21 501-08 Milieuraad

Nr. 441 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 oktober 2012

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda voor de Informele Bijeenkomst van ministers verantwoordelijk voor cohesiebeleid aan. De bijeenkomst vindt plaats op 6 november te Nicosia en wordt georganiseerd door het Cypriotisch voorzitterschap. Op de agenda staat één onderwerp, te weten «Effectiveness and Governance of Cohesion Policy». Naar verwachting zal het hierbij met name gaan om een gedachtewisseling over hoe het nieuwe cohesiebeleid in de praktijk zal worden gebracht en, in mindere mate, om het resultaat van de onderhandelingen van het afgelopen jaar. Er vindt tijdens de informele bijeenkomst op Cyprus geen besluitvorming plaats.

Uitgangspunt is dat de onderhandelingen in de Raad in een vergevorderd stadium zijn en dat het er nu op aan komt om het cohesiebeleid in de praktijk te brengen. Deze brief informeert u daarbij over de structuurfondsen in de huidige periode, de veranderingen voor de nieuwe periode en het onderhandelingsresultaat.

Deze brief gaat niet in op de budgettaire aspecten van Cohesiebeleid 2014–2020. Deze maken onderdeel uit van de lopende onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020. Zoals bekend is het kabinetsstandpunt dat cohesiebeleid idealiter beperkt zou moeten blijven tot de minst welvarende regio’s in de minst welvarende lidstaten en grensoverschrijdende samenwerking (Kamerstuk 21 501-20, nr. 553). U wordt over de budgettaire aspecten rondom het Cohesiebeleid apart geïnformeerd door de Staatssecretaris van Europese Zaken in het kader van de lopende MFK-onderhandelingen.

Structuurfondsen in de huidige periode

De Europese Structuurfondsen versterken de economische concurrentiekracht, werkgelegenheid en cohesie binnen Europa. Voor Nederland zijn twee fondsen relevant. Ten eerste het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), hiervoor is de Staatssecretaris van EL&I verantwoordelijk. Ten tweede het Europees Sociaal Fonds (ESF), waarvoor de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verantwoordelijk is. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft u geïnformeerd over de voortgang van het huidige ESF programma en de voorbereiding voor de volgende periode (Kamerstuk 26 642, nr. 120). Daarom ligt het accent in deze brief op het EFRO.

In de huidige periode (2007–2013) is er op de Europese begroting voor Nederland € 830 mln. gereserveerd voor de nationale landsdelige programma’s. De beschikbare middelen zijn op dit moment bijna geheel gecommitteerd. Het grootste deel van de beschikbare middelen wordt besteed aan innovatie, ondernemerschap en kennisontwikkeling. Het merendeel van de projecten sluit aan op de topsectoren en het bedrijfslevenbeleid.

De resultaten van de programma’s zijn veelbelovend. Tot nu toe is de innovatie van ruim 13 000 bedrijven gestimuleerd en maken ruim 3 000 startende bedrijven gebruik van structuurfondsen. De publieke cofinanciering bedraagt ruim € 950 mln. Bedrijfsleven en kennisinstellingen nemen actief deel aan de programma’s, de private cofinanciering was vooraf ingeschat op circa € 174 mln. en bleek drie keer zoveel: circa € 595 mln. De investeringen hebben naar schatting geresulteerd in de creatie van ruim 25 000 arbeidsplaatsen in Nederland. Variërend per landsdeel gaat 50 tot 100% van de innovatiemiddelen specifiek naar de Topsectoren. Voorbeelden van projecten zijn de ontwikkeling van intelligente sensoren in Groningen voor dijken van de toekomst (IJkdijk), duurzame energieopwekking in Zeeuwse wateren (Getijdenenergie Oosterscheldekering), ondersteunen MKB bij toepassen en vermarkten van micro- en nanotechnologie in Oost-Nederland (Innovation 2 Industrialisation) en toegang van bedrijven en onderzoekers tot een nano-elektronenmicroscoop met koeling tot het absolute nulpunt in Leiden (NeCEN Open Access).

Verder is in deze periode € 472 mln. voor Nederland gereserveerd voor Europese Territoriale Samenwerking (ETS) met € 450 mln. aan cofinanciering. Er zijn grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s met Duitsland, Vlaanderen, Wallonië, de Engelse kust («Interreg A») en grotere samenwerkingsverbanden met de Noordzee Regio en Noordwest Europa («Interreg B») en zelfs door heel Europa («Interreg C»). Enkele voorbeelden van projecten zijn het nieuwe Vlaams-Nederlandse onderzoeks- en opleidingscentrum voor Biotechnologie (Bio Base Europe), de opbouw van een Duits-Nederlands competentiecluster voor functionele oppervlaktetechnologie voor het MKB met een duidelijke link met Topsector HTSM (Functional Surfaces) en het internationale demonstratieproject voor een duurzaam station met zonnecellen op het dak van Utrecht Centraal (SusStation).

