21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 584 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 november 2020

Geannoteerde Agenda WSBVC

Op 3 december aanstaande vindt een informele Raad WSBVC plaats via videoconferentie. Hierbij zend ik u de Geannoteerde Agenda voor deze Raad toe.

Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid. Tevens bevat de Geannoteerde Agenda de kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingsdossiers op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, alsook conclusies die door de Raad door middel van een schriftelijke procedure worden afgedaan.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE VTC RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 3 december 2020

In deze Geannoteerde Agenda treft u aan:

  • Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid

  • Geannoteerde Agenda Informele VTC Raad WSBVC 3 december 2020

  • Schriftelijke procedures

  • Kwartaalrapportages

Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid

In het nu volgende geef ik u een overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen over de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004).

Terugblik

De WSBVC Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening 883/2004 overeengekomen. Nederland heeft tegen deze algemene oriëntatie gestemd. Ook Oostenrijk, Duitsland, Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg en Cyprus onthielden zich van stemming.

In januari 2019 zijn de trilogen gestart tussen het voorzitterschap, het EP en de Commissie, waarin onderhandeld wordt over de uiteindelijke tekst. Op 19 maart 2019 lieten de drie onderhandelende partijen, de Commissie, het voorzitterschap en het EP, weten dat zij een voorlopig akkoord bereikt hadden. Vervolgens zijn in het voorjaar van 2019 de onderhandelingen gestrand doordat een blokkerende minderheid van lidstaten tegen het in de trilogen bereikte voorlopig akkoord stemde. Naast Nederland maakten een aantal gelijkgezinde lidstaten deel uit van deze blokkerende minderheid. Daarnaast stemden ook een aantal Oost-Europese landen tegen het voorlopig akkoord. Struikelblok vormden de hoofdstukken werkloosheid en toepasselijke wetgeving. Nederland en de gelijkgezinde lidstaten waren tegen de aanpassingen in het hoofdstuk werkloosheid. De Oost-Europese landen daarentegen waren tegen de door het EP aangebrachte aanscherpingen in het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, met name wat betreft detachering. Het EP heeft het dossier vervolgens over de EP-verkiezingen heen getild. In het najaar van 2019 zijn de trilogen tussen Commissie, het huidige EP en het toenmalige Finse voorzitterschap hervat. De standpunten van de Raad en het EP bleken echter te zeer uit elkaar te liggen om tot overeenstemming te kunnen komen. Onder het Kroatische voorzitterschap is er vervolgens geen voortgang geboekt in de onderhandelingen.

Stand van zaken

In vergelijking met de vorige voortgangsrapportage is er weinig veranderd. Het huidige Duitse voorzitterschap heeft dit dossier weer opgepakt en wil proberen om gedurende haar voorzitterschap een akkoord over de herziening van de Verordening te bereiken. Daartoe heeft het voorzitterschap een aantal raadswerkgroepen met lidstaten georganiseerd en een aantal trilogen met de Commissie en het EP.

Belangrijk onderwerp van bespreking is een onderdeel van het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, namelijk de plicht tot voorafgaande notificatie bij detachering. Dit is een voorstel van het EP. Het voorstel houdt in dat detacheringen vooraf aan het sociale zekerheidsorgaan in de zendende lidstaat moeten worden gemeld. Dit orgaan moet dit weer doorgeven aan het orgaan in de ontvangende lidstaat. Deze verplichting geldt niet in – nog overeen te komen – uitzonderingssituaties. Veel lidstaten wijzen echter op de administratieve lasten en afbakeningsproblemen die gepaard gaan met een dergelijke notificatieplicht. Daarom wordt verkend of deze administratieve lasten kunnen worden gemitigeerd door digitale oplossingen. Daarnaast wordt onderhandeld over de nog openstaande onderdelen van het werkloosheidshoofdstuk.

Zowel de Europese Commissie (in haar Mededeling van 13 mei jl.2) als rapporteur Bischoff en de schaduwrapporteurs van het EP hebben aangedrongen op een snelle afronding van het dossier in het licht van de Corona-crisis. Het kabinet acht een snelle afronding van de herziening niet noodzakelijk.

