21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 509 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 maart 2019

Hierbij ontvangt u het verslag van Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 15 maart 2019. Ook stuur ik u hierbij de door Nederland tijdens deze Raad ingediende stemverklaring inzake de Verordening Europees Globaliserings Fonds toe1.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

VERSLAG RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 15 MAART 2019

Europees Semester

De Raad heeft de Raadsconclusies over de Annual Growth Survey (AGS) en het Joint Employment Report (JER), en het JER zelf aangenomen. Ook heeft de Raad van gedachten gewisseld over ervaringen in de lidstaten rondom de aanpak van werkloosheid. In dit verband heeft Nederland aangegeven dat de Nederlandse regering arbeidsmarktparticipatie voor iedereen die kan werken, aanmoedigt, ondersteunt en faciliteert. De participatiewet is hierbij kort toegelicht. Ook is genoemd dat kinderopvangtoeslag in Nederland wordt ingezet als arbeidsmarktinstrument. Tot slot heeft Nederland de competentieverdeling tussen de EU en de lidstaten op arbeidsmarktgebied benadrukt en andere lidstaten opgeroepen de door de Europese Commissie gepubliceerde landenrapporten goed te bestuderen vanwege de vaak scherpe analyse van uitdagingen in de verschillende lidstaten.

Verordening Europees Globaliserings Fonds

De Raad heeft een gedeeltelijke algemene oriëntatie bereikt op de Verordening Europees Globaliserings Fonds. Nederland kon niet instemmen met deze Verordening en heeft daartoe een stemverklaring ingediend. De stemverklaring licht het Nederlandse standpunt toe. In de stemverklaring staat o.a. dat Nederland het nieuw Meerjarig Financieel Kader als een kans ziet om de fondsen te moderniseren en te verbeteren. Genoemd wordt dat Nederland vindt dat het EGF samengevoegd moet worden met het Europees Sociaal Fonds plus en dat Nederland pleit voor hogere cofinanciering omdat dit zorgt voor meer eigenaarschap. Naast Nederland stemde één andere lidstaat tegen. Twee lidstaten onthielden zich van stemming.

Sociale dimensie Europa post-2020

De Raad heeft van gedachten gewisseld over de sociale dimensie van Europa post-2020. Lidstaten somden hun prioriteiten op voor de komende periode. Veel verschillende aspecten kwamen hierbij aan de orde. O.a. werd genoemd dat de competentieverdeling tussen de Unie en de lidstaten moet worden gerespecteerd. Samenwerking en coördinatie zijn belangrijk, maar er is niet per se meer regelgeving nodig. Regels moeten wel op dezelfde wijze worden uitgevoerd en toegepast binnen lidstaten. Ook is het belangrijk om rekening te houden met de verschillende modellen van sociale zekerheid en arbeidsmarkten in de EU. Sommige lidstaten benadrukten het belang van coördinatie met de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties en het belang van sociale dialoog. Verder noemden meerdere lidstaten dat veel aandacht moet worden besteed aan een levenlang leren. Volgens veel landen moet ook rekening worden gehouden met de snelle evolutie van de arbeidsmarkt en trends die horen bij de toekomst van werk zoals digitalisering en mondialisering.

Nederland heeft o.a. genoemd dat de nieuwe Europese Commissie zou moeten streven naar de verdere ontwikkeling van de sociale dimensie met de Europese Pijler van Sociale Rechten als kompas. De competentieverdeling EU – lidstaten en het subsidiariteitsprincipe moeten hierbij uiteraard in acht worden genomen. Nederland heeft onderstreept dat nieuwe regelgeving niet altijd de eerste keus moet zijn, naleving van bestaande regels is wel belangrijk. Ook heeft Nederland benadrukt dat antwoorden moeten worden ontwikkeld op mondiale trends en ontwikkelingen in de wereld van werk, bijvoorbeeld omtrent de platform economie, en de uitdagingen van deze trends voor arbeidsmarktregulering en sociale beschermingssystemen.

Coördinatieverordening 883

Coördinatieverordening 883 stond tijdens de Raad als AOB punt geagendeerd. Nederland heeft tijdens dit agendapunt, samen met andere gelijkgezinde lidstaten, grote zorgen geuit over zowel het proces als de inhoud van het voorstel. Zo heeft Nederland genoemd dat het voorzitterschap in zeer korte tijd complexe regelgeving, waarvan de uitvoeringsconsequenties onduidelijk zijn en waarmee een aanzienlijk aantal lidstaten niet kan leven, er doorheen probeert te drukken. Ook heeft Nederland gemeld grote bezwaren te hebben tegen voorstellen tot aanpassing van het werkloosheidshoofdstuk. De modaliteiten die voorliggen geven arbeidsmigranten die maar kort aan het stelsel van het werkland hebben bijgedragen toegang tot dat stelsel. Tegelijkertijd blijven de bestaande regels over de hoogte van uitkeringen onveranderd. Hierdoor ontstaat een scheve situatie. Bovendien bevat het pakket onvoldoende handvatten voor arbeidsbemiddeling en wordt de kans op fraude vergroot. Sommige andere lidstaten spraken hun voorkeur uit voor een snel compromis.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven