22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2648 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2018

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij negen fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC). De onderhavige fiches maken onderdeel uit van het Meerjarig Financieel Kader (2021–2027).

Fiche: MFK – Verordening Rechten en Waarden Programma (Kamerstuk 22 112, nr. 2642)

Fiche: MFK – Verordening Justitie Programma (Kamerstuk 22 112, nr. 2643)

Fiche: MFK – pakket: Verordeningen Toekomstig Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (2021 – 2027) (Kamerstuk 34 965, nr. 2)

Fiche: MFK – Verordening voor de realisatie van een financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, de Connecting Europe Facility (CEF) (Kamerstuk 22 112, nr. 2644)

Fiche: MFK – LIFE-verordening 2021–2027 (Kamerstuk 22 112, nr. 2645)

Fiche: MFK – Wijziging van de machtigingsverordening van de EU inzake Staatssteun (Kamerstuk 22 112, nr. 2646)

Fiche: MFK – Verordening voor het programma van de interne markt (Kamerstuk 22 112, nr. 2647)

Fiche: MFK – Verordening en Besluit Horizon Europa 2021 2027 – het Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

Fiche: MFK – Besluit Raad wijziging beschikking ITER (Kamerstuk 22 112, nr. 2649)

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Fiche: MFK – Verordening en Besluit Horizon Europa 2021–2027 – het Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstellen en Nr. Commissiedocumenten

    COM (2018) 435 Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding

    COM (2018) 436 Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

    COM (2018) 437 Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese gemeenschap voor Atoomenergie voor de periode 2021–2025 ter aanvulling van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie.

    Vanwege de samenhang tussen deze documenten worden ze in één BNC-fiche behandeld.

    In dit fiche wordt het kaderprogramma aangeduid met de Engelse titel, Horizon Europe.

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    juni 2018

  • c) EUR-lex PM

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1529327292252&uri=CELEX:52018PC0435

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1529327330168&uri=CELEX:52018PC0436

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:52018PC0437&from=nl

  • d) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX:52018SC0291

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1528722342916&uri=CELEX:52018SC0308

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1528722383817&uri=CELEX:52018SC0309

  • e) Behandelingstraject Raad

    Het voorstel zal worden behandeld in de Raad voor Concurrentievermogen.

  • f) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • g) Rechtsbasis

    De verordening Horizon Europe is gebaseerd op de onderdelen van het verdrag gerelateerd aan «Industrie» en «Onderzoek, technologische ontwikkeling en ruimtevaart» (artikel 173, lid 3, artikel 182, lid 1, artikel 183 en artikel 188, tweede alinea VWEU). De gerelateerde regels voor deelname in het Besluit Horizon Europe zijn gebaseerd op de artikelen 173, lid 3, en 182, lid 4, VWEU. Het voorstel voor het nucleaire programma binnen Horizon Europe is gebaseerd op artikel 7 van het Euratomverdrag.

  • h) Besluitvormingsprocedure Raad

    Gekwalificeerde meerderheid in de Raad voor Verordening Horizon Europe en Besluit Horizon Europe. Over het Euratomprogramma wordt via unanimiteit in de Raad besloten.

  • i) Rol Europees Parlement

    Verordening Horizon Europe en Besluit Horizon Europe: Medebeslissing. Verordening Euratomprogramma: Raadpleging.

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Dit voorstel is onderdeel van het pakket aan voorstellen dat de Commissie heeft uitgebracht in het kader van het Meerjarig Financieel Kader voor 2021–2027. Horizon Europe is het negende Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie. Horizon Europe richt zich op de periode 2021–2027 en bouwt voort op eerdere kaderprogramma’s waarbij excellentie en impact leidende principes zijn. Doel van Horizon Europe is de wetenschappelijke en technologische basis van de Unie te versterken en de economische en maatschappelijke impact van investeringen in onderzoek en innovatie te vergroten. Naast de prioriteiten van de Europese Unie, waaronder oplossingen voor klimaatverandering, beoogt Horizon Europe onder andere bij te dragen aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. De Commissie gaat uit van een budget van 94.1 miljard euro in lopende prijzen voor Horizon Europe.

Horizon Europe wordt opgebouwd met drie pijlers; 1) open wetenschap 2) mondiale uitdagingen en industrieel concurrentievermogen 3) open innovatie. De pijlerstructuur van Horizon 2020 blijft behouden. Excellentie en impact blijven de belangrijkste selectiecriteria.

Pijler 1. Open wetenschap

In deze pijler wordt vanuit een bottom-up principe vrij en ongebonden onderzoek ondersteund via de Europese Onderzoeksraad (ERC) en worden opleidingen en carrièreontwikkeling van onderzoekers bevorderd (Marie Skłodowska-Curie Acties). Ook wordt geïnvesteerd in onderzoeksinfrastructuur van wereldformaat, waarbij het gaat om de hele cyclus van ontwerp tot implementatie en om toegang tot onderzoeksfaciliteiten. De Commissie zet het Horizon 2020- instrument Future Emerging Technologies (FETs) als zodanig niet voort.

Pijler 2. Mondiale uitdagingen en industrieel concurrentievermogen

De Horizon 2020 pijlers voor «maatschappelijke uitdagingen» en «industrieel leiderschap» worden samengevoegd om door samenwerking over diverse grenzen heen meer impact te kunnen bereiken. In deze pijler staan onderzoek gericht op maatschappelijke uitdagingen en versterking van de technologische en industriële capaciteit centraal. In deze pijler wordt meer «top down» gestuurd. De mondiale uitdagingen worden in vijf thematische clusters gevat: 1) gezondheid 2) inclusieve en veilige maatschappij 3) digitaal en industrie 4) klimaat, energie en mobiliteit 5) voeding en natuurlijke hulpbronnen. Deze pijler is ontworpen om een flexibele inzet mogelijk te maken van wetenschappelijke disciplines, van technologieën en van economische sectoren en andere maatschappelijke partijen. Binnen deze pijler wordt een missiegeoriënteerde aanpak (missies) geïntroduceerd, waaraan interdisciplinair en cross-sectoraal gewerkt kan worden. Het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Unie is ondergebracht bij deze pijler.

Pijler 3. Open innovatie

De wereldwijde opmars van disruptieve innovaties gebaseerd op «deep tech» (technologieën zoals block chain, kunstmatige intelligentie, robotica, kwantumtechnologie) vraagt om slagkracht, schaalgrootte en financiële daadkracht. De Commissie heeft de ambitie dat Europa koploper wordt in disruptieve en markt-creërende innovatie via de Europese Innovatieraad (EIC). De EIC bouwt voort op een pilot onder Horizon 2020. Instrumenten onder de EIC zijn de Pathfinder for advanced research om bottom-up innovatie via de lagere Technology Readiness Levels (TRL)-niveaus te stimuleren, naast de Accelerator om hogere TRL-niveaus sneller naar de markt te brengen. Daarbij worden mogelijkheden geboden voor het combineren van diverse vormen van financiering, waaronder ook investering in vermogen (aandelenbelang). Complementair hieraan worden Europese innovatie-ecosystemen gestimuleerd in deze nieuwe derde pijler. Instrument hiervoor is onder andere het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) met de daaronder hangende KICs (Kennis- en innovatiegemeenschappen).

Overig Horizon Europe

Om de Europese Onderzoeksruimte (ERA) te versterken worden diverse instrumenten ingezet gericht op verbreding van excellentie in Europa en hervormingen van nationale onderzoeks- en innovatiesystemen. Voorbeelden van deze instrumenten zijn Teaming, Twinning en European Cooperation in Science and Technology (COST).

De Commissie wil meer ruimte bieden voor synergie met andere Europese programma’s (bijvoorbeeld Cohesiebeleid en Gemeenschappelijk Landbouwbeleid).

Daarnaast wil de Commissie de diverse typen partnerschappen die ontstaan zijn stroomlijnen1. Het voorstel stelt dat de principes van open science modus operandi zullen zijn in Horizon Europe. Het kaderprogramma zal open toegang tot publicaties en open toegang tot onderzoeksdata (met opt-outs voor open data bij publiek-private samenwerking) hanteren, het gebruik van FAIR data2 en open science vaardigheden bevorderen en beloningsystemen ondersteunen die open science bevorderen. Naast de jaarlijkse werkprogrammering is het voornemen van de Commissie om een transparant strategisch planningsproces in te richten voor de implementatie van Horizon Europe.

In het gehele programma beoogt de Commissie eenvoudiger vormgeving van regels en vermindering van administratieve lasten door te zetten. Dit geldt bijvoorbeeld voor versimpeling van vergoedingen voor kosten (inclusief lump sums) en bredere acceptatie van reguliere accountantscontroles van begunstigden. Er is hierbij vooral sprake van continuïteit in de Regels voor Deelname. Zo blijven subsidiepercentages gelijk. Excellentie en impact blijven de leidende criteria voor toekenning, naast kwaliteit en efficiëntie van de implementatie van de voorstellen. Bij impact is er in toenemende mate aandacht voor verspreiding van kennis en exploitatie van de resultaten van het programma.

Euratom

In het Euratomprogramma wordt nucleair onderzoek mogelijk gemaakt. Het programma bouwt grotendeels voort op de ervaringen uit eerder Euratomprogramma’s, waarbij onderzoek naar niet-energie gerelateerde toepassingen van ioniserende straling wordt uitgebreid en leerpunten op het gebied van opleidingen en toegang tot onderzoeksinfrastructuur worden meegenomen.

b) Impact assessment Commissie

Het impact assessment onderschrijft de toegevoegde waarde van het kaderprogramma voor Europa. De verwachting is dat Horizon Europe in deze vorm de steun zal voortzetten aan de excellente kennisbasis en daarbij meer aandacht heeft voor significante wetenschappelijke impact. Ook wordt verwacht dat Horizon Europe een positief effect zal hebben op de versterking van de Europese markt en concurrentiekracht. Tot slot zal Horizon Europe naar verwachting een significante bijdrage leveren aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen via verdere integratie van onderzoek en innovatie.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Zoals vastgelegd in de Kamerbrief van 1 juni 2018 over de Kabinetsappreciatie van het Commissie MFK-voorstel (Kamerstuk 21 501–20, nr. 1349), richt de Nederlandse onderhandelingspositie op het MFK zich op een modern en financieel houdbaar MFK. Nieuwe uitdagingen vragen om een herijking van de invulling en prioriteiten van de EU-begroting opdat het MFK nieuwe prioriteiten zoals onderzoek en innovatie, veiligheid, migratie en klimaat sterker reflecteert. Dit vraagt een ambitieus gemoderniseerde begroting die de EU in staat stelt gezamenlijke uitdagingen adequaat en tijdig te adresseren en die effectief en efficiënt optimale Europese toegevoegde waarde genereert. Brexit vereist een neerwaartse bijstelling van het MFK; een kleinere EU vraagt om een kleiner budget. De inzet is om via bezuinigingen op bestaand beleid versterkte of nieuwe prioriteiten te financieren, als ook de financiële gevolgen van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk op te vangen. Voorkomen moet worden dat Brexit leidt tot een onevenredig hoge rekening voor andere lidstaten en een stijging van de afdrachten. De financiering van het MFK moet rechtvaardig, transparant en simpel waarbij de lasten eerlijk moeten worden verdeeld. De Nederlandse netto betalingspositie dient ook in het komende MFK in lijn te zijn met de positie van lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau.

Nederland heeft zijn positie over de inrichting van het Europese kaderprogramma ten opzichte van het Nederlandse beleid op het terrein van onderzoek en innovatie gevat in het position paper3 naar aanleiding van de midterm evaluatie van Horizon 2020. Kern van het position paper is dat Nederland belang hecht aan Europese investeringen in onderzoek & innovatie vanwege de toegevoegde waarde van het kaderprogramma voor zowel het Europese wetenschapsniveau en de concurrentiekracht als het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Om de impact verder te vergroten moeten alle partijen mee kunnen doen en moet het programma gebaseerd blijven op excellentie en impact.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Horizon Europe algemeen

In het kader van het nieuwe MFK is innovatie en onderzoek één van bovengenoemde nieuwe prioriteiten die sterkere reflectie verdient. Nederland beoordeelt het Horizon Europe voorstel van de Commissie op hoofdlijnen positief. Horizon Europe is voor Nederland van toegevoegde waarde wat betreft stimulering van onderzoek en innovatie. Het voorstel is grotendeels in lijn met de Nederlandse inzet op kaderprogramma’s tot nu toe. Horizon Europe bouwt voort op Horizon 2020 wat door Nederland als positief wordt gewaardeerd en waar de Nederlandse belanghebbenden (overheden, universiteiten, onderwijs- en onderzoeksinstellingen, bedrijven waaronder mkb en startups etc.) op een goede manier aan deel kunnen nemen.

Door het open en competitieve karakter van het kaderprogramma wordt de kwaliteit van onderzoek en innovatie binnen Europa naar een hoger niveau getild. Om die kwaliteit te behouden meent Nederland dat zowel nationaal als op Europees niveau blijvend dient te worden ingezet op excellentie en impact als uitgangspunten voor het kaderprogramma. Nederland wil dan ook scherp oog blijven houden voor de excellente kennisbasis. Nederland steunt daarom de maatregelen die de Commissie neemt om deze excellente kennisbasis te behouden en daarnaast meer aandacht te geven aan impact. Het gaat hierbij om wetenschappelijke, maatschappelijke en economische impact. Ook is Nederland voorstander van de aanscherping op open science als modus operandi voor Horizon Europe.

De driepijlerstructuur met excellentie en impact als leidende criteria in Horizon 2020 heeft bewezen een solide basis te bieden. Nederland verwelkomt dan ook de continuering hiervan binnen Horizon Europe en staat positief tegenover de ambitie van de Commissie om meer kruisbestuiving tussen de pijlers te bewerkstelligen. Deze integrale aanpak sluit goed aan bij de Nederlandse Wetenschapsagenda (NWA) en de aandacht voor maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën in het topsectorenbeleid. Nederland acht het wel van belang dat in Horizon Europe door de gehele kennis-en innovatieketen heen wordt samengewerkt en hierbij voldoende ruimte blijft voor vrij onderzoek. Daarom dient er voldoende ruimte te blijven voor bottom-up geïnitieerd onderzoek voor toponderzoekers uit alle wetenschapsdisciplines via de ERC. Nederland hecht ook aan voldoende ruimte voor bottom-up ontwikkeling van technologieën die potentieel lange ontwikkeltijden met zich meebrengen.

In beginsel staat Nederland positief tegenover de introductie van missies waaraan multidisciplinair en cross-sectoraal gewerkt kan worden, en de introductie van de EIC om disruptieve en markt creërende innovaties te stimuleren. Er is echter wel een aantal aandachtspunten; deze worden hieronder in de desbetreffende programmaonderdelen beschreven.

Daarnaast bevat het voorstel elementen die ook door Nederland zijn ingebracht naar aanleiding van de midterm evaluatie van Horizon 2020, zoals meer synergie tussen het kaderprogramma en het Cohesiebeleid, alsmede verdergaande vereenvoudigingen. Nederland is wel bezorgd over de beperkte adressering van het verhogen van de slagingskans voor wat betreft deelname aan het kaderprogramma. Nederland is van mening dat alle instrumenten onder Horizon Europe een Europese toegevoegde waarde dienen te hebben en zal daar vooral ook bij de verdere implementatie oog voor houden.

Een robuust kaderprogramma zorgt voor ontwikkeling van wetenschappelijke excellentie, concurrentiekracht van Europa en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Nederland vindt dat dit gereflecteerd dient te worden in omvang van en balans tussen de drie pijlers. Een robuust kaderprogramma waar Nederlandse belanghebbenden goed aan kunnen deelnemen, is ook relevant met het oog op de ambitie van Nederland om 2,5% van het bbp te investeren in R&D.

Pijler 1. Open Wetenschap

Open science als dwarsdoorsnijdend principe

Nederland verwelkomt het uitgangspunt van de Commissie om open science als modus operandi te hanteren voor het kaderprogramma en het gebruik van de European open science Cloud te ondersteunen. Echter lijken de mogelijkheden om gebruik te maken van uitzonderingsbepalingen bij open data erg ruim. Nederland zet zich ervoor in dat onmiddellijke open data als standaard en het gebruik van FAIR data verder wordt uitgewerkt in werkprogramma’s en grant agreements.4 FAIR data is essentieel om voort te kunnen bouwen op eerder onderzoek en om zo de effectiviteit van onderzoeksfinanciering te vergroten. Het is van belang om de vereisten daarvoor te concretiseren. Ook dienen de voorwaarden steviger in het kaderprogramma zelf te worden verankerd. Hierbij horen ook concrete handvatten voor ondersteuning van beloningssystemen die open science bevorderen. Tevens benadrukt Nederland dat de open science principes voor alle onderdelen van het kaderprogramma van toepassing zijn en niet alleen voor pijler 1. De huidige titel van de eerste pijler kan daarom verwarrend zijn.

Nederland merkt op dat het budget voor de excellente kennisbasis nauwelijks is gestegen terwijl de druk op dit programma hoog is. Voor Nederland is het voorgestelde budget in lopende prijzen voor de eerste pijler het absolute minimum. Nederland zou percentueel voor deze pijler de voorkeur geven aan hetzelfde aandeel van het totaal als in Horizon 2020 (ongeveer 31%).

Europese Onderzoeksraad (ERC)

De ERC is voor Nederland en Europa een zeer succesvol instrument om bottom-up de meest excellente wetenschappers aan te trekken en te ondersteunen, en een sterke kennisbasis te verzekeren. De ERC laat bij uitstek de meerwaarde van Europese competitie zien en is een belangrijke aanvulling op de top-down ingerichte tweede pijler voor mondiale uitdagingen en industrieel concurrentievermogen. Nederland steunt de Commissie in de rol van de ERC in het promoten van grensverleggend, niet-thema gebonden onderzoek, met excellentie als enkel leidend criterium. Ondersteuning van de excellente kennisbasis is belangrijk en mag dan ook op geen enkele manier gecompromitteerd worden. Voor Nederland is het nu voorgestelde bedrag in lopende prijzen voor de ERC het absolute minimum dat acceptabel is om zijn doel te bereiken. Nederland zal zich ervoor inzetten om het programma minimaal in die vorm te starten.

Marie Skłodowska-Curie Acties (MSCA)

Nederland is voorstander van het MSCA-instrument, omdat het succesvol bijdraagt aan de excellente kennisbasis van Europa door internationale en intersectorale mobiliteit van onderzoekers (academici en uit het bedrijfsleven) te versterken en wetenschappers te trainen met de juiste combinatie van kennis en vaardigheden. Er worden kleine wijzigingen voorgesteld die opening bieden voor een meer top-down aanpak en andere criteria dan excellentie. Nederland zet zich ervoor in om het succes van MSCA te behouden door vast te houden aan de huidige vormgeven met focus op excellentie, het volledige bottom-up karakter en openheid voor elk type wetenschap en innovatie, van fundamenteel en toegepast onderzoek tot onderzoek naar marktklare innovaties.

Onderzoeksinfrastructuur

Nederland hecht aan de Europese inzet op onderzoeksfaciliteiten omdat deze faciliteiten de grensoverschrijdende samenwerking stimuleren tussen kennisinstellingen en hiermee versnippering van kennis en middelen wordt voorkomen. Nederland is voorstander van het waarborgen van een goede verbinding tussen verschillende activiteiten onder het kaderprogramma die een link hebben naar onderzoeksfaciliteiten. Hiermee wordt voorkomen, dat in de andere twee pijlers mogelijk soortgelijke faciliteiten opnieuw zouden kunnen worden opgezet.

Pijler 2. Mondiale uitdagingen en industrieel concurrentievermogen

Ongeveer de helft van het budget voor Horizon Europe is bestemd voor de activiteiten onder deze pijler. Deze beoogde investering erkent de relevantie en schaalvoordelen van onderzoek en innovatie op Europees niveau voor het aanpakken van gezamenlijke uitdagingen die de regering ook onderkent in het Regeerakkoord. Deze aanpak sluit goed aan bij de aandacht voor maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën in het topsectorenbeleid, evenals de bottom-up aanpak van de NWA die ook bijdraagt aan de maatschappelijke uitdagingen.

Nederland kan zich in beginsel goed vinden in de integrale en flexibele aanpak die de Commissie voorstelt in de verdere uitwerking van de clusteronderdelen maar vindt het wel van belang dat hier een transparant consultatieproces aan vooraf gaat en dat lidstaten voldoende ruimte krijgen om input te leveren op de formulering van prioriteiten. Nederland herkent de uitdagingen en de daaronder benoemde clusteronderdelen. In het onderhandelingsproces over de specifieke invulling van de clusteronderdelen zal Nederland de aansluiting borgen met de Nederlandse prioriteiten. Het is voor Nederland van belang dat er een gerechtvaardigde verdeling van middelen komt over de verschillende maatschappelijke uitdagingen

Het voorstel erkent, in algemene termen, het belang van multidisciplinair(e) onderzoek en innovatie, maar Nederland mist hier heldere uitgangspunten. Op dit moment bevat de tekst van het voorstel weinig waarborgen voor de werkelijk multidisciplinaire invulling van het onderzoek in de tweede pijler. Een voorbeeld hiervan is de relevantie van sociale en geesteswetenschappen, en ethiek, voor het analyseren en aanpakken van maatschappelijke uitdagingen en het ontwikkelen van innovatieve en veilige producten. Daarbij moet er ook aandacht zijn voor de sociale context en de mogelijkheid tot opname van nieuwe kennis en technologie in de maatschappij en bijvoorbeeld kostenbeheersing bij medische toepassingen.

Nederland heeft zorgen over de uitwerking van het cluster «inclusieve en veilige maatschappij». Dit cluster verenigt ver van elkaar liggende thema’s, van democratie, cultureel erfgoed en radicalisering tot crisisbeheer en cybersecurity. Dit zijn belangrijke onderwerpen waarin de focus en impact wel behouden moet blijven. Nederland zal nader beoordelen of de afzonderlijke thema’s binnen dit voorgestelde cluster wel afdoende zichtbaarheid en aandacht zullen krijgen met de voorgestelde vormgeving.

Nederland erkent het belang van de sleuteltechnologieën. Nederland mist echter in het voorstel een overkoepelende strategie voor de ontwikkeling en inzet van sleuteltechnologieën. In deze pijler moet ruimte blijven voor bottom-up onderzoek en ontwikkeling van sleuteltechnologieën die op termijn gaan bijdragen aan maatschappelijke uitdagingen. Ook zal Nederland in het onderhandelingsproces aandacht besteden aan de balans tussen onderzoek en innovatie (aangegeven met TRLs) binnen de clusters. Voor Nederland is het van belang dat er balans is tussen enerzijds het ontwikkelen van hoogwaardige, excellente kennis en technologie en anderzijds het benutten van technologie en kennis ten behoeve van innovaties en oplossingen om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. In dat licht heeft Nederland ook bijzondere aandacht voor de alternatieven voor de huidige FETs. Met name voor de tweede pijler is het voor Nederland van belang dat er een balans komt tussen toegepast en fundamenteel onderzoek, waarbij toegepast onderzoek breed geïnterpreteerd moet worden: zowel gericht op innovaties ten behoeve van het concurrentievermogen als op het maatschappelijk welzijn.

De voorgestelde criteria voor het selecteren van missies zijn relevant. Het proces om burgers, bedrijven en andere belanghebbenden bij dit proces te betrekken is aangegeven maar wordt niet verder geconcretiseerd. De missies dienen breed genoeg geformuleerd te worden om innovatieve ideeën te bevorderen en genoeg ruimte te bieden voor bottom-up oplossingen. Nederland zal de ervaring opgedaan tijdens het opstellen van de NWA te delen met de Commissie. Het is voor Nederland van belang helderheid te verkrijgen op welke manier de missies zich tot de clusters verhouden en hoe ze gefinancierd worden.

Horizon 2020 kende de FETs. FET Flagships zijn grote meerjarige projecten zoals het kwantum Flagship waar ook Nederland bij betrokken is. Nederland is positief over de FET-componenten binnen Horizon 2020 omdat FET-samenwerking door de gehele kennis- en innovatieketen stimuleert. De Commissie geeft aan dat er onder Horizon Europe geen nieuwe FET Flagships gefinancierd worden maar dat deze zich lenen voor toekomstige missies of mogelijke partnerschappen. Voor Nederland is het van belang dat de Commissie helderheid verschaft in de manier waarop de FET Flagships worden verweven met, of vervangen door, missies en/of partnerschappen in Horizon Europe en er daadwerkelijk goede mogelijkheden blijven voor het investeren in ontwikkeling van nieuwe technologieën zonder heldere business case of missie.

Joint Research Centre (JRC)

Prioriteiten van het JRC zijn specifieke onderzoeksgebieden binnen de drie pijlers. Daarnaast ondersteunt het JRC de lidstaten en regio’s met kennis om beleid op te funderen. Nederland vraagt zich af of positionering van het JRC onder pijler 2 logisch is of dat er alternatieven zijn. Optimale samenwerking tussen het JRC en kennisinstellingen in de lidstaten is wat Nederland betreft van belang voor het optimaal ondersteunen van de beleidsdoelen van de Unie.

Pijler 3. Open Innovatie

Het doel van de EIC is om via een bottom-up aanpak kritische massa van investeringen te bewerkstelligen en de snelheid en impact van innovatie te vergroten. Nederland kan zich in deze benadering vinden, maar is zich ervan bewust dat de EIC Europese meerwaarde dient te hebben en complementair moet zijn aan instrumenten binnen Horizon Europe die incrementele innovatie en excellent onderzoek stimuleren. Ook moet aansluiting gezocht worden bij andere relevante EU-programma’s zoals het Digital Europe Programme en InvestEU.

De voorstellen voor het vergroten van toegang tot risicokapitaal voor stakeholders en voor het realiseren van een hefboomwerking naar privaat kapitaal zijn goed en passen in de Nederlandse lijn. Het belang van de juiste randvoorwaarden, zoals innovatievriendelijke wet- en regelgeving en voorkomen dat privaat kapitaal een stap achteruit doet, blijft wezenlijk.

De EIC zal eenvoudig, snel en flexibel moeten kunnen werken en gaan fungeren als een «one stop shop» voor innovatieve bedrijven en andere partijen. Daarnaast is financiële slagkracht van belang. In deze tijd van snelle technologische ontwikkelingen, zal het succes van de EIC grotendeels van deze factoren afhangen. Nederland zal de verdere opzet en inrichting van de EIC dan ook kritisch op deze punten volgen. Datzelfde geldt voor deelname van het mkb aan Horizon Europe. Deze deelname is onder Horizon 2020 gestegen ten opzichte van eerdere kaderprogramma’s. Dit geldt ook voor het Nederlandse mkb, wat mede het gevolg is van specifieke instrumenten gericht op het mkb. Nederland gaat er vooralsnog vanuit dat het mkb ook onder Horizon Europe goed toegang zal hebben tot het programma. Bij een recente EIC-pilot onder het lopende kaderprogramma hebben Nederlandse mkb-bedrijven goed gescoord. Dat is een positief signaal. Tot slot, is Nederland voorstander van een actieve bevordering en ondersteuning van het gebruik van innovatiegerichte inkoopinstrumenten.

De Pathfinder richt zich op technologieën met marktpotentie en niet op bottom-up ontwikkeling van technologieën die potentieel lange ontwikkeltijden met zich mee brengen zoals het instrument FET Open onder Horizon 2020 beoogde. Nederland vindt dat de ontwikkeling van toekomstige sleuteltechnologieën niet in gevaar mag komen.

Om ten volle het innovatiepotentieel te benutten, spelen innovatie ecosystemen (c.q. clusters en/of campussen) een belangrijke rol. Deze ecosystemen faciliteren publiek private samenwerking en brengen overheden, kennisinstellingen en bedrijven bij elkaar. Nederland kent hiervan toonaangevende voorbeelden. Kennisinstellingen, overheden en bedrijven zijn sleutelspelers bij innovatie-ecosystemen en dat geldt ook voor diverse overkoepelende netwerken zoals Startup Europe, waar het Nederlandse Startup Delta onderdeel van is. Het voorstel voor ondersteunende activiteiten ter versterking van bestaande innovatie ecosystemen wordt door Nederland verwelkomd.

Uit de evaluatie5 van het European Institute of Innovation and Technology (EIT) is gebleken dat de KICs samenwerking in de driehoek onderzoek-onderwijs-ondernemerschap stimuleren. Het EIT heeft een meerwaarde voor het Europese innovatielandschap. Nederland kan zich dan ook goed vinden in verdergaande borging van het EIT in het kaderprogramma door positionering onder de derde pijler. De toegevoegde waarde van het EIT/KICs ligt ook in het verbinden van ecosystemen/clusters over landsgrenzen heen en het stimuleren van ondernemerschap in het onderwijs. Tevens is relevant dat de KICs mogelijkheden bieden voor deelname van lidstaten die minder onderzoek- en innovatie-intensief zijn en er via de KICs een verbinding naar de tweede pijler wordt gelegd vanwege de focus op maatschappelijke uitdagingen. Nederland wil wel meer duiding hoe de EIC en het EIT zich tot elkaar gaan verhouden.

Versterking Europese onderzoeksruimte (ERA)

De aandacht die met een apart deel in Horizon Europe wordt besteed aan versterking van de ERA kan op steun van Nederland rekenen. Hiermee worden lidstaten ondersteund die nu nog minder onderzoek- en innovatie-intensief zijn. Nederland vindt dat voor het opbouwen van nationale capaciteit met name het Cohesiebeleid benut moet worden. Op deze manier wordt geen afbreuk gedaan aan de hoofdcriteria van Horizon Europe, excellentie en impact, voor het dichten van de innovatiekloof in Europa onder de drie pijlers. Het budget voor sharing excellence in het kaderprogramma wordt verhoogd. Ook wordt nu European Cooperation in Science and Technology (COST) in zijn geheel meegenomen. Nederland is hier positief over. De bottom-up netwerken van COST hebben onder Horizon 2020 aangetoond dat deze een grote bijdrage leveren aan het bij elkaar brengen van consortia en bij de verspreiding van kennis en expertise binnen Europa. Bij de hervormingsmaatregelen gaat het o.a. om modernisering van universiteiten, het stimuleren van open science en het betrekken van de samenleving bij de agendasetting en uitkomsten van onderzoek (science, society, citizens). Een voorbeeld van het betrekken van de samenleving in Nederland is de totstandkoming van de NWA. In Europa wordt dit als best practice gezien.

Vereenvoudiging/management/regels voor deelname

Nederland zal de regels voor deelname in overleg met belanghebbenden nog nader bestuderen o.a. met het oog op gewenste vermindering van administratieve lasten. Aandachtspunt zijn de bepalingen inzake open science. Dit is te vrijblijvend geformuleerd, de voorwaarden dienen steviger in het kaderprogramma zelf verankerd te worden. Nederland hecht eraan dat over de voorwaarden voor opt-out geen misverstanden kunnen gaan ontstaan. In de Raadsconclusies over open science 2016 zijn de volgende uitzonderingen geformuleerd: intellectuele eigendomsrechten, privacybescherming, veiligheids- en concurrentiemotieven en andere legitieme belangen.

Nederland acht het van belang dat de Commissie in de verordening of het besluit aangeeft op welke wijze de lidstaten betrokken worden bij het opstellen en het monitoren van werkprogramma’s en de verdere vormgeving van de EIC en de missies. In het geval van de vormgeving en selectie van missies acht Nederland het van belang dat belanghebbenden – zoals wetenschappers, maatschappelijke organisaties, bedrijven (inclusief mkb en startups) en andere betrokkenen – op een pragmatische manier worden betrokken.

Implementatie van Horizon Europe zal net zoals voor Horizon 2020, plaatsvinden in werkprogramma’s en calls en met de inzet van instrumenten zoals onderzoek- en innovatieacties en partnerschappen. Nederland steunt dit, maar wil daarbij wel voldoende inspraak kunnen hebben in de deelprogramma’s. Wat betreft de comitologie6 vindt Nederland de voorgestelde programmacomités op het niveau van de clusters van pijler 2 te grofmazig. Wanneer de programmacomités te breed worden bestaat het risico dat inhoudelijke discussies naar de achtergrond verdwijnen. Hierdoor kan de door Nederland gewenste inbreng van expertise en nauwe betrokkenheid van lidstaten in de programmacomités in het gedrang kan komen.

Ander aandachtspunt is een financieringssystematiek die zoveel mogelijk aansluit bij de systematiek en tarieven van deelnemers.

Synergie

Nederland vindt dat in andere EU-programma’s ook accent op onderzoek en innovatie gelegd zou moeten worden vanwege de toegevoegde waarde die Europa op dat terrein bij uitstek heeft en het belang ervan voor de toekomst. Synergie tussen Horizon Europe en de andere EU-programma’s is dan van groot belang om overlap, gaten of incompatibiliteit en daarmee inefficiënte besteding van EU-middelen te voorkomen. In het voorstel van de Commissie worden aanknopingspunten voor synergie benoemd, die ook verder worden geoperationaliseerd via het strategische planningsproces. Nederland is van mening dat dit nog onvoldoende houvast biedt voor synergie op programma- en projectniveau tussen de EU-programma’s. Nederland denkt met name aan een koppeling tussen de thema’s en doelstellingen uit de tweede pijler en innovatieprioriteiten in de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF) en waar relevant ook met het Europees Sociaal Fonds (ESF+). Het instrument van RIS37 strategieën met een versterkte inzet op grensoverschrijdende samenwerking zou hierbij kunnen worden benut. In meer ontwikkelde regio’s is ESIF een instrument voor investeringen in regionale innovatie ecosystemen waarmee kennis ontwikkeld via het kaderprogramma wordt gevaloriseerd.

De koppeling tussen Horizon Europe en ESIF is ook van belang vanwege de rol van ESIF bij de opbouw van capaciteit in landen die nu nog minder onderzoek- en innovatie-intensief zijn. Om deze capaciteitsopbouw te vergemakkelijken worden al wel enkele voorstellen gedaan: cumulatieve financieringsmogelijkheden worden verruimd, projecten met een Seal of Excellence die vanwege onvoldoende budget binnen Horizon Europe niet gehonoreerd worden, kunnen makkelijker uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) gefinancierd worden. Andersom wordt aan lidstaten de mogelijkheid geboden om maximaal 5% van het EFRO budget te benutten voor Horizon Europe projecten. Nederland steunt deze voorstellen in beginsel en zal daarbij de uitwerking ervan kritisch volgen. Nederland zal de complementariteit met Digital Europe, Erasmus (vanwege met name het Europese Universiteiten Netwerk) en Europees Sociaal Fonds+ bewaken en erop toezien dat er goede aansluiting is bij de mogelijkheden voor innovatie onder het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Ook zijn er mogelijkheden voor synergie wat betreft dual-use onderzoek in relatie tot het voorgestelde Europees Defensiefonds (EDF).

Nederland steunt de doelstelling voor klimaatmainstreaming in het voorstel van de Commissie voor het nieuwe MFK. Dit houdt aandacht in voor het klimaat in alle EU-programma’s, met als doel dat 25% van de EU-uitgaven moet bijdragen aan klimaatdoelstellingen. Binnen Horizon Europe is het streven om 35% van het totale budget te besteden aan klimaatdoelstellingen.

Europese partnerschappen

Er is een divers landschap aan Europese partnerschappen op het gebied van onderzoek en innovatie ontstaan. Het betreft zowel publiek-publieke als publiek-private samenwerkingsverbanden. De Commissie stelt voor om dit te stroomlijnen om meer impact te bereiken. Nederland onderkent het belang van een doelmatige, efficiënte en transparantere inrichting van dit landschap, ook met het oog op nieuwkomers. Nederland is echter van mening dat het stroomlijningsproces zorgvuldig moet worden vormgegeven, vanwege de meerwaarde van opgebouwde kennis en netwerken en de hefboom op investeringen die de publiek-private programma’s bijvoorbeeld hebben. Onder het topsectorenbeleid en de NWA is in Nederland publiek-private samenwerking gestimuleerd wat ook goede aansluiting biedt bij de maatschappelijke uitdagingen onder het lopende kaderprogramma Horizon 2020.

Zoals eerder aangegeven zullen de FET Flagships niet als instrument terugkomen in Horizon Europe. Ze kunnen mogelijk onder de partnerschappen geschaard worden maar dan moet hier wel de ruimte voor zijn. Verdere aandachtspunten voor Nederland bij het stroomlijningsproces zijn: voorkomen van «meelifters» gedrag bij meer open partnerschappen, behoud soevereiniteit over nationale budgetten en een verlaging van de administratieve lasten. Ten slotte hecht Nederland aan programma’s ter ondersteuning van het innovatieve mkb, zoals nu gedaan wordt met de opzet van het Eurostars-programma.

Euratom

Nederland kan zich vinden in de focus die de Commissie voorstelt voor het Euratomprogramma. Deze bouwt grotendeels voort op de ervaringen uit eerdere Euratomprogramma’s. Nederland vindt het nucleaire onderzoek dat in Euratomverband wordt gedaan belangrijk om een beter begrip van veroudering van kerncentrales in relatie tot reactorveiligheid te krijgen en om ongevalsstrategieën te verbeteren. Bovendien is het onderzoek stralingsbescherming van groot belang omdat diverse sectoren van nucleaire technologie gebruik maken. Nederland steunt de activiteiten die binnen het Euratomprogramma voor het verdere onderzoek naar kernfusie als energiebron worden opgezet.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

De structuur van Horizon Europe en het voorgestelde budget wordt door bijna alle lidstaten gesteund. Verscheidene landen plaatsen deze appreciatie net als Nederland wel in het perspectief van de uitkomst van het MFK en de uitkomsten van de Brexit.

Voor de meeste lidstaten is het nog onduidelijk hoe de nieuwe pijlers zich inhoudelijk en budgettair tot elkaar gaan verhouden en hoe ze worden uitgewerkt. De meeste lidstaten vragen om meer duidelijkheid wat betreft de nieuwe elementen (EIC en missies). Ook is het proces rondom de strategische programmering onduidelijk, net als de manier waarop de synergie met de andere EU-programma’s wordt vormgegeven.

Tussen de lidstaten bestaat sterke verdeeldheid wat betreft «sharing excellence» en de partnerschappen. Vooral de minder onderzoek- en innovatie-intensieve EU-lidstaten pleiten voor toekenning van middelen op basis van geografische criteria en voor meer publiek-publieke partnerschappen. Ook andere voor Nederland belangrijke punten als excellent onderzoek en innovatie, versterkte impact van de programma’s en technologische en industriële capaciteit worden gedeeld door gelijkgezinde landen. Dit geldt ook voor het handhaven van een goede balans tussen een bottom-up en top-down benadering in onderzoek en innovatie.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

De Verordening Horizon Europe is gebaseerd op de onderdelen van het verdrag gerelateerd aan «Industrie» en «Onderzoek, technologische ontwikkeling en ruimtevaart» (artikel 173, lid 3, artikel 182, lid 3, artikel 183 en artikel 188, tweede alinea VWEU). De gerelateerde regels voor deelname zijn gebaseerd op de artikelen 173, lid 3, en 182, lid 4, VWEU. Het voorstel voor het nucleaire programma binnen Horizon Europe is gebaseerd op artikel 7 van het Euratomverdrag. Nederland kan instemmen met deze rechtsgrondslagen.

b) Subsidiariteit

Nederland beoordeelt de subsidiariteit van Horizon Europe als positief. Europese investeringen in onderzoek en innovatie bieden aantoonbaar meerwaarde vergeleken met enkel nationale en regionale investeringen; de Europese investeringen creëren een kritieke massa om mondiale uitdagingen het hoofd te bieden; ze versterken de excellente kennisbasis door middel van competitieve selectie; ze stimuleren multidisciplinaire samenwerking en creëren nieuwe economische kansen.

c) Proportionaliteit

Nederland beoordeelt de proportionaliteit van Horizon Europe als positief. In aanvulling op nationale initiatieven is het Europese kaderprogramma goed gepositioneerd om risicovolle en langetermijninvesteringen in onderzoek en innovatie te bieden. Het beleid van de Commissie is gericht op het bereiken van de Verdragsdoelstelling op het terrein van Onderzoek, technologische ontwikkeling en ruimtevaart en Industrie. Het kabinet acht dit voorstel geschikt om het doel te bereiken.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

Ten opzichte van de huidige periode (2014–2020) stelt de Commissie een nominale stijging voor van 30%. Hierbij is rekening gehouden met een EU-uittreding van het VK, door de uitgaven van de EU in het VK voor het huidige MFK af te trekken van de omvang van het programma.

Zoals vastgelegd in de Kamerbrief van 1 juni 2018 over de Kabinetsappreciatie van het Commissie MFK-voorstel, maken de onderhandelingen over de toekomst van Horizon Europe voor wat betreft de financiële aspecten, integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027. Nederland hecht eraan dat besprekingen over de toekomst van Horizon Europe niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland bij Horizon Europe zal ondersteunend moeten zijn aan de Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen zoals hierboven toegelicht, te weten een ambitieus gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK. Dit vraagt scherpe keuzes, én bezuinigingen. Om het vertrek van het Verenigd Koninkrijk op te kunnen vangen en nieuwe prioriteiten te kunnen financieren moeten substantiële bezuinigingen worden doorgevoerd. Het kabinet streeft naar substantiële bezuinigingen binnen traditionele beleidsterreinen zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en het cohesiebeleid, waarmee een aanvullende Nederlandse bijdrage als gevolg van Brexit vermeden kan worden en die ruimte bieden voor de financiering van nieuwe beleidsprioriteiten. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen.

Verdeling middelen (voorstel Commissie in miljarden euro’s).

Open wetenschap

€ 25,8

(27,42%)

• Europese onderzoeksraad (ERC)

16,6

(17,64%)

• Marie Curie-acties voor vaardigheden, training en carrièreontwikkeling

6,8

(7,23%)

• Onderzoeksinfrastructuur

2,4

(2,55%)

Globale uitdagingen en industrieel concurrentievermogen

€ 52,7

(56%)

• Gezondheid

7,7

(8,18%)

• Inclusieve en veilige maatschappij

2,8

(2,98%)

• Digitaal en industrie

15,0

(15,94%)

• Klimaat, energie en mobiliteit

15,0

(15,94%)

• Voeding en natuurlijke hulpbronnen

10,0

(10,63%)

• Joint Research Centre (niet nucleaire acties)

2,2

(2,34%)

Open innovatie

€ 13,5

(14,35%)

• Europese Innovatieraad (EIC)

10,0

(10,63%)

• Innovatie ecosystemen

0,5

(0,53%)

• Europees Instituut voor Innovatie en Technology (EIT)

3,0

(3,19%)

Versterking Europese onderzoeksruimte

€ 2,1

(2,23%)

• Hervormen Europese O&I systemen

0,4

(0,43%)

• Verbreden excellentie

1,7

(1,81%)

Totaal

€ 94,1

100%

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

Horizon Europe heeft geen directe financiële consequenties voor de rijksoverheid en/of decentrale overheden. Indien er in het kader van Horizon Europe programma’s worden opgezet waarbij cofinanciering vanuit de rijksoverheid en/of decentrale overheden vereist is, bijvoorbeeld bij initiatieven (partnerschappen) in het kader van artikel 185 of artikel 187, VWEU, wordt hierover door de Raad apart besloten en vindt in Nederland een afzonderlijke beoordeling plaats van het nieuwe Commissievoorstel.(Eventuele) budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Zowel universiteiten, kennisinstellingen, bedrijfsleven als overheden kunnen in aanmerking komen voor de middelen die ter beschikking worden gesteld ten behoeve van het bereiken van de doelstellingen.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Deelnemers die gebruik maken van financiering uit Horizon Europe moeten voldoen aan de regelgeving die de Commissie oplegt bij het verstrekken van middelen. Administratieve lasten zijn daarbij een aandachtspunt. De Commissie heeft in haar voorstel een aantal maatregelen genomen om deze te verminderen, zoals hierboven geschetst.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

De verwachting is dat Horizon Europe zal bijdragen aan het vergroten van de Europese concurrentiekracht. Het accent in Horizon Europe ligt meer nog dan bij Horizon 2020 op het vergroten van de impact van het programma, zowel wetenschappelijk, economisch, als maatschappelijk.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

N.v.t.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Verordening Horizon Europa: Er wordt een gedelegeerde handeling van de Commissie voorzien wat betreft wijzigingen van bijlage V om indien nodig de indicatoren van de effecttrajecten aan te vullen of te wijzigen en om uitgangswaarden en streefcijfers vast te stellen (artikel 45, lid 2). De keuze voor gedelegeerde handelingen ligt volgens Nederland juridisch gezien voor de hand omdat een bevoegdheid voor de Commissie tot aanvulling en wijziging van het basisinstrument (waartoe ook de bijlagen worden gerekend) alleen via delegatie kan worden verleend.

Besluit Horizon Europa: De Commissie krijgt de bevoegdheid door middel van uitvoeringshandelingen afzonderlijke werkprogramma's vast te stellen voor de uitvoering van acties in het kader van verschillende componenten (artikel 11, lid 2). Het kabinet kan instemmen met de keuze voor uitvoeringshandelingen, omdat de vast te stellen uitvoeringshandeling erop gericht zijn om de Verordening volgens eenvormige voorwaarden uit te voeren. Het betreft hier overwegend de onderzoeksprocedure met uitzondering van het werkprogramma van de ERC waarop de raadplegingsprocedure van toepassing is maar waarvan door de Commissie kan worden afgeweken. Deze procedures zijn in lijn met het huidige kaderprogramma en worden door Nederland als positief ervaren en beoordeeld.

Verordening Euratomprogramma: Het kabinet kan instemmen met de keuze voor uitvoeringshandelingen (artikel 11 lid 1 (met onderzoeksprocedure), artikel 12 lid 2 (met raadplegingsprocedure), omdat de vast te stellen uitvoeringshandeling erop gericht zijn om de verordening volgens eenvormige voorwaarden uit te voeren.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Het streven is om Horizon Europe in 2021 in werking te laten treden. Dit is haalbaar als de bredere onderhandelingen over het MFK tijdig afgerond worden.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Het monitor- en evaluatiesysteem van Horizon Europe bestaat uit drie elementen: continue verzamelen van implementatiegegevens, jaarlijkse rapportage over de programmaresultaten (gericht op wetenschappelijke, maatschappelijke en economische impact) en integrale evaluaties halverwege en binnen vier jaar na afloop van het programma. Nederland kan hiermee instemmen.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

a) Uitvoerbaarheid

N.v.t

b) Handhaafbaarheid

n.v.t.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Horizon Europe zal samenwerking met derde landen stimuleren op basis van gemeenschappelijk belang en wederzijds voordeel. Horizon Europe zal zich richten op duurzame ontwikkeling door onder andere bij te dragen aan de doelstellingen van de Sustainable Development Goals (SDGs) van de Verenigde Naties.


X Noot
1

Het gaat om publiek-publieke en publiek-private samenwerkingsverbanden. De Commissie stelt voor om

partnerschappen in drie categorieën in te delen; mede geprogrammeerde; medegefinancierde of

geïnstitutionaliseerde partnerschappen.

X Noot
2

Findable, Accessible, Interoperable, Reusable. Met andere woorden vindbaar, toegankelijk, interoperable,

herbruikbaar en duurzaam opgeslagen.

X Noot
3

The Netherlands position paper on the interim- evaluation of Horizon 2020, bijlage bij Kamerstuk 21 501–30, nr. 391

X Noot
4

In Raadsconclusies (mei 2016) zijn uitzonderingsbepalingen benoemd, Kamerstuk 21 501-30, nr. 378, Kamerstuk 31 288, nrs. 575 en 579

X Noot
6

Comitologie gaat over de uitvoering van Europese programma’s/wetgeving en de hoeveelheid comités die lidstaten krijgen om de Commissie te adviseren en controleren bij de uitvoering.

X Noot
7

Regionale innovatiestrategie op basis van slimme specialisatie.

Naar boven