21 501-27 Sportraad

Nr. 18 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 oktober 2012

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 17 september 2012 inzake de geannoteerde agenda van de informele EU-Sportraad op 20 en 21 september in Nicosia (Cyprus) (Kamerstuk 21 501-27, nr.16).

De op 18 september 2012 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van 9 oktober 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Elias

Adjunct-griffier van de commissie, Clemens

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Sportraad en de bijbehorende stukken. Zij hebben nog een aantal aanvullende vragen.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de discussie in de EU over matchfixing zich ontwikkelt en hoe de Europese Commissie met de overige activiteiten vordert ten aanzien van matchfixing, zoals de gesprekken met veldpartijen en de contacten met derde landen. Verder vragen deze leden hoe de minister staat tegenover nadere Europese voorschriften op dit terrein.

De leden van de VVD-fractie vragen of de minister de studie kent betreffende de bijdrage van sport en gezondheidsbevorderende lichamelijke inspanning aan de Europese economie en hoe de minister de bevindingen waardeert. Tevens vragen zij de minister het betreffende onderzoek met de Kamer te delen.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de minister staat tegenover Europese initiatieven ten aanzien van lichamelijke (in)activiteit van ouderen en hoe zij dit vindt aansluiten bij haar inspanningen in het kader van het Europees jaar voor Actief ouder worden.

Tot slot vernemen de leden van de VVD-fractie graag of de minister voornemens is een Nederlandse kandidaat voor te dragen voor de voorgestelde EU-vertegenwoordiging in het bestuur van het World Anti Doping Agency (WADA).

Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden hebben hierover enkele vragen.

Matchfixing is een groot probleem voor sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder. Matchfixing is een grensoverschrijdend probleem dat niet alleen nationaal maar ook internationaal aangepakt dient te worden. Op de agenda staat de presentatie van een Europese studie naar matchfixing in de EU-lidstaten1. Dit onderwerp is eerder aan de orde geweest tijdens de Raad voor ministers van Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport van 29 november 2011. In deze vergadering is de Europese Commissie gevraagd te onderzoeken of zij een aanbeveling op dit terrein zou willen publiceren. Kan de minister aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot dit onderzoek? Kan de minister aangeven hoe de strijd tegen het matchfixen in eigen land er voor staat; wat is de stand van zaken en/of op welk moment komt de minister met aanvullende informatie naar de Kamer? Wordt er strafrechtelijk onderzoek gedaan naar matchfixing in Nederland? Zo nee, waarom niet? Is er inmiddels justitiële samenwerking met andere landen, Interpol en de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD)? Zo nee, kan de minister per organisatie aangeven waarom dit niet het geval is?

Ook met betrekking tot het programma van de tweede dag – ouder worden en sport – hebben deze leden nog een vraag over «sport en gezondheid» in relatie tot «het jaar van actief ouder worden». Hoe staat de minister tegenover Europese initiatieven ten aanzien van lichamelijke (in)activiteit van ouderen? Op welke wijze geeft Nederland invulling aan «sport voor ouderen»? En, hoe sluiten de Nederlandse activiteiten aan bij de inspanningen in het kader van het «Europees jaar voor Actief ouder worden»?

Ten slotte, de leden van de PvdA-fractie willen dat er een gedragscode komt voor non-gouvernementele organisaties (ngo’s) in het algemeen en sportkoepels en sportbonden in het bijzonder. Eerder zijn daartoe de motie Van Dekken/Dijkstra2 en de motie Timmermans/Pechtold3 ingediend. In deze moties is de regering opgeroepen om in Europees verband te komen tot een gedragscode voor sportkoepels en sportbonden.

Sportkoepels en -bonden spelen een steeds grotere rol op het wereldtoneel waardoor het verschil met internationale organisaties minder duidelijk wordt. Bovendien gaat het vaak om machtige rijke organisaties die in de praktijk maar weinig bereid zijn tot het afleggen van verantwoording. De minister heeft dit punt bij een eerdere gelegenheid in Europees verband aan de orde gesteld. Kan de minster aangeven wat op dit moment de stand van zaken is? Is zij tevreden met de gang van zaken tot nu toe? Indien dit niet het geval is, welke acties gaat zij op welke termijn ondernemen om hierin verbetering aan te brengen? De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een nadere toelichting op dit punt.

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor de informele EU-Sportraad van 20 en 21 september 2012. Naar de mening van deze leden staan er belangrijke onderwerpen op de agenda. Met name het gesprek naar aanleiding van de studie over matchfixing in EU-lidstaten en de discussie over de manier waarop lidstaten lichamelijke inactiviteit van ouderen aanpakken zijn voor genoemde leden van grote waarde. Voor beide onderwerpen hebben de leden van de CDA-fractie herhaaldelijk aandacht gevraagd.

De leden van de CDA-fractie constateren dat matchfixing een internationaal probleem is dat niet alleen door de sportsector aangepakt kan worden. Deze leden hebben het sterke vermoeden dat ook in Nederland matchfixing een probleem is. Dit beeld wordt bevestigd door de experts die bij het op 24 mei 2012 gehouden rondetafelgesprek van de commissie4 aanwezig waren en door de studie die tijdens de informele EU-raad wordt besproken. In de studie worden enkele aanbevelingen gedaan, waaronder een actieve betrokkenheid van de EU in de initiatieven van de Raad van Europa. De Raad van Europa heeft in september 2011 een resolutie aangenomen waarin aanbevelingen staan voor minimumeisen voor de strijd tegen matchfixing. De Raad heeft vervolgens het mandaat gekregen om op basis van deze resolutie een wettelijk bindend verdrag over matchfixing op te stellen. De leden van de CDA-fractie vragen de minister wat de inzet van Nederland is als het gaat om dit verdrag. Aangezien matchfixing een internationaal probleem is en zeer waarschijnlijk ook in Nederland plaatsvindt, verwachten deze leden een positieve instelling hierin. De leden van de CDA-fractie vragen tevens of de minister haar standpunt met betrekking tot een mogelijk verdrag over de aanpak van matchfixing te onderbouwen. Ook vragen deze leden hoe de minister aankijkt tegen de aanbeveling dat de EU zich hiermee actief moet bemoeien.

Uit de studie over matchfixing in de EU blijkt dat Nederland geen gegevens heeft geleverd over jurisprudentie met betrekking tot matchfixing. De leden van de CDA-fractie vragen of dit betekent dat er geen jurisprudentie is. Zo ja, hoe schat de minister dit gegeven in? Is dit volgens de minister een teken dat matchfixing in Nederland niet voorkomt, of dat het niet opgespoord wordt?

De leden van de CDA-fractie vragen tevens welke deskundigheid justitie en het openbaar ministerie hebben op het gebied van matchfixing.

Verder vragen de leden van de CDA-fractie welke andere activiteiten er op dit moment binnen de EU worden ondernomen om matchfixing aan te pakken.

De leden van de CDA-fractie vragen de minister hoe zij staat tegenover Europese initiatieven ten aanzien van lichamelijke (in)activiteit van ouderen. Klopt het dat de inzet van het kabinet in het kader van het «Europees jaar voor Actief ouder worden» vooral ligt op het gebied van participatie op de arbeidsmarkt, zo vragen deze leden. Kan de minister aangeven of er ook op het gebied van sport en bewegen initiatieven zijn in het kader van het Europees jaar? Welke initiatieven verwacht de minister vanuit de EU op dit gebied?

De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte hoe de minister zich actief inzet voor sporten en bewegen van ouderen die nog zelfstandig wonen.

Vragen en opmerkingen van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele EU-Sportraad van 20 en 21 september 2012 te Nicosia. Zij wijzen de minister graag op enkele belangrijke overwegingen.

De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat er op Europees niveau gesproken wordt over het belang van sport en bewegen voor gezond ouder worden. Deze leden merken op dat de minister aangeeft dat het debat wordt afgewacht en dat Nederland zo wellicht meer inzicht kan krijgen in het bevorderen van een actieve leefstijl van ouderen, maar dat de minister niet aangeeft wat de inzet van Nederland zal zijn in dit debat. Genoemde leden zouden graag horen hoe de minister tegen dit thema aankijkt, wat haar inzet zal zijn tijdens de Raad, en welke rol zij ziet weggelegd voor samenwerking op Europees niveau.

De leden van de D66-fractie wijzen er voorts op dat de minister in een eerder algemeen overleg (17 februari 2011)5 heeft aangegeven scherp te blijven op de privacy voor sporters die te maken krijgen met dopingcontroles en where-abouts. Kan de minister toezeggen om dit onderwerp aan te kaarten tijdens de informele EU-Sportraad? Is zij ook van mening dat er op Europees niveau gekeken moet worden naar de waarborgen voor privacy bij dopingcontroles en where-abouts? Is de minister bereid om zich voor zo’n Europese aanpak in te zetten?

Tot slot merken de leden van de D66-fractie graag op dat het probleem van matchfixing een Europees probleem is, wat om die reden grensoverschrijdende oplossingen behoeft. Zij zouden graag van de minister vernemen welke concrete stappen zij voorstaat om tot oplossingen te komen en wat haar inzet tijdens deze Raad zal zijn.

II. Reactie van de minister

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de discussie in de EU over matchfixing zich ontwikkelt en hoe de Europese Commissie met de overige activiteiten vordert ten aanzien van matchfixing, zoals de gesprekken met veldpartijen en de contacten met derde landen. Verder vragen deze leden hoe ik tegenover nadere Europese voorschriften op dit terrein sta.

De discussie omtrent matchfixing is nog niet afgerond. De EU expertgroep Goed Bestuur rondt momenteel een rapport af over matchfixing. De vraag hoe groot de aard en omvang van matchfixing daadwerkelijk is, is nog niet beantwoord. Er zijn weliswaar schandalen bekend geworden, maar tegelijkertijd is er geen helder en scherp beeld over het fenomeen in alle Europese landen. Ook in Nederland staat niet onomstotelijk vast wat de aard en omvang is van matchfixing. Om die reden laat ik, samen met mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie, grondig onderzoek doen naar de aard en omvang van matchfixing in Nederland. Het is van belang dat de EU contact heeft met derde landen, met name landen waaruit georganiseerde criminaliteit afkomstig is (in afpersings-, en omkopingssfeer). Nederland zal er bij de Commissie op blijven aandringen dat het contact met deze landen tot concrete afspraken dient te leiden. Ten aanzien van het nut van nadere Europese voorschriften op dit terrein verwacht ik dat het onderzoek naar de aard en omvang van het fenomeen in Nederland hier meer duidelijkheid over zal verschaffen.

De leden van de VVD-fractie hebben tevens gevraagd of ik de studie ken betreffende de bijdrage van sport en gezondheidsbevorderende lichamelijke inspanning aan de Europese economie, hoe ik de bevindingen waardeer en om het betreffende onderzoek met de Kamer te delen.

Het onderzoek naar de bijdrage van sport en gezondheidsbevorderende lichamelijke inspanning aan de Europese economie is gepresenteerd tijdens de Sportraad in Cyprus. Het betreft een vergelijkende studie naar de macro-economische betekenis van sport. Het onderzoek is de Europese pendant van het recent uitgebrachte rapport van het CBS en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) getiteld «De bijdrage van sport aan de Nederlandse economie.» Dat rapport heb ik per brief van 27 september 2012 aan uw Kamer gezonden. De definitieve rapportage van het Europese onderzoek is nog niet gereed. Die rapportage zal ik u toesturen zodra die beschikbaar is. Voor toekomstig beleid is het van belang om uit te gaan van goede cijfers. Voor de vergelijkbaarheid tussen landen acht ik het verzamelen van een beperkte set gegevens op Europees niveau nuttig. Bij het bepalen daarvan zal het nut afgewogen moeten worden tegen de kosten en administratieve lasten. Het onderzoek van CBS en HAN naar bijdrage van sport aan de Nederlandse economie is overigens verricht met gebruikmaking van bestaande gegevens.

De leden van de VVD-, PvdA-, CDA- en D66-fracties hebben daarnaast gevraagd naar mijn opvatting over het bevorderen van een actieve leefstijl van ouderen, welke invulling Nederland op dit thema heeft gegeven aan het Europees Jaar voor Actief ouder worden en wat de inbreng van mij is tijdens de Sportraad te Cyprus.

Het bevorderen van sport en bewegen is een van mijn prioriteiten als minister van VWS. De wijze waarop ik hier invulling aan geef, staat beschreven in de beleidsbrief «Sport en Bewegen in Olympisch perspectief»6 en de landelijke nota gezondheidsbeleid «Gezondheid dichtbij».7 De uitvoering van dat beleid krijgt vorm in het programma Sport en Bewegen in de Buurt (SBB). Met het programma SBB wordt ondersteuning geboden aan gemeenten en andere partijen om in te zetten op het lokaal realiseren van sport- en beweegaanbod, afgestemd op de behoefte van bewoners. Het uitgangspunt van het programma is dat er voldoende (passend) sport- en beweegaanbod komt voor iedereen, dus ook voor ouderen. Er zijn op landelijk niveau geen specifieke doelgroepen benoemd om voldoende ruimte te kunnen bieden aan lokaal maatwerk. Het is dus aan gemeenten om het lokale sport- en beweegbeleid verder in te kleuren, afgestemd op de lokale behoefte. Landelijk wordt via het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) ondersteuning gegeven door het beschikbaar stellen van kennis over succesvol sport- en bewegingsaanbod en stimuleringsconcepten. Een deel daarvan is specifiek gericht op (sub)doelgroepen van ouderen. Het NISB ondersteunt ook Fit for Life, een landelijke netwerk van organisaties die actief zijn op dit terrein (semi-publiek, not-for-profit en commercieel). Dat netwerk is bedoeld voor kennisuitwisseling, gezamenlijke acties en aanbod voor diverse subgroepen van ouderen. Deze activiteiten passen in het Europees Jaar van Actief ouder worden, maar zijn in Nederland niet onder die vlag uitgevoerd. De invulling van het Europees Jaar en de coördinatie ervan is in handen van de minister van SZW. Tenslotte acht ik het stimuleren van sport en bewegen in hoge mate een verantwoordelijkheid van lidstaten en de lagere overheden. De EU kan ondersteunen door het organiseren en verspreiden van algemene, wetenschappelijke en praktische kennis. De Europese samenwerking zie ik dus vooral in het uitwisselen van kennis en ervaring.

De VVD-fractie heeft tot slot gevraagd of Nederlandse kandidatuur is overwogen voor WADA.

Nee, dit is niet overwogen. Van de vijf Europese zetels in de Foundation Board van WADA worden er twee ingevuld via de Raad van Europa vanuit niet EU-landen. Drie zetels worden bezet door Ministers van Sport van EU-landen. Vanwege gemaakte afspraken worden twee zetels daarvan ingevuld door het komende en het daaropvolgende Voorzitterschap van de EU. Eén resterende zetel is onderwerp van verkiezingen binnen de overige EU-landen. Gezien het feit dat de minister van Sport van de Vlaamse Gemeenschap zich (naast de staatssecretaris van sport van Portugal) kandidaat heeft gesteld, en gezien zijn goede kwalificaties en eerdere ervaringen in de Foundation Board van WADA, heeft Nederland niet overwogen zich ook kandidaat te stellen.

Vragen en opmerkingen van de PVDA-fractie

Naar aanleiding van de vraag van de leden van de PvdA-fractie naar de stand van zaken voor wat betreft de Europese studie naar matchfixing in de EU-lidstaten, kan ik aangeven dat de EU een studie naar matchfixing heeft laten doen: «Match-fixing in sport, a mapping of criminal law provisions in EU 27». Dit rapport is in het voorjaar gepubliceerd en hieruit komt naar voren dat veel lidstaten reeds bepalingen hebben opgenomen in het strafrecht die het mogelijk maken om matchfixing te bestrijden. Er wordt dan ook geconcludeerd dat operationele intensivering en samenwerking bewezen effectiever is dan de introductie van specifieke strafrechtelijke bepalingen, verdragen of een ander repressief instrumentarium.

Daarnaast vroeg de PVDA-fractie of ik kan aangeven hoe de strijd tegen het matchfixen in eigen land er voor staat; wat de stand van zaken is en op welk moment ik met aanvullende informatie kom.

Zoals aangekondigd in mijn brieven van 5 juni 2012 en 13 juli 20128 zal in Nederland een grondig onderzoek worden gedaan naar de aard en omvang van matchfixing. Het is onze verwachting dat hieruit een beeld volgt waaruit eventuele aanvullende maatregelen goed kunnen worden onderbouwd.

Tevens vroeg de PVDA-fractie zich af of er strafrechtelijk onderzoek gedaan wordt naar matchfixing in Nederland.

Als daar aanleiding toe is dan zal strafrechtelijk onderzoek worden gedaan. Uiteraard doet de regering geen uitspraken over mogelijk lopende strafrechtelijke onderzoeken.

Ook vroeg de PVDA-fractie zich af of er inmiddels justitiële samenwerking met andere landen, Interpol en de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) is.

Er is justitiële samenwerking met andere landen en de genoemde organisaties. Deze samenwerking is structureel ingebed in de normale werkwijze van politie en justitie. Een aparte samenwerkingsstructuur voor enkel het fenomeen matchfixing zou de complexiteit van georganiseerde criminaliteit tekort doen.

Voor een antwoord op de vragen omtrent ouder worden en sport verwijs ik de leden van de PVDA-fractie graag naar het antwoord op de gelijkluidende vragen van de VVD-fractie.

De leden van de PvdA-fractie vragen tenslotte naar de stand van zaken omtrent moties van Dekken/Dijkstra en de motie Timmermans/Pechtold ingediend om in Europees verband te komen tot een gedragscode voor sportkoepels en sportbonden.

In Europees verband heb ik inderdaad aandacht gevraagd voor dit onderwerp. Inmiddels is een EU expertgroep Goed Bestuur ingericht. Deze werkgroep zal eind 2012 een aantal aanbevelingen doen aan de lidstaten en de Europese Commissie. Deze aanbevelingen zullen uiterlijk eind 2012 in EU-verband worden besproken. Uiteraard zal ik de Kamer informeren over de uitkomsten van de EU inzet.

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen naar de Nederlandse de inzet bij de onderhandelingen voor het verdrag van de Raad van Europa. Nederland zal deelnemen aan de verdragsonderhandelingen met een positieve instelling. Het belangrijkste doel daarbij zal zijn om een zo hoog rendement te halen als het gaat om de reële bestrijding van het fenomeen. Hierbij zal Nederland inzetten op een goede en geïntensiveerde operationele samenwerking op dit gebied. De activiteiten van de EU en de Raad van Europa dienen goed op elkaar te worden afgestemd.

In antwoord op de vraag van de leden van het CDA, is de minister van Veiligheid en Justitie inderdaad geen jurisprudentie bekend op dit gebied. Dit betekent zijns inziens dat er nog geen aanleiding is geweest tot strafrechtelijk onderzoek. Zoals eerder aan de kamer is gemeld zijn politie en justitie alert op nieuwe signalen en zullen zij actief onderzoeken of deze signalen tot strafrechtelijke vervolging dienen te leiden.

De leden van de CDA-fractie vragen tevens welke deskundigheid justitie en het openbaar ministerie hebben op het gebied van matchfixing.

Justitie en het Openbaar Ministerie zijn deskundig op het gebied van fraude (functioneel parket) en georganiseerde criminaliteit (landelijke parket). Bij

eventuele matchfixing zaken zullen deze expertises van belang zijn.

Verder vragen de leden van de CDA-fractie welke andere activiteiten er op dit moment binnen de EU worden ondernomen om matchfixing aan te pakken.

Naar verluidt bereidt de Europese Commissie momenteel een Mededeling over online kansspelen voor, mede als follow up van het vorig jaar gepubliceerde Groenboek online kansspelen. Naar verwachting zal in deze Mededeling ook de integriteit van de sport aan de orde komen.

Voor een antwoord op de vraag over fysieke activiteiten bij ouderen verwijs ik de leden graag naar het antwoord op de gelijkluidende vragen van de VVD-fractie.

Vragen en opmerkingen van de D66-fractie

Voor een antwoord op de vragen omtrent mijn inzet op de Raad inzake actief ouder worden verwijs ik de leden graag naar het antwoord op de gelijkluidende vragen van de VVD-fractie.

De Privacyaspecten in de Anti Doping Code staan niet op de agenda. Er loopt momenteel een proces van herziening van de Code dat eind volgend jaar moet worden afgerond. De eerstvolgende consultatieronde sluit 10 oktober. Zowel de Raad van Europa als de EU hebben een conceptinbreng geformuleerd die voor die deadline definitief zal worden vastgesteld en bij WADA worden ingediend. In beide inbrengen wordt gepleit voor meer aandacht voor proportionaliteit en flexibiliteit, met name in relatie tot de privacy aspecten van de Code. Zo wordt er sterk op aangedrongen om de whereabouts-regeling zo veel mogelijk te beperken op de risicogroepen van sporten en sporters.

Nederland (zowel de Dopingautoriteit als de Rijksoverheid) hebben een substantiële bijdrage geleverd aan de in te dienen commentaren van de Raad van Europa en de EU.

De aanpak van matchfixing die ik voorsta is om een grondig onderzoek te doen naar matchfixing in Nederland. De studie naar matchfixing dient duidelijk te maken wat de aard en omvang is van dit probleem in Nederland, de risicofactoren en de adequaatheid van de huidige maatregelen. De uitkomsten van dit onderzoek zal duidelijk maken of aanvullende maatregelen nodig zijn. Verder heb ik een stakeholdersbijeenkomst georganiseerd waarvoor de Kansspelautoriteit, KNVB, NOC*NSF, de VVCS, OM, Politie en Europol, waren uitgenodigd. Deze groep zal als klankbord fungeren gedurende de onderzoeksperiode.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers


X Noot
1

«Match-fixing in sports, a mapping of criminal lawprovisions in EU27» (maart 2012)

X Noot
2

Kamerstukken II, 2010–2011, 30 234, nr. 45h

X Noot
3

Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500 V, nr. 80

X Noot
4

Kamerstukken II, 2011–2012, 33 296, nr. 2

X Noot
5

Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-27, nr. 14

X Noot
6

Kamerstukken II, 2010–2011, 30 234, nr. 37

X Noot
7

Kamerstukken II, 2010–2011, 32 793 nrs. 1 en 2

X Noot
8

Kamerstukken II, 2012, 33 296 nrs. 2 en 3

Naar boven