verboden handelspraktijken. Nederland heeft aangeven dat de versterking van de positie van de producenten in de levensmiddelenketen een prioriteit is voor Nederland. In de visie van Nederland zou dit moeten gebeuren door de samenwerking in de keten te optimaliseren, door een systeem van geschillenbeslechting te ontwikkelen en door te monitoren dat producenten hogere prijzen krijgen voor hun producten als ze voldoen aan bovenwettelijke eisen.
In zijn reactie op de interventies benadrukte Commissaris Hogan dat het doel van het voorstel is om kleinere ondernemingen te beschermen. De lidstaten hebben de mogelijkheid om nationaal verdergaande maatregelen te nemen wat betreft het toepassingsgebied.
Verordening betreffende een meerjarenplan voor visbestanden in de Westelijke Wateren
Presentatie door de Commissie en gedachtewisseling
De Europese Commissie heeft in de Raad het voorstel gepresenteerd voor een Verordening voor een meerjarenplan voor demersale vissoorten in de wateren ten westen van Portugal, Spanje, Frankrijk, België, Ierland, Wales, Engeland en Schotland (7245/18 en 7287/18). Commissaris Vella lichtte toe dat het doel van het beheerplan is om een duurzame exploitatie van de demersale visbestanden in de Westelijke Wateren te garanderen overeenkomstig de beginselen van de maximale duurzame opbrengst en de ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer met toepassing van de voorzorgsbenadering. Ook recreatieve visserij, diepzeesoorten en bijvangsten maken deel uit van het plan. Het voorstel zorgt ervoor dat wordt uitgegaan van de meest recente wetenschappelijke gegevens over de bestanden, rekening houdend met de gemengde aard van deze visserijen. Het plan werkt ondersteunend voor de invoering van de aanlandplicht. In het voorstel worden vijf bestaande meerjarenplannen voor individuele vissoorten samengevoegd. Het plan levert volgens Commissaris Vella daarmee een vereenvoudiging op ten opzichte van de huidige situatie.
De lidstaten reageerden over het algemeen positief op het meerjarenplan. Een paar lidstaten hadden liever afzonderlijke plannen gezien voor het zuidelijke en het noordelijke deel van de Westelijke Wateren. Andere lidstaten uitten hun zorgen over de problemen gerelateerd aan de gemengde visserij en de aanlandplicht. Nederland heeft aangegeven dat het plan een goede bijdrage kan leveren aan een duurzaam beheer van de bestanden. Het is positief dat het meerjarenplan voor de Westelijke Wateren aansluit bij de meerjarenplan voor de Noordzee. Voor Nederland is een gelijk speelveld belangrijk. Nederland wil dat gebruik wordt gemaakt van het best beschikbare wetenschappelijke advies.
Commissaris Vella gaf in zijn reactie aan dat het weliswaar één plan is voor de gehele Westelijke Wateren, maar dat via de regionale groepen Noordwestelijke Wateren en Zuidwestelijke Wateren nog steeds specifieke maatregelen voor die gebieden kunnen worden voorgesteld om bestanden te beheren.
Voedselverlies en voedselverspilling: voortgang bij de uitvoering van de conclusies van de Raad van juni 2016
Informatie van het voorzitterschap en de Europese Commissie en gedachtewisseling
In de Raad is van gedachten gewisseld over de voortgang bij de uitvoering van de conclusies van de Raad van juni 2016 over het tegengaan van voedselverliezen en voedselverspilling. Het voorzitterschap heeft op basis van de inbreng van de meeste lidstaten en de Europese Commissie een rapportage opgesteld met de stand van zaken (6659/18).
Het voorzitterschap onderstreepte het belang dat de lidstaten er in slagen de doelstelling te halen om per 2030 een halvering van voedselverspilling te bereiken (Sustainable Development Goal (SDG) 12.3). Landbouw kan hierin een belangrijke rol spelen. Op EU-niveau wordt er aan gewerkt in het kader van de het Actieplan Circulaire Economie, maar ook in het kader van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Het voorzitterschap constateerde dat er veel vorderingen zijn gemaakt, maar dat verdere inspanningen nodig zijn. Commissaris Andriukaitis heeft aangegeven dat voedselverspilling minimaliseren een topprioriteit is en dat de EU een voorstrekkersrol heeft. De Commissaris heeft gewezen op de effectieve rol die het EU-platform on Food Losses and Food Waste speelt. Er is al veel vooruitgang geboekt bijvoorbeeld op het terrein van voedseldonaties en op het gebied van bewustwording. Het nieuwe GLB zal moeten bijdragen aan de vermindering van voedselverliezen. Ook de Commissaris heeft aangegeven dat er nog meer moet gebeuren om de doelen te kunnen halen.
Het commitment om per 2030 een halvering van voedselverspilling te bereiken werd door de lidstaten breed herbevestigd in de Raad. De lidstaten gaven aan dat er voortgang is geboekt zowel door de lidstaten als door de Commissie, maar dat verdere acties nodig zij om het gestelde doel te bereiken. De lidstaten hebben met name aangegeven wat er op nationaal terrein aan acties is ondernomen. Daarnaast wees een aantal lidstaten op het belang van het EU-platform en gaven zij aan positief te zijn over de uitwisseling van ervaringen in het platform. Geconcludeerd werd, ook door Nederland, dat veel voortgang is gemaakt maar dat verdere intensivering van de implementatie nodig is zowel op nationaal als op EU-niveau. Als acties zijn onder meer genoemd het ontwikkelen van een gemeenschappelijke methodologie voor het meten van voedselverliezen en voedselverspilling en het correcte gebruik van de houdbaarheidsdatum. De hele keten moet hierbij worden betrokken. Nederland heeft aangeven dat dankzij de Raadsconclusies het onderwerp tegengaan van voedselverliezen en voedselverspilling prominenter op de Europese agenda is gekomen. Nederland heeft in de Raad gepleit voor een holistische aanpak van het probleem en aangegeven dat in Nederland daartoe de krachten gebundeld zijn in de Task Force Circular Economy in Food (TCEF) waarin het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en overheid samenwerken om SDG 12.3 te realiseren. Nederland heeft verder aangegeven dat verspilling aangepakt kan worden door meer eenduidigheid en helderheid te verschaffen aan consumenten en aan het bedrijfsleven over de houdbaarheidsdata («tenminste houdbaar tot» en «te gebruiken tot»). Ook kan de lijst met producten die zijn uitgezonderd van de verplichting tot vermelding van een houdbaarheidsdatum volgens Nederland worden uitgebreid. Het instellen van de subgroep over de houdbaarheidsdatum is door Nederland verwelkomd.
Diversen: Verordening (EU) nr. 1380/13 inzake het Gemeenschappelijk Visserijbeleid: interpretatie van artikel 15
Informatie van de Spaanse delegatie
In de Raad heeft Spanje zorgen geuit over de invoering van de aanlandplicht omdat er nog onduidelijkheden zijn, en volgens Spanje zal dit problemen geven bij de implementatie van de aanlandplicht. Spanje interpreteert de aanlandplicht zoals neergelegd in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/13 (aanlandplicht) zo dat bijvangst van visserij op niet gequoteerde soorten niet valt onder de aanlandplicht. Dit zou inhouden dat 8% van de vissoorten niet onder de aanlandplicht valt. Dit zijn de soorten die van belang zijn voor de kleinschalige ambachtelijke kustvisserij, die volgens Spanje bijzondere aandacht verdient. Voor deze gemengde visserij speelt de problematiek van de verstikkingssoorten. Spanje heeft samen met Kroatië, Cyprus, Griekenland, Italië, Portugal en Slovenië een verklaring over dit onderwerp aangeboden aan de Raad (7726/18 REV1).
Commissaris Vella gaf aan dat de regels duidelijk zijn en dat de aanlandplicht volledig in werking treedt met ingang van 1 januari 2019. Artikel 15 moet breder geïnterpreteerd worden dan Spanje aangeeft. Alle gereguleerde soorten, of dit nu is door een vangstbeperking of (in de Middellandse Zee) door een minimummaat, vallen onder de aanlandplicht. Het is wat Commissaris Vella betreft niet aan de orde om uitzonderingen te maken op de aanlandplicht. Over de implementatie van de aanlandplicht wil de Commissaris wel in gesprek met de lidstaten. Commissaris Vella gaf daarbij aan dat de beschikbare instrumenten beter kunnen worden ingezet. Instrumenten als quotaruil en interflexibiliteit (quotaruil tussen verschillende vissoorten) worden nauwelijks gebruikt. Bovendien bevatten het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) specifieke instrumenten voor kleinschalige kustvisserij die niet worden gebruikt.
De lidstaten die samen met Spanje de verklaring hebben aangeboden aan de Raad, en een aantal andere lidstaten, steunden het verzoek om de kleinschalige kustvisserij uit te sluiten van de aanlandplicht. De lidstaten met visserijbelangen in de Oostzee, waar de aanlandplicht al volledig is ingevoerd, benadrukten dat er gelijke regels in de hele EU moeten gelden. Er werd breed aandacht gevraagd voor de problematiek van de verstikkingssoorten en een aantal lidstaten gaf aan dat de invoering van de aanlandplicht er niet toe mag leiden dat visgebieden vroegtijdig gesloten worden. Ook werd een beroep op de Commissie gedaan om niet te wachten met het oplossen van de problemen tot de Raad in december, maar eerder tot oplossingen te komen ten behoeve van de duidelijkheid naar de sector. Nederland heeft aangeven het belangrijk te vinden dat de implementatie van de aanlandplicht in de Raad is geagendeerd. Nederland heeft aangegeven onderzoek te doen naar de verbetering van de overlevingskansen en de verbetering van selectiviteit. Er is volgens Nederland een zekere mate van flexibiliteit nodig voor het ontwikkelen van technische maatregelen en de tijd die daarvoor beschikbaar is. Nederland heeft gevraagd om meer tijd om de aanlandplicht optimaal te implementeren. Nederland heeft verder aangegeven de doelen van de aanlandplicht – het terugdringen van teruggooi en het verbeteren van de selectiviteit – te ondersteunen, maar het blijft een middel en dat moet uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Tot slot moet er duidelijkheid zijn over de scope van artikel 15. Naar de mening van Nederland is de aanlandplicht niet van toepassing op de recreatieve visserij en op zeebaars.
Commissaris Vella herhaalde in zijn reactie dat over de interpretatie van artikel 15 geen onduidelijkheid bestaat. Wat betreft de implementatie moeten de problemen geïnventariseerd worden en zal er binnen het juridisch kader naar oplossingen worden gezocht. De bestaande instrumenten moeten goed benut worden.
Diversen: TAIEX-workshop: «De rol van in het wild levende dieren in het beheer van de diergezondheid» (Sofia, 8-9 maart 2018)
Informatie van het voorzitterschap
Het voorzitterschap heeft de Raad kort geïnformeerd over de uitkomsten van de door het voorzitterschap en het bureau voor (beleids)technische bijstand en informatie- uitwisseling (Technical Assistance and Information Exchange, TAIEX) van de Europese Commissie op 8 en 9 maart jl. in Sofia georganiseerde workshop over de rol van wilde fauna in diergezondheidsmanagement (7564/18).
