21 501-20 Europese Raad

Nr. 821 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2013

Hierbij bied ik u aan, mede namens de minister-president, de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 19 en 20 december 2013.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

GEANNOTEERDE AGENDA EUROPESE RAAD VAN 19–20 DECEMBER 2013

Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid

Tijdens de Europese Raad worden de defensieaspecten van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) besproken. De Europese Raad biedt een kans om op het hoogste niveau richting te geven aan de Europese samenwerking op het terrein van veiligheid en defensie. Verdieping van samenwerking op dit gebied is in de huidige omstandigheden, met krimpende defensiebudgetten en een snel veranderende omgeving, een noodzaak. De Europese landen zullen vooral in de eigen nabijheid meer verantwoordelijkheid moeten nemen voor de bescherming van hun veiligheid en belangen. De lidstaten staan voor de taak daar ook in EU-verband invulling aan te geven. Het kabinet onderstreept dat de EU met een geïntegreerde aanpak het volledige beschikbare instrumentarium ten volle moet benutten. De lidstaten zullen door intensievere samenwerking de benodigde (militaire) capaciteiten moeten versterken. Vanuit de optiek van het kabinet vormt samenwerking in kleinere (regionale) verbanden de drijvende kracht achter de verdieping van Europese defensiesamenwerking. De lidstaten moeten daarbij schaalvoordelen en synergiën in veiligheidsonderzoek beter benutten. De EU moet de inspanningen van de lidstaten ondersteunen en het kader bieden om de samenhang te bewaken. Om de juiste militaire capaciteiten te kunnen genereren is het belangrijk dat de EU beschikt over een sterke en competitieve Europese defensie-industrie. Hiervoor is het van belang dat bedrijven uit alle lidstaten gelijke kansen hebben op de markt, zowel grotere bedrijven als aan innovatieve toeleveranciers. Het kabinet zet in op eerlijke kansen voor toeleveranciers, in het bijzonder het innovatieve MKB, voor toegang tot internationale toeleveringsketens.

De Europese Raad zal conclusies aannemen in lijn met de drie clusters die de Europese Raad in december 2012 identificeerde: 1) Effectiviteit en zichtbaarheid van het GVDB, 2) Capaciteitsversterking en 3) Defensiemarkt en -industrie. Deze conclusies zullen in grote lijnen worden gebaseerd op de Raadsconclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van november jl. Een nadere uitwerking van de inzet van het kabinet is uw Kamer eerder toegegaan middels de Geannoteerde Agenda van de EU informele bijeenkomst van ministers van Defensie op 5 en 6 september 2013 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 102), de Geannoteerde Agenda Raad Buitenlandse Zaken met EU-ministers van Defensie op 18 november 2013 / EDA Bestuursraad 19 november 2013 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 104) en de Geannoteerde Agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 18 november 2013 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 130).

EMU-governance

Zoals afgesproken tijdens de ER van 24 en 25 oktober jl. zal de ER van december op basis van de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie en het Waarschuwingsmechanismeverslag de economische situatie in de Lidstaten en de eurozone als geheel analyseren. Op basis hiervan zal worden bezien op welke beleidsterreinen hervormingen in het bijzonder van belang zijn. Zoals ook vastgelegd in de kabinetsappreciatie van de Commissiepublicaties in het kader van het Europees Semester van 19 november jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 817) en de kabinetsappreciatie van Commissiemededelingen over versterkte economische beleidscoördinatie (Kamerstuk 21 501-20 nr. 780) vindt het kabinet dat verdere economische beleidscoördinatie zich moet concentreren op hervormingen die direct van invloed zijn op het functioneren van de EMU, zoals het stimuleren van economische groei en concurrentiekracht en een duurzame aanpak van werkloosheid.

Conform de afspraken van de ER van juni en van oktober jl. is besluitvorming voorzien over de belangrijkste aspecten van contractuele afspraken en mogelijke solidariteitsmechanismen. Het kabinet steunt het idee om Europese governance ten aanzien van structurele hervormingen te versterken en ziet contractuele afspraken over hervormingen als potentieel nuttig instrument hiervoor. De inzet van het kabinet ten aanzien van contracten inclusief de daarbij gehanteerde randvoorwaarden is uiteengezet in de brief van de ministers van Economische Zaken en Financiën van 22 april jl. met de kabinetsreactie op de commissiemededelingen over ex-ante coördinatie van hervormingen en een instrument voor convergentie en concurrentievermogen (Kamerstuk 21 501-20, nr. 780). Het gaat wat het kabinet betreft bij eventuele contracten om politiek bindende afspraken waarbij ownership voorop staat, en die alleen in onderlinge overeenstemming tot stand kunnen komen met volledige betrokkenheid van nationale parlementen. Het kabinet hecht voorts waarde aan vormgeving van contractuele afspraken binnen het communautair raamwerk. Een centrale rol voor de Europese Commissie is nodig om een sterke link te behouden met het Europees Semester en om inclusiviteit (Eurogroep vs. EU-28) te bevorderen. Het kabinet is van mening dat indien lidstaten op basis van de bestaande regels van het Stabiliteits- en Groeipact extra tijd krijgen om aan de begrotingsdoelstellingen te voldoen, hieraan extra voorwaarden moeten worden verbonden wat betreft versnelling van (additionele) structurele hervormingen.

Het kabinet ziet geen noodzaak financiële ondersteuning middels een eventueel solidariteitsmechanisme te koppelen aan overeengekomen contractuele afspraken. Het is immers in het (financieel) belang van lidstaten zelf om de noodzakelijke structurele hervormingen door te voeren. Het uitgangspunt van het kabinet is dat een eventueel solidariteitsmechanisme in ieder geval geen extra EU-afdrachten mag impliceren. Tevens mag een eventueel solidariteitsmechanisme niet gelden als een opstap naar aparte begrotingscapaciteit (schokabsorptiefonds) voor de eurozone.

De ER zal verder het besluit van de EPSCO-raad bekrachtigen over de ontwikkeling van een Employment and Social Scoreboard en over de verbreding van de economische lezing van de indicator «werkgelegenheid» in het scorebord van de MEOP, conform de mededeling van de Commissie over de sociale dimensie van de EMU van 2 oktober jl. Het kabinet ondersteunt de grotere aandacht voor de sociale dimensie van de EMU. Hoofdlijn daarbij is dat bestaande instrumenten beter worden ingezet binnen bestaande (juridische, financiële) kaders en dat het scorebord van de MEOP gefocust blijft op het identificeren van macro-economische onevenwichtigheden. De genoemde voorstellen voldoen hieraan.

Bankenunie

De ER zal opnieuw stilstaan bij de werkzaamheden aan een geïntegreerd financieel kader (bankenunie). In oktober jl. riep de ER de Raad en het EP op om voor het einde van dit jaar overeenstemming te bereiken over de richtlijn voor herstel en afwikkeling van banken (BRRD) en de herziening van de richtlijn depositogarantiestelsel (DGSD). Tevens onderstreepte de ER het belang van een tijdig akkoord over het voorstel voor een Europees Resolutiemechanisme (SRM). Over de voortgang in deze onderhandelingen wordt verslag gedaan in de brief van de minister van Financiën over de uitkomst van de Ecofin-Raad van 10 december jl. De onderhandelingen zullen worden voortgezet tijdens een extra Ecofin-Raad op 18 december a.s., met als doel te komen tot een politiek akkoord. Het kabinet verwacht daarom geen inhoudelijke discussie over deze onderwerpen tijdens de Europese Raad.

Zoals bekend is het kabinet voorstander van een volledige Europese bankenunie, maar stelt het wel voorwaarden aan de uitwerking van de individuele onderdelen en hun onderlinge samenhang. Het kabinet zet in op een slagvaardige inrichting van het SRM, met als uitgangspunt dat private crediteuren primair de kosten van resolutie dragen (bail-in). Voor de algemene inzet van het kabinet wordt verwezen naar de kabinetsreactie op het Commissievoorstel (Kamerstuk 33 732, nr. 2), de beantwoording van Kamervragen naar aanleiding van de kabinetsreactie (Kamerstuk 21 501-07, nr. 946) en de reactie van de minister van de Financiën op de motie Harbers c.s. (brief d.d. 10 december jl.).