Het Duitse voorzitterschap zal tijdens de Raad WSBVC van 3 december informatie geven over de stand van zaken van de onderhandelingen.

Inzet Nederland

Ik blijf mij op verschillende fronten inzetten voor een beter resultaat voor Nederland. Uiteraard neemt Nederland stelling tijdens de formele onderhandelingsmomenten met het voorzitterschap. Daarnaast blijf ik met de gelijkgezinde lidstaten optrekken en voorstellen doen. Omdat het voorlopig akkoord eerder strandde door een blokkerende minderheid van lidstaten die dit voorlopig akkoord om heel uiteenlopende redenen niet konden steunen, beperk ik me voor steun en samenwerking niet tot de groep gebruikelijke gelijkgezinde lidstaten, maar werk ik met een zo ruim mogelijke groep samen, teneinde blokkerende minderheden te bewerkstelligen of gekwalificeerde meerderheden te bereiken.

Daarnaast zijn er uiteraard ook regelmatig contacten over de herziening van de Verordening met vertegenwoordigers van Nederland in het EP, met de Europese Commissie en andere stakeholders.

Mijn inzet op het gebied van werkloosheid blijft gericht op het bereiken van een zo kort mogelijke exportduur, gecombineerd met maatregelen gericht op vergroting van de arbeidsparticipatie en verbetering van de handhaving. Mijn inzet op de toepasselijke wetgeving is gericht op het tegengaan van premieshoppen.

Geannoteerde Agenda Informele VTC Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 3 december 2020

Hierbij geef ik u een overzicht van de Nederlandse inbreng bij de informele VTC Raad WSBVC van 3 december, waaraan ik voornemens ben deel te nemen. Er worden twee beleidsdebatten gevoerd. Bij een informeel overleg kan geen besluitvorming plaatsvinden.

Beleidsdebat over eerlijke arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming in de platformeconomie

Doel Raadsbehandeling

Beleidsdebat, gedachtewisseling over de positie van werkenden in de platformeconomie. Op het moment van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda was het discussiestuk nog niet beschikbaar.

Verwachte inhoud/achtergrond agendapunt

Door technologische veranderingen kan werk makkelijker op een niet-traditionele manier worden georganiseerd. Dit creëert kansen en vormt tegelijkertijd enorme uitdagingen voor de wereld van werk zoals wij die kennen. De opkomst van platformwerk is een goed voorbeeld.

De groei van de platformeconomie roept belangrijke vragen op over de arbeidsrechtelijke status van platformwerkers, hun toegang tot sociale bescherming, hun recht op collectieve vertegenwoordiging en onderhandelen, hun inkomsten en hun soms onstabiele en slechte arbeidsvoorwaarden.

Tijdens het beleidsdebat zal naar verwachting van gedachten worden gewisseld over hoe gezorgd kan worden voor eerlijke arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming voor werkenden in de platformeconomie.

Inzet Nederland

Nederland zal tijdens het beleidsdebat inbrengen dat de kansen die innovatie en technologische ontwikkelingen op de arbeidsmarkt bieden gegrepen moeten worden, zonder dat dit ten koste gaat van de arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden van werkenden. Daarbij is van belang dat platformwerk echt wordt ingezet om op een nieuwe wijze vraag en aanbod bijeen te brengen en dat voorkomen wordt dat dit type werk, met behulp van algoritmisch management, ingezet wordt om regels over werknemerschapsbescherming te ontwijken.