De workshop was gericht op maatregelen in het beheer van wilde fauna in relatie tot de dreiging van de introductie en de verspreiding van dierziekten en zoönosen die gevolgen kunnen hebben voor de veehouderij, de volksgezondheid en de economische situatie van de Europese Unie. Het voorzitterschap en Commissaris Andriukaitis benadrukten beiden het belang van versterkte gecoördineerde inspanningen om dierziekten te bestrijden, met name in het licht van de verspreiding van Afrikaanse varkenspest. Volgens de Commissaris heeft de workshop in dat kader geleid tot betere partnerschappen tussen de betrokken partijen, regionaal, met derde landen en met jagers. De lidstaten hebben niet geïntervenieerd.
Diversen: High Level Conferentie over de Afrikaanse varkenspest (Warschau, 26 maart 2018)
Informatie van de Poolse delegatie
Diversen: Gemeenschappelijke maatregelen voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest in de EU
Informatie van de Deense delegatie
De Poolse delegatie heeft een terugkoppeling gegeven van de vierde high-level conferentie over Afrikaanse varkenspest (AVP) die op 26 maart jl. plaatsvond in Warschau (Polen) (7427/18). Ook Nederland was bij de conferentie aanwezig. Polen gaf aan dat AVP een groot probleem is voor de hele EU. De lidstaten en de Europese Commissie moeten samenwerken om AVP aan te pakken en daar zijn ook preventieve maatregelen voor nodig. Tijdens de conferentie zijn conclusies aangenomen met volgens Polen als voornaamste doel dat er meer wetenschappelijk onderzoek zal worden gedaan en er meer financiële middelen beschikbaar komen.
De Deense delegatie heeft de Raad een notitie aangeboden over gemeenschappelijke maatregelen voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest in de EU (7742/18) en gaf aan zeer bezorgd te zijn over de verdere verspreiding van AVP. Denemarken wil om AVP uit te roeien een aantal preventieve maatregelen treffen in de vorm van voorlichtingscampagnes, maatregelen ten aanzien van het beheer van wilde zwijnen en het plaatsen van een omheining aan de Deense grens met Duitsland. Denemarken gaf aan de huidige maatregelen niet voldoende te vinden en dat er meer financiële middelen vanuit de EU beschikbaar moeten worden gesteld. Denemarken heeft gepleit voor de instelling van een expertgroep die een plan moet opstellen voor de uitroeiing van AVP.
Verscheidene lidstaten, waaronder Nederland, spraken hun steun uit voor de conclusies van de conferentie. Een aantal lidstaten vroeg om meer maatregelen en om meer financiële middelen. Sommige lidstaten steunden het Deense voorstel voor een expertgroep. Nederland heeft aangegeven dat, om uitbraken onder controle te houden en het risico op grensoverschrijdende verspreiding van AVP te verminderen, samenwerking tussen lidstaten en de besmette buurlanden van groot belang is. Nederland heeft de Commissie gesteund in haar aanpak om AVP onder controle te houden en alle noodzakelijke informatie te verzamelen.
Commissaris Andriukaitis heeft een uitgebreide toelichting gegeven op alle acties die de Commissie al heeft ondernomen om de verspreiding van AVP een halt toe te roepen. De Commissie heeft de lidstaten opgeroepen om suggesties voor nadere acties te concretiseren en uit te wisselen om de gezamenlijke EU-strategie verder te verbeteren. De Commissaris heeft de lidstaten ook gewezen op wat de lidstaten zelf kunnen doen op het gebied van het verhogen van de bewustwording van surveillance en van grenscontroles. De Commissaris was niet positief over de suggestie van Denemarken tot het plaatsen van omheiningen.
Diversen: Verordening over de transparantie en duurzaamheid van EU-risicobeoordeling in de voedselketen
Presentatie door de Europese Commissie
In de Raad heeft de Europese Commissie een voorstel gepresenteerd voor een verordening over transparantie en duurzaamheid van de EU-risicobeoordeling in de voedselketen (7744/18). Aanleiding voor het voorstel vormen het Europese Burgerinitiatief «verbied glyfosaat en bescherm mens en milieu tegen giftige pesticiden» en de reactie hierop van de Europese Commissie, waarover uw Kamer is geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1077). Ook is het voorstel een reactie op de «fitness check» van de Europese voedselregelgeving. Het Commissievoorstel richt zich op het verbeteren van de risicobeoordeling van stoffen in de voedselketen, onder meer door meer transparantie en het verstevigen van de betrokkenheid van lidstaten.
Commissaris Andriukaitis gaf aan dat het Europese model een voorbeeld is voor anderen maar dat het nog steeds kan worden verbeterd. Dit bleek ook uit de fitness check en het burgerinitiatief. Er moet een meer transparant en duurzaam risicobeoordelingssysteem komen. Zo moeten belangrijke gegevens die met veiligheid samenhangen en die door de European Food Safety Authority (EFSA) worden beoordeeld, beschikbaar zijn voor wetenschappers en burgers in een vroeg stadium van het proces van de risicobeoordeling. Het voorstel bevat voorts maatregelen die garanderen dat EFSA toegang heeft tot de meest relevante wetenschappelijk gegevens met betrekking tot een verzoek tot toelating. Andere maatregelen zijn er op gericht om de betrouwbaarheid, objectiviteit en onafhankelijkheid van de door EFSA gebruikte studies te laten toenemen. Voor de Commissaris is dit een prioritair dossier.
Een aantal lidstaten heeft geïntervenieerd en verwelkomden het voorstel. Meer transparantie is van belang om het vertrouwen van de consument in het risicobeoordelingssysteem te vergroten. Het belang van de onafhankelijkheid van EFSA werd benadrukt.
Relatie tussen de VN Duurzame Ontwikkelingsdoelen en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
In mijn brief van 16 november 2017 (Kamerstuk 28 625, nr. 252) heb ik uw Kamer toegezegd begin 2018 een workshop te organiseren met een aantal wetenschappers over de relatie tussen de VN Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) en het GLB, naar aanleiding van een verzoek daartoe in het Algemeen Overleg op 4 oktober 2017 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1058).
Eind maart 2018 vond deze workshop plaats, waarbij aan de wetenschappers de vraag is voorgelegd om te verkennen hoe het toekomstige GLB het best zou kunnen bijdragen aan de realisatie van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties.
De wetenschappers zien daarbij vooral raakvlakken en aanknopingspunten met SDG 2 (uitbannen honger en bevorderen duurzame landbouw), SDG 6 (duurzaam en efficiënt waterbeheer), SDG 12 (duurzame voedselproductie en -consumptie), SDG 13 (bijdrage aan klimaatmitigatie en -adaptatie) en SDG 15 (duurzame bescherming en gebruik van biodiversiteit en natuurlijke ecosystemen). Zij waren van mening dat doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften de meest perspectiefvolle route is voor de instrumentele vormgeving van het toekomstige GLB. Dat past ook bij de inzet van de Europese Commissie neergelegd in de Mededeling «De toekomst van voeding en landbouw» (COM(2017) 713) om lidstaten meer eigen verantwoordelijkheid te geven middels het opstellen van nationale strategische plannen. Het werken met doelvoorschriften en meer nationale verantwoordelijkheid biedt ruimte voor een gebiedsgerichte of collectieve aanpak die voor doelen op het vlak van o.a. biodiversiteit en klimaatmitigatie belangrijk is. Een kanttekening daarbij is dat doelvoorschriften alleen werkbaar zijn als actoren voldoende controle hebben over het bereiken van de doelen.
Verder werden onder meer mogelijkheden verkend hoe het GLB consumentengedrag kan beïnvloeden in de richting van gezonde en duurzame voeding en kan zorgen dat de consument daarvoor ook een «eerlijke» prijs betaalt. Het concept «True pricing» kan hierbij een rol spelen als instrument voor consumenten om duurzame keuzes te maken. Ik zal de uitkomsten van deze workshop betrekken bij mijn appreciatie van de wetgevingsvoorstellen voor het nieuwe GLB, die eind mei worden verwacht.
