21 501-28 Defensieraad

Nr. 171 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2018

Inleiding

Op 6 maart jl. vond de Raad Buitenlandse Zaken met Ministers van Defensie plaats in Brussel. Na gesproken te hebben over de toekomst van veiligheid en defensie, EU-NAVO samenwerking en permanent gestructureerde samenwerking (PESCO) hadden de Ministers van Defensie een werklunch waarin zij spraken over GVDB-missies en -operaties. Hierbij bied ik u het verslag van deze vergadering aan.

Ontwikkelingen in veiligheid en defensie

Tijdens deze werksessie spraken de Ministers van Defensie onder meer over het Europees industrieel ontwikkelingsprogramma (EDIDP), de samenhang tussen permanent gestructureerde samenwerking (PESCO), de Coordinated Annual Review on Defence (CARD) en het Europees Defensiefonds, militaire mobiliteit, de financiering van defensie-gerelateerde activiteiten en de coördinatie met partnerlanden.

De Hoge Vertegenwoordiger (HV) Mogherini legde in haar bijdrage veel nadruk op het belang van implementatie van de nieuwe initiatieven PESCO, CARD en het EDIDP en de samenhang daartussen. Hierbij onderstreepte zij nog eens dat deze initiatieven door lidstaten gedreven zijn. Daarnaast ging de HV in op het werk dat het Europees Defensieagentschap (EDA), de Europese Commissie, de EU Militaire Staf en de Externe Dienst voor Extern Optreden (EDEO) doen op het gebied van militaire mobiliteit. Daarbij refereerde ze aan het door Nederland geleide PESCO-project op dit terrein.

Zij lichtte tevens haar voornemen toe om verschillende Europese financiële instrumenten buiten het Meerjarig Financieel Kader (MFK) samen te brengen in een European Peace Facility voor de periode 2021–2027. Een voorstel hiertoe zal nog verschijnen. De Europese ambities van de lidstaten op het gebied van veiligheid en defensie moeten volgens de HV gepaard gaan met robuuste EU-instrumenten voor de financiering van militaire activiteiten. Het gaat daarbij onder andere om gezamenlijke financiering van militaire EU-missies en de financiering van capaciteitsopbouw in derde landen. Zij noemde in deze context ook het belang van de samenwerking tussen het EDA en de European Investment Bank (EIB). Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuw raamwerk voor partnerschappen met derde landen op het gebied van veiligheid en defensie. Een voorstel hiertoe zal aan de lidstaten worden gepresenteerd.

EU-commissaris Katainen (Banen, Groei, Investeringen en Concurrentievermogen) lichtte het Europees Defensiefonds en het industriële ontwikkelingsprogramma voor de jaren 2019–2020 toe. De EU-commissaris stelde dat het (innovatieve) midden- en kleinbedrijf (MKB) toegang zal krijgen tot het fonds, zoals ook door Nederland bepleit. Meerdere lidstaten benadrukten het belang van een snel akkoord tussen de Raad, het Europees parlement en de Europese Commissie over het industriële ontwikkelingsprogramma.

Nederland vroeg aandacht voor militaire mobiliteit en introduceerde in EU-verband het voorstel om te komen tot een «military mobility pledge» tijdens de Europese Raad in juni en de NAVO-Top in juli. Hierover informeerde het kabinet uw Kamer reeds in het verslag van de bijeenkomst van de NAVO-Ministers van Defensie op 14 en 15 februari 2018 (Kamerstuk 28 676, nr. 285). Nederland benadrukte in zijn bijdrage tevens het belang van EU-NAVO samenwerking. Vrijwel alle lidstaten onderkenden het belang van het verbeteren van militaire mobiliteit en spraken waardering uit voor de rol die Nederland, als voortrekker van dit onderwerp, vervult.

EU-NAVO samenwerking

Tijdens deze werksessie spraken de Ministers van Defensie over het belang van EU-NAVO samenwerking met de plaatsvervangend secretaris-generaal van de NAVO, mevrouw Gottemoeller. HV Mogherini benadrukte het belang van een gezamenlijk EU-NAVO narratief om misverstanden over de complementariteit en coherentie tussen beide organisaties te voorkomen. Het belang van EU-NAVO samenwerking werd ook door de plaatsvervangend SG van de NAVO onderstreept.