Het kabinet onderzoekt hoe de rechtspositie van platformwerkers kan worden versterkt, zoals aangekondigd in de vijfde voortgangsbrief over «werken als zelfstandige» (Kamerstuk 31 311, nr. 235). In de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Borstlap (kabinetsreactie van 11 november jl., Kamerstuk 29 544, nr. 1028) geeft het kabinet aan dat het een voorstel uitwerkt om via een rechtsvermoeden de rechtspositie van platformwerkers te versterken. De resultaten van dit onderzoek zullen worden meegenomen bij de bepaling van de Nederlandse inzet in Europa.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting zullen lidstaten ingaan op de ontwikkelingen in hun land ten aanzien van de bescherming van werkenden in de platformeconomie. Het Europees Parlement heeft geen rol in het beleidsdebat.

In het Commissiewerkprogramma voor 2021 is opgenomen dat de Europese Commissie eind 2021 komt met voorstel ten aanzien van platformwerkers.

Beleidsdebat over de implementatie van de gendergelijkheidsstrategie 2020–2025 om gelijke arbeidsmarktparticipatie van mannen en vrouwen te bereiken

Doel Raadsbehandeling

Beleidsdebat, gedachtewisseling over de implementatie van de gendergelijkheidsstrategie van de Europese Commissie. Op het moment van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda was het discussiestuk nog niet beschikbaar.

Verwachte inhoud/achtergrond agendapunt

Naar verwachting zal er van gedachten worden gewisseld over de prioriteiten van de strategie voor gendergelijkheid 2020–2025. Gendergelijkheid is een sleutelprincipe in de Europese Pijler voor Sociale Rechten, in lijn daarmee heeft de Commissie maart jl. de strategie voor gendergelijkheid 2020–2025 uitgebracht. Ten einde de gendergelijkheid in de Unie (en daarbuiten) te vergroten noemt de Commissie in haar strategie een aantal (wetgevings-)voorstellen, maatregelen en investeringen. Deze zijn verdeeld onder:

  • «Vrij zijn van geweld en stereotypen»

  • «Gelijke kansen op succes in de samenleving en de economie»

  • «Op voet van gelijkheid deelnemen aan bestuur, economie en samenleving»

Inzet Nederland

Nederland zal tijdens het beleidsdebat de lijn van het kabinet verkondigen zoals verwoord in het BNC fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2861) over de strategie. Het kabinet waardeert het feit dat de Commissie met deze strategie gendergelijkheid weer op de Europese agenda zet, hier heeft Nederland zich samen met een aantal andere lidstaten hard voor gemaakt.

De huidige strategie strookt over het algemeen met de inzet van het kabinet en is een waardevolle aanvulling op nationale maatregelen. Het kabinet verwelkomt deze genderstrategie dan ook.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting zullen alle lidstaten ingaan op hun visie op de gendergelijkheidsstrategie en prioriteiten voor hun lidstaat. Daarbij valt specifiek op te merken dat enkele Oost-Europese lidstaten naar verwachting hun onvrede over het bestaan en/of de inhoud van de strategie voor gendergelijkheid 2020–2025 zullen uiten.

Het Europees Parlement heeft geen rol in het beleidsdebat.

Raadsconclusies en andere stukken die middels schriftelijke procedure worden vast gesteld

Nu Formele Raden vaak geen doorgang vinden i.v.m. Covid-19 zullen verschillende raadsconclusies en andere stukken op korte termijn middels een schriftelijke procedure in Coreper worden vastgesteld. In het nu volgende geef ik aan om welke stukken op SZW-terrein het gaat en wat de Nederlandse positie is.

Voorstel wijziging richtlijn carcinogene en mutagene stoffen – Carcinogenen IV

Doel

Instemmen met algemene oriëntatie op het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk.

Inhoud/achtergrond

De Europese Commissie heeft een richtlijnvoorstel uitgebracht voor wijziging van de Richtlijn betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (Carcinogenenrichtlijn). In 2016, 2017 en 2018 zijn een eerste, tweede en derde uitbreidingsvoorstel uitgebracht met grenswaarden voor in totaal 22 nieuwe stoffen en aanscherping van 2 bestaande grenswaarden. Het nu voorliggende voorstel betreft een vierde uitbreiding. Doel van de onderliggende richtlijn is tweeledig. In de eerste plaats beoogt het voorstel de bescherming van de gezondheid van werknemers te verbeteren door de blootstelling aan carcinogene stoffen op de werkplek te verminderen. In de tweede plaats streeft de Commissie met het voorstel naar een gelijk Europese speelveld voor het bedrijfsleven door op Europees niveau uniforme grenswaarden vast te stellen en hierover dus meer duidelijkheid te verschaffen aan werkgevers en werknemers.