Rapport: «EU agriculture and innovation: what role for the CAP?»
Met steun van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben het Franse Institut National de la Recherche Agronomique (INRA) en Wageningen University & Research (WUR) een studie gedaan naar de rol van innovatie in het toekomstige GLB.
In het bijgaande rapport: «EU agriculture and innovation: what role for the CAP?» wordt ingegaan op de noodzaak voor innovatie, de wetenschappelijke achtergronden van innovatie, maatschappelijke uitdagingen waar het GLB met innovatie aan kan bijdragen, de instrumenten voor innovatie en ten slotte de aanbevelingen. De belangrijkste aanbevelingen zijn: versnel innovatie door meer budget, verbeter toegang tot innovatie met lagere transactiekosten, creëer nieuwe markten met innovatie, leg meer nadruk op sociale impact, organiseer een kennis- en innovatiesysteem op EU-niveau en volg een voedselsysteemaanpak. Een voor het GLB belangrijk inzicht is dat, gelet op de aanbevelingen, vernieuwing van de systematiek van het GLB nodig is om innovatie te versterken. Het rapport is door INRA en WUR3 gezamenlijk gepubliceerd en wordt onder de aandacht gebracht van de Europese Commissie.
Interventievoorraden melkpoeder
Ten gevolge van lage prijzen in de zuivelsector heeft de Europese Commissie in de periode 2015–2017 een grote interventievoorraad van 376.000 ton magere melkpoeder in publieke opslag opgebouwd. In een tenderprocedure is hiervan in de afgelopen 16 maanden slechts 34.000 ton verkocht. De Europese Commissie zoekt naar manieren om deze voorraad verder af te bouwen zonder de reguliere afzetmarkten te verstoren. Ik heb Wageningen Economic Research gevraagd de impact van enkele verkoopopties te onderzoeken. Dit heeft geresulteerd in het bijgaande rapport «Effects of selling public intervention stocks of skimmed milkpowder». Rekening houdend met de motie Futselaar (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1080) om de voorraad niet aan te wenden als biomassa en bij voorkeur ook niet als diervoeder, heb ik de voorkeur voor een gemengde verkoopstrategie, waarbij in een tenderprocedure maandelijks een vaste hoeveelheid melkpoeder op de markt wordt gebracht, opgesplitst in twee leeftijdscategorieën. Hierbij is de marktverstoring betrekkelijk beperkt en wordt niet ingezet op aanwending voor biomassa of diervoeder. Het rapport wordt gepubliceerd op de website van WUR. Het rapport wordt, met een toelichting op het Nederlandse standpunt, ter informatie aangeboden aan de Europese Commissie.
Quick scan mogelijke effecten nieuwe handelsovereenkomst Mexico
In het licht van de afronding van de onderhandelingen over een nieuwe handelsovereenkomst met Mexico wil ik u voor uw informatie attenderen op het volgende. Wageningen Economic Research heeft op verzoek van mijn ministerie – en ter ondersteuning van de inzet bij de onderhandelingen – een quick scan gemaakt met betrekking tot de mogelijke consequenties voor de EU-pluimvee- en -varkenssector van een nieuwe handelsovereenkomst met dit land. U kunt de bevindingen van de quick scan vinden via de bijgaande link: https://doi.org/10.18174/443735
Kwartaaloverzicht consultaties
Hierbij informeer ik u overeenkomstig de toezegging aan uw Kamer over het toezenden van een overzicht van de reacties op Europese consultaties (Kamerstuk 22 112, nr. 1581) over de stand van zaken in het eerste kwartaal van 2018. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft in het eerste kwartaal van 2018 niet gereageerd op een Europese consultatie en er is derhalve geen afzonderlijk kwartaaloverzicht naar uw Kamer gestuurd.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-32-1103.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.