21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 528 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2019

Op 13 juni aanstaande vindt de Raad WSB te Luxemburg plaats.

Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda voor deze Raad toe.

Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid. Daarnaast ga ik in op de gedane toezeggingen tijdens het AO Informele Raad van 3 april 2019 over de UWV-cijfers met betrekking tot export van WW-uitkeringen naar Polen (Wiersma (VVD) en de Jong (PVV)) en de resultaten van de gesprekken met Polen (Wiersma (VVD)).

Tevens bevat de geannoteerde agenda de kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingsdossiers op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 13 juni 2019

Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid

Hieronder wordt zowel ingegaan op de laatste stand van zaken in de onderhandelingen, als op de gedane toezeggingen aan uw Kamer over de UWV-cijfers met betrekking tot export van WW-uitkeringen naar Polen2 en de resultaten van de gesprekken met Polen3. De afspraken met Polen staan in het kader van de maatregelen om uitkeringsfraude (WW) tegen te gaan. Over de stand van zaken daarvan stuur ik uw Kamer conform mijn toezegging in juni een voortgangsbrief.

Onderhandelingen Coördinatieverordening Sociale Zekerheid

De WSBVC Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening 883/2004 overeengekomen. Zoals ik u gemeld heb in de brief van 5 juli 2018 (Verslag van de Raad WSBVC van 21 juni 2018, Kamerstuk 21 501-31, nr. 491) heeft Nederland tegen de algemene oriëntatie gestemd. Ook Oostenrijk, Duitsland, Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg en Cyprus onthielden zich van stemming.

Op 11 december 2018 heeft het Europees Parlement (EP) voor de eerste maal haar standpunt bepaald over de herziening van de verordening. Op die datum is het EP met een kleine meerderheid akkoord gegaan met het voorstel van rapporteur Balas over de herziening.

In januari 2019 zijn de trilogen gestart tussen het voorzitterschap, het EP en de Commissie, waarin onderhandeld wordt over de uiteindelijke tekst. Op 19 maart jl. hebben de drie onderhandelende partijen, de Commissie, het voorzitterschap en het EP, laten weten dat zij een voorlopig akkoord hebben bereikt. In mijn brief van 2 april jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1430) heb ik de belangrijkste implicaties van het voorlopig akkoord beschreven en ben ik ingegaan op de maatregelen gericht op beperking van de negatieve gevolgen van de wijzigingen in het werkloosheidshoofdstuk. De ambassadeurs hebben op 29 maart over het voorlopig akkoord gestemd. Er bleek geen meerderheid voor het akkoord.

Op 18 april stond het rapport van rapporteur Balas op de agenda van het EP om als rapport in 1e lezing te worden vastgesteld. Het rapport is echter niet in stemming gebracht. Mede dankzij de Nederlandse EP-leden, heeft een nipte meerderheid van het EP ingestemd met uitstel van de stemming. 291 EP-leden stemden hier voor, 284 tegen en er waren 6 onthoudingen. Ik ben blij met deze uitkomst.

Bij brief van 24 april jl. (Kamerstuk 21 501-31, nr. 523) heb ik u gemeld dat het voorgaande betekent dat de herziening van coördinatieverordening 883/2004 tijdelijk stil is komen te liggen. Het nieuwe EP zal moeten besluiten hoe het verder wil gaan met de onderhandelingen over de herziening. Omdat er geen stemming over het rapport heeft plaatsgevonden, heeft het nieuwe EP straks meer ruimte om een eigen koers te bepalen dan wanneer er wel een eerste lezing door het huidige EP tot stand was gebracht. De verwachting is dat het EP dit dossier in het najaar van 2019 weer zal oppakken.

Cijfers UWV met betrekking tot export van WW-uitkeringen naar Polen

Tijdens het Algemeen Overleg op 3 april 2019 over de Informele Raad WSBVC van 10 en 11 april heb ik toegezegd om antwoord te geven op de vragen van de leden Wiersma (VVD) en de Jong (PVV) over het aantal uitkeringen van arbeidsmigranten dat in de eerste vier weken wordt gekort of ingetrokken en het aantal meldingen vanuit Polen en de handhavende acties hierop.

De Poolse organen sturen op grond van de coördinatieverordening sociale zekerheid 883/2004 elke maand een bericht aan UWV waaruit blijkt of de uitkeringsgerechtigde nog staat ingeschreven bij het Poolse regionale arbeidskantoor. Is dit niet het geval, dan kan UWV de uitkering stopzetten. Als niet aan de Poolse voorwaarden wordt voldaan (bijvoorbeeld omdat iemand een passend werkaanbod heeft geweigerd), dan moet Polen dit ook aan het UWV melden. In dat geval kan het UWV een maatregel opleggen.

UWV houdt bij hoeveel maatregelen er zijn opgelegd aan WW-gerechtigden die hun uitkering naar het buitenland exporteren. Hieronder geef ik u de cijfers over het aantal opgelegde maatregelen. Hierbij zijn de volgende zaken van belang:

  • Onder maatregelen worden zowel waarschuwingen als kortingen op de uitkering en het schorsen en beëindigen van de uitkering verstaan. De systemen van UWV maken geen onderscheid tussen de diverse maatregelen. In hoeveel gevallen een maatregel heeft geleid tot een korting of intrekking van de uitkering is op basis van de gegevens in de systemen van het UWV dan ook niet bekend.

  • Het aantal opgelegde maatregelen in de exportperiode staat niet gelijk aan het aantal meldingen van Poolse instanties. Een maatregel kan bijvoorbeeld ook worden opgelegd wanneer een uitkeringsgerechtigde het inkomstenformulier niet tijdig heeft ingezonden. Ook kan een maatregel betrekking hebben op een overtreding die heeft plaatsgevonden voor de periode van export.

  • Daarnaast hebben de cijfers van het UWV niet alleen betrekking op Polen, maar op alle exportlanden.4

In 2017 heeft het UWV in totaal circa 400 maatregelen opgelegd aan WW-gerechtigden die hun uitkering naar het buitenland exporteren. Hiervan zijn circa 50 maatregelen opgelegd in de vierwekenperiode voorafgaand aan de periode van export en circa 350 gedurende de export. In 2018 is dit gestegen naar circa 130 maatregelen voorafgaand aan en circa 500 maatregelen gedurende de periode van export. Het verschil in deze aantallen is te verklaren door een aanscherping op het controleren van de tijdigheid van het insturen van het inkomstenformulier, waardoor er meer maatregelen zijn opgelegd.

Uit de gegevens blijkt dat in ongeveer 10% van alle exportgevallen een maatregel wordt opgelegd. 20% deze maatregelen wordt opgelegd in de periode van vier weken voorafgaand aan de export van de uitkering. Het grootste deel (80%) tijdens de exportperiode.

Om meer gerichte uitspraken te kunnen doen over het aantal signalen en kortingen moet UWV dossiers handmatig doornemen. Ik heb UWV opdracht gegeven om dit te gaan doen en dossiers te onderzoeken over de periode september tot en met december 2018. Het gaat om 260 dossiers in deze periode. Het handmatig onderzoeken van deze dossiers is arbeidsintensief. De resultaten van deze exercitie verwacht ik uw Kamer na het zomerreces te kunnen geven.

Verder onderzoek naar gegevens

Zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief van 2 april 20195 ben ik met UWV in gesprek over het bijhouden van beleidsinformatie op geaggregeerd niveau.

