21 501-08 Milieuraad

Nr. 583 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2015

Hierbij vindt u, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, een Kamerbrief over het vermeende verband tussen TTIP en het vaststellen van criteria om hormoonverstorende stoffen te kunnen identificeren en de wijze waarop de Europese Commissie daarop heeft gereageerd, zoals toegezegd bij het mondelinge vragenuurtje op 9 juni jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 93, item 6) In deze brief ga ik tevens in op de Motie Ouwehand (Kamerstuk 21 501-08, nr. 571), die is ingediend bij het Voortgezet Schriftelijk Overleg van 10 juni jl., waarin het kabinet nogmaals wordt gevraagd naar een conceptrapport, dat door het Directoraat-Generaal Milieu van de Europese Commissie in 2013 zou zijn opgesteld (Handelingen II 2014/15, nr. 94, item 3).

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Aanleiding

De Europese wetgeving voor biociden1 en gewasbeschermingsmiddelen2 bepaalt dat de Europese Commissie uiterlijk eind 2013 een voorstel doet voor criteria voor hormoonverstorende stoffen, die kunnen voorkomen in biociden en gewasbeschermingsmiddelen. In juni 2014 heeft de Europese Commissie aangekondigd dat er eerst een impactassessment gedaan moet worden, dat in 2016 afgerond wordt. De reden voor uitstel die de Europese Commissie heeft gegeven is dat de gevolgen van het vaststellen van deze criteria verstrekkend kunnen zijn, zodat het besluit derhalve zorgvuldig overwogen kan worden.

In een artikel van het online magazine Oneworld van 6 juni jl. wordt gesteld dat het uitstel van vaststelling van criteria het gevolg is van druk van Amerikaanse bedrijven op de Europese Commissie mede in het kader van TTIP. Daarmee zou een verbod op bepaalde gewasbeschermingsmiddelen voorkomen zijn. De conclusie van Oneworld is gebaseerd op de documenten die door de maatschappelijke organisatie Pesticides Action Network zijn opgevraagd bij de Europese Commissie met gebruik van een access-to-documents verzoek.

De documenten die Pesticides Action Network op heeft gevraagd, wijzen op de interne discussies tussen verschillende Directoraten-generaal (SANCO (inmiddels SANTE), ENV, AGRI, ENTR (inmiddels GROW) en TRADE) binnen de Europese Commissie over de op te stellen criteria. Die discussies gaan onder meer over de wetenschappelijke basis en de socio-economische impact van criteria. Daarnaast tonen de documenten aan dat het bedrijfsleven actief heeft gelobbyd om hun belangen kenbaar te maken. Op basis daarvan trekt Pesticides Action Network de conclusie dat de interne discussie bij de Europese Commissie gevoed is door de lobby van het bedrijfsleven en de onderhandelingen over TTIP.

In deze specifieke casus heeft de besluitvorming over de criteria voor hormoonverstorende stoffen en de interne discussie binnen de Europese Commissie grotendeels plaatsgevonden in de periode voor de start van de onderhandelingen over TTIP. Zo geven de documenten aan dat op 2 juli 2013 al intern het besluit was genomen over het uitvoeren van een impactassessment, nog voordat de eerste onderhandelingsronde over TTIP plaatsvond.

Appreciatie kabinet

Het staat open voor alle belanghebbenden om hun stem te laten horen. Het is vervolgens aan de Europese Commissie, de lidstaten en het Europees parlement om op basis van deze input besluiten te nemen. De Commissie heeft ook maatschappelijke organisaties en experts geconsulteerd over deze besluitvorming. Ook lidstaten hebben hun wensen kenbaar kunnen maken aan de Europese Commissie. Zo is in een publieke consultatie het kabinetsstandpunt over de op te stellen criteria ingestuurd (Kamerstuk 22 112, nr. 1936). Nederland, Oostenrijk, België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Zweden en Noorwegen maken zich zorgen over de te trage uitvoering van belangrijke onderdelen van de verordening voor de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen, Registration, Evaluation and Authorization of CHemicals (REACH)3, waaronder de aanpak van hormoonverstorende stoffen, en hebben zich verenigd in het REACH-UP initiatief (zie Kamerstuk 21 501-08 nr. 537).

Dat er over gewasbeschermingsmiddelen in TTIP wordt gesproken of dat het bedrijfsleven bepaalde belangen inbrengt, betekent niet dat de EU zich beperkt in haar beleidsruimte. Samenwerking op gebied van gewasbeschermingsmiddelen is onderwerp van de TTIP-onderhandelingen. Er wordt ook binnen de OESO en de VN overleg gevoerd over internationale standaarden voor onder meer gewasbeschermingsmiddelen, waaronder maximumresidugehalten (MRL's). Dat is de reden dat de EU niet inzet op een apart hoofdstuk over gewasbeschermingsmiddelen. Wel willen de partijen kijken naar het delen van informatie, het uitvoeren van zogenaamde «pre-export checks» en verdere samenwerking op multilateraal niveau. De Europese Commissie heeft hier ook een factsheet over gepubliceerd.4 Daarin wordt ook bevestigd dat TTIP geen beperkingen oplegt aan de EU voor het stellen van criteria voor hormoonverstorende stoffen. Een gewasbeschermingsmiddel mag in de EU niet worden gebruikt als dit schadelijke effecten heeft op mens of dier. Dit wordt getoetst conform het geharmoniseerde, wettelijk vastgelegde toetsingskader. Wetenschappelijke discussies over nieuwe gevaren voor mens of dier worden daarom nauwlettend gevolgd. Belangrijk daarbij is dat de EU zelf gaat over hoe we de gezondheid van burgers waarborgen en de democratische procedures die daaraan vooraf gaan. Daar zal TTIP niets aan veranderen.

Motie Ouwehand

Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer over de Milieuraad van 4 maart 2015 is reeds toegezegd navraag te doen naar het vermeende rapport over hormoonverstorende stoffen waarnaar in een artikel van The Guardian wordt verwezen (Kamerstuk 21 501-08, nr. 558). In de eerder genoemde Kamerbrief van 20 mei jl. over de positie van het kabinet over deze criteria, beschrijft het kabinet ook de reactie van de Europese Commissie, die erop neer komt dat er geen rapport over dit onderwerp is vastgesteld in de verplichte interdienstelijke consultatie. Bij die brief is wel het laatste concept van een Gemeenschappelijke strategie voor hormoonverstorende stoffen gesloten dat mogelijk de bron voor het krantenartikel is geweest. Ambtelijk is nogmaals navraag gedaan bij de Europese Commissie, die in antwoord daarop nog een aantal rapporten5 onder de aandacht heeft gebracht over hormoonverstorende stoffen die relevant zijn voor het artikel in The Guardian. Hiermee vertrouwt het kabinet invulling te hebben gegeven aan deze motie.

Naar boven