Inhoudelijke inzet

De Commissie zet erop in dat het Cohesiebeleid in de toekomst sterker en strategischer bijdraagt aan de uitvoering van de Europa2020 strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. De Commissie heeft daartoe een keuzemenu van elf thematische doelen en een aantal verplichte percentages voorgesteld. Zo moeten de EFRO-middelen voor minimaal 80% worden ingezet op één of meerdere van de volgende doelen: innovatie, midden- en kleinbedrijf en «low carbon» (in de praktijk met name duurzame energie en energie-efficiency).

Minimaal 20% moet worden ingezet op het laatste thema. Hieronder vallen specifiek hernieuwbare energie, energie-efficiëntie, onderzoek en innovatie voor deze doelen, het bevorderen van duurzame stedelijke mobiliteit.

Eerder was de Raad Algemene Zaken al akkoord gegaan met het voorstel om 20% van de ESF middelen te besteden aan sociale inclusie, waaronder het tegengaan van armoede en re-integratie van langdurig werklozen. Verder moet minimaal 5% van EFRO besteed worden aan integrale stedelijke ontwikkeling.

De Europese Commissie komt naar verwachting in november met het «position paper» voor Nederland. De Commissie beschrijft hierin haar visie op de inzet van de fondsen EFRO, ESF, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkelingen en Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Het uitgangspunt van deze visie is de bijdrage van deze fondsen aan de nationale doelen in het kader van de Europa2020-strategie. De Raad Algemene Zaken heeft op 16 oktober jl. ingestemd met de verplichting dat bij de keuzes voor de inzet van structuurfondsen ook rekening moet worden gehouden met de relevante landenspecifieke aanbevelingen die horen bij de Europa2020-strategie en het Nationaal Hervormingsprogramma.

Momenteel brengen Rijk, provincies, steden, bedrijven, kennisinstellingen en andere stakeholders gezamenlijk in kaart hoe EFRO in de toekomst wordt ingezet in Nederland conform de eisen uit de nieuwe verordeningen en in aansluiting op het relevante nationale en regionale beleid. Nederland wil de structuurfondsen inzetten voor de bijdrage van de regio’s aan de topsectoren, ten behoeve van het versterken van de regionale en nationale concurrentiekracht. Daarbij zijn de slimme specialisatie strategieën en grensoverschrijdende samenwerking een kansrijk instrument voor het maken van keuzes en de focus op economische sterktes en kansrijke sectoren. Bij de invulling van deze keuzes is vraagsturing van groot belang.

Voortgang

Procesvoortgang

Tijdens het Algemeen Overleg op 16 november 2011 heb ik toegezegd uw kamer regelmatig te informeren over de onderhandelingen. Zoals afgesproken heeft u van elke Raad de Geannoteerde agenda en het verslag ontvangen. Het gaat hier om de Informele Raad in Poznan1 van november 2011 en vergaderingen van de Raad Algemene Zaken op 16 december 20112, 24 april 20123, 26 juni 2012 4 en

16 oktober 2012 5. Met deze brieven bent u, zoals toegezegd, tevens geïnformeerd over substantiële wijzigingen inzake de Nederlandse inzet en substantiële wijzigingen inzake de voorstellen. Ook heb ik u op 17 april 2012 geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen, de door Nederland bereikte resultaten in de onderhandelingen en de wijzigingen in de Nederlandse inzet.6

De onderhandelingen in de Raad zijn in een vergevorderd stadium. De Raad Algemene Zaken heeft op vrijwel alle onderdelen7 een gedeeltelijke algemene oriëntatie («partial general approach») bereikt. Voor alle onderdelen geldt het principe «nothing is agreed until everything is agreed». Zo zal de Raadspositie nog kunnen veranderen als de onderhandelingen over het MFK hiertoe aanleiding geven. Pas na een akkoord over het MFK kunnen de onderhandelingen over de verordeningen over het cohesiebeleid worden afgerond.

U vroeg mij in het Algemeen Overleg op 16 november 2011 om de concept-gemeenschappelijke standpunten van de Raad toe te sturen aan uw Kamer. Deze toezegging kan ik pas later gestand doen, omdat het gemeenschappelijk standpunt in een latere fase wordt geschreven. Wel beschikbaar zijn de teksten van de gedeeltelijke algemene oriëntatie waar in de RAZ een akkoord over is gesloten.

Het concept-gemeenschappelijk standpunt wordt pas overeengekomen na afloop van de «informele triloog» tussen Commissie, Raad en Europees Parlement. Het doel van deze triloog is om te onderzoeken of de drie instanties het eens kunnen worden over een gezamenlijke tekst, die dan in eerste lezing aan Raad en EP kan worden voorgelegd. Het zou veel tijd schelen als er geen tweede lezing nodig is.

Uw kamer heeft mij ook gevraagd om een reactie op de aangenomen standpunten van het Europees Parlement (EP) in eerste lezing. Deze komen pas tot stand na afloop van de «informele triloog». De concrete amendementen, zoals voorgesteld door het EP, zijn beschikbaar op de website van het Europees Parlement.8 De Nederlandse Europarlementariër Lambert van Nistelrooij (CDA) speelt, als rapporteur voor de algemene verordening, een prominente rol in de triloog.

Appreciatie van de resultaten

Zoals bekend zijn de drie inhoudelijke hoofdpunten van de Nederlandse inzet bij deze onderhandelingen9:

  • 1. Het Cohesiebeleid leidt tot goede projecten die bijdragen aan economische groei en werkgelegenheid. Focus op een beperkt aantal doelen en concrete resultaten.

  • 2. Goede verantwoording van de besteding van de fondsen en het borgen van de rechtmatigheid (minimaliseren van fraude en fouten).

  • 3. Het terugdringen van administratieve lasten voor bedrijven en uitvoeringskosten voor overheden.

Ik kan u melden dat het resultaat van de onderhandelingen tot nu toe grotendeels overeenkomt met de Nederlandse inzet. Dit geldt met name voor het eerste en tweede hoofdpunt.

Met betrekking tot het eerste hoofdpunt is met steun van Nederland en andere lidstaten bereikt dat de structuurfondsen volledig worden ingezet voor de doelen van Europa2020. Elk programma moet vooraf duidelijk aangeven welke concrete resultaten beoogd worden voor deze doelen en hoe fondsen hiervoor worden ingezet. Wanneer resultaten uitblijven en Europees belastinggeld niet goed wordt besteed, zal de Europese Commissie betalingen opschorten of terugvorderen. Ook heeft Nederland in de onderhandelingen over Europese Territoriale Samenwerking («interreg») bereikt dat de regio’s die niet aangrenzend zijn, maar wel behoren tot een coherent grensoverschrijdend gebied, betrokken kunnen worden bij ETC-programma’s. Een voorbeeld hiervan is het toevoegen van Oldenburg aan het Duitsland-Nederland programma, wat veel kennis en innovatiemogelijkheden toevoegt aan het programma.

Met betrekking tot de goede verantwoording is Nederland tevreden over het raadscompromis over management en controle. Daarin worden de taken en verantwoordelijkheden van de diverse betrokken partijen duidelijk omschreven. De hierin opgenomen verbetering in de verantwoordingsketen is eveneens een belangrijk punt voor Nederland.

Nederland maakt zich sterk voor nadruk op resultaten van projecten in plaats van op bureaucratie. Ik heb me er voor ingezet om de bureaucratie te verminderen en onnodige eisen tegen te gaan, bijvoorbeeld door meer proportionele inzet met betrekking tot interne beheersing en controle. Op Nederlands initiatief is een aantal rapportageverplichtingen vervallen of verlicht. Desondanks moet ik constateren dat het niet gelukt is om de gewenste substantiële verlaging van administratieve lasten en uitvoeringskosten te bereiken, ook omdat Nederland verantwoorde besteding van groot belang acht. Tijdens de onderhandelingen over gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen zal Nederland zich blijven inzetten voor de verlaging van administratieve lasten en uitvoeringskosten. Dit is ook een belangrijk aandachtspunt bij de implementatie in Nederland.

Vooruitblik

Er zijn nog twee onderwerpen waarover de Raad Algemene Zaken niet besloten heeft. Deze zullen eind dit jaar op de agenda staan. Het eerste onderwerp is het Gemeenschappelijk Strategisch Kader (GSK). In het GSK doet de Commissie aanbevelingen hoe de vier fondsen kunnen bijdragen aan de doelen van de Europa 2020 strategie en doet de Commissie aanbevelingen voor synergie.10 Nederland is voorstander van dit kader mits het leidt tot een meer efficiënte en effectieve structuur en niet leidt tot onnodige hogere administratieve lasten.11 Het tweede onderwerp betreft de gevolgen van het Financieel Reglement voor financieel management. Nederland hecht aan goede verantwoording van en transparantie over de besteding van alle EU fondsen, met degelijk financieel beheer door nationale uitvoeringsinstanties.12

De Informele Bijeenkomst van ministers op 6 november 2012 staat in het teken van de implementatie van het cohesiebeleid in de diverse lidstaten. Deze bijeenkomst is gericht op kennisuitwisseling, er worden geen besluiten voorbereid. Uitgangspunt voor Nederland is inzet op de drie eerdergenoemde hoofdpunten. Nederland zal daarbij best practices inbrengen en de goede samenwerking met stakeholders toelichten.

Tot slot wordt in MFK-verband nog onderhandeld over enkele inhoudelijke onderwerpen die ook het Cohesiebeleid raken, zoals macro-economische conditionaliteiten. Dit houdt in dat fondsen kunnen worden opgeschort als een lidstaat zich niet houdt aan de vereisten van het Stabiliteits- en groeipact, de macro-economische onevenwichtighedenprocedure of de financiële steun uit het EFSF, EFSM en ESM. Het kabinet is sterk voorstander van deze voorstellen en pleit ervoor dat deze condities zo automatisch mogelijk door de Commissie worden toegepast.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker


X Noot
1

Geannoteerde Agenda Informele Raad Cohesiebeleid d.d.25 november 2011 21 501-08 nr. 393

Geannoteerde Agenda RAZ d.d. 16 december 2011 – 21 501-08 nr. 394

X Noot
2

Verslag Informele Raad Cohesiebeleid d.d. 25 november 2011 21 501-08 nr. 395

Verslag Raad Algemene Zaken d.d. 16 december 2011 – 21 501-08 nr. 399

X Noot
3

Geannoteerde Agenda RAZ d.d. 24 april 2012 – 21501-02 nr. 1145

Verslag Raad Algemene Zaken d.d. 24 april 2012 – Kamerstuk 21 501-02, nr. 1149)

Onderwerpen waarop een akkoord werd bereikt: strategisch programmeren, ex ante conditionaliteiten, management en controle, monitoring en evaluatie; subsidabiliteitsregels, majeure projecten. Teksten te vinden via http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/12/st08/st08925.en12.pdf.

X Noot
4

Geannoteerde Agenda RAZ d.d. 26 juni 2012 – Kamerstuk 21 501-02 nr. 1161,

Verslag Raad Algemene Zaken d.d. 26 juni 2012 – Kamerstuk 21 501-02, nr. 1163 

Onderwerpen waarop een akkoord werd bereikt: thematische concentratie, prestatie raamwerk, financiële instrumenten, opbrengstgenererende projecten en publiekprivate samenwerking. Teksten te vinden via http://consilium.europa.eu/ueDocs/cms_Data/docs/pressData/EN/genaff/131236.pdf.

X Noot
5

Geannoteerde Agenda RAZ d.d. 16 oktober 2012 – kamerstuk 21 501-02 nr. 1184 

Verslag Raad Algemene Zaken d.d. 16 oktober 2012 – Kamerstuk 21 501–02, nr. XXX)

Onderwerpen waarop een akkoord werd bereikt: Europese Territoriale Samenwerking, Territoriale Ontwikkeling, Landenspecifieke Aanbevelingen, Indicatoren, Management en Controle, Financieel Raamwerk (niet in MFK), Informatie, Communicatie en Technische Bijstand. Teksten te vinden via http://consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/EN/genaff/132908.pdf.

X Noot
6

Voortgang Europese onderhandelingen Cohesiebeleid 2014–2020 – Kamerstuk 21 501-08, nr 423

X Noot
7

Er zijn zeventien onderdelen afgerond en er staan nog twee onderdelen over. Ten eerste de regels voor financieel management en ten tweede de inhoud van het Gemeenschappelijk Strategisch Kader. Zie onder «vooruitblik onderhandelingen».

X Noot
8

De onderhandelingsmandaten voor alle onderdelen van Regionaal Beleid zijn terug te vinden via http://www.europarl.europa.eu/committees/nl/regi/home.html . Het onderhandelingsmandaat voor de ESF verordening is te vinden op http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=REPORT&reference=A7-2012-0250&format=XML&language=NL.

X Noot
9

BNC fiche Verordeningen Cohesiebeleid programmaperioode 2014–2020: 22 112 nr. 1246 

X Noot
10

Kamerbrief april PM. De vier fondsen die onder het GSK vallen zijn EFRO, ESF, ELFPO (Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling) en EFMZV (Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij).

X Noot
11

NLs positie niet gewijzigd tov BNC fiche. PM verwijzing,.

X Noot
12

zie Kamerbrieven 32 437 nrs 8 t/m 14 over de onderhandelingen Financieel Reglement

Naar boven