Inzet NL

Het kabinet staat positief ten opzichte van dit voorstel. Afgelopen jaren heeft het kabinet, soms samen met andere lidstaten en Nederlandse werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging, herhaaldelijk aan de Commissie verzocht om een substantiële uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden in de Europese richtlijn. Het kabinet is daarom positief over de huidige uitbreiding. Het kabinet is daarentegen teleurgesteld over het relatief beperkt aantal stoffen waarvoor grenswaarden wordt voorgesteld in dit voorstel.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Op basis van de behandelingen in de Raadswerkgroep blijkt dat de aanpassing van de richtlijn en uitbreiding van het aantal grenswaarden op brede steun kan rekenen van de lidstaten, naar verwachting kunnen alle lidstaten met het voorstel instemmen. Het Europees Parlement heeft zich in 2015 in algemene zin uitgesproken voor uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden in deze richtlijn. In het Europese raadgevend Comité Veilig en Gezond Werken (bestaande uit overheden en sociale partners) bestaat steun voor de waarden die nu door de Commissie in het voorstel zijn opgenomen.

Raadsconclusies jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de Europese Unie

Doel Raadsbehandeling

Aanname Raadsconclusies, extranet-nummer nog niet beschikbaar.

Inhoud/achtergrond

In de jaarlijkse strategie voor duurzame groei van de Europese Unie (Annual Sustainable Growth Strategy, ASGS) blikt de Europese Commissie vooruit op de belangrijkste economische beleidsuitdagingen voor het komende jaar. Gezien de doelstellingen van de huidige Commissie is de nadruk van dit document meer op duurzame economische groei komen te liggen. De vier dimensies – ecologische duurzaamheid, productiviteit, billijkheid en macro-economische stabiliteit – die in de strategie voor duurzame groei van vorig jaar zijn vastgesteld, moeten volgens de Commissie de leidende beginselen zijn die ten grondslag liggen aan de plannen voor herstel en veerkracht van de lidstaten en hun nationale investeringen en hervormingen. De strategie legt dit jaar een nadrukkelijke link met de Europese Faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF).

In de conceptraadsconclusies over de werkgelegenheids- en sociale aspecten van de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2021 wordt onder meer ingegaan op de gevolgen van COVID-19 voor arbeidsmarkten. Daarbij wordt het belang benadrukt dat arbeidsmarktmaatregelen en sociaal beschermingsbeleid bijdragen aan het herstel. De conclusies roepen tevens op om de pijler van sociale rechten te implementeren, met inachtneming van huidige competentieverdeling. Verder dient bij de groene, digitale en demografische transities rekening gehouden te worden met de gevolgen voor werkgelegenheid.

De conclusies staan ook stil bij de Europese Faciliteit voor herstel en veerkracht. Structurele uitdagingen van lidstaten dienen geadresseerd te worden met het RRF. De conclusies roepen lidstaten op om in hun herstelplannen essentiële hervormingen en investeringen op arbeidsmarktterrein op te nemen om de gevolgen van de coronacrisis te mitigeren. Tenslotte roepen de conclusies de Commissie op om zo snel mogelijk het Europees Semester proces – waar tijdelijk aanpassingen aan zijn gedaan in het kader van de Faciliteit voor herstel veerkracht – weer volledig te herstarten.

Inzet NL

Nederland kan instemmen met de voorliggende tekst over de raadsconclusies en herkent de hierin geschetste uitdagingen en kernboodschappen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Op het moment van het schrijven zijn de conclusies nog niet afgerond. Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de uiteindelijke conclusies.

Raadsconclusies mensenrechten en decent work in wereldwijde waardenketens

Doel

Aanname van Raadsconclusies, extranet-nummer nog niet beschikbaar.

Inhoud/achtergrond

De Raadsconclusies benadrukken het grote belang van het bevorderen van mensenrechten en decent work in de wereldwijde waardenketens, inclusief een no-tolerance beleid ten aanzien van kinderarbeid, dwangarbeid en mensenhandel. De Commissie wordt opgeroepen om in 2021 een Europees actieplan te lanceren dat zich richt op het tot stand brengen van duurzame waardenketens, inclusief Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO), en dat ook rekening houdt met de opgedane ervaringen als gevolg van de COVID-pandemie. Het Actieplan beoogt een coherente implementatie van de VN richtsnoeren over bedrijfsleven en mensenrechten, de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de Tripartiete Beginselverklaring betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid van de Internationale Arbeidsorganisatie. Tevens wordt de Commissie opgeroepen om een wetgevend kader op het gebied van duurzaam ondernemingsbestuur ter tafel te brengen, waar een «due diligence« verplichting onderdeel van is. «Due diligence« betekent dat bedrijven risico’s op mensenrechtenschendingen in hun internationale ketens in kaart brengen, deze risico’s voorkomen, aanpakken of stoppen en hierover communiceren. Deze Raadconclusies ondersteunen hiermee de voornemens die de Commissie eerder heeft geuit. Daarnaast worden lidstaten opgeroepen nationale actieplannen ter bevordering van de VN richtsnoeren over bedrijfsleven en mensenrechten op te stellen, te vernieuwen of te actualiseren en om zich aan te sluiten bij de Alliance 8.7, een wereldwijd partnership dat zich richt op het versnellen van de inspanningen om VN-duurzaamheidsdoel 8.7 te bereiken (uitbanning van kinder- en dwangarbeid, mensenhandel en slavernij).

Inzet Nederland

Nederland kan zich goed vinden in de Raadsconclusies. Nederland pleit al geruime tijd actief voor een Europees Actieplan op het gebied van IMVO. Dit is een belangrijke stap voorwaarts onder Duits voorzitterschap. De Raadsconclusies zijn in lijn met het Nederlandse kabinetsbeleid, zoals o.a. neergelegd in de beleidsnota »Van voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls aan internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemerschap» (Kamerstukken 26 485 en 35 495, nr. 337) over de herziening van het IMVO-beleid. In deze beleidsnota spreekt het kabinet zich uit voor een «due diligence« verplichting, die bij voorkeur op Europees niveau wordt ingebed om de gezamenlijke impact van bedrijven te vergroten en een gelijk speelveld te bereiken.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de raadsconclusies.

Conclusies over het rapport van de Europese Rekenkamer over de bestrijding van kinderarmoede

Doel

Aanname Raadsconclusies, extranet-nummer nog niet beschikbaar.

Inhoud/achtergrond

Op 29 september 2020 heeft de Europese Rekenkamer een rapport3 gepubliceerd over de rol van de Europese Commissie en de Europese Unie in de bestrijding van kinderarmoede. De Rekenkamer heeft onderzocht hoe EU-middelen, juridische instrumenten, de Europese pijler van sociale rechten en het Europees Semester hebben bijgedragen aan het aanpakken van kinderarmoede. De Rekenkamer concludeert dat kinderarmoede nog steeds een ernstig probleem is in de EU, waarbij bijna één op de vier kinderen nog altijd met armoede of sociale uitsluiting wordt bedreigd. De Rekenkamer stelt dat het lastig is om te beoordelen of de initiatieven van de Commissie voldoende doeltreffend waren. De Rekenkamer pleit voor de ontwikkeling van interne richtsnoeren in het kader van het Europees Semester proces die duidelijkheid moet scheppen wanneer lidstaten een landspecifieke aanbeveling ontvangen op het gebied van kinderarmoede. Daarnaast spoort zij de Commissie aan om de voorbereiding inzake de Europese kindgarantie af te ronden, zodat deze gepubliceerd kan worden.

De voorliggende Raadsconclusies onderstrepen het belang van de aanbevelingen in het rapport en roepen de Commissie op deze uit te voeren om kinderarmoede in de toekomst tegen te gaan.

Inzet Nederland

NL onderschrijft het belang van het bestrijden van kinderarmoede en staat positief tegenover de aanbevelingen van de Rekenkamer. NL is voorstander van kennisuitwisseling tussen lidstaten over dit beleidsthema. Nederland zet vooral op nationaal niveau in op de bestrijding van kinderarmoede, als onderdeel van bredere armoedebestrijding. Nederland is dan ook geen voorstander van een verplichte inzet van middelen uit de structuurfondsen op dit thema en heeft in de Raadswerkgroep samen met enkele lidstaten verzocht de tekst op dit punt aan te passen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de voorliggende Raadsconclusies. Enkele lidstaten zijn groot voorstander van interventie van de Commissie op dit terrein en hebben dit tevens in een non-paper verduidelijkt. Het Europees Parlement speelt geen rol bij Raadsconclusies.

Raadsconclusies over de loonkloof en de waardering en verdeling van (betaalde en onbetaalde) zorgtaken tussen vrouwen en mannen

Doel

Aanname van Raadsconclusies, extranet-nummer nog niet beschikbaar.

Inhoud/achtergrond

De Raad benadrukt in haar conclusies dat lidstaten meer actie moeten ondernemen om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten, waarbij deze conclusies specifiek aandacht vragen voor de waardering en verdeling van betaalde en onbetaalde zorgtaken. In de COVID-19 pandemie is duidelijk geworden dat met name vrouwen zowel betaalde als onbetaalde zorgtaken op zich nemen. Tegelijkertijd krijgen zij nog vaak niet hetzelfde betaald en verrichten zij vaker onbetaalde zorgtaken.

De Raadsconclusies roepen lidstaten op gelijke kansen inzake persoonlijke ontwikkeling en vrije keuze bij beslissingen over zorgtaken te realiseren. Daarnaast roepen de conclusies op om een gelijkere verdeling van betaald en onbetaald werk tussen vrouwen en mannen en een beter begrip en bewustzijn van de verdeling en de waardering van betaalde en onbetaalde zorg te realiseren. Verder moet er gezorgd worden voor een betere waardering en maatschappelijke en economische erkenning van onbetaalde zorg.

Inzet Nederland

Nederland kan zich goed vinden in de lijn van de concept conclusies. Het is positief dat dit thema wordt besproken gelet op het feit dat er binnen de EU nog veel uitdagingen zijn ten aanzien van het dichten van de loonkloof. Dit wordt onderschreven in de Raadsconclusies.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Op dit moment is nog onduidelijk of de Raadsconclusies kunnen rekenen op unanieme steun. Enkele lidstaten zijn ontevreden over het gebruik van de termen gender en gendergelijkheid in de tekst en over het refereren aan de in maart 2020 uitgebrachte gendergelijkheidsstrategie van de Commissie.

Kwartaalrapportages

In het nu volgende rapporteer ik over de stand van zaken in lopende onderhandelingen.

Kwartaalrapportage: EGF 2021–2027

In maart 2019 is in de Raad een gedeeltelijke algemene oriëntatie bereikt op de EGF verordening. Nederland kon niet instemmen met deze gedeeltelijke algemene oriëntatie. Naast Nederland stemde één andere lidstaat tegen. Twee lidstaten onthielden zich van stemming. Er werd nog over een aantal aspecten van het EGF gesproken in het kader van de bredere onderhandelingen over een nieuw MFK, zoals de hoogte van het budget en de plaatsing van het EGF binnen het MFK. Met het akkoord over het nieuwe MFK is hier ook een besluit over genomen. Het EGF blijft een fonds buiten de MFK-plafonds. Het budget is vastgesteld op bijna 1,5 miljard in lopende prijzen voor de periode 2021–2027. Momenteel vinden er over de ESF+ verordening nog trilogen met het Europees Parlement plaats. Het Duits voorzitterschap verwacht deze op korte termijn te kunnen afronden.

Kwartaalrapportage: ESF+

Op de ESF+ verordening werd in 2019 al een gedeeltelijke algemene oriëntatie bereikt. De Europese Commissie heeft vanwege de Covid-19 uitbraak op 28 mei jl. een geactualiseerd voorstel gepresenteerd voor ESF+. Dit geactualiseerde ESF+ voorstel bevatte een verhoging van de thematische concentratie gericht op jeugdwerkloosheid (tenminste 15% i.p.v. 10% van ESF+ enveloppe, indien het NEET’s- percentage4 boven het EU-gemiddelde ligt) en een verplichte allocatie van tenminste 5% van de ESF+ enveloppe gericht op kinderen in armoede. Ook is het belang van het promoten van omscholing en bijscholing met het oog op een veranderende arbeidsmarkt, mede ter ondersteuning van de groene en digitale transities, beter verankerd in de voorgestelde verordening. Op deze geactualiseerde ESF+ verordening is in juli jl. een gedeeltelijk akkoord op Raadsniveau bereikt. In dit akkoord is er geen sprake van een verhoging van de thematische concentratie voor jeugdwerkloosheid en, in lijn met de Nederlandse inzet, is er geen sprake van een verplichte allocatie voor kinderen in armoede. Tevens is er met het bereiken van een akkoord op het MFK duidelijkheid gekomen over het ESF+ budget voor Nederland. Voor Nederland heeft de Europese Commissie een budget van 414 miljoen euro (lopende prijzen) voor de periode 2021–2027 voorgesteld. De bespreking van de verwerking van de Europese Raad conclusies in de ESF+ verordening is afgerond. Momenteel vinden de trilogen met het Europees Parlement plaats, er is nog geen zicht op een akkoord.

Kwartaalrapportage: Wijziging FEAD verordening

Het FEAD5 betreft een fonds voor de meest kwetsbare mensen in de samenleving. De Europese Commissie heeft in het kader van het herstelpakket een voorstel gedaan om de FEAD-verordening aan te passen. De voorgestelde wijziging van de FEAD verordening maakt het voor lidstaten mogelijk middelen aan het lopende FEAD-programma toe te voegen voor de jaren 2020, 2021 en 2022. Dit betreft additionele middelen voor de lopende programma’s (periode 2014–2020) onder het cohesiebeleid en betreft een vrijwillige keuze van de lidstaat. Nederland heeft tijdens de bespreking van de voorgestelde wijzigingen het belang van sociale inclusie benadrukt en dit is in de overwegingen van de verordening opgenomen. De onderhandelingen in de Raadswerkgroep zijn afgerond en de trilogen met het Europees Parlement zijn gestart. Het Duitse voorzitterschap hoopt deze op korte termijn af te ronden.

Kwartaalrapportage: Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Bestuur/ Commissarissen

Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen t.o.v. de vorige kwartaalrapportage. De onderhandelingen over deze richtlijn zijn gestart in 2012. Het doel van de richtlijn is:

  • Dat beursgenoteerde vennootschappen zich inspannen om te bereiken dat in 2020 tenminste 40% van de leden van Raden van Commissarissen vrouw, dan wel man is (of tenminste 33% voor zowel RvC als voor Raden van Bestuur);

  • Dat lidstaten ervoor zorgen dat bedrijven voldoen aan de in het richtlijnvoorstel gestelde eisen voor de benoemingsprocedures voor Raden van Commissarissen; en

  • Dat een objectieve toetsing plaatsvindt van kandidaten aan de gestelde functiecriteria, waarbij geldt dat bij gelijke geschiktheid de voorrang wordt gegeven aan de kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht.

Wanneer bedrijven niet aan deze eisen voldoen, moeten ze volgens dit voorstel sancties opgelegd krijgen, bijvoorbeeld door middel van bestuurlijke boetes.

Nederland heeft zich sinds het begin van de onderhandelingen tegen de richtlijn uitgesproken met een beroep op het subsidiariteitsbeginsel. Nederland maakt daarmee deel uit van de blokkerende minderheid. Door deze blokkerende minderheid ligt het dossier al enkele jaren stil. Het voorstel is voor het laatst geagendeerd door Malta in 2017. Er is op dit moment geen aanleiding om de Nederlandse positie ten aanzien van het Commissievoorstel te heroverwegen. Naar verwachting blijft de blokkerende minderheid in stand. De Commissie heeft haar intentie uitgesproken om het dossier weer op te starten.

Kwartaalrapportage: Besluit verlenging mandaat ODA-netwerk

Er is een akkoord gesloten tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over het verlengen van het mandaat van het ODA-netwerk. Het ODA-netwerk6 biedt een platform waar UWV ervaringen kan delen met andere arbeidsvoorzieningsdiensten in Europa. Er kan binnen het ODA-netwerk van elkaar geleerd worden en het ODA-netwerk heeft haar meerwaarde in de afgelopen jaren aangetoond door het aanleveren van gestructureerde assessments, waaraan UWV haar beleid kan toetsen en vergelijken met anderen. Het kabinet steunt daarmee het verlengen van het mandaat van dit netwerk. Aangezien het akkoord in het afgelopen kwartaal gesloten is, zal dit de laatste maal zijn dat er gerapporteerd wordt over dit voorstel.

Kwartaalrapportage: Besluit van de Raad betreffende de ratificatie van Verdrag 190 betreffende de beëindiging van geweld en pesterijen op het werk

Het Raadsbesluit dat voorligt, machtigt lidstaten tot het ratificeren van ILO-verdrag 190, het Verdrag tegen geweld en intimidatie op de werkvloer en de bijbehorende aanbeveling. Nederland heeft in ILO-verband voor zowel het Verdrag als de aanbeveling gestemd. Dit Raadsbesluit is noodzakelijk omdat de inhoud van het Verdrag deels onder de bevoegdheid van de EU valt. Het Verdrag staat echter niet toe dat de EU partij wordt. De lidstaten worden daarom gemachtigd om, voor zover het EU-bevoegdheden betreft, het Verdrag in het belang van de Unie te ratificeren. Lidstaten worden daarnaast aangemoedigd spoedig te ratificeren.

Na aanname van het Raadsbesluit is het aan lidstaten, in overleg met sociale partners, om te bepalen of zij het Verdrag ratificeren. Een definitieve tekst van het Raadsbesluit is nog niet beschikbaar, maar het kabinet kan naar verwachting akkoord gaan. Besluitvorming over dit Raadsbesluit vindt plaats met gekwalificeerde meerderheid. Vanwege het belang van ILO-verdragen hecht het voorzitterschap aan het bereiken van consensus. Op moment van opstellen van deze Geannoteerde Agenda is nog niet bekend of alle lidstaten het Raadbesluit kunnen steunen. Voorafgaand aan de vaststelling van het besluit is goedkeuring van het Europees Parlement vereist. De positie van c.q. het krachtenveld in het Europees Parlement is op dit moment niet bekend.


X Noot
1

Kamerstuk 34 655, nr. 2, van 13 februari 2017 & Kamerstukken 21 501-20 en 25 295, nr. 1542 van 18 mei 2020.

X Noot
2

COM (2020) 3250, Naar een gefaseerde en gecoördineerde aanpak van het herstel van het vrije verkeer en de opheffing van de binnengrenscontroles.

X Noot
3

«Bestrijding van kinderarmoede – Betere gerichtheid van de steun van de Commissie vereist» – Zie link.

X Noot
4

Not in Education, Employment or Training: Jongeren (20–34) die geen educatie of training genieten en niet werken.

X Noot
5

Fund for European Aid to the Most Deprived.

X Noot
6

Nederlandse benaming voor Public Employment Services-netwerk.

Naar boven