Economisch en sociaal beleid

De Europese Raad zal de stand opmaken van de inspanningen om groei, werkgelegenheid en het Europees concurrentievermogen te bevorderen. Onderdeel van deze inspanningen is de totstandkoming van een gezamenlijk instrument van de Europese Commissie en EIB om kredietverlening aan het MKB te bevorderen. Nederland heeft tijdens de ER van juni en oktober jl. de oprichting van dit instrument gesteund. Het kabinet onderzoekt momenteel met de regio’s wat de toegevoegde waarde van dit instrument voor het Nederlandse MKB kan zijn. Voorts zal de Europese Raad de stand van zaken opmaken betreffende de voorstellen uit de Single Market Act I en II. Het kabinet verwelkomt het feit dat een ruime meerderheid van de voorstellen uit deze wetgevingspakketen in korte tijd is afgerond en acht het van belang dat de meeste resterende voorstellen in 2014 met prioriteit worden behandeld. De Europese Raad zal ten slotte kennis nemen van de voortgang in de bestrijding van de jeugdwerkloosheid in de lidstaten.

Belastingen

De ER zal kennisnemen van de beraadslagingen van de Ecofin-Raad over recente ontwikkelingen op het gebied van belastingen. Naar verwachting zal de ER de instelling door de Commissie verwelkomen van een expertgroep op hoog niveau die zich zal bezighouden met belastingen in relatie tot de digitale economie. De ER zal oproepen voortgang te maken met de mondiale en EU-aanpak van belastingfraude en belastingontwijking, witwassen van geld en country-by-country-reporting. Voorts worden de Administratieve Samenwerkingsrichtlijn en de Spaartegoedenrichtlijn geagendeerd, met als doel een akkoord te bereiken over wijziging van de Spaartegoedenrichtlijn.

Overige onderwerpen

Uitbreiding

De Europese Raad zal mogelijk besluiten over verdere stappen in het uitbreidingsproces voor Servië, Macedonië en Albanië, op basis van de conclusies over het Uitbreidingspakket die door de Raad Algemene Zaken op 17 december a.s. worden aangenomen. De Europese Raad zal eveneens het onderhandelingsraamwerk Servië bekrachtigen dat eerder door de Raad Algemene Zaken zal worden aangenomen.

Uw Kamer is per brief d.d. 1 november jl. geïnformeerd over de kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket 2013 (kamerstuk 23 987, nr. 133). Op 11 december jl. is deze appreciatie besproken met de Vaste Kamercommissie Europese Zaken tijdens een Algemeen Overleg.

Migratie in het Middellandse Zeegebied

De ER zal kennisnemen van de operationele besluitvorming in de JBZ-Raad van 5 en 6 december jl. over de door de Taskforce for the Mediterranean voorgestelde maatregelen ter voorkoming van humanitaire tragedies in het kader van migratiestromen in het Middellandse Zeegebied. De voorstellen betreffen de volgende prioritaire acties: samenwerking met derde landen; regionale bescherming; hervestiging van personen die bescherming behoeven; bestrijding van mensensmokkel, mensenhandel en georganiseerde misdaad; versterkte grensbewaking, alsmede ondersteuning van en solidariteit met lidstaten die verhoogde migratiedruk ervaren. In juni 2014 zal de ER zich in het kader van een discussie over nieuwe strategische richtsnoeren voor wetgevende en operationele planning in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht opnieuw over het asiel- en migratiebeleid buigen. Een schrijven van de minister van Veiligheid en Justitie over de Taskforce is uw Kamer recentelijk toegegaan.

Energie

De ER zal tevens kennisnemen van een rapport van de Raad over de interne energiemarkt. Het rapport schetst drie prioriteiten: harmonisatie door de implementatie van het derde interne energiemarkt pakket, ontwikkeling van energie-infrastructuur en de naleving van EU regelgeving inzake marktintegratie en energie-efficiëntie. Het vervolmaken van de interne energiemarkt is een belangrijk middel om het concurrentievermogen van de EU verder te verbeteren en hoge energieprijzen te bestrijden. Tijdens de ER van februari 2014 zal worden gesproken over industriebeleid, concurrentievermogen en energieprijzen.

Extern beleid

In het kader van de buitenlandspolitieke actualiteit zal de ER kort stilstaan bij de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek en in Oekraïne.

Naar boven