Resultaten van de gesprekken met Polen

In mijn brief van 2 april 20196 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik met de Poolse autoriteiten in overleg zou treden over de ontstane situatie rond het misbruik van WW-uitkeringen door Poolse werknemers. Doel hiervan is het verbeteren van de samenwerking rondom de export van WW-uitkeringen en het maken van nadere afspraken over de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen. Ook zou dan kunnen worden bezien of er mogelijkheden zijn om samen te werken bij het vaststellen van de verblijfplaats van WW-gerechtigden met het oog op het bestrijden van de verblijffraude. Dit overleg met de Poolse autoriteiten heeft op 15 en 16 mei plaatsgevonden in Warschau. Naast bovengenoemde agendapunten is op verzoek van Polen ook gesproken over de situatie van Poolse werknemers in Nederland. Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 3 april 2019 heb ik toegezegd uw Kamer over de resultaten van deze besprekingen te informeren in de geannoteerde agenda voor de formele Raad WSB op 13 juni.

Afgesproken is om de dialoog tussen onze landen voort te zetten en de samenwerking op de verschillende onderdelen de komende tijd in gezamenlijk overleg verder vorm te geven. Ook is afgesproken om de samenwerking op het gebied van arbeid en sociale zekerheid tussen onze landen structureel naar een hoger niveau te tillen door de komende maanden de mogelijkheden te verkennen van het sluiten van een Memorandum of Understanding (MOU). Hieronder schets ik per agendapunt de belangrijkste conclusies en afspraken.

Situatie van Poolse werknemers in Nederland

Er is uitgebreid gesproken over de positie van Poolse werknemers in Nederland. Voor de Poolse autoriteiten is dit een belangrijk punt van zorg. Het gevoel bestaat dat Nederland onvoldoende onderneemt om misstanden tegen te gaan. Van Poolse zijde verwacht men van Nederland dan ook meer concrete maatregelen. Van Nederlandse zijde is aangegeven dat op veel terreinen al actie ondernomen wordt (bijvoorbeeld de versterking van de Inspectie SZW en initiatieven op lokaal gebied) en dat verdere maatregelen ter bescherming van mobiele werknemers worden voorbereid7. Partijen hebben afgesproken te streven naar het verbeteren van de informatievoorziening aan Poolse arbeidsmigranten en om in het najaar met Polen te overleggen over het verder te ontwikkelen beleid ter bestrijding van uitbuiting van alle mobiele werknemers in Nederland.

Samenwerking bij export WW-uitkeringen

Op het punt van de export van WW-uitkeringen staat de vraag centraal of uitkeringsgerechtigden die hun uitkering meenemen naar het land van herkomst zich daadwerkelijk voldoende inspannen om daar werk te vinden. UWV heeft tijdens de exportperiode geen rol bij de arbeidsbemiddeling en controle van WW-gerechtigden. Tijdens de periode van export zijn namelijk de regels van het ontvangende land van toepassing. Dit is geregeld in de coördinatieverordening sociale zekerheid nr. 883/2004. De Poolse autoriteiten zijn dus verantwoordelijk voor de arbeidsbemiddeling, handhaving en controle, op grond van de Poolse wetgeving. Op basis van de uit Polen verkregen informatie beoordeelt UWV of de uitkering moet worden beëindigd of dat een maatregel moet worden opgelegd. Een goede samenwerking tussen UWV en de Poolse autoriteiten is dan ook van groot belang.

Tijdens de bespreking is de Poolse uitvoeringspraktijk uitgebreid aan de orde gekomen. Volgens het Poolse systeem krijgen WW-gerechtigden een werkaanbod van het lokale Arbeidsbureau. Als een WW-gerechtigde niet voldoet aan de verplichtingen in Polen (door bijvoorbeeld het werkaanbod te weigeren), dan moet Polen dit melden bij het UWV, waarna het UWV een maatregel kan opleggen.

Polen heeft zich bereid verklaard om na te gaan hoe de informatie-uitwisseling tussen de Poolse autoriteiten en het UWV kan worden verbeterd en welke aanvullende gegevens met het UWV kunnen worden gedeeld. Samen met Polen zal een pilot worden gestart teneinde in kaart te brengen wat de effecten zijn van deze verbeterde gegevensuitwisseling en hoe de samenwerking kan worden versterkt.

Terugvordering van ten onrechte betaalde WW-uitkeringen

De terugvordering van onverschuldigd betaalde WW-uitkeringen is van groot belang. Ook voor een effectieve terugvordering in grensoverschrijdende gevallen is de samenwerking met de betrokken lidstaat noodzakelijk. Samenwerking tussen lidstaten op dit terrein is vastgelegd in de coördinatieverordening sociale zekerheid nr. 883/2004. UWV en de Poolse autoriteiten werken al samen op het terrein van terugvordering. Gelet op het relatief grote aantal gevallen is afgesproken de procedures te stroomlijnen. Dit zal gebeuren aan de hand van een aantal concrete terugvorderingscasussen. Op korte termijn wordt een vervolgbijeenkomst tussen de uitvoeringsorganisaties georganiseerd waarin de verdere details over de samenwerking besproken zullen worden.

Samenwerking bij vaststellen verblijfplaats (WW-fraude)

Met het oog op het bestrijden van de verblijffraude met de WW is aan de Poolse autoriteiten gevraagd of zij informatie kunnen verschaffen over de feitelijke verblijfplaats van WW-gerechtigden, waarvan vermoed wordt dat zij in Polen verblijven. Polen heeft aangegeven dat een juridische grondslag ontbreekt voor een dergelijke samenwerking en zag weinig concrete mogelijkheden voor samenwerking op dit vlak. Ik blijf hierover in gesprek met Polen.

Agendapunt: Voortgangsverslag over de Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Voortgangsrapportage, EU-extranetnummer document COM (2008) 426

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Raad zal kennis nemen van de voortgangsrapportage van het Roemeens voorzitterschap over het voorstel voor een Richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Het Roemeens voorzitterschap heeft twee korte besprekingen aan deze richtlijn gewijd. Dat is in lijn met hetgeen voorgaande voorzitterschappen in de afgelopen jaren hebben gedaan. Tijdens de bijeenkomsten onder Roemeens voorzitterschap werden enige redactionele voorstellen van het voorzitterschap besproken. Om de richtlijn tot stand te brengen is unanimiteit vereist. Omdat enkele lidstaten (principieel) tegen het richtlijnvoorstel zijn om redenen van subsidiariteit, verlopen de onderhandelingen uiterst moeizaam.

Inhoud voorstel

Op 2 juli 2008 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. Deze conceptrichtlijn is van toepassing buiten de arbeid. Het voorstel schept een kader voor het verbod van discriminatie op de hierboven genoemde gronden. Het vormt een aanvulling op het sinds 2000 bestaande communautaire rechtskader dat discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid verbiedt in arbeid, beroep en beroepsopleiding. Voor de gronden ras en geslacht bestaat het communautair rechtskader voor zowel binnen als buiten arbeid reeds sinds 2000, respectievelijk 2004. De onderhavige ontwerprichtlijn wordt dan ook beschouwd als het sluitstuk van de EU-nondiscriminatiewetgeving.

Het voorstel bestrijkt het verbod van discriminatie in zowel de overheidssector als in de particuliere sector ten aanzien van sociale bescherming (met inbegrip van sociale zekerheid en gezondheidszorg), sociale voordelen, onderwijs en toegang tot en het aanbod van goederen en diensten die voor het publiek beschikbaar zijn, met inbegrip van huisvesting. Volgens het richtlijnvoorstel kunnen lidstaten voor de verstrekking van financiële diensten proportionele verschillen in behandeling op basis van leeftijd en handicap toestaan. Voor privépersonen geldt de richtlijn uitsluitend voor zover zij een professionele of commerciële activiteit uitoefenen.

Inzet Nederland

Nederland zal de voortgangsrapportage aanhoren. Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van deze richtlijn, maar is bezorgd over de wijze waarop de doelstellingen volgens het oorspronkelijk Commissie voorstel gerealiseerd zouden moeten worden. Meer informatie over de Nederlandse inzet is te lezen in het BNC fiche over dit voorstel en daaropvolgende voortgangsrapportages aan de Kamer.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Verschillende lidstaten hebben bezwaren tegen het voorstel vanwege de subsidiariteit. Omdat voor het voorstel unanimiteit van de Raad is vereist verloopt het dossier moeizaam. De meerderheid van het Europees Parlement is voorstander van de richtlijn en heeft de Raad al meermaals opgeroepen voortgang te boeken op dit dossier.

Agendapunt: Europees Semester

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Beleidsdebat, EU-extranetnummer document n.t.b

Op het moment van schrijven van deze geannoteerde agenda heeft het kabinet de stukken voor dit debat nog niet ontvangen en kan er derhalve niet op reflecteren.

Agendapunt: Raadsconclusies over het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer over het fonds voor Europese steun aan de meest behoeftigen

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Aanname van Raadsconclusies/9243/19

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Tijdens de Raad zullen naar verwachting Raadsconclusies worden aangenomen over het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer over het Europees Fonds voor de Meest Behoeftigen (EFMB of FEAD). Dit speciaal verslag van de Europese Rekenkamer is gebaseerd op de FEAD programma’s van negen EU lidstaten waar het meeste gebruik wordt gemaakt van FEAD.

De Raadsconclusies gaan onder andere over de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer om FEAD middelen gerichter in te zetten, sociale inclusie maatregelen voor ontvangers van materiele bijstand te waarborgen en de sociale inclusie van FEAD-gebruikers beter te beoordelen. Tevens gaan de Raadsconclusies in op het voorstel van de Europese Commissie om het FEAD samen te voegen met het Europees Sociaal Fonds en de andere sociale fondsen tot het Europees Sociaal Fonds plus (ESF+) en binnen het ESF+ een specifiek percentage te alloceren voor het bestrijden van materiele deprivatie.

Inzet NL

Het kabinet kan instemmen met de Raadsconclusies. Het kabinet is van mening dat het belangrijk is dat er blijvende aandacht is voor armoedebestrijding onder de meest kwetsbaren in de samenleving maar dat lidstaten flexibel moeten kunnen zijn in de wijze waarop dit gebeurt, aansluitend bij de nationale situatie, omvang van armoede en sociale uitsluiting en de nationale armoededoelstelling, zoals dit nu ook met de Europa2020 strategie het geval is. Ook is het kabinet van mening dat het verstrekken van materiële basisvoorzieningen niet iets is wat op Europees niveau geregeld dient te worden. Dit creëert geen Europese toegevoegde waarde. Het kabinet is dan ook geen voorstander van de verplichting om een specifiek percentage binnen het ESF+ te besteden aan het bestrijden van materiële deprivatie, zoals voorgesteld door de Europese Commissie. Hier wordt nog over onderhandeld in het kader van een nieuw Meerjarig Financieel Kader (MFK).

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

De Raadsconclusies zullen naar verwachting zonder uitgebreide bespreking worden aangenomen. Er is geen rol voor het Europees Parlement.

Agendapunt: Raadsconclusies over de loonkloof

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Aanname van Raadsconclusies 8911/19

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De afgelopen tien jaar is de loonkloof tussen mannen en vrouwen in veel lidstaten nauwelijks verbeterd. De Raadsconclusies bevatten niet-bindende aanbevelingen aan de lidstaten en de Commissie om de loonkloof te dichten. Lidstaten wordt bijvoorbeeld aanbevolen om de loontransparantie te verbeteren en om de gendersegregatie op de arbeidsmarkt te doorbreken, o.a. door meisjes en jongens te stimuleren om niet-stereotype opleidingen en beroepen te kiezen. Ook worden lidstaten opgeroepen te zorgen voor goed beleid omtrent de werk-privé balans en te blijven werken aan het (beter) doorbreken van het glazen plafond. Verder worden lidstaten opgeroepen actiever beleid te voeren om de zorgparticipatie door mannen te verbeteren, zowel bij de zorg voor hun kinderen als bij mantelzorg voor familieleden en vrienden.

Inzet NL

Het kabinet kan instemmen met de Raadsconclusies. De Raadconclusies zijn niet bindend. Nederland is van mening dat de lidstaten en de Commissie ieder hun eigen verantwoordelijkheid hebben op dit gebied en is geen voorstander van dwingende maatregelen. Nationaal maatwerk is belangrijk. Echter, Nederland ondersteunt de wenselijkheid en noodzakelijkheid om initiatieven en maatregelen te nemen die er op gericht zijn de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt te bevorderen en de loonverschillen te dichten.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de Raadsconclusies. Er is geen rol voor het Europees Parlement.

Agendapunt: Raadsconclusies over gezondheid en veiligheid op het werk in de context van nieuwe vormen van werk

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Aanname van Raadsconclusies/9341/19.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Digitalisering, de platformeconomie en nieuwe werkverhoudingen kunnen gevolgen hebben voor de veiligheid en gezondheid van werkenden. Met deze Raadsconclusies worden lidstaten opgeroepen om de gezondheids- en veiligheidsgevolgen van nieuwe vormen van werk te blijven volgen door beschikbare en nieuwe data te monitoren.

Tevens roepen de Raadsconclusies op om aanvullende processen en instrumenten te onderzoeken bovenop de traditionele inspectiemiddelen en om na te gaan of digitale technologieën kunnen worden ingezet om risico’s in te schatten en goede voorbeelden van maatregelen te delen.

De Raad nodigt de Europese Commissie uit om, in samenwerking met Eurofound en EU-OSHA (het Europees agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk), de uitdagingen en risico’s en mogelijke beleidsmaatregelen te identificeren. Tevens zou de Europese Commissie fatsoenlijke en eerlijke werkomstandigheden moeten blijven promoten met het oog op een verbetering van het huidige gezondheids- en veiligheidsniveau op het werk.

Inzet NL

Nederland staat positief tegenover de inhoud van de Raadsconclusies. De inzet van nationale handhavende instellingen blijft de primaire bevoegdheid van lidstaten.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de Raadsconclusies. Er is geen rol voor het Europees Parlement

Kwartaalrapportage: ESF +

De Europese Commissie heeft eind mei 2018 een voorstel uitgebracht voor een Europees Sociaal Fonds plus (ESF+). Dit voorstel moet worden bezien in de context van de onderhandelingen over een nieuw MFK. De overkoepelende beleidsdoelstelling van het ESF+ is bij te dragen aan een beter presterend en veerkrachtig sociaal Europa. Naast deze overkoepelende beleidsdoelstelling kent het ESF+ elf specifieke doelstellingen. Op 3 april jl. heeft het Coreper ingestemd met een gedeeltelijk mandaat op deze ESF+ verordening. Nederland kon instemmen met dit gedeeltelijk mandaat omdat enkele voor Nederland belangrijke zaken, zoals een sterke koppeling met het Europees Semester, goed overeind zijn gebleven. Het betreft een gedeeltelijk mandaat omdat in de bredere onderhandelingen over een nieuw MFK nog een aantal belangrijke punten worden besproken, zoals bijvoorbeeld de hoogte van het budget en de thematische concentratie van het ESF+. Het Europees Parlement heeft ook haar positie vastgesteld. Op basis van dit gedeeltelijk mandaat wordt waarschijnlijk in het najaar met de trilogen gestart.

Kwartaalrapportage: Verordening Europees Globaliseringsfonds

Zoals aangegeven in het verslag8 van de Raad WSBVC heeft deze Raad op 15 maart jl. een gedeeltelijke algemene oriëntatie bereikt op de Verordening Europees Globaliseringsfonds. Nederland kon niet instemmen met deze gedeeltelijke algemene oriëntatie. Naast Nederland stemde één andere lidstaat tegen. Twee lidstaten onthielden zich van stemming. Er wordt nog over een aantal aspecten van het EGF gesproken in het kader van de bredere onderhandelingen over een nieuw MFK, zoals de hoogte van het budget en de plaatsing van het EGF binnen het MFK. In het kader van deze bredere onderhandelingen pleit Nederland voor het samenvoegen van het EGF met het ESF+. Tevens is de Nederlandse inzet erop gericht om de uitbreiding van het budget van het EGF zoveel mogelijk te beperken.

Kwartaalrapportage: Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Commissarissen

De onderhandelingen over deze richtlijn zijn gestart in 2012. Het doel van de richtlijn is:

  • dat beursgenoteerde vennootschappen zich inspannen om te bereiken dat in 2020 tenminste 40% van de leden van raden van commissarissen vrouw, dan wel man is;

  • dat lidstaten ervoor zorgen dat bedrijven voldoen aan de in het richtlijnvoorstel gestelde eisen voor de benoemingsprocedures voor raden van commissarissen; en

  • dat een objectieve toetsing plaatsvindt van kandidaten aan de gestelde functiecriteria, waarbij geldt dat bij gelijke geschiktheid de voorrang wordt gegeven aan de kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht.

Wanneer bedrijven niet aan deze eisen voldoen, moeten ze sancties opgelegd krijgen, bijvoorbeeld door middel van bestuurlijke boetes.

Nederland heeft zich sinds het begin van de onderhandelingen tegen de richtlijn uitgesproken met een beroep op het subsidiariteitsbeginsel. Nederland maakt daarmee deel uit van de blokkerende minderheid. Door deze blokkerende minderheid ligt het dossier al enkele jaren stil. Het voorstel is voor het laatst geagendeerd door Malta in 2017. Er is op dit moment geen aanleiding om de Nederlandse positie ten aanzien van het Commissievoorstel te heroverwegen. Naar verwachting houdt de blokkerende minderheid voorlopig stand. Het Commissievoorstel zal daardoor op z’n vroegst onder de nieuwe Europese Commissie weer worden besproken.

Selectie zetel Europese Arbeidsautoriteit

En marge van de Raad WSB zal de toekomstige zetel van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) gekozen worden. Er zijn vier steden die zich kandidaat hebben gesteld voor de zetel van de ELA: Bratislava (Slowakije), Nicosia (Cyprus), Riga (Letland) en Sofia (Bulgarije). Lidstaten hebben eerder al ingestemd met een aantal criteria waarop zij hun keuze zullen baseren:

  • Geografische balans tussen de verschillende lidstaten;

  • De datum waarop de ELA in de stad gevestigd kan worden;

  • Bereikbaarheid van de zetel;

  • Voldoende onderwijsmogelijkheden voor de kinderen van de medewerkers;

  • Voldoende toegang tot de arbeidsmarkt, sociale zekerheid en medische zorg voor kinderen en partners van de medewerkers

Nederland zal op basis van deze criteria een integrale afweging maken. Meer informatie over de selectie is te vinden op de volgende website: https://www.consilium.europa.eu/en/policies/seat-selection-ela/


X Noot
1

Kamerstuk 34 655, nr. 2

X Noot
2

Toezegging debat informele Raad 3 april 2019 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 525): Antwoord geven op de vragen van de leden Wiersma (VVD) en de Jong(PVV) over het aantal uitkeringen van arbeidsmigranten dat in de eerste vier weken wordt gekort of ingetrokken en het aantal meldingen vanuit Polen en de handhavende acties hierop.

X Noot
3

Toezegging debat informele Raad 3 april 2019: In de geannoteerde agenda voor de Formele Raad WSB in juni worden de resultaten van de gesprekken met Polen meegenomen (Wiersma, VVD).

X Noot
4

Circa 80% van de geëxporteerde uitkeringen gaat naar Polen.

X Noot
5

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1430.

X Noot
6

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1430.

X Noot
7

Uw Kamer zal hierover nog voor het zomerreces worden geïnformeerd met een brief waarin wordt ingegaan op de problemen rond de positie van arbeidsmigranten.

X Noot
8

Kamerstuk 21 501-31, nr. 509

Naar boven