21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 480 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 maart 2020

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 9 maart 2020 over de geannoteerde agenda van de informele Raad voor Concurrentievermogen op 19 en 20 maart 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 478), over de brief van 14 februari 2020 over het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 3 en 4 februari 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 477), over de brief van 19 februari 2020 over de antwoorden op vragen commissie over onder andere de geannoteerde agenda van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 3 en 4 februari 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 476) en over de brief van 12 maart 2020 over het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen (formeel) van 27 en 28 februari 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 479).

De vragen en opmerkingen zijn op 12 maart 2020 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 18 maart 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Diks

De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES EN REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de Raad van Concurrentievermogen van 19 en 20 maart 2020. Deze leden hebben hierover nog enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de gepresenteerde industriestrategie van de Europese Commissie. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen. Zo lezen zij in de strategie dat de transformatie niet alleen in de handen ligt van Europa, maar ook in de handen van anderen.

Zij vragen of de Staatssecretaris kan verduidelijken wie die andere actoren zijn. Ook onderstreept de Europese Commissie het belang van een samenwerking op dit gebied, wat is ten aanzien hiervan het plan van aanpak? Hoe zal die samenwerking vorm gaan krijgen? Wat zal de Nederlandse inzet hierop zijn?

In de Europese industriestrategie stelt de Commissie voor om in een open en inclusief Industrie Forum samen te werken met vertegenwoordigers van industrie, inclusief midden- en kleinbedrijf, grote bedrijven, sociale partners, onderzoekers, als met lidstaten en Europese instituties. Daarnaast doet de Commissie het voorstel om aan de hand van industriële allianties kansen en uitdagingen van industriële ecosystemen te identificeren. Deze ecosystemen bestaan uit alle spelers die zich in een waardeketen bevinden: van de kleinste startup tot de grootste bedrijven, van academica tot onderzoekinstituten en van dienstverleners tot aanbieders.

Op basis van een eerste appreciatie lijkt dit in overeenstemming te zijn met het Nederlandse Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid en lijkt de gouden driehoek, tussen onderzoeksinstellingen, bedrijven en overheden, hierin terug te komen. Nederland kijkt uit naar de concretere uitwerking van de beleidsvoorstellen van de Commissie en via het BNC-fiche wordt uw Kamer nader geïnformeerd over het kabinetsvisie op de Europese industriestrategie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Europese wet- en regelgeving rondom Kunstmatige Intelligentie en de zogenaamde ex ante conformity assessment. Deze leden vragen waarom deze regels bestaan en wat de drempels zijn. Voorts vragen zij of de industrieagenda de juiste methode is om deze drempels weg te nemen.

De Europese Commissie heeft op 19 februari een witboek over Kunstmatige Intelligentie (AI) gepubliceerd. In dit voorstel legt de Commissie de nadruk op een «mensgerichte aanpak» als uitgangspunt, dat aangeeft dat respect voor publieke waarden en grondrechten cruciaal is bij het bevorderen van betrouwbare innovaties met AI.

Het Kabinet analyseert op dit moment het Witboek AI en de voorgestelde maatregelen van de Europese Commissie zoals een ex ante conformity assessment. Ik zal uw Kamer, zoals ik ook heb toegezegd in het AO sleuteltechnologieën van 12 maart jl., conform de geldende afspraken over witboeken op korte termijn een kabinetsappreciatie toesturen. Hierbij zal ook de vraag worden meegenomen of de industriestrategie de juiste methode is om drempels weg te nemen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er in 2021 een European Innovation Council wordt opgericht. Zij vragen wie hierin zullen deelnemen en welke rol Nederland hierin zal vervullen.

Europa weet nog onvoldoende excellente kennis in baanbrekende innovaties om te zetten en veelbelovende startups op te schalen, om daarmee nieuwe markten en banen te creëren. Daarom wordt binnen de 3e pijler van Horizon Europe de European Innovation Council (EIC) opgezet. De beoogde instrumenten onder de EIC stellen tot doel deze baanbrekende innovatie te stimuleren. Een nog op te zetten EIC Adviesraad zal de Europese Commissie adviseren over deze instrumenten en de algehele strategie voor de EIC.

De EIC Adviesraad zal worden samengesteld uit 15–20 hooggekwalificeerde personen afkomstig uit diverse relevante velden. De leden zullen worden benoemd door de Europese Commissie. De benoeming heeft nog niet plaatsgevonden. De beoogde instrumenten onder de EIC zijn de Pathfinder for advanced research om bottom-up innovatie via de lagere Technological Readiness Levels (TRL)1 te stimuleren en de Accelerator om hogere TRLs sneller naar de markt te brengen (opschaling).

Deze instrumenten worden momenteel nader uitgewerkt, mede op basis van ervaringen uit de EIC-pilot die in 2018 onder Horizon 2020 is gestart. Onder deze pilot draaien Nederlandse innovatieve mkb-ers en startups goed mee. Vooruitlopend op de EIC Adviesraad onder Horizon Europe, is in de pilotfase al een Adviesraad ingesteld bestaande uit onafhankelijke deskundigen. In deze Adviesraad is een Nederlandse ondernemer benoemd.

Hoe zal de EU ervoor zorgen dat er meer geïnvesteerd zal worden in R&D?

De Europese Commissie stelt in het kader van het Europees Semester jaarlijks landenrapportages op. Hierbij wordt ook gekeken naar de voortgang van de lidstaten op het gebied van investeringen in onderzoek en ontwikkeling.2 Lidstaten worden op deze manier aangespoord meer te investeren in onderzoek en ontwikkeling. De Europese Commissie kan lidstaten echter niet dwingen om meer te investeren in onderzoek en innovatie.

De Europese Commissie investeert zelf in onderzoek en innovatie door middel van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, nu Horizon 2020 en vanaf 2021 Horizon Europe. Het budget voor Horizon Europe kan pas vastgesteld worden na afronding van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (2021–2027). De Europese Commissie heeft voorgesteld om € 94,1 miljard via Horizon Europe beschikbaar te stellen voor onderzoek en innovatie.3

Zal dit voornamelijk privaat of publiek vervuld gaan worden?

Investeringen in onderzoek en innovatie zijn zowel publiek als privaat. De Europese Commissie stelt in het kader van het Europees Semester jaarlijks landenrapportages op. Hierbij wordt ook gekeken naar de publieke en private investeringen op het gebied van investeringen in onderzoek en ontwikkeling.4 Dit verschilt per land.

Kan de regering uitweiden over de prioriteiten van de EU op het gebied van innovatie? Zal de EU komen met een selectie van technologieën waarin ze gaat investeren? Zo ja, welke zijn dit?

Horizon Europe heeft tot doel excellente wetenschap te stimuleren, grote maatschappelijke uitdagingen op te lossen (onder andere klimaat-gerelateerd) én de Europese concurrentiekracht te versterken. Dit resulteert in drie pijlers. De eerste pijler staat in het teken van excellente wetenschap, in de tweede pijler staan onderzoek gericht op maatschappelijke uitdagingen en versterking van de technologische en industriële capaciteit centraal, waarbij maatschappelijke uitdagingen via verschillende clusters worden geadresseerd. Voorbeelden van clusters zijn gezondheid, cultuur en inclusieve samenleving. Met de derde pijler heeft Europa ambitie koploper te worden in disruptieve en markt-creërende innovatie. Hieronder valt de European Innovation Council. Binnen pijler twee en drie wordt dan ook breed ingezet op innovatie waarbij de gehele onderzoeks-en innovatieketen bediend en versterkt wordt. Zodoende kunnen zowel academici als bedrijfsleven, inclusief mkb, een bijdrage leveren aan deze doelstelling.

Binnen Horizon Europe zal er in een breed scala van sleuteltechnologieën geïnvesteerd worden, zoals kwantum, kunstmatige intelligentie en nanotechnologieën. Deze zijn vastgelegd in de verordening en het specifiek programma van Horizon Europe. Daarnaast wordt er binnen Horizon Europe via de beoogde missies extra nadruk gelegd op vijf concrete maatschappelijke uitdagingen met Europese impact, bijvoorbeeld soil, health and food en climate neutral and smart cities. Tevens wordt er binnen andere Europese programma’s ook aandacht besteed aan innovatie en investeringen in relevante technologieën, bijvoorbeeld via Digital Europe en de Landbouwfondsen.

De leden van de VVD-fractie zien op de factsheet van de Europese Commissie dat zeventig procent van ondernemers zegt dat de interne markt niet voldoende geïntegreerd is en hun bedrijven dus niet toelaat om vrij te opereren en te concurreren. Wat is de ontwikkeling van dit percentage gezien over de afgelopen vijf jaar? Acht de Staatssecretaris de plannen om deze barrières weg te halen van de Europese Commissie effectief? Wat zijn de Nederlandse plannen om deze barrières weg te halen voor Nederlandse ondernemers?

De factsheet van de Europese Commissie refereert aan een bijeenkomst in 2018 waar bijna zeventig procent van de aanwezige ondernemers stelde dat de interne markt niet voldoende is geïntegreerd. Dit event heeft de afgelopen vijf jaar enkel in 2016 en 2018 plaatsgevonden, dus een ontwikkeling van dit percentage is niet goed te geven. Uit eigen onderzoek blijkt een genuanceerder beeld (zie Kamerstuk 22 112, nr. 2703 voor meer informatie over dit onderzoek). Zo zegt 56% van de ondernemers die actief zijn op de interne markt dat het eenvoudig is om zaken te doen op de interne markt, is 32% neutraal en stelt maar 12% dat dit moeilijk is.

Het rapport gaat nog niet in op de vervolgstappen om de belemmeringen aan te pakken. Lidstaten en de Europese Commissie zullen hier samen stappen in moeten zetten. Mijn streven is om op korte termijn de Kamer een brief te sturen waarin ik een uitgebreidere appreciatie zal geven van het rapport en de vervolgstappen die Nederland voor zich ziet verder uiteen zal zetten.

De leden van de VVD-fractie lezen de voorstellen van acties binnen de strategie voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) voor een duurzaam en digitaal Europa. Deze leden vragen wat de Nederlandse inzet is op deze mkb-strategie en hoe deze uitgerold zal gaan worden. Ook zijn zij benieuwd hoe groot de Staatssecretaris de steun voor de Nederlandse positie in de Raad acht?

Het is positief dat er binnen het Europese industriepakket specifieke aandacht is voor het mkb. Via het SME Envoy Network, waarin alle lidstaten zijn vertegenwoordigd, heeft Nederland de afgelopen periode aandacht gevraagd voor het mkb in het werkprogramma van de nieuwe Commissie en is er mede namens Nederland een «call for action» gedaan, waarin het netwerk aandacht vraagt voor specifieke thema’s als digitalisering, betere regelgeving en toegang tot financiering, vaardigheden en markten. Deze thema’s vinden brede steun in het netwerk en sluiten aan bij de Nederlandse prioriteiten wat betreft het mkb-beleid. Met deze mkb-strategie geeft de Commissie gehoor aan dit verzoek en onderkent hiermee het belang en de rol van het mkb bij de transitie naar een duurzame en digitale economie. De Commissie verwijst in haar communicatie naar de structurele dialoog en de betrokkenheid van het SME Envoy Network bij de implementatie van de strategie.

De leden hebben vernomen dat de EU een noodfonds instelt om de economische gevolgen van het nieuwe Coronavirus op te vangen. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten wanneer en door wie er aanspraak kan worden gemaakt op het fonds en hoe het fonds zal gaan functioneren? Daarnaast vragen zij hoe de buffers van andere landen er op dit moment voor staan. Kunnen landen de economische gevolgen van het virus tot nu toe ondervangen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat er een update zal worden gegeven over de economische gevolgen van COVID-19. Deze leden vragen welke maatregelen de EU treft in het Coronapakket. Voorts vragen zij hoeveel geld dit pakket betreft en waar dit vandaan komt. Hoe kunnen lidstaten aanspraak maken op dit pakket? Welke steun kunnen lidstaten op dit moment krijgen van de EU en welke lidstaten ontvangen steun? Hoe krijgt die steun vorm?

De Europese Commissie heeft op 13 maart jl. een pakket aan maatregelen voorgesteld die lidstaten moeten helpen bij de bestrijding van en het inperken van de gevolgen van het coronavirus.

Onderdeel van dit pakket is een voorstel voor een Corona Response Investment Initiative gefinancierd uit de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen). De Commissie hoopt hiermee een bedrag van 37 miljard euro te mobiliseren voor gerichte ondersteuning van de zorgsector, mkb, arbeidsmarkt en andere kwetsbare sectoren.

Uw Kamer wordt over de verdere uitwerking en kabinetsappreciatie van het pakket aan noodmaatregelen separaat geïnformeerd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie zijn op de hoogte van het pakket voorstellen dat de Europese Commissie heeft gepresenteerd als onderdeel van een nieuwe industriestrategie voor Europa. Deze leden lezen dat het pakket over het industriebeleid uit vier initiatieven bestaat:

  • 1. Een nieuwe industriestrategie voor Europa, met als prioriteiten:

    • behoud van het mondiale concurrentievermogen van de Europese industrie en van een gelijk speelveld;

    • een klimaatneutraal Europa tegen 2050;

    • het vormgeven van de digitale toekomst van Europa.

  • 2. Een verslag over de belemmeringen van de interne markt, over de belemmeringen van de interne markt.

  • 3. Een actieplan voor de handhaving van de interne markt, gericht op het aanpakken van belemmeringen die voortvloeien uit schendingen van het EU-recht.

  • 4. Een mkb-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa, gericht op mkb-bedrijven te helpen de dubbele transitie naar duurzaamheid en digitalisering te leiden:

    • capaciteitsopbouw voor en ondersteuning van de overgang naar duurzaamheid en digitalisering;

    • regeldruk verminderen en markttoegang verbeteren;

    • de toegang tot financiering verbeteren.

De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van deze nieuwe industriestrategie voor Europa of de Staatssecretaris van elk van de tot dusver gepresenteerde voorstellen een eerste appreciatie geven en een doorkijkje kan geven naar de Nederlandse inzet. Deze leden begrijpen dat de (informele) Raad over de hierboven genoemde vier initiatieven een beleidsdebat zal voeren. Wat gaat Nederland inbrengen?

Het Kroatische voorzitterschap heeft in verband met de internationale maatregelen ter bestrijding van het coronavirus besloten om de informele Raad voor Concurrentievermogen uit te stellen. Naar verwachting zal het pakket op een volgende RvC worden geagendeerd en zal ik dan de Nederlandse inbreng leveren.

Op dinsdag 10 maart heeft de Commissie vier voorstellen uitgebracht: een Europese industriestrategie, een mkb-strategie, een actieplan handhaving interne markt en een rapport over belemmeringen op de interne markt. Veel van de Nederlandse inzet komt in deze voorstellen terug. Een voorbeeld hiervan is het oplossen van belemmeringen bij grensoverschrijdend ondernemen.

Op 9 maart jl. heb ik de Kamer de geannoteerde agenda voor de informele Raad van Concurrentievermogen (RvC) van donderdag 19 en vrijdag 20 maart toegestuurd (Kamerstuk 21 501-30, nr. 478). Hierin beschrijf ik de Nederlandse inzet die ik tijdens de informele RvC zou inbrengen. Nederland zou tijdens de RvC benadrukken dat het belangrijk is de juiste omstandigheden voor duurzame groei te ontwikkelen, de technologische, maatschappelijke en klimaatuitdagingen voortvarend aan te pakken en de economische positie van Europa in de wereld verder te versterken. Het kabinet hecht aan een sterk en onafhankelijk toezicht op het mededingingskader en dat marktverstorende effecten van buitenlands staatseigendom en staatssteun worden geadresseerd, zodat marktpartijen van buiten de EU onder dezelfde voorwaarden en staatssteunregels concurreren als Europese partijen.

Het Actieplan handhaving interne markt is ambitieus en bevat concrete acties. Het plan sluit goed aan bij de Nederlandse inzet op de interne markt zoals uiteengezet in de brief van 18 oktober 2020 (Kamerstuk 22 112, nr. 2703). De Europese Commissie zet in op samenwerking met de lidstaten om gezamenlijk implementatie en handhaving te verbeteren. Positief is de inzet op meer transparantie, onder meer door verbetering van het Interne-marktscorebord. Verder zet zij in op meer politiek eigenaarschap door bijvoorbeeld de instelling van een Taskforce handhaving. Een punt dat enigszins onderbelicht is, betreft verbetering van de samenwerking tussen autoriteiten in verschillende lidstaten. Dat kan bijdragen aan een meer uniforme interpretatie en toepassing van interne-marktregels. Dat deze interpretatie en toepassing nu uiteenlopen kan een belemmering vormen voor ondernemers.

Met meer dan 25 miljoen middelgrote en kleine bedrijven in de Europese Unie is het mkb een belangrijke motor van innovatie en werkgelegenheid en speelt het mkb een belangrijke rol in de transitie naar verduurzaming en digitalisering van de EU. Nederland verwelkomt dan ook de specifieke aandacht voor het mkb in het industriepakket. De strategie gaat in op belangrijke thema’s als betere regelgeving, toegang tot financiering en toegang tot de juiste vaardigheden en erkent de grote diversiteit in het mkb met verschillende problematiek en behoeften.

Is er een tijdspad bekend voor de diverse voorstellen? Wanneer komen de verschillende BNC-fiches naar de Kamer toe?

Voor de voorstellen voor een nieuwe industriestrategie voor Europa, een actieplan voor de handhaving van de interne markt en een mkb-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa worden BNC-fiches opgesteld. Deze worden binnen de daarvoor geldende termijn van zes weken vanaf publicatie aan uw Kamer verzonden. Over het verslag over de belemmeringen op de interne markt wordt uw Kamer via een separate Kamerbrief geïnformeerd. Het streven is deze brief gelijktijdig met genoemde BNC-fiches te verzenden.

De leden van de CDA-fractie lezen dat er een gezamenlijke taskforce van de Europese Commissie en de lidstaten wordt gelanceerd om de samenwerking op het gebied van de handhaving van de regels inzake de interne markt te versterken. Hoe gaat Nederland hieraan bijdragen?

Het kabinet verwelkomt het instellen van een Taskforce interne-markthandhaving. De exacte vormgeving van de Taskforce moet nog worden afgewacht. Nederland zal actief aan de Taskforce deelnemen. De beoogde taakomschrijving van de Taskforce lijkt daarvoor kansen te bieden. Zo zal de Taskforce onder meer kijken welke belemmeringen met voorrang moeten worden aangepakt, horizontale issues inzake handhaving bespreken en de implementatie van het actieplan opvolgen. Dat de Taskforce de staat van de handhaving regelmatig zal bespreken, draagt bij aan meer transparantie. De voorziene rapportage aan de Raad voor Concurrentievermogen helpt om ook op politiek niveau meer aandacht aan handhaving te besteden, wat leidt tot meer politiek eigenaarschap.

Wanneer ontvangt de Kamer de aangekondigde Kamerbrief over het verslag over de belemmeringen op de interne markt?

Het streven is om de aangekondigde Kamerbrief gelijktijdig met de BNC-fiches naar uw Kamer te sturen conform de termijn van zes weken.

Ten aanzien van de Europese mkb-strategie benadrukt de Europese Commissie dat voor een goed resultaat naast acties op EU-niveau de lidstaten zelf ook aan de slag moeten. Hoe geeft Nederland hier gehoor en invulling aan? De leden van de CDA-fractie lezen dat een prominente EU-gezant voor mkb-bedrijven worden aangesteld. Is de Staatssecretaris bereid zich ervoor in te spannen dat een Nederlander deze functie gaat bekleden? Is het Nederlandse mkb op enig moment betrokken geweest bij de totstandkoming van de mkb-strategie? Gaat het Nederlandse mkb nog worden betrokken? Waar ziet de Staatssecretaris overeenkomsten dan wel verschillen tussen de aangekondigde Europese mkb-strategie en het Nederlandse mkb-actieplan?

De Commissie geeft aan een prominente SME EU-Envoy aan te zullen stellen. Het is nog niet bekend hoe en wanneer de Commissie dit zal inrichten. Dhr. van Hijum, gedeputeerde van de provincie Overijssel, is namens alle Europese steden en regio’s aangesteld als speciaal adviseur en rapporteur voor de Europese Commissie. Hij zal vanuit het Comité van de Regio’s de Europese Commissie van advies voorzien over het mkb.

De Europese Commissie heeft het SME Envoy Network de afgelopen periode gevraagd om haar te voorzien van input voor een Europese mkb-strategie. Daarbij is via de Nederlandse vertegenwoordiging in het SME Envoy Network aan de vertegenwoordigers van het Nederlandse mkb en andere belanghebbenden om inbreng gevraagd. Daarnaast geeft de Commissie aan «Strategic Entrepreneurship Ambassadors» aan te willen stellen bestaande uit Europese ondernemers die als klankbordgroep kunnen fungeren en het SME Envoy-netwerk kunnen aanvullen. Op deze wijze zullen ook Nederlandse ondernemers hun bijdrage kunnen gaan leveren.

Het Nederlandse mkb-actieplan bevat concrete acties om het hele mkb te stimuleren om de kansen en uitdagingen die gepaard gaan met de transitie naar een digitale en duurzame economie succesvol aan te gaan. Belangrijke thema’s in het Nederlandse mkb-actieplan zijn onder andere menselijk kapitaal, financiering, digitalisering, toepassing van innovatie, regelgeving en internationaal ondernemen, en komen ook terug in de Europese mkb strategie.

Bij welke initiatieven dan wel voorstellen uit de nieuwe industriestrategie voor Europa verwacht de Staatssecretaris de meeste discussie?

Ik verwacht dat de nieuwe industriestrategie breed verwelkomd zal worden. Het is een overkoepelend document waarin verschillende initiatieven genoemd worden die gezamenlijk moeten bijdragen aan een concurrerende, duurzame en digitale industrie en in de komende commissieperiode zullen worden opgepakt. Het is moeilijk te zeggen welke voorstellen uit de industriestrategie de meeste discussie zullen opleveren, omdat de voorstellen slechts op hoofdlijnen gepresenteerd zijn. Ik kijk daarom met grote interesse uit naar de uiteindelijke voorstellen.

Wel verwacht ik discussie rond de in de industriestrategie aangekondigde herziening van de mededingingskaders. Het kabinet is voorstander van modernisering van dit instrumentarium, maar niet voor een algemene versoepeling. Frankrijk, Duitsland, Polen en Italië hebben onlangs in een gezamenlijke brief Eurocommissaris Vestager opgeroepen tot een snelle herziening van deze regels, onder meer om het creëren van Europese kampioenen mogelijk te maken. Het kabinet is nadrukkelijk voorstander van stevig maar politiek onafhankelijk mededingingstoezicht. Dit wordt gedeeld door een groot aantal andere lidstaten. Een mogelijke herziening moet zorgvuldig worden onderbouwd en niet overhaast plaatsvinden. Voorstellen van de Commissie zullen in de RvC worden besproken.

De leden van de CDA-fractie lezen ten aanzien van de economische gevolgen van Covid-19 dat de Europese Commissie de lidstaten erop heeft gewezen dat het belangrijk is om alle essentiële informatie te delen en om de op EU-niveau genomen maatregelen te coördineren. Hoe geeft Nederland daar uitwerking aan?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op de vraag van de VVD.

Een uitleg van de economische gevolgen van de corona-uitbraak en de beoogde maatregelen kunt u vinden in de brief «Economische maatregelen met betrekking tot het coronavirus» die op 12 maart naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 35 420, nr. 1) en de brief die op 17 maart naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 35 420, nr. 2).

Sommige lidstaten pleiten voor EU-maatregelen om de Europese autonomie te waarborgen in sectoren zoals geneesmiddelen, elektronica, toerisme en autoproductie. Wat is hierin de Nederlandse positie?

Wat het kabinet betreft is het in bepaalde vitale sectoren van belang om niet eenzijdig afhankelijk te zijn van een enkel derde land, bijvoorbeeld op het gebied van geneesmiddelen. Compleet onafhankelijk zijn van derde landen of partij is echter in de meeste gevallen wenselijk noch haalbaar. Het belangrijkste is dat de EU een stabiele toegang heeft tot strategische producten, wat in veel gevallen ook bereikt kan worden door diversificatie. Op deze manier kan de EU blijven profiteren van de voordelen van openheid en comparatieve voordelen met een voldoende niveau van leveringszekerheid.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om tijdens de Raad met haar Europese collega’s (crisis)maatregelen ten aanzien van de economie en arbeidsmarkt te verkennen, zowel voor de korte als lange termijn, die zowel op nationaal als Europees niveau kunnen worden genomen om de economische gevolgen van de uitbraak van het coronavirus op te vangen en werkgevers en werknemers te beschermen. Kan de Staatssecretaris de Kamer hierover zo spoedig mogelijk na afloop van de Raad per brief berichten en daarbij een overzicht verstrekken van de maatregelen die andere EU-lidstaten treffen (inclusief een appreciatie over toepassing in Nederland), welke maatregelen Nederland kan nemen, welke maatregelen Nederland overweegt en wat tot dusver de economische gevolgen van de uitbraak van het coronavirus zijn voor de verschillende sectoren in Nederland en de EU? Kan de Staatssecretaris specifiek aandacht vragen voor de situatie in grensregio’s, waar ondernemers aanlopen tegen grote verschillen in genomen maatregelen?

De informele Raad voor Concurrentievermogen wordt uitgesteld. Het kabinet zal vanzelfsprekend uw Kamer op de hoogte houden van ontwikkelingen rondom het COVID-19 virus en maatregelen die zullen worden genomen. Daarnaast wordt in verschillende raadsformaties en de Europese Raad de komende tijd intensief over de coronacrisis gesproken.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris bekend is met de aankondiging van Apollo Vredestein in Enschede dat er 750 banen zullen verdwijnen. Is de Staatssecretaris bereid dit tijdens de Raad bij betrokken collega’s, onder wie de afgevaardigde uit Hongarije, aan de orde te stellen, waaronder het zeer nadelige effect van het besluit van de Europese Commissie om de bijna 100 miljoen euro subsidie voor de bouw van een nieuwe fabriek door Apollo Vredestein in Hongarije niet als staatssteun te zien én het vinden van een oplossing voor de werkgelegenheid in Enschede?

Het kabinet heeft kennis genomen van het voornemen van Apollo Vredestein in Enschede om in het kader van een reorganisatie een groot aantal banen te schrappen. Dit is in de eerste plaats een hard gelag voor medewerkers en hun gezinnen die nu in grote onzekerheid verkeren. Het is nu eerst aan het bedrijf om met de ondernemingsraad en bonden om tafel te gaan om uitwerking te geven aan dit voornemen en te werken aan een sociaal plan dat er op gericht is de betrokken medewerkers naar vervangende werkgelegenheid te geleiden. Het kabinet zal er, samen met de provincie Overijssel en de gemeente Enschede, op toezien dat hier een zo goed mogelijke oplossing komt. Het kabinet zal uw Kamer zo spoedig mogelijk verder informeren over deze situatie, ook naar aanleiding van de vragen gericht aan de Minister president op 12 maart jl., die zijn gesteld door de leden van CDA, D66, CU, PVDA, SP en SGP. Vooralsnog heb ik geen twijfel aan de legitimiteit van de in 2014 door Hongarije gegeven staatssteun. Binnen de EU gelden strikte voorwaarden voor staatssteun, die bovendien worden getoetst door de Europese Commissie. In dit geval heeft de Commissie geoordeeld dat de staatsteun die Hongarije heeft gegeven verenigbaar is met de interne markt. Mocht er na verdere bestudering van de casus aanleiding toe zijn dan zal ik dat bij de Commissie en mijn collega’s die hierbij zijn betrokken onder de aandacht brengen.

De leden lezen ten aanzien van het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 3 en 4 februari 2020 dat werd geconstateerd dat de brain circulation niet evenwichtig is verdeeld en actie daarom nog steeds nodig is. Een aantal lidstaten heeft hierbij gewezen op de gevolgen van de innovatiekloof en het belang van het gelijktrekken van salarissen. Een andere groep lidstaten stelde dat behalve salariskwestie ook werkomstandigheden, prestige, carrièreperspectieven en excellente competitieve financiering bijdragen aan een oplossing voor brain drain. Welke positie koos Nederland?

Nederland heeft tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 27 en 28 februari jl. (Kamerstuk 21 501-30, nr. 479) met gelijkstemde landen een eensgezind signaal afgegeven dat salarissen een nationale aangelegenheid zijn, waarbij er sprake is van nationale omstandigheden.

Nederland vindt dat excellente competitieve financiering belangrijk is om onderzoek en innovatie binnen Europa naar een hoger niveau te tillen. Hiermee wordt Europa ook aantrekkelijker gemaakt voor talentvolle onderzoekers om zich te vestigen en/of verder te ontwikkelen. Nederland zet hierbij op Europees niveau in op een andere manier van erkennen en waarderen van onderzoekers waarbij de focus minder ligt op het aantal publicaties. Het onderwerp erkennen en waarderen wordt waarschijnlijk ook meegenomen in de ophanden zijnde Europese Commissiemededeling over de Europese Onderzoeksruimte. Daarnaast vindt Nederland dat internationale netwerken versterkt dienen te worden om betere kennisdeling te stimuleren en dat zowel innovatieve ecosystemen op nationaal niveau als open science van belang zijn om tegenwicht te bieden aan brain drain. Tevens vindt Nederland dat onderzoeksystemen op nationaal niveau versterkt dienen te worden. Hier ligt een nationale verantwoordelijkheid.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Kamer het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen (formeel) van 27 en 28 februari 2020 niet tijdig heeft ontvangen.

Het kabinet streeft er altijd naar om na een Raad het verslag zo snel mogelijk naar uw Kamer te sturen. Het is helaas niet gelukt om het verslag tijdig bij u te krijgen, zodat u er vragen over kon stellen in onderhavig schriftelijk overleg. Ik zal uw vragen bij de eerstvolgende gelegenheid beantwoorden.

Naar boven