Vrijwel alle lidstaten onderstreepten het belang van EU-NAVO samenwerking waarbij militaire mobiliteit veelvuldig werd genoemd als meest concrete voorbeeld van deze samenwerking. Voorts benadrukten veel lidstaten het belang van het vermijden van duplicatie, het principe van een single set of forces en transparantie tussen beide organisaties.

Permanent gestructureerde samenwerking (PESCO)

De Raad kwam tijdens deze vergadering voor de eerste keer in «PESCO-format» bijeen. Dat betekent dat alle lidstaten aanwezig zijn, maar dat enkel de PESCO-landen (alle lidstaten met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Malta) stemrecht hebben. De Raad stelde de eerste zeventien PESCO-projecten vast en nam aanbevelingen aan over de verdere implementatie van PESCO, waaronder de inrichting van de jaarlijkse PESCO-cyclus. Deze documenten zijn opgenomen in de bijlage1.

Nederland neemt deel aan de volgende zeven PESCO-projecten: Militaire mobiliteit (waarvan Nederland lead nation is), Maritieme (semi-) autonome systemen voor mijnenbestrijding (MAS MCM, in samenwerking met België), Netwerk van logistieke centra in Europa en ondersteuning van operaties, Europese beveiligde software gedefinieerde radio (ESSOR), Snelle reactieteams bij cyberincidenten en wederzijdse bijstand op het gebied van cyberbeveiliging, Europees medisch commando en Competentiecentrum voor opleidingsmissies van de EU (EUTM CC). Zoals toegezegd in de brief beantwoording schriftelijke vragen over de Raad Buitenlandse Zaken (d.d. 6 maart jl.) (Kamerstuk 21 501-28, nr. 170) zal het kabinet uw Kamer zo spoedig mogelijk een overzicht sturen waarin de zeven PESCO-projecten waar Nederland meedoet worden toegelicht, inclusief de verwachte kosten en de meerwaarde.

De Hoge Vertegenwoordiger maakte duidelijk dat de eerste stappen voor PESCO zijn gezet, maar dat er nog veel werk moet worden gedaan. Dit zal een voortdurende inzet van de lidstaten vergen. De Raad zal in juni afspraken maken over de governance van de PESCO-projecten en de PESCO commitments. Verder zal worden begonnen met de bespreking over de voorwaarden waaronder derde landen aan PESCO-projecten kunnen deelnemen met mogelijke besluitvorming hierover in 2018. Het eerste jaarlijkse rapport van de HV over de voortgang van de implementatie van PESCO, op basis van de nationale implementatieplannen van de lidstaten, verschijnt in het voorjaar van 2019.

Nederland gaf aan tevreden te zijn over de voortgang van PESCO maar dat het nu vooral aankomt op implementatie van de projecten. Op het punt van governance pleitte Nederland voor eenvoudige en flexibele structuur. Voorkomen moet worden dat de governance afspraken de PESCO-projecten onnodig compliceren. De projecten vormen immers de kern van een succesvol PESCO. Nederland onderstreepte dat het er zeer aan hecht dat de Raad zo snel mogelijk tot een besluit komt over de voorwaarden voor deelname door derde landen aan PESCO-projecten.

Nederland informeerde de Raad dat het door Nederland geleide project Militaire Mobiliteit, waaraan 24 PESCO-landen deelnemen (Ierland is waarnemer), op 1 maart jongstleden met een informele technische bijeenkomst in Den Haag van start is gegaan. De volgende bijeenkomsten van het project zijn voorzien in april en mei. Doel is nog voor de zomer concrete eerste afspraken te maken over het verbeteren van militaire mobiliteit in Europa, mede met het oog op de «military mobility pledge» tijdens de Europese Raad in juni en de NAVO-Top in juli.

Werklunch over GVDB-missies en -operaties

Tijdens de werklunch spraken de Ministers van Defensie over de EU trainingsmissies in Mali, de Centraal Afrikaanse Republiek en Somalië. HV Mogherini lichtte de recente ontwikkelingen in de missies toe. Ze onderstreepte het belang van coherentie tussen de verschillende EU-instrumenten ter ondersteuning van militaire activiteiten. De HV en een aantal lidstaten wezen in dit verband ook op de dit jaar geplande evaluatie van de in juni 2017 opgerichte Military Planning and Conduct Capability (MPCC), die verantwoordelijk is voor de planning en aansturing van deze militaire trainingsmissies. Nederland gaf aan de coördinerende rol van de EU op het gebied van de G5 Sahel te verwelkomen.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven